Brief regering : Verslag Raad voor Concurrentievermogen van 28 en 29 september 2021
21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen
Nr. 541 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 november 2021
Hierbij bied ik u, mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW),
het verslag aan van de Raad voor Concurrentievermogen (RvC) van 28 en 29 september
2021. De Raad bestond uit een onderdeel interne markt en industrie en een onderdeel
onderzoek.
De Raad sprak op 28 september over onderzoek. De Raad nam conclusies aan over de mondiale
benadering van onderzoek en innovatie en debatteerde over het bestuur en de implementatie
van de vernieuwde Europese Onderzoeksruimte (ERA).
De Raad sprak op 29 september over de interne markt en industrie. De Raad debatteerde
in de ochtend over het Fit-for-55-pakket en versnelling van de groene transitie vanuit
een perspectief van de industrie. In de middag debatteerde de Raad over hoe toekomstig
beleid de interne markt kan versterken en het concurrentievermogen van de EU kan verbeteren.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, S.A. Blok
Verslag Raad voor Concurrentievermogen op 28 en 29 september 2021
De Raad voor Concurrentievermogen (RvC) stond op 28 september in het teken van het
onderdeel onderzoek en op 29 september van het onderdeel interne markt en industrie.
Op 28 september heeft de Raad ingestemd met de Raadspositie over een Richtlijn publieke
country-by-country-reporting.1
Onderzoek
Raadsconclusies over de mondiale benadering van onderzoek en innovatie
Aanname
De Raad stemde in met de Raadsconclusies over de mondiale benadering van onderzoek
en innovatie (O&I). Nederland heeft de Raadsconclusies gesteund en benadrukte in zijn
interventie dat openheid een essentieel onderdeel is van internationale samenwerking,
waarbij gestreefd dient te worden naar een gelijk speelveld. Onder de lidstaten was
er brede consensus over het belang van de Raadsconclusies. De lidstaten gaven aan
dat internationale samenwerking in O&I belangrijk is om nieuwe excellente kennis te
ontwikkelen, om het Europese concurrentievermogen te versterken en om maatschappelijke
vraagstukken op te lossen. Hierbij werden wederkerigheid, samenwerking op basis van
gedeelde waarden en een goede balans tussen openheid en het bewaken van de EU-belangen,
kennis, waarden en weerbaarheid aangeduid als belangrijke onderdelen die terugkomen
in de Raadconclusies. Daarbij onderstreepten verschillende lidstaten net als Nederland
het belang van het devies: zo open als mogelijk, zo gesloten als nodig. Verder werd
de stimulans voor gendergelijkheid door verschillende lidstaten uitgelicht als een
belangrijk onderdeel van de Raadsconclusies. Tot slot werd het belang onderstreept
van voortzetting van samenwerking met historische vertrouwde partners uit derde landen,
zoals het Verenigd Koningrijk en Zwitserland.
Bestuur en implementatie van de Europese Onderzoeksruimte
Beleidsdebat
De Raad debatteerde over het bestuur en implementatie van de vernieuwde Europese Onderzoeksruimte
(ERA). De lidstaten werd onder andere gevraagd hoe het politiek eigenaarschap van
de ERA versterkt kan worden en hoe stakeholders en derde landen betrokken moeten worden
bij het toekomstige bestuur van de ERA.
Eurocommissaris Gabriel benadrukte dat de ERA belangrijk is om de digitale en groene
transities te bewerkstelligen en om het Europese concurrentievermogen te versterken.
Daarbij is het essentieel te komen tot een herijkt bestuur passend bij de vernieuwde
ERA. Ook gaf zij aan dat verschillende ERA gremia elk een eigen verantwoordelijkheid
kennen en dat de Raad daarbij het besluitvormende orgaan blijft. Volgens Eurocommissaris
Gabriel kan een periodieke informele ministeriele conferentie behulpzaam zijn als
onderdeel van het bestuur. De Eurocommissaris herhaalde dat het implementeren van
de vernieuwde ERA vraagt om voldoende investeringen in O&I. Het betrekken van de stakeholders
bij het bestuur van de ERA ziet de Eurocommissaris als essentieel, zowel op Europees
als nationaal niveau. Ook gaf ze aan het belangrijk te vinden derde landen te betrekken
bij de implementatie van de ERA.
