Brief regering : Financiële Positie van het Onderwijs 2020
33 495 Financiële positie van publiek bekostigde onderwijsinstellingen
Nr. 121 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP EN VOOR BASIS- EN VOORTGEZET
ONDERWIJS EN MEDIA
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 november 2021
Met deze brief informeren we u over de financiële positie van het onderwijs aan het
einde van 2020, als geheel en per sector. Het gaat om de financiële gegevens uit de
jaarrekeningen van de onderwijsbesturen, met een eerste duiding.1 De brief is bedoeld voor de behandeling van de begroting OCW voor 2022.
In de brief van 22 januari 2021, Kamerstuk 35 570 VIII, nr. 175, hebben we uw Kamer geïnformeerd over het besluit van de Inspectie van het Onderwijs
(hierna: de inspectie) om geen afzonderlijke Financiële Staat van het Onderwijs meer
op te stellen vanaf 2021. Deze keuze van de inspectie volgt uit het herziene onderzoekskader
waarmee de inspectie toezicht op de financiën en kwaliteit integreert. De inspectie
neemt een financiële analyse voor alle sectoren op in de Staat van het Onderwijs die
verschijnt in het voorjaar 2022 en die aan uw Kamer wordt voorgelegd. Op dat moment
reageren we op de analyse van de inspectie. Dat we nu als OCW zelf uw Kamer informeren
over de financiële positie van het onderwijsveld, past bij onze visie op verantwoording.
In dat kader stelt OCW ook alle informatie over onder meer de inkomsten en uitgaven
van onderwijsbesturen als open data beschikbaar. Daarmee geven we meer inzicht in
de besteding van de publieke middelen door de scholen en onderwijsinstellingen.
Onderwijs financieel gezond
Het onderwijs staat er financieel goed voor. De totale solvabiliteit en liquiditeit
namen iets af in 2020. Maar refererend aan de financiële signaalwaarden van de inspectie
zijn de onderwijsbesturen over het algemeen eind 2020 financieel gezond (zie de volgende
tabel).
Ondanks dat de reserves2 enigszins zijn afgenomen, zijn ze bij veel onderwijsbesturen nog hoog. We benadrukken
dat het belangrijk is dat de acties die we de afgelopen jaren in gang hebben gezet
tegen de hoge reserves effectief gaan worden. We blijven de reserves vanzelfsprekend
monitoren. Het is zaak dat de afbouw de komende jaren doorzet en dat besturen zich
daartoe actief inspannen. We verwijzen voor de reserves ook naar onze recente brief
van 24 september 2021, Kamerstuk 35 925 VIII, nr. 11 waarin we reageerden op het onderzoek van de inspectie naar de besturen met bovenmatige
reserves.
(Verwachte) ontwikkeling primaire kengetallen onderwijsveld1
Kengetal2
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
Solvabiliteit II
0,60
0,61
0,61
0,61
0,60
0,60
0,59
0,58
Liquiditeit
1,47
1,50
1,55
1,57
1,49
1,32
1,23
1,19
Rentabiliteit %
0,79
0,73
1,01
1,36
– 0,23
– 1,47
– 0,62
– 0,22
X Noot
1
Bron: jaarrekeningen en continuïteitsparagraaf onderwijsbesturen 2020.
X Noot
2
Signaleringswaarden voor continuïteitstoezicht van de inspectie: -solvabiliteit 2=
0,30 – liquiditeit funderend onderwijs = 0,75 en mbo en ho= 0,50 -rentabiliteit =
3 j < nul, of jaar T en jaar T-1 steeds <-5% of jaar T <10%.
Financiële resultaten negatief: meer geld uitgegeven
Het resultaat van alle onderwijsbesturen samen was in 2020 € 96 miljoen. negatief.
Dit wordt voor een groot deel veroorzaakt door de convenantsmiddelen in het funderend
onderwijs. Deze middelen zijn in 2019 ontvangen, maar konden pas in 2020 worden uitgegeven.
We constateren dat er een verschil van € 480 miljoen is tussen de begroting en het
werkelijke resultaat van het totale onderwijsveld. Gezien de omvang van dit verschil
blijft het verbeteren van het begrotingsproces onverminderd aandachtspunt voor de
besturen van de onderwijsinstellingen en scholen. Besturen kunnen daarbij bijvoorbeeld
denken aan nog meer aandacht voor nauwkeurige inschatting van baten en lasten, tijdig
betrekken van budgethouders bij het proces en betere analyses van de verschillen tussen
de begrotingen en realisaties. Om de voorspelbaarheid te verhogen is bijvoorbeeld
ingezet op de vereenvoudiging van de bekostiging po/vo.
Hieronder staan de begrote en gerealiseerde resultaten per sector 2020 (bedragen in
€ mln.).
Sector
Begroting
Realisatie
Verschil
po
– 155
– 205
– 50
vo
– 61
– 16
45
swv
– 48
– 23
25
mbo
– 167
81
248
hbo
– 73
18
91
wo
– 72
49
121
Totaal
– 576
– 96
480
In tegenstelling tot de afgelopen jaren was het gerealiseerde resultaat van het primaire
onderwijs (po) en het voorgezet onderwijs (vo) op sectorniveau in 2020 negatief. Dat
heeft met name met de convenantsmiddelen (€ 150 miljoen voor zowel po als vo) te maken.
Het geld werd eind 2019 ontvangen en is niet in 2019 uitgegeven, maar wel in 2020.
Voor het po geldt ook dat in 2019 de normale loonbijstelling is uitgekeerd, waaruit
voor het personeel in februari 2020 op basis van de nieuwe cao een eenmalige uitkering
(€ 170 miljoen) is verstrekt, die ook is uitgegeven.
Bij de samenwerkingsverbanden (swv) is voor het tweede jaar op rij sprake van een
negatief resultaat.
Bij het middelbaar beroepsonderwijs (mbo), het hoger beroepsonderwijs (hbo) en het
wetenschappelijk onderwijs (wo) is sprake van een positief resultaat. De positieve
resultaten kunnen deels worden verklaard door hogere baten en lagere overige lasten.
Het resultaat van het wo werd ook positief beïnvloed door een aantal eenmalige, incidentele
baten bij een aantal instellingen. We gaan ervan uit dat ze het geld alsnog besteden.
Indien gecorrigeerd wordt voor deze incidentele baten (waaronder boekwinsten) en vooruit
ontvangen baten (die in latere jaren worden besteed), komt het resultaat in het wo
nagenoeg uit op het begrote negatieve resultaat.
In de komende jaren nemen reserves af
Door de negatieve resultaten daalden de reserves in 2020 met name bij het funderend
onderwijs. Het aantal onderwijsbesturen met een mogelijk bovenmatige reserve daalde
van 883 in 2019 naar 759 in 2020. Ook de totale (mogelijk) bovenmatige reserve daalde
van € 1,45 mld. naar € 1,14 mld. Deze daling is ook voor een groot deel het gevolg
van de convenantsmiddelen.
Uit de continuïteitsparagrafen komt naar voren dat de besturen van de gehele sector
voor de komende jaren een negatief resultaat begroten. Onderwijsbesturen verwachten
dat de omvang van het balanstotaal en het totale eigen vermogen zal afnemen in de
komende 3 jaar.
De coronacrisis brengt veel onvoorspelbaarheid met zich mee. Het is daarom goed dat
het onderwijsveld nu financieel gezond is en dat ook blijft in de komende jaren. Tegelijkertijd
zien we, ondanks de verwachte afname van de solvabiliteit en de liquiditeit, dat reserves
boven de signaleringswaarden van de inspectie blijven. Daarom blijft het van belang
dat het onderwijsveld zich ook het komende jaar weer inzet om de onnodig hoge reserves
verder af te bouwen.
