Brief regering : Nederlandse bijdrage aan de anti-ISIS-coalitie en de brede veiligheidsinzet in Irak in 2022
27 925 Bestrijding internationaal terrorisme
Nr. 868
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN DEFENSIE EN VOOR BUITENLANDSE HANDEL
EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 november 2021
In overeenstemming met artikel 100 van de Grondwet, en met verwijzing naar de voorgaande
artikel 100-brieven en voortgangsrapportages (Kamerstuk 27 925, nrs. 612, 755 en 785) informeren wij u hierbij, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, over
de Nederlandse inzet in het kader van de strijd tegen ISIS en de veiligheidsinzet
Irak tot en met 31 december 2022.
Essentie
Hoewel ISIS territoriaal is verslagen, vormt het nog steeds een bedreiging voor de
stabiliteit in de regio. Het doel van de Nederlandse inzet is een relevante bijdrage
te leveren aan het duurzaam verslaan van ISIS en op die manier de internationale rechtsorde
te bevorderen, de burgerbevolking te beschermen en het verder oplopen van spanningen
in de regio te voorkomen. Het kabinet heeft besloten om de huidige bijdragen aan de
anti-ISIS-coalitie en de veiligheidsinzet Irak technisch te verlengen tot en met 31 december
2022. De enige wijziging in het mandaat betreft een door operationele redenen ingegeven
taakuitbreiding van de Nederlandse bijdrage aan de inzet van de anti-ISIS-coalitie
(force protection compagnie) in de Koerdische Autonome Regio (KAR, Noord-Irak).
Met deze technische verlenging van één jaar blijft Nederland als betrouwbare partner
bijdragen aan de steeds evoluerende strijd tegen ISIS. Het is aan een nieuw kabinet
om te besluiten over de toekomstige (meerjarige) inzet van Nederland in het kader
van de strijd tegen ISIS, onder meer rekening houdend met relevante ontwikkelingen
en mogelijk relevante lessen die getrokken worden uit de inzet in Afghanistan. Ook
blijft de duur en vorm van de Nederlandse inzet afhankelijk van de ontwikkelingen
in de bredere campagne van de anti-ISIS-coalitie en de politieke situatie in Irak.
In dit verband vond er op 22 oktober jl. een bijeenkomst van Ministers van Defensie
van de anti-ISIS-coalitie plaats, in bijzijn van NAVO secretaris-generaal Stoltenberg.
Coalitiegenoten waren onverdeeld in de constatering dat de strijd tegen ISIS nog niet
gestreden is en dat commitment van de internationale gemeenschap van belang blijft.
De VS gaf in dat kader aan te hechten aan een blijvende militaire presentie in Noordoost
Syrië en Irak. Ook benadrukten bondgenoten het belang van de NATO Mission Iraq (NMI).
Tegelijkertijd werd gewezen op het feit dat zowel de anti-ISIS-coalitie als NMI in
Irak actief zijn op uitnodiging van de Iraakse regering. Op dit moment is het afwachten
hoe de nieuw te vormen Iraakse regering zich zal opstellen ten aanzien van de internationale
militaire inzet in het land.
De Nederlandse personele bijdrage aan de anti-ISIS-coalitie en de veiligheidsinzet
in Irak bestaat tot en met 31 december 2022 uit de volgende elementen:
i. Anti-ISIS-coalitie: om de Iraakse veiligheidssector te versterken zet Nederland de
trainingsinzet in Bagdad voort. Tevens wordt de bijdrage van liaison- en stafofficieren
aan diverse hoofdkwartieren van de anti-ISIS-coalitie gecontinueerd. Ook de inzet
van de Nederlandse force protection compagnie voor de bewaking en beveiliging van Erbil International Airport wordt in 2022 voortgezet. Voor 2022 geeft het kabinet gehoor aan een operationeel
verzoek van de Operation Inherent Resolve (OIR) commandant van Erbil International Airport, die ook toeziet op het faciliteren van de werkzaamheden van (o.a. Nederlandse) OIR-adviseurs
in de KAR, om de Nederlandse compagnie tevens in te zetten om OIR-adviseurs en -medewerkers
met zogenaamde Ground Movement Teams (GMT’s) te beveiligen tijdens hun werkzaamheden in de KAR. In totaal gaat het om
een Nederlandse bijdrage aan de anti-ISIS-coalitie tot 175 personen.
ii. NATO Mission Iraq (NMI): Nederland continueert de proportionele bijdrage aan NMI door maximaal 20 militairen
en civiele experts te leveren.
iii. Hervorming van de Koerdische veiligheidssector: Nederland blijft de capaciteitsopbouw
op institutioneel niveau van de veiligheidssector in de KAR ondersteunen door middel
van de plaatsing van een militair adviseur bij het Ministry of Peshmerga Affairs (MoPA).
iv. EU Advisory Mission (EUAM): Nederland draagt ook in 2022 bij aan de EUAM met maximaal drie civiele adviseurs.
De Nederlandse bijdragen met militairen en civiele experts maken deel uit van de geïntegreerde
Nederlandse inzet, die gericht blijft op versterking van de veiligheid en stabiliteit
van Irak, inclusief de KAR. Daarbij wordt onder de geïntegreerde benadering parallel
ingezet op het ontwikkelings- en diplomatieke spoor.