De lidstaten onderstreepten het belang van politieke commitering voor de ERA. Benadrukt
werd dat rollen en verantwoordelijkheden van de verschillende ERA gremia duidelijk
afgebakend moeten worden in het herijkte bestuur. Hierbij moet de vorm de functie
volgen. Aanvullend gaven veel lidstaten aan dat in het geheel de administratieve lasten
(van bestuur, implementatie, monitoring en evaluatie) beperkt moeten worden en dat
er gestreefd moet worden naar gestroomlijnd, efficiënt en effectief bestuur. De lidstaten
beaamden verder het belang van het (tijdig) betrekken van relevante stakeholders (onder
andere burgers, bedrijven en instellingen voor hoger onderwijs en onderzoek). Ze gaven
daarbij wel aan dat tijdige betrokkenheid van stakeholders belangrijk is, maar dat
beslissingsbevoegdheid hier niet bij past. Veel lidstaten gaven aan dat zij op nationaal
niveau, en op een bij hun nationale context passende wijze, al in gesprek zijn met
hun stakeholders en dat hier goede synergie gevonden kan worden met de ERA. Aangaande
het betrekken van derde landen bij het bestuur van de ERA waren de lidstaten van mening
dat dit belangrijk is, zeker daar waar het historische of vertrouwde partners met
gedeelde waarden betreft. Enkele lidstaten spraken hun voorkeur uit voor het beperken
van de samenwerking op het bestuur van de ERA tot met Horizon Europe geassocieerde
landen. Andere lidstaten vroegen juist aandacht voor het niet op voorbaat uitsluiten
van landen en om vooral per geval te bezien op welke wijze betrokkenheid van een derde
land goed vorm kan krijgen.
Nederland heeft ingebracht dat politiek draagvlak voor de vernieuwde ERA belangrijk
is en dat ministeriële conferenties hier een rol kunnen spelen, maar dat vooral gebruik
gemaakt moet worden van bestaande structuren. Het betrekken van stakeholders is belangrijk
en Nederland heeft daar een lange traditie in. Nederland heeft onderstreept dat samenwerking
met derde landen in de ERA belangrijk is en dat per geval bekeken moet worden hoe
samenwerking logisch kan worden vormgegeven.
Diversenpunt Associatie van derde landen met Horizon Europe
Toelichting
Eurocommissaris Gabriel gaf een toelichting op de stand van zaken van de associatie
van derde landen met Horizon Europe. In categorie a (Europese Economische Ruimte)
is de associatie van IJsland en Noorwegen inmiddels afgerond. Voor categorie b (kandidaat
lidstaten) en categorie c (nabuurschap) zijn de gesprekken afgerond met elf landen.
Gesprekken vinden nog plaats met Turkije, Israël, Tunesië en Marokko. Voor categorie d
(overige derde landen) is er onderhandeld met de Faeröer Eilanden met de inzet dit
spoedig af te ronden. Associatie van het Verenigd Koninkrijk is een prioriteit en
dit loopt via het handelsakkoord tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk.
De gesprekken met Zwitserland zijn vertraagd doordat Zwitserland de onderhandelingen
over de raamwerk-overeenkomst met de Unie heeft gestaakt. Met Canada vinden verkennende
gesprekken plaats over associatie. Verder hebben Singapore, Zuid-Korea, Nieuw-Zeeland
en Japan interesse getoond in samenwerking op O&I met de Europese Unie en in associatie
met Horizon Europe.
Diversenpunt Geïnstitutionaliseerde Europese Partnerschappen
Toelichting
Het voorzitterschap lichtte toe dat de Raad dicht tegen een akkoord aanzit op de verordening
voor de geïnstitutionaliseerde partnerschappen onder Horizon Europe2. Aanname is voorzien tijdens de Raad voor Concurrentievermogen van november. Het
voorzitterschap voorziet op het partnerschap voor Metrologie3 een akkoord op korte termijn.