Voor het volledige financiële beeld per sector over 2020 verwijzen we naar de bijlagen.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob
Bijlage 1 Financiële positie
1.1 Onderwijsveld geheel
Het onderwijsveld als geheel had een negatief resultaat van € 96 mln. in 2020. Dit
negatieve resultaat werd geheel veroorzaakt door de negatieve resultaten van de sectoren
in het funderend onderwijs. De po- en vo-besturen hebben meer geld uitgegeven dan
ontvangen, grotendeels het gevolg van de convenantsmiddelen die in 2019 zijn ontvangen
en in 2020 zijn uitgegeven. Daardoor namen ook de reserves af. Het aantal besturen
met een mogelijk bovenmatig eigen vermogen daalde van 883 in 2019 naar 759 in 2020.
Ook het totale (mogelijk) bovenmatige eigen vermogen daalde van € 1,45 mld. naar € 1,14 mld.
De solvabiliteit en liquiditeit namen iets af in 2020 in vergelijking met 2019. Maar,
refererend aan de financiële signaalwaarden van de inspectie, waren de onderwijsbesturen
over het algemeen eind 2020 financieel gezond. Per 1 augustus 2021 staan nog 19 onderwijsbesturen
onder verscherpt financieel toezicht van de inspectie.
(Verwachte) ontwikkeling primaire kengetallen onderwijsveld
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
Solvabiliteit II
0,60
0,61
0,61
0,61
0,60
0,60
0,59
0,58
Liquiditeit
1,47
1,50
1,55
1,57
1,49
1,32
1,23
1,19
Rentabiliteit %
0,79
0,73
1,01
1,36
– 0,23
– 1,47
– 0,62
– 0,22
Baten
Het totaal aan baten van de onderwijsbesturen steeg in 2020 ten opzichte van 2019
met € 566 mln., 1,47%. De besturen in het bekostigde onderwijs ontvingen in 2020 in
totaal € 32,7 mld. aan rijksbijdragen. Het meeste geld ging naar het primair en voortgezet
onderwijs. De baten van de onderwijsbesturen in 2020 bestonden voor 83,9% uit rijksbijdragen,
voor 4,5% college-, cursus-, les- en examengelden, voor 1,7% uit overige overheidsbijdragen,
voor 5,8% uit «baten werk in opdracht van derden» en 4,1% zijn overige baten.
De stijging van de totale baten is bijna volledig te danken aan de stijging van de
rijksbijdragen met € 864 mln. Deze stijging betreft loon- en prijsbijstellingen, die
we in de lumpsum hebben verwerkt, en die onder meer samenhangen met cao- en prijsontwikkelingen.
Daarnaast betaalde het kabinet in 2020 € 299 mln. extra in verband met de coronacrisis.
Baten uit werk in opdracht van derden en de overige baten namen af in 2020, in vergelijking
met die in 2019.
Lasten
De personeelslasten vormen zoals gebruikelijk het grootste deel van de totale lasten:
78,5%. Het overige deel van de lasten zijn huisvestingslasten (6,4%), afschrijvingen
(4,1%) en overige lasten (11,0%).
Hogere personeelslasten: omvang van personeelsbestand toegenomen
In 2020 gaven de onderwijsbesturen € 1,53 mld. (5,3%) meer uit aan personeelslasten,
in vergelijking met 2019. Bij het primair- en wetenschappelijk onderwijs werd circa
7,5% meer uitgegeven aan personeelslasten in vergelijking met 2019. Ook bij andere
sectoren stegen de uitgaven aan personeelslasten, maar relatief minder. De stijging
van de uitgaven aan personeelslasten kan deels te maken hebben met de kwaliteitsafspraken
en de besteding van de convenantsmiddelen po.
Bij alle sectoren nam ook de omvang van personeelsbestand toe in 2020, in vergelijking
met 2019 landelijk met ongeveer 2,7%.
1.2 Primair en voortgezet onderwijs
1.2.1 Primair onderwijs (po)
Het gerealiseerde resultaat in het po is € 205,3 mln. negatief. Dit is, in tegenstelling
tot de afgelopen jaren, aanzienlijk lager dan in 2019, toen er een positief resultaat
van € 189 mln. was.
Jaar
Begroting
Resultaat
Verschil
2017
– € 68,6
€ 106,4
€ 175,0
2018
– € 63,8
€ 5,0
€ 68,8
2019
– € 72,6
€ 189,2
€ 262,1
2020
– € 155
– € 205,3
– € 50,3
Een belangrijke oorzaak voor dit negatieve resultaat is de € 150 mln. die scholen
in 2019 kregen uit het convenant aanpak lerarentekort. Dit geld kon niet meer in 2019
worden ingezet, waardoor het resultaat in 2019 juist hoog uitviel. Dit geld is in
2020 uitgegeven, waardoor het resultaat dat jaar lager uitviel. Ook is in 2019 de
normale loonbijstelling uitgekeerd, waaruit voor het personeel in februari 2020 op
basis van de nieuwe cao een eenmalige uitkering van € 170 miljoen is verstrekt.
Uit baten en lasten van de po-besturen valt op te maken dat het geld vooral is ingezet
voor personeelslasten. Die stegen met 7,5% ten opzichte van 2019.
Het gerealiseerde resultaat is ook lager dan het begrote resultaat voor 2020. Dat
betekent dat scholen voor het eerst een lager resultaat haalden dan begroot. Ook dit
is mogelijk een gevolg van de convenantsmiddelen.
Het negatieve resultaat is een voor de hand liggende oorzaak van de daling van het
eigen vermogen ten opzichte van 2019. Het eigen vermogen is op sectorniveau weer op
hetzelfde niveau als in 2016. Het aantal besturen met een mogelijk bovenmatig eigen
vermogen daalde van 590 in 2019 naar 501 in 2020. Ook het totale mogelijk bovenmatig
eigen vermogen daalde van € 906 mln. naar € 677 mln. De sector verwacht ook de komende
jaren een negatief resultaat en een dalend eigen vermogen, wat ook effect kan hebben
op het aantal besturen met een (mogelijk) bovenmatig eigen vermogen.
Per 1 augustus 2021 stonden 6 po-besturen onder verscherpt financieel toezicht van
de inspectie.
(Verwachte) ontwikkeling primaire kengetallen po
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
Solvabiliteit II
0,74
0,74
0,73
0,74
0,71
0,72
0,72
0,72
Liquiditeit
2,70
2,80
2,69
2,77
2,42
2,33
2,30
2,29
Rentabiliteit %
0,75
1,05
0,05
1,67
– 1,76
– 1,25
– 0,60
– 0,30
1.2.2 Voorgezet onderwijs (vo)
Ook in het vo is er sprake van een negatief resultaat. In 2020 was het resultaat € 16,4 mln.
negatief. Dit is lager dan in 2019, dat € 185,5 mln. was. Ook in het vo geldt dat
dit het gevolg is van de € 150 mln. die laat in 2019 is verstrekt aan scholen en pas
in 2020 is uitgegeven.
Omdat het convenantsgeld in het vo niet alleen aan personeelskosten is uitgegeven,
stegen de personeelslasten minder dan in het po, conform de cao.
Jaar
Begroting
Resultaat
Verschil
2017
– € 32,7
€ 63,9
€ 96,6
2018
€ 30,8
€ 91,4
€ 60,6
2019
– € 32,5
€ 185,5
€ 218,1
2020
– € 61,4
– € 16,4
€ 45,0
Het eigen vermogen is ook in het vo afgenomen ten opzichte van 2019 door het negatieve
resultaat. Dit heeft als gevolg dat het aantal besturen met een (mogelijk) bovenmatig
eigen vermogen is gedaald, van 145 in 2019 naar 120 in 2020. Ook het totale (mogelijk)
bovenmatig eigen vermogen is gedaald, van € 288 mln. naar € 236 mln. De sector verwacht
ook de komende jaren een negatief resultaat en een dalend eigen vermogen.