Het kabinet maakt met deze brief van de gelegenheid gebruik om u te informeren over
de afronding, conform planning op 30 september jl., van de Nederlandse bijdrage sinds
november 2020 met ca. 35 militairen aan de force protection van een Belgisch F-16-detachement op Al Azraq Air Base in Jordanië (Kamerstuk 27 925, nr. 732). Deze inzet was gericht op ondersteuning van de Belgische F-16-inzet door het bieden
van bewaking en beveiliging. De inzet verliep voorspoedig. De inzet werd door België
zeer gewaardeerd, en stelde België in staat om Belgische militairen elders in te zetten,
bijvoorbeeld ten behoeve van nationale bijstand.
Gronden
De gronden voor deelname aan de strijd tegen ISIS zoals beschreven in de artikel 100-brieven
van 11 september 2017 (Kamerstuk 27 925, nr. 612), 14 september 2018 (Kamerstuk 27 925, nr. 637) en 18 oktober 2019 (Kamerstuk 27 925, nr. 662) zijn onverminderd van toepassing. Ondanks de territoriale overwinning op ISIS, vormt
de terreurgroep nog altijd een bedreiging voor de stabiliteit van de bredere regio
en een oorzaak van instabiliteit aan de grenzen van Europa. De Nederlandse inzet blijft
erop gericht om in het kader van de bevordering van de internationale rechtsorde de
behaalde resultaten in de strijd tegen ISIS te bestendigen en een bijdrage te leveren
aan het beschermen van de burgerbevolking in Irak, het versterken van de Iraakse veiligheidssector
en het voorkomen van verder oplopende spanningen in de regio.
Politieke aspecten
De politieke ontwikkelingen in Irak staan beschreven in de artikel 100-brief van 18 oktober
2019 (Kamerstuk 27 925, nr. 612), in de voortgangsrapportages van 20 mei 2020 (Kamerstuk 27 925, nr. 722) en 19 mei 2021 (Kamerstuk 27 925, nr. 785), en in de aanvullende artikel 100-brieven van 28 september 2020 (Kamerstuk 27 925, nr. 732) en van 20 november 2020 (Kamerstuk 27 925, nr. 755). Een aantal recente ontwikkelingen in zowel Irak als Syrië is evenwel relevant voor
de context van deze artikel 100-brief.
Parlementsverkiezingen Irak (2021)
Op 10 oktober 2021 vonden in Irak vervroegde parlementsverkiezingen plaats. De verkiezingen
waren een belangrijke eis van de demonstranten na de oktoberdemonstraties in 2019
en een belofte van premier Kadhimi. Daarnaast hadden het Iraakse parlement en de Iraakse
Kiescommissie de kieswet aangepast (o.a. uitbreiding aantal kiesdistricten en single-non-transferrable vote) met het doel om de verkiezingen «dichter» bij de burger te brengen en de kansen
voor nieuwe partijen om in het parlement voet aan de grond te krijgen te vergroten.
De Iraakse Kiesraad maakte begin augustus bekend dat 3.249 kandidaten, van wie ongeveer
30% vrouw, in 83 kiesdistricten zouden strijden om de 329 zetels in het Iraakse parlement.
In aanloop naar de verkiezingen was sprake van geweld tegen, en intimidatie van onder
meer activisten, mensenrechtenverdedigers en journalisten. Om critici de mond te snoeren
en nieuwe spelers van het politieke toneel te weren namen bedreigingen, intimidatie
en geweld merkbaar toe in zowel Centraal-Irak als in de KAR. Een deel van voornoemde
protestbeweging boycotte de verkiezingen uit onvrede over het gebrek aan hervormingen,
de beperkte vrijheid van meningsuiting en persvrijheid, en de aanhoudende straffeloosheid
van het geweld tegen demonstranten. Nederland heeft meermaals in gesprekken met de
Iraakse en de Iraaks-Koerdische autoriteiten, in EU-verband en in VN-fora aangegeven
het gebruik van geweld tegen demonstranten, activisten en journalisten af te keuren,
en opgeroepen tot een gedegen strafrechtelijk onderzoek. Op 22 juni jl. sprak Nederland
namens 28 lidstaten in een verklaring in de VN-Mensenrechtenraad zorgen uit over het
toenemende geweld tegen mensenrechtenactivisten en journalisten in Irak, en riep de
Iraakse regering op haar inspanningen te intensiveren om de mensenrechtensituatie
in het land te verbeteren.
Op verzoek van de Iraakse regering leverden de VN en de EU internationale verkiezingswaarnemingsmissies,
waaraan Nederland financieel en met waarnemers bijdroeg. Nederland financierde ook
lokale verkiezingswaarneming via lokale organisaties. Ondanks een historisch lage
opkomst van 41% en technische en logistieke problemen in enkele stembureaus verliepen
de verkiezingen relatief rustig zonder grote (gewelds-)incidenten of meldingen van
fraude en/of ongeregeldheden. De Sairoun Alliance van al-Sadr is de grootste gebleven,
gevolgd door Taqaddoum van parlementsvoorzitter al-Halbousi en de State Law Alliance
van voormalig premier al-Maliki. In de KAR won Barzani’s Kurdistan Democratic Party
de meeste zetels. Enkele kandidaten van de protestbeweging hebben een zetel in hun
kiesdistrict weten te bemachtigen.