Diversenpunt Virtuele conferentie «Verdiepen van de ERA door gendergelijkheid» (8–9 juli
2021) en «Ljubljana Verklaring» over gendergelijkheid in onderzoek en innovatie
Toelichting
Het voorzitterschap presenteerde de «Ljubljana Verklaring» over het verdiepen van
de ERA door gendergelijkheid. Het voorzitterschap roept de lidstaten op om de verklaring
te ondersteunen en om gendergelijkheid integraal onderdeel uit te laten maken van
O&I en zo gendergelijkheid te versterken en versnellen. In reactie gaf een groot aantal
lidstaten, waaronder Nederland, aan de «Ljubljana Verklaring» te verwelkomen.
Interne markt en industrie
Fit-for-55-pakket vanuit industrieel perspectief
Beleidsdebat
Op 29 september sprak de RvC, onderdeel interne markt en industrie, over het Fit-for-55
(FF55)-pakket. Vicevoorzitter van de Commissie Šefčovič benadrukte dat een snelle
uitwerking van de Green Deal vanwege de voortrekkersrol van de EU een goede business case is voor het Europese bedrijfsleven. Hij gaf aan dat voor de groene transitie een
goed werkend emissiehandelssysteem (ETS), het nieuwe mechanisme voor koolstofcorrectie
aan de grens (CBAM), een goede infrastructuur voor alternatieve brandstoffen en een
ambitieuze benadering van onderzoek en innovatie (O&I) belangrijk zijn. Šefčovič benoemde
dat de groene transitie met name voor de energie-intensieve industrie, zoals de staalindustrie,
een grote uitdaging is. Šefčovič benadrukte dat de EU ongewenste afhankelijkheden
van strategische grondstoffen moet verminderen. Daarnaast kondigde hij de inmiddels
gepubliceerde toolbox4 aan die de EU en de lidstaten kunnen gebruiken om het onmiddellijke effect van energieprijsstijgingen
aan te pakken.
Tijdens het debat benadrukten veel lidstaten het belang van de betrokkenheid van de
RvC bij verdere uitwerking van het FF55-pakket, gelet op de grote impact van de voorstellen
op de industrie. Veel lidstaten benadrukten dat de verduurzaming niet alleen uitdagingen
biedt, maar ook grote kansen op het gebied van innovatieve en duurzame producten.
Hierbij moet aandacht zijn voor het mkb. Veel lidstaten gaven aan dat het concurrentievermogen
van de EU niet uit het oog moet worden verloren bij de verdere uitwerking van het
FF55-pakket.
Een groep lidstaten wees op het belang van Important Projects of Common European Interest (IPCEI’s), specifiek voor waterstof, om de weerbaarheid van de EU te vergroten. Een
aantal lidstaten, waaronder Nederland, wees er daarbij wel op dat deze IPCEI’s gericht
moeten zijn op het stimuleren van innovatie en niet het gelijk speelveld op de interne
markt mogen verstoren.
Een klein aantal landen toonde zich tegenstander van het opnemen van kernenergie in
de taxonomie voor duurzame investeringen. Een aantal landen benadrukte juist het belang
van technologieneutraliteit.
Tot slot vroeg een aantal lidstaten aandacht voor een mogelijke relatie tussen verduurzaming,
de hoge energieprijzen en het draagvlak onder de bevolking.
Nederland heeft nogmaals het belang aangegeven van snelle implementatie van de update
van de industriestrategie. Ten aanzien van het FF55-pakket heeft Nederland het belang
van CBAM en ETS benadrukt en aangeven dat er synergie bereikt kan worden tussen klimaatbeleid
en versterking van de circulaire economie. Nederland heeft tijdens de Raad de Commissie
opgeroepen om heldere staatssteunkaders voor de transitie van de energie-intensieve
industrie en heeft het belang van waterstof hierbij benadrukt.