Per 1 augustus 2021 stonden 12 vo-besturen onder verscherpt financieel toezicht van
de inspectie.
(Verwachte) ontwikkeling primaire kengetallen vo
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
Solvabiliteit II
0,63
0,62
0,62
0,61
0,59
0,59
0,59
0,58
Liquiditeit
1,61
1,72
1,81
1,99
1,84
1,72
1,68
1,66
Rentabiliteit %
0,28
0,75
1,04
2,04
– 0,18
– 1,28
– 0,43
– 0,38
1.2.3 Samenwerkingsverbanden primair en voortgezet onderwijs (SWV po en vo)
De samenwerkingsverbanden in het po en het vo boekten een negatief resultaat. Bij
de samenwerkingsverbanden in het po is het resultaat negatief € 12,1 mln. en in het
vo negatief € 10,4 mln. Voor het po geldt dat er nu 2 jaar op rij sprake is van een
negatief resultaat.
Jaar
Begroting
Resultaat
Verschil
2017
€ 0,76
€ 31,8
€ 31,04
2018
– € 18,9
€ 19,5
€ 38,4
2019
– € 37,2
– € 1,1
€ 36,1
2020
– € 48,1
– € 22,5
€ 25,6
Het aantal samenwerkingsverbanden met een mogelijk bovenmatig eigen vermogen daalde
van 136 in 2019 naar 129 in 2020. Ook het totale mogelijk bovenmatig eigen vermogen
daalde van € 175 mln. naar € 160 mln.
Per 1 augustus 2021 stonden er geen samenwerkingsverbanden onder verscherpt financieel
toezicht van de inspectie.
Ook in de komende jaren verwachten de samenwerkingsverbanden een negatief resultaat.
Wij zien hierin een signaal dat samenwerkingsverbanden werk maken van het afbouwen
van de te hoge reserves.
(Verwachte) ontwikkeling primaire kengetallen SWV po
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
Solvabiliteit II
0,76
0,74
0,73
0,74
0,70
0,68
0,60
0,56
Liquiditeit
4,02
3,86
3,61
3,74
3,25
3,06
2,44
2,17
Rentabiliteit %
–
1,29
0,75
– 0,37
– 1,33
– 3,08
– 2,53
– 1,22
(Verwachte) ontwikkeling primaire kengetallen SWV vo
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
Solvabiliteit II
0,77
0,79
0,79
0,78
0,75
0,73
0,66
0,60
Liquiditeit
4,27
4,61
4,61
4,46
3,91
3,58
2,82
2,37
Rentabiliteit %
–
1,69
0,98
0,16
– 0,76
– 2,32
– 2,14
– 1,25
1.3 Middelbaar beroepsonderwijs (mbo)
Mbo-instellingen zijn over het algemeen financieel gezond. Dit blijkt uit de jaarcijfers
over 2020. De solvabiliteit en liquiditeit van de sector bleven nagenoeg gelijk. De
rentabiliteit steeg door een groter financieel resultaat.
Het aantal mbo-instellingen met een (mogelijk) bovenmatig eigen vermogen bleef in
2020 gelijk in vergelijking met 2019, met 6 instellingen. Ook het totale (mogelijk)
bovenmatig eigen vermogen is gelijk gebleven, € 64 mln. Per 1 augustus 2021 stonden
er geen mbo-instellingen onder verscherpt financieel toezicht van de inspectie.
Jaar
Begroting
Resultaat
Verschil
2017
– € 38,8
€ 6,6
€ 45,4
2018
€ 2,0
€ 94,6
€ 92,6
2019
– € 11,2
€ 51,5
€ 62,7
2020
– € 167,2
€ 81,3
€ 248,5
De coronacrisis heeft een duidelijke impact op het mbo. Dit lijkt zich ook te hebben
uit vertaald in de financiële cijfers. De sector boekte heeft een financieel resultaat
van ongeveer € 81 mln. Het is belangrijk dat instellingen investeringen vinden om
te zorgen dat dit geld alsnog ten goede komt aan het onderwijs.
Zo is digitalisering een belangrijke opgave en dienen instellingen te voldoen aan
de doelen uit het klimaatakkoord. Tot slot krimpt het studentenaantal. De komende
jaren zet deze krimp door. Het is belangrijk dat instellingen financiële middelen
hebben om de gevolgen van krimp te kunnen opvangen.
(Verwachte) ontwikkeling primaire kengetallen mbo
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
Solvabiliteit II
0,59
0,59
0,61
0,62
0,62
0,61
0,61
0,62
Liquiditeit
1,31
1,24
1,33
1,33
1,39
1,19
1,04
1,06
Rentabiliteit %
1,59
0,13
1,76
0,94
1,47
– 1,06
– 0,56
0,79
Uit de continuïteitsparagrafen blijkt dat de instellingen de komende jaren een negatief
resultaat begroten. De coronacrisis brengt veel onvoorspelbaarheid met zich mee. Het
is daarom goed dat de sector financieel weerbaar is. Het verkleinen van het verschil
tussen begroting en werkelijk resultaat blijft een continu punt van aandacht.
1.4 Hoger onderwijs
De universiteiten en hogescholen zijn op sectorniveau financieel gezond. Een eerste
analyse toont weliswaar aan dat 12 van de 18 universiteiten en 15 van de 34 hogescholen
over 2020 een negatief resultaat boekten, maar in de meeste gevallen lijkt dat niet
te leiden tot een (acute) zorgen over de financiële positie.
1.4.1 Hogescholen
De rentabiliteit van de hogescholen is met 0,38% laag, zoals elk jaar sinds 2016,
met uitzondering van 2018. De solvabiliteit bleef nagenoeg stabiel. De liquiditeit
van de hogescholen steeg in 2020 licht, ten opzichte van 2019. Het aantal hogescholen
met een mogelijk bovenmatig eigen vermogen daalde van 3 in 2019 naar 2 in 2020. Ook
het totale mogelijk bovenmatig eigen vermogen is gedaald van € 8,8 mln. naar € 4,5 mln.
(Verwachte) ontwikkeling primaire kengetallen hbo
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
Solvabiliteit II
0,49
0,51
0,52
0,53
0,53
0,52
0,50
0,49
Liquiditeit
1,03
1,07
1,19
1,09
1,12
0,96
0,87
0,84
Rentabiliteit %
– 2,23
– 0,26
2,54
0,05
0,39
– 1,44
– 0,24
– 0,20
Per 1 augustus 2021 stond er één hogeschool onder verscherpt financieel toezicht van
de inspectie.
Het financiële resultaat van de hogescholen wijkt ongeveer € 91 mln. af van het begrote
resultaat. Aan de batenzijde was sprake van onderschatting van de rijksbijdrage en
de collegegelden, terwijl aan de lastenzijde sprake was van een beperkte overschatting
van de te realiseren personeelskosten.
De totale baten van de hogescholen stegen met ruim € 100 mln. (2,2%) ten opzichte
van 2019. De stijging is gevolg van een hogere rijksbijdrage en hogere collegegeldbaten,
door de stijging van de rijksbijdrage vanwege de kwaliteitsafspraken en grotere aantallen
studenten.
De invloed van de coronacrisis lijkt vooral zichtbaar door de lagere «baten werk in
opdracht voor derden» en de «overige baten» bij de instellingen. Daartegenover staan
ook lagere «overige lasten» dan in 2019. De totale lasten stegen met € 90 mln. (2%).