Strategische Dialoog Irak-VS
De afgeronde Strategische Dialoog tussen de VS en Irak besloeg de volle breedte van
de bilaterale relatie tussen de VS en Irak. De reductie van Amerikaanse en coalitie-presentie
in Irak is daarin een terugkerend onderwerp van de gesprekken geweest, onder meer
vanwege de begin 2020 aangenomen (niet-bindende) resolutie van het Iraakse parlement
die oproept tot terugtrekking van buitenlandse troepen uit Irak. Zoals aangekondigd
in de voortgangsrapportage van 19 mei jl. (Kamerstuk 27 925, nr. 785) kwamen president Biden en premier Kadhimi in de vierde en laatste ronde van de Strategische
Dialoog tussen Irak en de VS op 26 juli jl. overeen dat Amerikaanse gevechtstroepen
voor 31 december 2021 Irak verlaten, en dat de ca. 2500 achtergebleven Amerikaanse
strijdkrachten zich gaan concentreren op training, advisering, uitrusting en bijstand
aan de Iraakse strijdkrachten. De aanwezigheid van met name de Amerikaanse troepenaanwezigheid
in Irak blijft een punt van aandacht. Negatieve sentimenten leven voornamelijk onder
delen van de Sjiitische gemeenschap.
Het is afwachten hoe de nieuw te vormen Iraakse regering zich zal opstellen. De samenwerking
met de Iraakse autoriteiten gaat momenteel ongewijzigd door.
Veiligheidsontwikkelingen
Zoals geschetst in de voortgangsrapportage van 19 mei jl. (Kamerstuk 27 925, nr. 785) komt ISIS niet in de buurt van de slagkracht die de terreurorganisatie in 2014 had.
Echter, de dreiging vanuit ondergrondse netwerken duurt nog altijd voort. Maandelijks
worden in Irak tientallen aanslagen gepleegd. Daarnaast houden de (raket)aanvallen
op VS- en coalitiedoelen in Irak aan, die worden toegeschreven aan milities die banden
zouden onderhouden met Iran. Deze aanvallen vinden zowel in Centraal- en Zuid-Irak
als in de Koerdische regio van Irak plaats. Daarnaast vinden in toenemende mate aanvallen
plaats met Weaponized Unmanned Aerial Systems (WUAS), onder meer ook op opstellingen van de Koerdische strijdkrachten. Over de
veiligheidsrisico’s en mitigerende maatregelen voor de Nederlandse inzet wordt u hierna
in het onderdeel «militaire aspecten» van deze artikel 100-brief geïnformeerd.
De algemene veiligheidssituatie in Syrië blijft complex, onvoorspelbaar en naar verwachting
duurt het conflict de komende tijd voort. Er is een toename van strijd tussen gewapende
groepen, in het bijzonder in de zuidelijke en noordwestelijke regio’s. In Noordwest-Syrië
leiden spanningen tussen gewapende groepen tot aanslagen op IDP-kampen, ziekenhuizen
en andere basisvoorzieningen zoals waterfaciliteiten.
De veiligheidssituatie in Noordoost Syrië is complex, gezien de vele statelijk en
non-statelijke actoren die er actief zijn, met veelal verschillende en tegengestelde
belangen. Hoewel actoren elkaar geregeld tegenkomen verloopt dit meestal zonder problemen
omdat activiteiten vaak vooraf aan elkaar worden gemeld. Echter, rond de zogeheten
Peace Spring-zone (ca. 80km ten westen van al-Qamishli) raken aan Turkije verbonden groeperingen
geregeld slaags met de door Koerden gedomineerde Syrian Democratic Forces (SDF). ISIS is daarnaast hoofdzakelijk actief in het gebied ten zuiden van de provinciehoofdstad
al-Hasaka (ca. 70km ten zuiden van al-Qamishli). Rekrutering en geweld door ISIS-aanhangers
in de kampen, zoals al-Hawl, evenals uitbraakpogingen door ISIS-strijders komen met
regelmaat voor. De humanitaire situatie in de opvangkampen blijft erbarmelijk. Het
Syrisch-Koerdische leiderschap tracht zowel de geweldsdreiging als de humanitaire
druk te verlichten door verplaatsing van groepen (buitenlandse) vrouwen en kinderen
naar minder zwaar belaste kampen.
Mandaat
De rechtsgrond voor optreden van Nederlandse militairen in Irak is vooralsnog ongewijzigd
het verzoek van Irak. De stationering van de force protection-compagnie vindt plaats op uitnodiging van het gastland Irak. Het bewakings- en beveiligingspersoneel
wordt voorzien van een passende geweldsinstructie die voldoende basis biedt voor het
uitvoeren van de taken en voor het zo nodig toepassen van geweld ter zelfverdediging.
Het mandaat voor de NAVO-missie, waaraan Nederland zoals gemeld in de Kamerbrief «Toekomstige
Nederlandse inspanningen in missies en operaties» (Kamerstuk 29 521, nr. 363) een bijdrage levert, wordt gevormd door het schriftelijke verzoek van de Iraakse
regering aan de NAVO om steun bij het versterken van de Iraakse veiligheidssector.
Deelnemende landen
De internationale coalitie tegen ISIS onder leiding van de Verenigde Staten bestaat
uit 83 landen en internationale organisaties die uiteenlopende (militaire en niet-militaire)
bijdragen leveren aan de strijd. Van deze landen maken ongeveer 30 deel uit van de
militaire coalitie. Een Amerikaanse eenheid heeft de dagelijkse leiding over Erbil International Airport.