Betere regelgeving ter versterking van de interne markt
Beleidsdebat
Vicevoorzitter van de Commissie Šefčovič benadrukte in het beleidsdebat over betere
regelgeving ter versterking van de interne markt het belang van impact assessments.
Allereerst deed Šefčovič een aantal concrete suggesties voor betere regelgeving. Zo
nodigde hij lidstaten uit om goede inhoudelijke inbreng te blijven leveren op Commissievoorstellen.
Daarnaast gaf hij aan dat lidstaten er goed aan zouden doen om bij amendementen die
een voorstel significant wijzigen, ook een impact assessment aan te leveren.
De Commissaris gaf aan dat de Commissie in impact assessments ook rekening zal houden
met sociale en milieudoelen. De vicevoorzitter benadrukte dat een goede implementatie
en handhaving van internemarktregelgeving van groot belang zijn en benadrukte de rol
van lidstaten om obstakels weg te nemen. Dit punt werd door een aantal lidstaten,
waaronder Nederland, actief gesteund.
Veel lidstaten, waaronder Nederland, gaven aan voorstander te zijn van het door de
Commissie in haar mededeling voorgestelde one-in-one-out principe.5 Een klein aantal lidstaten wees op de risico’s van een dergelijke benadering en benadrukte
maatschappelijke uitdagingen waar regelgeving voor nodig is.
Veel lidstaten benoemden dat een goede werking van de interne markt, zonder onnodige
belemmeringen, een verantwoordelijk van zowel Commissie als lidstaten is. Een aantal
lidstaten noemt de belangrijke rol van de Taskforce Interne-markthandhaving (SMET)
bij het wegnemen van belemmeringen. Nederland benadrukte de sturende rol van de RvC
hierbij en gaf aan dat ook de interne markt voor diensten aandacht verdient. Een aantal
lidstaten, waaronder Nederland, benadrukte dat nieuwe regelgeving rekening moet houden
met de effecten daarvan op innovatie en het mkb.
Nederland heeft verder aangegeven dat een goed werkend Europees systeem voor normalisatie
van belang is voor het toekomstige concurrentievermogen van de EU. Ook benadrukte
Nederland dat het van belang blijft om goed gebruik te maken van instrumenten als
consultaties, evaluaties en impact assessments.
Diversenpunt verslag Taskforce Interne-markthandhaving (SMET)
Toelichting
De Commissie presenteerde het jaarrapport SMET.6 Zowel de Commissie als het voorzitterschap gaven aan dat het van belang is dat lidstaten
hier ook op ministerieel niveau bij betrokken zijn.
Diversenpunt innovatiegericht inkopen
Toelichting
Griekenland presenteerde, mede namens Cyprus, Luxemburg en Italië een verklaring over
innovatief inkopen.7 Griekenland gaf aan dat de publieke sector innovatief inkopen (strategisch) kan inzetten
om verandering te realiseren in de richting van de duurzame en digitaal transities
en economisch herstel.
Diversenpunt Eengemaakt Octrooigerecht
Toelichting
Het Sloveense voorzitterschap gaf een toelichting8 over de voortgang van de inwerkingtreding van het Europees octrooipakket. Het Europees
octrooipakket bestaat uit de oprichting van het Eengemaakt Octrooigerecht op basis
van het Rechtspraakverdrag en de introductie van het unitair octrooi.9 Sinds de goedkeuring van het Rechtspraakverdrag door Duitsland en Slovenië is nog
slechts instemming nodig van één EU-lidstaat voordat de periode van voorlopige toepassing
van het verdrag kan starten.
Rectificatie beantwoording Schriftelijk Overleg Raad voor Concurrentievermogen
De beantwoording van een vraag van de leden van de VVD-fractie over de twee Important Projects of Common European Interest (IPCEI’s) Micro-elektronica 2 en Cloud I&S wekt de indruk dat alle bedrijven op het
moment van schrijven projectvoorstellen in kunnen dienen. Deze mogelijkheid zal echter
alleen bestaan voor bedrijven die aan de eerdere interessepeilingen hebben deelgenomen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Economische Zaken en Klimaat