Tegenover lagere «overige lasten» staan hogere personeelskosten (een stijging van
€ 141 mln.). In 2020 gaven de hogescholen 4,04% meer uit aan personeelslasten dan
in 2019. Het aantal fte in het primair proces in het hbo steeg in 2020 met 5.908 tot
23.643.5
Jaar
Begroting
Resultaat
Verschil
2017
– € 95,4
– € 11,0
€ 84,4
2018
– € 22,0
€ 113,3
€ 135,3
2019
– € 51,2
€ 2,5
€ 53,7
2020
– € 72,7
€ 17,9
€ 90,9
Het balanstotaal is met € 111 mln. (ca. 2,9%) gestegen. Dit wordt aan de activazijde
voornamelijk verklaard door een lichte toename van de materiële vaste activa en een
grotere toename van de liquide middelen. De hbo-instellingen hebben ca. € 56 mln.
minder geïnvesteerd in 2020 dan in 2019. Tegenover de stijging van de activa staat
een toename van de kortlopende schulden, de voorzieningen en een toename van het eigen
vermogen.
Hogescholen verwachten in de continuïteitsparagrafen een negatief resultaat in 2021
en daaropvolgende jaren. De instellingen verwachten daarnaast grote investeringen
te zullen plegen, onder andere om de afspraken uit het klimaatakkoord in de komende
jaren te realiseren.
1.4.2 Wetenschappelijk onderwijs
Het financiële resultaat van de universiteiten wijkt in zijn totaliteit ruim€ 121 mln.
af van het begrote resultaat. Aan de batenzijde was sprake van hogere dan begrote
opbrengsten van de rijksbijdrage, de collegegelden en de baten werk in opdracht van
derden. Aan de lastenzijde sprake was van lagere dan begrote opbrengsten van de te
realiseren personeelskosten en en hogere dan begrote opbrengsten van de overige lasten.
Jaar
Begroting
Resultaat
Verschil
2017
– € 68,7
€ 74,1
€ 142,9
2018
– € 51,0
€ 67,1
€ 118,1
2019
– € 58,2
€ 121,3
€ 179,5
2020
– € 72,2
€ 49,0
€ 121,1
Het nettoresultaat bij universiteiten over 2020 werd opwaarts beïnvloed door een aantal
eenmalige, incidentele baten, zoals de verkoop van een gebouw door een universiteit
van ca. € 44 mln. en gewijzigde afschrijving en waardering van ca. € 30 mln. Daarbij
is ook ca. € 50 mln. subsidiegeld ontvangen, dat als baten is gepresenteerd, maar
waarvan de uitgaven in de komende jaren plaatsvinden. Indien met genoemde incidentele
baten en vooruit ontvangen subsidies rekening wordt gehouden, komt het resultaat op
€ 70,8 mln. negatief.
De solvabiliteit en liquiditeit van de universiteiten daalden in 2020 licht, maar
blijven in totaal boven de signaalwaarden van de inspectie. Het aantal universiteiten
met een mogelijk bovenmatig eigen vermogen daalde van 2 in 2019 naar 1 in 2020. Ook
het totale mogelijk bovenmatig eigen vermogen is gedaald, van € 2,5 mln. naar € 0,78 mln.
(Verwachte) ontwikkeling primaire kengetallen wo
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
Solvabiliteit II
0,55
0,55
0,55
0,54
0,53
0,54
0,52
0,51
Liquiditeit
1,02
1,01
1,03
1,02
0,97
0,75
0,65
0,59
Rentabiliteit %
2,01
1,06
0,92
1,57
0,62
– 2,01
– 0,64
– 0,39
Per 1 augustus 2021 stonden er geen universiteiten onder aangepast financieel toezicht
van de inspectie.
De totale baten van de universiteiten stegen met ruim € 186 mln., dat is 2,4% ten
opzichte van 2019. Lagere «baten werk in opdracht voor derden» en «overige baten»
bij de instellingen worden gecompenseerd door een hogere rijksbijdrage en hogere collegegeldbaten
door de stijging van de rijksbijdrage vanwege de kwaliteitsafspraken en grotere aantallen
studenten.
De totale lasten stegen met € 261 mln. Tegenover lagere «overige lasten» staan hogere
personeelskosten met € 389 mln. In 2020 gaven de universiteiten 7,54% meer uit aan
personeelslasten dan in 2019. Het aantal fte bij universiteiten steeg in 2020 met
1.245 tot 33.514.6
Het balanstotaal steeg met € 258 mln. (ca. 3,3%). Dit wordt voornamelijk aan de activazijde
verklaard door een forse toename van de materiele vaste activa en een kleinere toename
van de liquide middelen. Tegenover deze stijging van de activa staat een toename van
de kortlopende schulden met € 195 mln. en een toename van het eigen vermogen met ca.
€ 60 mln.
Ook universiteiten verwachten in de continuïteitsparagrafen een negatief resultaat
in 2021 en daaropvolgende jaren. De instellingen verwachten daarnaast grote investeringen
te zullen plegen, onder andere om de afspraken uit het klimaatakkoord in de komende
jaren te realiseren.
Bijlage 2 Bovenmatige reserves7 per sector
2.1. Inleiding en samenvatting
In 2020 heeft de inspectie een signaleringswaarde ontwikkeld voor het detecteren van
bovenmatige reserves. We stuurden uw Kamer daarover het rapport «Het detecteren van
mogelijk bovenmatig publiek eigen vermogen» en onze reactie.8 Met onze brief over de financiële positie van onderwijsbesturen in 2019 hebben we
uw Kamer een opgave verstrekt van de mogelijk bovenmatige reserve per sector.9
Afgelopen periode hebben we samen met de inspectie acties genomen richting besturen
met bovenmatige reserves, om onderwijsbesturen te stimuleren om dat geld op een verantwoordelijke
en doelmatige wijze te besteden aan het onderwijs en niet meer geld onnodig op te
potten. Zo heeft de inspectie een onderzoek verricht onder de rijkste besturen. Alle
besturen boven de signaleringswaarde hebben van de inspectie hierover medio november
2020 een brief ontvangen. Vanaf verslagjaar 2020 zijn besturen met een eigen vermogen
boven de signaleringswaarde verplicht zich hierover in het jaarverslag te verantwoorden.
In het reguliere toezicht en in vervolgonderzoek blijft de inspectie aandacht besteden
aan de (afbouw van) reserves.
In de onderstaande tabel staan de resultaten van het toepassen van de signaleringswaarde
voor verslagjaar 2020. Voor de vergelijking zijn de cijfers sinds 2016 opgenomen.
Daarbij constateren we dat het aantal besturen met mogelijk bovenmatig eigen vermogen
(enigszins) daalde: van 883 in 2019 naar 759 in 2020. Dat is een afname van ongeveer
14%. Ook het (mogelijk) bovenmatige eigen vermogen is gedaald in 2020 in vergelijking
met dat in 2019: van € 1,45 mld. naar € 1,14 mld. (afname van ongeveer 21%).
Wel benadrukken we dat de signaleringswaarde voor het eigen vermogen geen norm is,
maar een startpunt voor een gesprek van de inspectie met het bestuur. Een bestuur
kan immers goede redenen hebben om (tijdelijk) eigen vermogen aan te houden boven
de signaleringswaarde.