Invloed
Zoals beschreven in eerdere artikel 100-brieven heeft Nederland op verschillende niveaus
via diplomatieke, politieke en militaire kanalen contact met coalitiepartners. De
meest betrokken landen van de coalitie, waaronder Nederland, komen regelmatig in kleiner
verband bijeen om de strategie voor de verschillende sporen van de coalitie-inzet
te bepalen. Dit gebeurt op ministerieel, militair en hoogambtelijk niveau. Nederlandse
liaison- en stafofficieren in de strategische operationele hoofdkwartieren van de
coalitie ondersteunen de planning en uitvoering van de operatie. Daarnaast behoudt
Nederland een liaisonofficier in de commandostructuur van de Amerikaanse eenheid die
de dagelijkse leiding heeft over Erbil International Airport, om ook op operationeel niveau invloed en korte communicatielijnen te waarborgen.
Als lid van de NAVO oefent Nederland invloed uit op de vorm en uitvoering van de NAVO-missie
in Irak. Door middel van strategische detacheringen, zoals in 2022 de positie van
Senior Civilian (de hoogste civiele functionaris binnen NMI), en uitzendingen van civiele experts
heeft Nederland een goede informatiepositie en relatief veel invloed binnen de missie.
Militaire aspecten
Mede conform de motie van het lid Van den Nieuwenhuijzen (Kamerstuk 35 570 X, nr. 38)1 wordt de vaste commissie voor Defensie en Buitenlandse Zaken hierbij het aanbod gedaan
om een technische briefing te ontvangen over deze bijdrage.
Nederlandse bijdrage aan de anti-ISIS-coalitie
Haalbaarheid
Zoals beschreven in de Voortgangsrapportage van 19 mei 2020 (Kamerstuk 27 925, nr. 722) blijft OIR gericht op het duurzaam verslaan van ISIS, het ondersteunen van de Iraakse
regering op het gebied van stabilisatie en op het vergroten van de regionale stabiliteit.
De campagne bevindt zich sinds de zomer van 2020 in de vierde en laatste fase – normalize – van de campagne (na fase 1 degrade, fase 2 dismantle en fase 3 defeat). Dit illustreert de geboekte voortgang: de focus werd steeds verder verlegd van
gevechtshandelingen naar capaciteitsopbouw van de Iraakse en Koerdische krijgsmachten
(zie ook Kamerstuk 27 925, nr. 755).
De VS is voornemens om vanaf 31 december 2021 geen gevechtstroepen meer in Irak te
handhaven, en zich met de overblijvende 2500 troepen volledig te concentreren op Security Sector Reform (SSR) en capaciteitsopbouw, conform de voorziene ontwikkeling van het OIR-campagneplan.
Het betreft institutionele steun, gericht op advisering op strategisch niveau in plaats
van training, onder andere door middel van de zogenaamde Joint Operations Command Advisory Teams (JOCAT’s). Ten aanzien van deze adviesteams heeft de coalitie overigens een naamswijziging
doorgevoerd om de eenvormige, integrale en Irak-brede inzet van OIR te blijven benadrukken.
Voor het adviesteam in de KAR spreekt men daarom voortaan tevens van een JOCAT, met
de nadruk op «Joint», en niet langer van een OCAT-North (de term die u in eerdere Kamerbrieven aantreft).
Binnen deze setting blijft Nederland een militaire bijdrage leveren aan OIR. Daartoe
worden de bijdragen met special operations forces (SOF), de target support cell (TSC), militaire adviseurs en stafofficieren in 2022 ongewijzigd voortgezet, onder
verwijzing naar de eerdere artikel 100-brieven ter zake.2
Special Operations Forces (SOF)
Nederland blijft met twee adviseurs in Bagdad deelnemen aan de begeleiding van de
Iraakse SOF-partnereenheid Counter-Terrorism Service (CTS). Zoals vermeld in de voortgangsrapportage van 19 mei jl. (Kamerstuk 27 925, nr. 785) zijn de taken veranderd sinds de hervatting van de werkzaamheden die tijdelijk waren
stilgelegd ten gevolge van COVID-19. In lijn met het campagneplan van OIR zijn de
taken verschoven van training naar advisering en mentoring. De bijdrage heeft tot
doel om de Iraakse SOF in staat te stellen zelf te voorzien in opleiding van Iraakse
SOF. De CTS heeft een voorname rol in operaties ter bestrijding van ISIS.
Target Support Cell (TSC)
Zolang de luchtcampagne van de anti-ISIS-coalitie in Irak voortduurt, zet Nederland
de beschikbaarheid van de Target Support Cell (TSC) voort. Het oogmerk van de TSC-inzet is om ondersteuning te bieden aan de luchtcampagne
door te voorzien in een onderdeel van het targeting proces. De TSC bestaat uit ongeveer tien militairen en opereert vanaf vliegbasis
Volkel.
Militaire adviseurs JOCAT-North en JOCAT
Nederland zet de bijdrage met militaire adviseurs bij de JOCATs voort. De JOCATs hebben
als doel om zowel in Centraal- als Noord-Irak bij te dragen aan versterking van de
veiligheidssector. Aan het JOCAT-North in Erbil blijft Nederland onder meer de team lead leveren. De adviseurs geven sturing aan de versterking van de Peshmerga op diverse
militair operationele aspecten, zoals planning en logistieke operaties. Aan dit laatste
aspect blijft Nederland bijdragen met een sustainment officer, die adviseert over het in stand houden en verbeteren van logistieke ketens. De Nederlandse
bijdrage aan het JOCAT in Bagdad wordt tevens voortgezet. Voor aanvangsdatum januari
2022 is echter gebleken dat er geen match mogelijk was tussen beschikbare functies
en de expertise die op dit moment door het Ministerie van Defensie kan worden geleverd.