Tabel 1: Mogelijk bovenmatig publiek eigen vermogen (PEV) per sector (in mln.). Deze
cijfers hebben we al eerder aan de Kamer gestuurd met de brief van 24 september 2021,
Kamerstuk 35 925 VIII, nr. 11
2017
2018
2019
2020
po
Aantal besturen met mogelijk bovenmatig PEV
619
582
590
501
Mogelijk bovenmatig PEV
€ 912
€ 851
€ 906
€ 677
vo
Aantal besturen met mogelijk bovenmatig PEV
129
132
145
120
Mogelijk bovenmatig PEV
€ 232
€ 244
€ 288
€ 236
swv
Aantal besturen met mogelijk bovenmatig PEV
129
133
137
129
Mogelijk bovenmatig PEV
€ 163
€ 179
€ 184
€ 160
mbo
Aantal besturen met mogelijk bovenmatig PEV
10
7
6
6
Mogelijk bovenmatig PEV
€ 53
€ 60
€ 64
€ 64
hbo
Aantal besturen met mogelijk bovenmatig PEV
5
3
3
2
Mogelijk bovenmatig PEV
€ 8
€ 10
€ 9
€ 5
wo
Aantal besturen met mogelijk bovenmatig PEV
2
2
2
1
Mogelijk bovenmatig PEV
€ 4
€ 3
€ 3
€ 1
Er zijn wel grote wijzigingen ten opzichte van 2019. Het is aannemelijk dat de afname
in het po, vo en swv samenhangt met het negatieve resultaat 2020 en mogelijk ook al
aanpassing van de hoogte van de voorziening groot onderhoud. En het is mogelijk dat
het vanaf 2020 ingezette reservebeleid van OCW zijn eerste vruchten afwerpt.
2 Signaleringsbeeld per sector
2.2.1 Primair en voortgezet onderwijs
Tabel 2: Besturen met mogelijk bovenmatig PEV in het po
Jaar
Totaal aantal besturen
Aantal besturen met mogelijk bovenmatig PEV
Percentage besturen met mogelijk bovenmatig PEV
Mogelijk bovenmatig PEV (in mln.)
2016
1.024
623
61%
€ 893
2017
996
619
62%
€ 912
2018
965
582
60%
€ 851
2019
939
590
63%
€ 906
2020
906
501
55%
€ 677
Het (mogelijk) bovenmatige publiek eigen vermogen is gedaald in 2020 in vergelijking
met dat van 2019: van € 906 mln. naar € 677 mln. Dit speelt bij 501 besturen.
Tabel 3: Besturen met mogelijk bovenmatig PEV in het vo
Jaar
Totaal aantal besturen
Aantal besturen met mogelijk bovenmatig PEV
Percentage besturen met mogelijk bovenmatig PEV
Mogelijk bovenmatig PEV (in mln.)
2016
287
126
44%
€ 223
2017
286
129
45%
€ 232
2018
284
132
46%
€ 244
2019
282
145
52%
€ 288
2020
277
120
43%
€ 236
Het (mogelijk) bovenmatig publiek eigen vermogen is gedaald in 2020 in vergelijking
met dat van 2019: van € 288 mln. naar € 236 mln. Dit speelt bij 120 besturen.
2.2.2 Samenwerkingsverbanden
Tabel 3: Samenwerkingsverbanden met mogelijk bovenmatig PEV
Jaar
Totaal aantal swv
Aantal besturen met mogelijk bovenmatig PEV
Percentage besturen met mogelijk bovenmatig PEV
Mogelijk bovenmatig PEV (in mln.)
2016
152
131
86%
€ 165
2017
152
129
85%
€ 163
2018
152
133
88%
€ 179
2019
152
137
90%
€ 184
2020
151
129
85%
€ 160
Het (mogelijk) bovenmatige publiek eigen vermogen is gedaald in 2020 in vergelijking
met dat van 2019: van € 184 mln. naar € 160 mln. Dit speelt bij 129 besturen.
2.2.3 Middelbaar beroepsonderwijs
Tabel 4: Besturen met mogelijk bovenmatig PEV in het mbo
Jaar
Totaal aantal besturen
Aantal besturen met mogelijk bovenmatig PEV
Totaal PEV in de sector (in mln.)
Mogelijk bovenmatig PEV (in mln.)
Percentage mogelijk bovenmatig PEV t.o.v. totaal EV
2016
63
9
€ 2.583
€ 68
2,6%
2017
62
10
€ 2.583
€ 53
2,1%
2018
60
7
€ 2.677
€ 60
2,2%
2019
61
6
€ 2.772
€ 64
2,3%
2020
60
6
€ 2.856
€ 63,4
1,8%
Het (mogelijk) bovenmatige publiek eigen vermogen is in 2020 bijna gelijk gebleven
in vergelijking met dat van 2019. Dit speelt steeds bij 6 mbo-instellingen.
2.2.4 Hoger onderwijs
Tabel 5: Besturen met mogelijk bovenmatig PEV in het hbo
Jaar
Totaal aantal besturen
Aantal besturen met mogelijk bovenmatig PEV
Totaal PEV in de sector (in mln.)
Mogelijk bovenmatig PEV (in mln.)
Percentage mogelijk bovenmatig EV t.o.v. totaal PEV
2016
36
6
€ 1.639
€ 13,4
0,8%
2017
36
5
€ 1.623
€ 8,1
0,5%
2018
35
3
€ 1.745
€ 10,2
0,6%
2019
34
3
€ 1.653
€ 8,8
0,5%
2020
34
2
€ 1.795
€ 4,5
0,25%
Het (mogelijk) bovenmatige publiek eigen vermogen is gedaald in 2020 in vergelijking
met dat van 2019: van € 8,8 mln. naar € 4,5 mln. Dit speelt bij 2 hogescholen.
Tabel 6: Besturen met mogelijk bovenmatig PEV in het wo
Jaar
Totaal aantal besturen
Aantal besturen met mogelijk bovenmatig PEV
Totaal PEV in de sector (in mln.)
Mogelijk bovenmatig PEV (in mln.)
Percentage mogelijk bovenmatig PEV t.o.v. totaal EV
2016
18
2
€ 3.609
€ 2,6
0,07%
2017
18
2
€ 3.702
€ 3,6
0,10%
2018
18
2
€ 3.761
€ 3,1
0,08%
2019
18
2
€ 3.790
€ 2,5
0,07%
2020
18
1
€ 3.850
€ 0,8
0,00%
Het (mogelijk) bovenmatige publiek eigen vermogen is gedaald in 2020 in vergelijking
met dat in 2019: van € 2,5 mln. naar € 0,78 mln. Dit speelt bij 1 van de kleine levensbeschouwelijke
universiteiten.
Bijlage 3 balans en staat van baten en lasten onderwijsveld en per sector (alle Bedragen x € 1.000)
3.1 Onderwijsveld geheel
Balans
Activa
2016
2017
2018
2019
2020
Immateriële vaste activa
82.359
74.673
69.012
64.976
81.470
Materiële vaste activa
14.300.207
14.564.589
14.721.175
15.027.907
15.469.037
Financiële vaste activa
702.132
736.412
751.857
739.256
738.267
Totaal van vaste activa
15.084.699
15.375.674
15.542.045
15.832.139
16.288.775
Voorraden
19.215
16.871
15.761
14.871
14.202
Vorderingen
2.444.969
2.340.350
2.327.121
2.414.363
2.337.803
Kortlopende effecten
95.916
96.162
93.916
92.164
98.917
Liquide middelen
7.865.038
8.234.032
8.962.419
9.540.252
9.879.024
Totaal van vlottende activa
10.425.138
10.687.414
11.399.217
12.061.650
12.329.946
Totaal van activa
25.509.837
26.063.088
26.941.262
27.893.789
28.618.720
Passiva
Eigen vermogen
13.125.952
13.416.538
13.806.366
14.296.733
14.197.739
Voorzieningen
2.202.018
2.359.786
2.583.615
2.737.124
2.900.944
Langlopende schulden
3.097.418
3.182.372
3.209.842
3.186.707
3.224.208
Kortlopende schulden
7.084.457
7.104.391
7.341.433
7.673.225
8.295.827
Totaal van passiva
25.509.845
26.063.087
26.941.255
27.893.788
28.618.718
Staat van baten en lasten1
Baten
2016
2017
2018
2019
2020
Rijksbijdragen
28.507.852
29.156.641
30.539.390
31.934.561
32.714.437
Overheidsbijdragen en -subsidies overige overheden
576.255
588.889
638.265
614.123
671.934
College-, cursus-, les- en examengelden
1.535.361
1.611.146
1.640.601
1.640.158
1.737.417
Baten werk in opdracht van derden
2.194.968
2.265.711
2.326.052
2.425.927
2.277.133
Overige baten
1.728.557
1.698.236
1.767.532
1.831.139
1.611.439
Totaal baten
34.542.992
35.320.623
36.911.840
38.445.908
39.012.360
Lasten
Personeelslasten
25.893.296
26.728.884
27.869.094
29.030.937
30.563.081
Afschrijvingen
1.504.308
1.521.188
1.563.432
1.602.850
1.613.962
Huisvestingslasten
2.316.602
2.295.467
2.394.259
2.438.038
2.494.838
Overige Lasten
4.479.088
4.395.959
4.555.092
4.711.507
4.302.462
Verstrekte subsidies
0
27.096
36.143
27.087
36.339
Totaal lasten
34.193.293
34.968.594
36.418.020
37.810.420
39.010.682
Saldo baten en lasten
349.699
352.030
493.820
635.488
1.678
Gerealiseerde herwaardering
969
1.485
810
695
693
Financiële baten
52.608
32.835
16.016
29.138
16.152
Financiële lasten
130.061
114.888
119.710
116.305
114.531
Resultaat
273.215
271.462
390.936
549.016
– 96.008
Belastingen
2.817
2.768
1.925
2.649
– 1.836
Resultaat uit deelnemingen
3.143
4.981
6.675
3.767
5.395
Resultaat na belastingen
273.542
273.676
395.686
550.134
– 88.777
Aandeel in het geconsolideerde resultaat dat niet aan de rechtspersoon toekomt
15.421
14.546
15.620
17.984
3.633
Nettoresultaat
258.120
–
–
–
–
Buitengewone resultaat
0
–
–
–
–
Buitengewone baten
591
–
–
–
–
Buitengewone lasten
138
–
–
–
–
Totaal resultaat
258.573
259.130
380.066
532.150
– 92.411
X Noot
1
Geld dat via de samenwerkingsverbanden naar schoolbesturen is gegaan is zowel bij
de baten als bij de lasten niet meegenomen.
3.2 Sector primair onderwijs
Balans po
Activa
2016
2017
2018
2019
2020
Immateriële vaste activa
175
180
448
432
357
Materiële vaste activa
1.464.444
1.514.123
1.583.330
1.688.439
1.762.543
Financiële vaste activa
251.716
242.113
235.043
210.211
200.042
Totaal van vaste activa
1.716.335
1.756.417
1.818.821
1.899.082
1.962.943
Voorraden
64
80
59
92
55
Vorderingen
759.499
761.172
812.350
851.270
864.171
Kortlopende effecten
26.438
28.505
31.069
34.015
36.486
Liquide middelen
2.448.881
2.566.426
2.582.880
2.752.503
2.682.924
Totaal van vlottende activa
3.234.882
3.356.183
3.426.358
3.637.880
3.583.635
Totaal van activa
4.951.217
5.112.600
5.245.179
5.536.962
5.546.578
Passiva
Eigen vermogen
3.017.055
3.122.119
3.124.225
3.313.464
3.091.230
Voorzieningen
631.585
678.257
727.429
781.244
846.658
Langlopende schulden
102.781
112.740
120.931
127.459
127.337
Kortlopende schulden
1.199.796
1.199.484
1.272.589
1.314.794
1.481.351
Totaal van passiva
4.951.217
5.112.599
5.245.174
5.536.962
5.546.576
Staat van baten en lasten po
Baten
2016
2017
2018
2019
2020
Rijksbijdragen
9.221.616
9.483.037
10.034.391
10.605.951
10.886.279
Overheidsbijdragen en -subsidies overige overheden
293.812
294.372
324.803
312.258
357.573
College-, cursus-, les- en examengelden
–
–
–
–
–
Baten werk in opdracht van derden
11.360
9.009
8.969
10.731
11.010
Overige baten
372.131
379.113
390.842
414.614
412.081
Totaal baten
9.898.920
10.165.532
10.759.006
11.343.554
11.666.943
Lasten
Personeelslasten
7.981.950
8.176.066
8.798.344
9.109.184
9.787.378
Afschrijvingen
241.394
253.820
260.579
279.652
291.088
Huisvestingslasten
726.560
734.861
750.709
778.469
819.296
Overige Lasten
886.174
895.355
939.665
988.077
969.373
Verstrekte subsidies
–
–
–
–
–
Doorbetalingen aan schoolbesturen
–
6.779
4.430
4.874
3.206
Totaal lasten
9.836.078
10.066.881
10.753.727
11.160.255
11.870.341
Saldo baten en lasten
62.842
98.650
5.279
183.299
– 203.399
Gerealiseerde herwaardering
–
142
–
–
–
Financiële baten
17.390
13.365
6.496
11.473
6.985
Financiële lasten
5.931
5.739
6.765
5.545
8.898
Resultaat
74.301
106.418
5.010
189.227
– 205.312
Belastingen
22
57
81
320
231
Resultaat uit deelnemingen
24
2
616
36
13
Resultaat na belastingen
74.303
106.363
5.545
188.944
– 205.530
Aandeel in het geconsolideerde resultaat dat niet aan de rechtspersoon toekomt
–
–
–
–
–
Nettoresultaat
74.303
–
–
–
–
Buitengewone resultaat
–
–
–
–
–
Buitengewone baten
104
–
–
–
–
Buitengewone lasten
27
–
–
–
–
Totaal resultaat
74.380
106.363
5.545
188.944
– 205.530
3.3 Sector voorgezet onderwijs
Balans vo
Activa
2016
2017
2018
2019
2020
Immateriële vaste activa
950
893
1.224
740
686
Materiële vaste activa
2.125.985
2.171.773
2.207.075
2.306.025
2.442.629
Financiële vaste activa
231.217
262.991
268.831
269.268
285.701
Totaal van vaste activa
2.358.151
2.435.657
2.477.130
2.576.033
2.729.016
Voorraden
3.523
2.360
2.459
2.322
1.874
Vorderingen
291.804
318.186
321.630
357.740
321.359
Kortlopende effecten
14.452
14.130
18.283
17.470
19.379
Liquide middelen
1.580.042