Nederland zal zich inspannen om zodra het mogelijk is wederom twee adviseurs aan het
JOCAT in Bagdad te leveren.
Stafofficieren
Nederland blijft stafofficieren leveren aan OIR. De uitzending van deze stafofficieren
is gericht op het versterken van de informatiepositie van Nederland en het verbeteren
van de coördinatie tussen de diverse hoofdkwartieren. Zij vormen een essentieel onderdeel
van het internationale karakter van de missie.
Force Protection Erbil International Airport
De inzet van de Nederlandse compagnie van 100 tot 150 militairen t.b.v. het bewaken
en beveiligen (force protection) op Erbil International Airport wordt in 2022 voortgezet. Op 11 oktober jl. is de Kamer in de geannoteerde agenda
van de NAVO Defensie ministeriële (Kamerstuk 28 676, nr. 374) reeds geïnformeerd dat de Nederlandse compagnie op verzoek van de Amerikaanse commandant
van de basis op structurele basis tevens in de buitenste ring van het vliegveld zal
opereren. Dit verzoek was ingegeven vanuit operationeel oogpunt, omdat het de flexibiliteit
van de commandant vergroot bij de inzet van verschillende coalitie force protection compagnieën die het vliegveld en de basis beschermen. De Nederlandse compagnie kan
dit uitvoeren met de reeds aanwezige middelen, conform de bestaande geweldsinstructies
en binnen de overige relevante randvoorwaarden zoals verwoord in de aanvullende artikel
100-brief van 20 november 2020 (Kamerstuk 27 925, nr. 755).
Beveiliging OIR-adviseurs en -medewerkers in de KAR (Ground Movement Teams)
De inzet van de Nederlandse force protection compagnie ter beveiliging van OIR-adviseurs en -medewerkers tijdens hun werkzaamheden
in de KAR – met zogenaamde Ground Movement Teams (GMT’s) – betreft een nieuwe taak. De werkzaamheden van deze (o.a. Nederlandse) OIR-adviseurs
en medewerkers richten zich immers op de veiligheidsinstituties in de gehele KAR (niet
enkel in Erbil en omgeving). Aangezien deze taak niet gelieerd is aan de huidige bewakings-
en beveiligingstaak van het vliegveld en geografisch een aanzienlijk groter gebied
bestrijkt, betekent dit voor de Nederlandse force protection compagnie een uitbreiding van het huidige takenpakket.
Nederland zal samen met de VS, het Verenigd Koninkrijk en Finland GMT’s ter beschikking
stellen ten behoeve van de force protection van de OIR-adviseurs en medewerkers die buiten de basis opereren. Deze taken kunnen
door de Nederlandse militairen adequaat worden uitgevoerd met het reeds aanwezige
materieel en uitrusting. Gepantserd vervoer wordt lokaal ingehuurd. De taken kunnen
worden uitgevoerd binnen de reeds voor de compagnie geldende geweldsinstructie.
Bevelstructuur
Het operationele commando, waar de Nederlandse eenheid in de praktijk onder zal opereren,
ligt bij de commandant van de Amerikaanse eenheid die de dagelijkse leiding heeft
over Erbil International Airport. Naast de beveiliging van het vliegveld is deze commandant ook belast met het leveren
van force protection-eenheden ten behoeve van OIR-adviseurs en medewerkers die buiten de basis opereren.
Nederland is vertegenwoordigd in het hoofdkwartier met een liaisonofficier. Dit waarborgt
een goede informatiepositie. De Commandant der Strijdkrachten behoudt te allen tijde
het uiteindelijke commando over deze eenheid in het gebied.
Medisch
Er worden twee extra militairen ingezet ten behoeve van de medische ondersteuning
van de Nederlandse GMT’s. Op alle (trainings)locaties wordt verder voorzien in afdoende
medische verzorging door eigen, multinationale en host nation-voorzieningen. Tijdige zorg en een sluitende medische afvoerketen zijn uitgangspunten
in de planning van alle operaties.
Alle Nederlandse militairen dienen zich te houden aan het geldende COVID-19-protocol.
Dit protocol is door de Defensie Gezondheidsorganisatie opgesteld. Naast de gebruikelijke
hygiënemaatregelen vereist dit protocol een medische screening en een quarantaineperiode
voor uitzending. Ook kunnen de Nederlandse militairen op de basis getest worden.
(Na)zorg
Op alle uitgezonden Nederlandse militairen zijn de geldende regelingen van toepassing.
Indien noodzakelijk of gewenst, kunnen leden van een sociaal medisch team (SMT) in
het operatiegebied toezien op het welzijn van de militairen.
Risico’s
De risico’s voor de Nederlandse force protection-compagnie in Irak staan reeds uitgebreid omschreven in de aanvullende artikel 100
brief van 20 november 2020 (Kamerstuk 27 925, nr. 755). Risico’s komen onder meer voort uit ISIS-acties met indirect vuur, Improvised Explosive Devices (IED’s), zelfmoordaanslagen en onbemande vliegende systemen. De dreiging van ISIS
voor de Nederlandse militairen die actief zijn in de KAR wordt als laag ingeschat.
Naast ISIS bestaat jegens de anti-ISIS-coalitie in de Koerdische regio een dreiging
van Iraakse milities die banden zouden onderhouden met Iran. Deze milities tonen herhaaldelijk
aan te beschikken over de middelen om doelen binnen de Koerdische regio te treffen.
Daarbij gaat er in toenemende mate een dreiging uit van onbemande vliegende systemen.
Op Erbil International Airport zelf zijn reeds passende maatregelen genomen om dit risico zo veel als mogelijk te
mitigeren. Ook ten aanzien van de Nederlandse GMT’s worden hiertoe passende maatregelen
genomen, waarbij het van belang is om te vermelden dat tot nu toe geen voorbeelden
bekend zijn van aanvallen op zogenaamde dynamische doelen zoals konvooien. Er kan
nog altijd niet worden uitgesloten dat gedurende de inzetperiode (opnieuw) sprake
zal zijn van verhoogde spanningen en/of escalatie tussen Iran en de Verenigde Staten.
Dit kan binnen een kort tijdsbestek leiden tot een verhoogde activiteit van deze milities,
dan wel van Iran zelf, jegens Amerikaanse doelen in Irak, inclusief de Koerdische
regio.
De Nederlandse militairen zijn opgeleid om risico’s ten aanzien van hinderlagen en/of
bermbommen (IED’s) te mitigeren. Het risico hierop wordt overigens als laag ingeschat.
Indien het dreigingsbeeld het niet toelaat, verlaten de OIR-medewerkers en adviseurs,
en hun GMT’s, de basis niet. Mocht tijdens een beweging toch onverwachts sprake zijn
van een (plotselinge) verhoogde dreiging die zou vragen om het gebruik van zwaardere
wapens of aanvullende ondersteuning, dan kan worden teruggevallen op de reguliere
Quick Reaction Forces van OIR in het gebied. Hierbij moet gedacht worden aan stand-by OIR-helikopter- en force protection capaciteit om in het geval van nood een GMT te kunnen ontzetten en beschermen.
De arbeidsomstandigheden waarin de Nederlandse militairen in Irak werken wijken af
van de standaarden in Nederland. Militairen worden aan andere gezondheidsrisico’s
blootgesteld, zoals risico’s ten gevolge van klimatologische en milieuomstandigheden.
Het kabinet streeft er te allen tijde naar om deze risico's redelijkerwijs te beperken.
Voor de inzet in Irak zijn specifieke maatregelen genomen zoals bijvoorbeeld het plaatsen
van luchtreinigingsapparatuur in woon- en werkverblijven, het creëren van schaduwplekken
en het uitvaardigen van aanvullende instructies aan militairen over hoe met deze risico's
om te gaan.
De risico’s, onzekerheden en mogelijke beperkingen als gevolg van COVID-19 zoals die
gelden voor de gehele Nederlandse bijdrage aan de anti-ISIS-coalitie en brede veiligheidsinzet
in Irak (zoals beschreven in de voortgangsrapportage van 19 mei jl., Kamerstuk 27 925, nr. 785) zijn ook van toepassing op de bijdrage met force protection in Erbil.
Duur van de deelname
Het kabinet gaat voor deze verlenging uit van een periode tot en met december 2022.
De militairen zullen hun werkzaamheden t.a.v. ter beveiliging van OIR-adviseurs en
-medewerkers tijdens hun werkzaamheden in de KAR (GMT’s) op zijn vroegst vanaf januari
2022 aanvangen. De duur en vorm van (de Nederlandse bijdrage aan) de activiteiten
van de anti-ISIS-coalitie is afhankelijk van de ontwikkelingen in de bredere campagne
van de coalitie. De strijd tegen ISIS vindt immers plaats in een dynamische context.
Nederlandse bijdrage aan hervormingen veiligheidssector KAR
Nederland blijft bijdragen met een militaire adviseur bij het Ministry of Peshmerga Affairs (MoPA), die in Erbil samenwerkt met militaire adviseurs uit Duitsland, het VK en
de VS, en aansluiting vindt bij zowel het Nederlandse Consulaat-Generaal als bij de
in Erbil aanwezige OIR-troepen. Een hervormingsstrategie, gericht op verdere integratie
van de Peshmerga-milities en het product van een van de Nederlandse militaire adviseurs
in nauwe samenwerking met de Koerdische autoriteiten, is door de Koerdische regering
verwelkomd en omarmd. De komende tijd zal worden bezien in hoeverre Nederland een
rol kan spelen in de uitvoering van deze strategie.
Nederlandse bijdrage aan de NAVO-missie in Irak
Nederland blijft inzetten op het aanbieden van militaire adviseurs binnen het bestaande
mandaat voor de Nederlandse bijdrage aan NMI van maximaal 20 civiele en militaire
adviseurs. Momenteel wordt met 14 adviseurs invulling gegeven aan het mandaat; zeven
civiele functies en zeven militaire functies (vijf meer dan een jaar geleden). Nederland
blijft zich inspannen om zo veel mogelijk (militaire) staffuncties te vullen.
Nederlandse bijdrage aan de Europese Adviesmissie (EUAM) in Irak
Waar de bijdrage aan de NAVO-missie en aan hervormingen in de KAR zich richten op
de militaire aspecten van de Iraakse veiligheidssector, focust EUAM zich op de civiele
aspecten van de veiligheidssector. EUAM richt zich op onderwerpen als contra-terrorisme,
mensenrechten, georganiseerde misdaad en veiligheidswetgeving. Zo adviseert EUAM bij
de implementatie van de nationale veiligheidsstrategie en de capaciteitsopbouw en
professionalisering van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Nederland zal met maximaal
drie personen aan de missie blijven bijdragen.