1.731.806
1.961.608
2.291.717
2.394.429
Totaal van vlottende activa
1.889.821
2.066.481
2.303.981
2.669.249
2.737.041
Totaal van activa
4.247.972
4.502.138
4.781.112
5.245.282
5.466.057
Passiva
Eigen vermogen
2.038.033
2.116.499
2.204.453
2.407.533
2.368.503
Voorzieningen
636.059
687.889
750.975
806.660
875.533
Langlopende schulden
402.405
498.075
554.667
692.091
734.258
Kortlopende schulden
1.171.474
1.199.676
1.271.015
1.338.997
1.487.762
Totaal van passiva
4.247.971
4.502.138
4.781.110
5.245.281
5.466.057
Staat van baten en lasten vo
Baten
2016
2017
2018
2019
2020
Rijksbijdragen
7.747.973
7.964.964
8.182.064
8.507.295
8.511.751
Overheidsbijdragen en -subsidies overige overheden
130.975
133.823
150.127
137.577
140.928
College-, cursus-, les- en examengelden
7.991
8.855
8.778
9.812
9.600
Baten werk in opdracht van derden
4.252
4.543
4.343
3.191
772
Overige baten
401.332
392.425
424.983
435.825
338.086
Totaal baten
8.292.523
8.504.610
8.770.296
9.093.701
9.001.137
Lasten
Personeelslasten
6.539.838
6.720.260
6.857.388
7.041.237
7.268.242
Afschrijvingen
280.595
276.528
298.387
291.429
292.969
Huisvestingslasten
520.569
507.216
546.309
552.402
553.302
Overige Lasten
923.969
923.739
961.160
1.014.672
890.019
Verstrekte subsidies
–
–
–
–
–
Doorbetalingen aan schoolbesturen
–
6.920
5.938
365
– 1.240
Totaal lasten
8.264.972
8.434.662
8.669.182
8.900.105
9.003.291
Saldo baten en lasten
27.551
69.948
101.114
193.595
– 2.154
Gerealiseerde herwaardering
– 130
–
–
–
–
Financiële baten
11.355
7.194
6.106
7.428
3.736
Financiële lasten
15.637
13.545
15.789
15.484
17.965
Resultaat
23.139
63.597
91.431
185.539
– 16.383
Belastingen
131
68
– 14
Resultaat uit deelnemingen
15
– 21
– 1
0
5
Resultaat na belastingen
23.155
63.576
91.299
185.471
– 16.365
Aandeel in het geconsolideerde resultaat dat niet aan de rechtspersoon toekomt
–
–
–
–
–
Nettoresultaat
23.155
–
–
–
–
Buitengewone resultaat
–
–
–
–
–
Buitengewone baten
162
–
–
–
–
–
2
–
–
–
–
Totaal resultaat
23.314
63.576
91.299
185.471
– 16.365
3.4 Samenwerkingsverbanden totaal (PO + VO)
Balans swv
Activa
2016
2017
2018
2019
2020
Immateriële vaste activa
84
–
88
161
342
Materiële vaste activa
4.954
6.206
8.776
9.245
9.838
Financiële vaste activa
1.284
1.462
1.286
1.113
772
Totaal van vaste activa
6.322
7.668
10.150
10.519
10.952
Voorraden
Vorderingen
17.435
25.229
25.053
27.273
30.247
Kortlopende effecten
Liquide middelen
250.579
281.335
310.780
306.490
288.499
Totaal van vlottende activa
268.013
306.564
335.833
333.762
318.746
Totaal van activa
274.335
314.232
345.983
344.281
329.698
Passiva
Eigen vermogen
206.193
238.329
260.107
259.022
236.374
Voorzieningen
3.173
2.874
3.356
3.786
4.360
Langlopende schulden
288
288
–
–
–
Kortlopende schulden
64.681
72.741
82.519
81.473
88.964
Totaal van passiva
274.335
314.232
345.983
344.281
329.698
Staat van baten en lasten swv
Baten
2016
2017
2018
2019
2020
Rijksbijdragen
292.864
2.029.661
2.137.115
2.168.786
2.240.440
Overheidsbijdragen en -subsidies overige overheden
17.515
16.963
16.684
17.361
16.319
College-, cursus-, les- en examengelden
–
–
–
–
–
Baten werk in opdracht van derden
2.735
1.932
1.695
1.475
1.307
Overige baten
25.681
28.240
31.554
32.593
31.112
Totaal baten
338.795
2.076.795
2.187.049
2.220.215
2.289.178
Lasten
Personeelslasten
160.303
168.972
179.562
182.805
193.562
Afschrijvingen
1.199
1.333
1.729
1.896
2.084
Huisvestingslasten
6.685
6.621
7.118
7.825
8.173
Overige Lasten
122.287
79.621
81.069
88.226
95.423
Verstrekte subsidies
–
–
–
–
–
Doorbetalingen aan schoolbesturen
–
1.788.662
1.898.166
1.940.562
2.012.180
Totaal lasten
290.474
2.045.208
2.167.644
2.221.314
2.311.421
Saldo baten en lasten
48.321
31.587
19.404
– 1.099
– 22.243
Gerealiseerde herwaardering
–
–
–
–
–
Financiële baten
463
215
111
56
4
Financiële lasten
27
23
49
42
309
Resultaat
48.757
31.779
19.466
– 1.085
– 22.548
Belastingen
Resultaat uit deelnemingen
Resultaat na belastingen
48.757
31.779
19.466
– 1.085
– 22.548
Aandeel in het geconsolideerde resultaat dat niet aan de rechtspersoon toekomt
–
–
–
–
–
Nettoresultaat
48.757
–
–
–
–
Buitengewone resultaat
–
–
–
–
–
Buitengewone baten
–
–
–
–
–
Buitengewone lasten
–
–
–
–
–
Totaal resultaat
48.757
31.779
19.466
– 1.085
– 22.548
3.5 Sector middelbaar beroepsonderwijs
Balans mbo
Activa
2016
2017
2018
2019
2020
Immateriële vaste activa
12.838
12.277
10.878
10.408
9.749
Materiële vaste activa
3.619.432
3.675.322
3.655.228
3.641.356
3.665.174
Financiële vaste activa
61.008
62.224
65.724
78.594
68.506
Totaal van vaste activa
3.693.277
3.749.822
3.731.829
3.730.358
3.743.428
Voorraden
3.787
3.608
3.658
3.776
2.998
Vorderingen
189.407
181.603
179.773
195.811
167.417
Kortlopende effecten
13.445
12.924
10.354
11.451
5.396
Liquide middelen
1.015.941
1.004.693
1.119.974
1.095.174
1.257.450
Totaal van vlottende activa
1.222.580
1.202.828
1.313.759
1.306.212
1.433.261
Totaal van activa
4.915.857
4.952.650
5.045.589
5.036.570
5.176.689
Passiva
Eigen vermogen
2.616.415
2.615.433
2.712.105
2.772.477
2.856.028
Voorzieningen
282.186
314.067
345.316
361.080
363.650
Langlopende schulden
1.082.379
1.056.725
1.003.556
919.239
927.807
Kortlopende schulden
934.887
966.425
984.612
983.774
1.029.203
Totaal van passiva
4.915.867
4.952.649
5.045.589
5.036.570
5.176.689
Staat van baten en lasten mbo
Baten
2016
2017
2018
2019
2020
Rijksbijdragen
4.590.852
4.638.092
4.813.161
4.943.759
5.062.747
Overheidsbijdragen en -subsidies overige overheden
97.240
96.963
92.610
95.473
92.142
College-, cursus-, les- en examengelden
52.955
58.660
62.877
61.415
64.592
Baten werk in opdracht van derden
174.722
191.585
187.349
169.084
121.841
Overige baten
199.279
194.868
204.515
204.569
179.773
Totaal baten
5.115.048
5.180.168
5.360.512
5.474.300
5.521.094
Lasten
Personeelslasten
3.687.679
3.823.959
3.900.244
4.036.020
4.121.536
Afschrijvingen
297.886
309.976
312.423
319.533
316.472
Huisvestingslasten
350.559
352.612
348.232
360.978
364.806
Overige Lasten
651.790
649.588
667.248
669.264
597.444
Verstrekte subsidies
–
–
–
–