Gevolgen voor gereedheid en geoefendheid
De force protection-compagnie voor de beveiliging van Erbil International Airport en de GMT’s blijft uit een organieke eenheid geformeerd worden. Het inzetten van
organieke eenheden heeft een relatief klein negatief effect op de gereedstelling vergeleken
met de inzet van samengestelde eenheden. Hoewel de gewijzigde taak van de GMT’s beter
aansluit bij de organieke taakuitvoering van de eenheid, maakt deze eenheid gebruik
van civiele voertuigen, waardoor een extra opleidingsinspanning vereist is. De inzet
van de force protection-compagnie vraagt geen aanvullende inzet van schaarse ondersteuningscapaciteiten,
omdat deze reeds in de missie aanwezig zijn of door internationale partners worden
geleverd. Daardoor legt deze inzet geen extra beperkingen op aan bestaande en reeds
toegezegde stand-by-verplichtingen voor 2022.
Een uitzending naar missiegebieden, en het perspectief daarop, is van groot belang
voor de mannen en vrouwen van onze krijgsmacht. Op missie gaan betekent voor onze
militairen dat ze hun taken daadwerkelijk in het echt kunnen uitvoeren op die plekken
in de wereld waar dat een verschil kan maken. Dit laat onverlet dat langdurige eenzijdige
inzet wel altijd negatieve gevolgen heeft voor de generieke geoefendheid van militairen.
Samenhang
De in de brief beschreven bijdrage past binnen de bredere geïntegreerde Nederlandse
inzet in Irak en bijdrage aan de anti-ISIS-coalitie, die gericht is op bevordering
van de internationale rechtsorde, stabilisatie en het aanpakken en bestrijden van
de grondoorzaken van conflict en instabiliteit, en daarmee ook de grondoorzaken voor
irreguliere migratie.
Civiele sporen anti-ISIS-coalitie
Om de dreiging van potentieel terugkerende strijders en hun families tegen te gaan,
besteedt de Foreign Terrorist Fighters (FTF)-werkgroep van de anti-ISIS-coalitie o.a. aandacht aan rehabilitatie en re-integratie
van terugkerende FTFs, en manieren waarop terroristische reisbewegingen kunnen worden
tegengegaan. Beide onderwerpen zijn tijdens de FTF-werkgroep op 10 juni jl. besproken
met o.a. vertegenwoordigers van de International Criminal Police Organization (INTERPOL), de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) en het Internationale
Comité van het Rode Kruis (ICRC). Nederland benut de FTF-werkgroep tevens om het belang
van berechting van ISIS-strijders, coördinatie en samenwerking van de civiele sporen
van de coalitie met andere internationale fora, zoals de VN en het Global Counterterrorism Forum, te onderstrepen. Op 13 oktober jl. heeft de FTF-werkgroep gesproken over de situatie
in Afghanistan, de ontwikkelingen in Syrië en Irak, en over de inzet van de coalitie
in sub Sahara Afrika gezien de toenemende ISIS-dreiging aldaar.
Ontwikkelingssamenwerking
Humanitaire Hulp
De humanitaire crisis in Irak lijkt over zijn hoogtepunt heen te zijn, waardoor meer
dan 4,7 miljoen ontheemden naar huis konden terugkeren. Desalniettemin hebben volgens
een inschatting van de VN in februari van dit jaar nog steeds meer dan 4,1 miljoen
mensen in Irak humanitaire hulp nodig. Een groot deel van deze hulp wordt door de
Iraakse overheid gegeven. Het humanitaire response plan voor 2021 zet in op hulp aan 1,75 miljoen mensen, vooral intern ontheemden die nog
geen mogelijkheden hebben om naar huis terug te keren. Gezien de transitie naar een
ontwikkelingsaanpak heeft Nederland sinds 2019 geen humanitaire hulp aan Irak bijgedragen.
Stabilisatie en Ontwikkeling
De Nederlandse stabilisatie- en ontwikkelingsinzet in centraal-Irak en de KAR richt
zich op het aanpakken en bestrijden van grondoorzaken van conflict en instabiliteit.
Leidend hierbij is de strijd tegen straffeloosheid, burgerveiligheid, lokale capaciteitsopbouw,
sociale vooruitgang en het versterken van de positie van vrouwen, meisjes en jongeren.
Nederland is momenteel de derde donor van de Funding Facility for Stabilisation (FFS) van het United Nations Development Programme (UNDP). Het FFS draagt bij aan stabilisatie in op ISIS bevrijde gebieden en de terugkeer
van intern ontheemden, onder andere door herstel van kritieke infrastructuur als wegen,
huizen en scholen. Naast wederopbouw is ook sociale cohesie essentieel voor de re-integratie
en rehabilitatie van ontheemden. Samen met de International Organisation for Migration (IOM) zet Nederland daarom in op lokale capaciteitsopbouw om eventuele spanningen
tussen lokale gemeenschappen en terugkerende ontheemden te voorkomen/verminderen.
Om de nationale verkiezingen in oktober 2021 eerlijk en transparant te laten verlopen,
droeg Nederland, samen met gelijkgezinde donoren, via de VN-missie in Irak (UNAMI)
bij aan de institutionele capaciteitsopbouw van de Iraakse kiescommissie. De Nederlandse
bijdrage is 3 miljoen euro. Ter bevordering van de veiligheid voor burgers blijft
Nederland inzetten op humanitaire ontmijning en community policing; zo draagt NL financieel bij aan programma’s van UNDP en IOM waarbij Iraakse politie-eenheden
getraind worden in een meer burgergerichte aanpak.