Doorbetalingen aan schoolbesturen
–
–
–
–
–
Totaal lasten
4.987.914
5.136.136
5.228.147
5.385.795
5.400.258
Saldo baten en lasten
127.134
44.032
132.365
88.505
120.836
Gerealiseerde herwaardering
1.099
1.344
810
695
693
Financiële baten
3.095
2.247
2.266
2.204
1.900
Financiële lasten
49.994
41.056
40.841
39.891
42.138
Resultaat
81.334
6.567
94.600
51.512
81.291
Belastingen
917
209
49
416
323
Resultaat uit deelnemingen
1.012
199
1.365
– 288
73
Resultaat na belastingen
81.429
6.556
95.916
50.807
81.041
Aandeel in het geconsolideerde resultaat dat niet aan de rechtspersoon toekomt
103
86
44
15
– 86
Nettoresultaat
81.325
–
–
–
–
Buitengewone resultaat
–
–
–
–
–
Buitengewone baten
– 18
–
–
–
–
Buitengewone lasten
109
–
–
–
–
Totaal resultaat
81.198
6.471
95.872
50.792
81.127
3.6 Sector hoger beroepsonderwijs
Balans hbo
Activa
2016
2017
2018
2019
2020
Immateriële vaste activa
10.634
10.089
7.661
6.868
6.314
Materiële vaste activa
2.500.956
2.500.909
2.537.133
2.612.405
2.625.178
Financiële vaste activa
21.235
23.807
38.185
30.727
32.668
Totaal van vaste activa
2.532.825
2.534.805
2.582.980
2.650.000
2.664.160
Voorraden
1.086
1.525
1.513
1.410
1.286
Vorderingen
315.037
151.718
153.334
177.619
173.689
Kortlopende effecten
2.191
961
151
393
3.473
Liquide middelen
886.245
964.920
1.127.588
1.045.377
1.143.166
Totaal van vlottende activa
1.204.558
1.119.123
1.282.585
1.224.799
1.321.614
Totaal van activa
3.737.383
3.653.928
3.865.565
3.874.799
3.985.774
Passiva
Eigen vermogen
1.639.265
1.622.610
1.744.611
1.753.918
1.795.629
Voorzieningen
201.999
243.450
271.502
302.946
323.482
Langlopende schulden
731.803
741.051
768.548
698.709
687.836
Kortlopende schulden
1.164.318
1.046.817
1.080.905
1.119.227
1.178.825
Totaal van passiva
3.737.383
3.653.928
3.865.565
3.874.799
3.985.773
Staat van baten en lasten hbo
Baten
2016
2017
2018
2019
2020
Rijksbijdragen
2.852.163
2.942.307
3.160.180
3.280.115
3.395.871
Overheidsbijdragen en -subsidies overige overheden
35.843
45.985
53.314
49.999
63.911
College-, cursus-, les- en examengelden
860.843
886.968
877.867
848.438
880.158
Baten werk in opdracht van derden
181.848
193.612
198.856
215.164
197.290
Overige baten
164.121
170.127
165.562
165.649
123.942
Totaal baten
4.094.817
4.238.999
4.455.779
4.559.366
4.661.172
Lasten
Personeelslasten
3.142.887
3.229.425
3.308.616
3.497.800
3.639.049
Afschrijvingen
239.814
239.959
245.757
238.145
241.249
Huisvestingslasten
233.116
231.655
230.459
243.195
247.590
Overige Lasten
544.329
523.096
532.778
553.344
494.188
Verstrekte subsidies
–
–
–
–
–
Doorbetalingen aan schoolbesturen
–
–
–
–
–
Totaal lasten
4.160.145
4.224.135
4.317.609
4.532.486
4.622.075
Saldo baten en lasten
– 65.328
14.865
138.169
26.880
39.097
Gerealiseerde herwaardering
–
–
–
–
–
Financiële baten
2.944
1.283
1.140
1.239
711
Financiële lasten
28.885
27.182
25.968
25.625
21.823
Resultaat
– 91.269
– 11.034
113.341
2.494
17.985
Belastingen
934
1.468
1.111
1.059
675
Resultaat uit deelnemingen
428
142
– 50
3.085
484
Resultaat na belastingen
– 91.775
– 12.360
112.180
4.521
17.794
Aandeel in het geconsolideerde resultaat dat niet aan de rechtspersoon toekomt
305
198
151
110
116
Nettoresultaat
– 92.080
–
–
–
–
Buitengewone resultaat
0
–
–
–
–
Buitengewone baten
343
–
–
–
–
Buitengewone lasten
0
–
–
–
–
Totaal resultaat
– 91.737
– 12.558
112.029
4.411
17.678
3.7 Sector wetenschappelijk onderwijs
Balans wo
Activa
2016
2017
2018
2019
2020
Immateriële vaste activa
57.678
51.234
48.713
46.368
64.022
Materiële vaste activa
4.584.437
4.696.255
4.729.633
4.770.437
4.963.676
Financiële vaste activa
135.673
143.815
142.788
149.343
150.579
Totaal van vaste activa
4.777.788
4.891.304
4.921.134
4.966.148
5.178.277
Voorraden
10.755
9.298
8.072
7.271
7.990
Vorderingen
871.788
902.443
834.981
804.651
780.919
Kortlopende effecten
39.390
39.642
34.058
28.835
34.183
Liquide middelen
1.683.351
1.684.852
1.859.590
2.048.990
2.112.557
Totaal van vlottende activa
2.605.284
2.636.235
2.736.700
2.889.747
2.935.649
Totaal van activa
7.383.072
7.527.539
7.657.834
7.855.895
8.113.926
Passiva
Eigen vermogen
3.608.992
3.701.548
3.760.865
3.790.318
3.849.974
Voorzieningen
447.016
433.249
485.036
481.408
487.261
Langlopende schulden
777.762
773.494
762.141
749.209
746.970
Kortlopende schulden
2.549.302
2.619.248
2.649.793
2.834.959
3.029.720
Totaal van passiva
7.383.072
7.527.539
7.657.834
7.855.895
8.113.926
Staat van baten en lasten wo
Baten
2016
2017
2018
2019
2020
Rijksbijdragen
3.802.384
3.900.941
4.121.013
4.374.455
4.631.494
Overheidsbijdragen en -subsidies overige overheden
870
783
727
1.455
1.061
College-, cursus-, les- en examengelden
613.572
656.663
691.078
720.493
783.068
Baten werk in opdracht van derden
1.820.051
1.865.030
1.924.839
2.026.282
1.944.913
Overige baten
566.012
533.463
550.075
577.888
526.445
Totaal baten
6.802.889
6.956.880
7.287.733
7.700.572
7.886.981
Lasten
Personeelslasten
4.380.639
4.610.203
4.824.940
5.163.891
5.553.314
Afschrijvingen
443.420
439.572
444.557
472.195
470.100
Huisvestingslasten
479.114
462.502
511.434
495.169
501.672
Overige Lasten
1.350.538
1.324.560
1.373.171
1.397.924
1.256.015
Verstrekte subsidies
–
27.096
36.143
27.087
36.339
Doorbetalingen aan schoolbesturen
–
–
–
–
–
Totaal lasten
6.653.711
6.863.933
7.190.244
7.556.265
7.817.440
Saldo baten en lasten
149.178
92.947
97.488
144.307
69.541
Gerealiseerde herwaardering
–
–
–
–
–
Financiële baten
17.361
8.531
– 102
6.738
2.816
Financiële lasten
29.586
27.343
30.299
29.716
23.398
Resultaat
136.952
74.135
67.087
121.328
48.959
Belastingen
943
1.034
553
786
– 3.051
Resultaat uit deelnemingen
1.665
4.660
4.745
934
4.821
Resultaat na belastingen
137.674
77.761
71.280
121.476
56.831
Aandeel in het geconsolideerde resultaat dat niet aan de rechtspersoon toekomt
15.013
14.262
15.425
17.859
3.603
Nettoresultaat
122.661
–
–
–
–
Buitengewone resultaat
–
–
–
–
–
Buitengewone baten
–
–
–
–
–
Buitengewone lasten
–
–
–
–
–
Totaal resultaat
122.661
63.499
55.855
103.617
53.228
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.