Op het terrein van traumaverwerking en de strijd tegen straffeloosheid ondersteunt
Nederland meerdere activiteiten. Zo zet Nederland in op het opbouwen van Iraakse onderzoeks-
en analysecapaciteit om bewijslasten tegen ISIS te verzamelen, onder andere door steun
aan het VN-onderzoeksteam voor ISIS-misdaden in Irak (UNITAD) en diverse andere organisaties als Impunity Watch. Daarnaast biedt Nederland via Norwegian People’s Aid psychosociale steun aan vrouwen en kinderen die slachtoffer zijn geworden van seksueel
en gender gerelateerd geweld door ISIS, in het bijzonder de Jezidi-gemeenschap.
Daarnaast zet Nederland zich in voor de ontwikkeling van de private sector in Irak.
Zo zijn onder andere zogenaamde Orange Corners opgezet in Bagdad en in Erbil. Via dit programma worden jonge Iraakse ondernemers
ondersteund om hun eigen bedrijf te beginnen. Ook werkt Nederland aan samenwerking
op het gebied van landbouw en water. Via het Sustainable Development Goals Partnership (SDG-P) instrument wordt bijvoorbeeld subsidie geboden aan Nederlands-Iraakse publiek-private
partnerschappen op het gebied van private sector ontwikkeling en voedselzekerheid.
Opvang in de regio
Syrische vluchtelingen en hun gastgemeenschappen blijven voor grote uitdagingen staan,
waarbij veel mensen geconfronteerd worden met acute behoeften en kwetsbaarheden. Het
armoedepercentage onder Syrische vluchtelingen bedraagt in sommige landen in de regio
meer dan 60 procent, terwijl de werkloosheid en ongelijke toegang tot basisvoorzieningen,
zoals onderwijs, blijven bestaan. Velen in de gastgemeenschappen, die zij aan zij
leven met vluchtelingen, worden met soortgelijke problemen geconfronteerd. Op sommige
plekken bestaat groeiende spanning met gastgemeenschappen en een toenemende druk vanuit
de overheden om terug te keren naar Syrië. Dit terwijl de garanties voor veilige,
waardige en vrijwillige terugkeer er niet zijn, aldus UNHCR en het meest recente Nederlandse
ambtsbericht van juni 2021.
Nederland zet zich daarom in de buurlanden van Syrië, zoals Libanon, Turkije, Irak
en Jordanië, in voor het bieden van ontwikkelingsperspectief aan langdurig ontheemden
en kwetsbare gastgemeenschappen, evenals aan intern ontheemden in Irak. Dit gebeurt
met een focus op sociale bescherming en rechtspositie, toegang tot onderwijs en vakopleiding
en het vergroten van de kans op werk en inkomen. Het versterken van de positie van
jongeren, vrouwen en meisjes is integraal onderdeel van de deze inzet. Nederland doet
dit via een grootschalig, meerjarig partnerschap met de UN Refugee Agency (UNHCR), het United Nations Children’s Fund (UNICEF), de International Labour Organization (ILO), de Wereldbank (WB) en de International Finance Corporation (IFC). In Irak wordt hier 40 miljoen euro voor uitgetrokken. Daarnaast wordt in Irak
voor ongeveer 3 miljoen euro per jaar aan deze doelstelling gewerkt via meerdere aparte,
meerjarige projecten van internationale en lokale organisaties.
Monitoring en evaluatie
Onder verwijzing naar de Kamerbrief over evaluatie van missies van 20 mei jl. (Kamerstuk
27 925, nr.721) zal over de voortgang van de bijdrages waarop deze brief ziet – tenzij het volgende
missionaire kabinet anders besluit – in de eerstvolgende voortgangsrapportage over
de Nederlandse bijdrage aan de anti-ISIS-coalitie en de brede veiligheidsinzet in
Irak worden gerapporteerd, in principe op de derde woensdag van mei 2022.
Voor alle missies blijft gelden dat de Kamer, buiten de jaarlijkse voortgangsrapportages
om, tussentijds op de hoogte wordt gesteld van eventuele relevante ontwikkelingen
of besluiten van het (nieuwe) kabinet die van invloed zijn op de Nederlandse bijdrage.
Het mandaat voor de Nederlandse bijdrage aan de strijd tegen ISIS en de bredere veiligheidsinzet
in Irak wordt met deze brief verlengd tot en met 31 december 2022. Als deze inzet
wordt beëindigd, volgt een onafhankelijk uitgevoerde eindevaluatie. Mocht een volgende
verlenging worden overwogen, dan wordt tegen die tijd de mogelijke uitvoering van
een tussentijdse evaluatie beoordeeld.
Financiën
De additionele uitgaven voor de Nederlandse inzet van de force protection-compagnie in Irak zijn geraamd op 20 tot 25 miljoen euro. De additionele uitgaven
voor de totale militaire bijdrage worden gefinancierd uit het Budget Internationale
Veiligheid (BIV) voor crisisbeheersingsoperaties.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H.P.M. Knapen
De Minister van Defensie,
H.G.J. Kamp
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
Th.J.A.M. de Bruijn
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.P.M. Knapen, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
Th.J.A.M. de Bruijn, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede ondertekenaar
H.G.J. Kamp, minister van Defensie
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.