Brief regering : Kabinetsreactie op PBL-analyse Fit for 55 en op de motie van de leden Van der Staaij en Eerdmans
32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 905
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 oktober 2021
Op 24 september jl. heeft het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) een rapport getiteld
«Nederland Fit for 55?» gepubliceerd waarin de mogelijke gevolgen worden beschreven
van het Europese Fit-for-55 pakket (Ff55) voor het Nederlandse beleid1, mede op verzoek van de Tweede Kamer. Op 30 september jl. heeft uw vaste commissie
voor Economische Zaken en Klimaat mij verzocht dit rapport te voorzien van een kabinetsreactie.
Middels deze brief kom ik aan dit verzoek tegemoet. Daarnaast geef ik met deze brief
ook invulling aan de motie van de leden Van der Staaij en Eerdmans over een analyse
naar de gevolgen van de voorstellen van de Europese Commissie voor huishoudens, mkb-bedrijven
en overheidsuitgaven2.
Appreciatie PBL-rapport
Het rapport geeft een eerste algemene inschatting van de mogelijke gevolgen van het
Ff55-pakket, zoals nu voorgesteld voor het algemene Nederlandse klimaatbeleid en het
beleid in diverse sectoren. Deze inschatting is voornamelijk kwalitatief van aard.
Het PBL heeft geen exacte doorrekening voor Nederland kunnen maken. Het Ff55-pakket
schrijft immers geen nationale beleidsmaatregelen voor, maar bepaalt de opgave voor
de lidstaten op verschillende terreinen. Nationale keuzes over de invulling van de
nieuwe opgave, die voortvloeit uit het Ff55 pakket, zijn nog niet gemaakt. Deze keuzes
zijn aan een volgend kabinet. Daarnaast benadrukt het PBL terecht dat nog over de
voorstellen in het pakket moet worden onderhandeld en deze daarom nog kunnen veranderen.
De implicaties liggen dus nog niet vast.
De inschatting van het PBL wijkt niet af van de analyse van het kabinet over het pakket.
Hierover bent u eerder per brief over geïnformeerd en in de BNC-fiches voor de individuele
voorstellen3. Het kabinet verwelkomt het rapport van het PBL en zal de geschetste aandachtspunten
meenemen in het verdere proces. Het kabinet vindt dat het Ff55-pakket kansen biedt
voor een ambitieuze Europese aanpak van de klimaatverandering, wat Nederland steeds
heeft bepleit. Een ambitieuze aanpak betekent ook dat het een grote opgave voor Nederland
en de andere EU-lidstaten is. Naarmate de onderhandelingen vorderen zal er steeds
meer informatie over de gevolgen van het pakket beschikbaar komen.
Het PBL geeft aan dat verschillende voorstellen in het pakket het Nederlandse klimaatbeleid
kunnen ondersteunen. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de aanscherping van het bestaande
Emissiehandelssyteem (ETS), de geleidelijke invoering van een Carbon Border Adjustment
Mechanism (CBAM), strengere emissie-eisen voor voertuigen en bijmengverplichtingen
voor biobrandstoffen. Ook zorgt het pakket volgens het PBL voor een gelijker speelveld
binnen de EU door een kleiner verschil tussen de nationale CO2-heffing en de Europese ETS-prijs, het harmoniseren van de minimumbelastingtarieven
onder de voorgestelde Richtlijn Energiebelasting (ETD), en voorstellen op het gebied
van lucht- en scheepvaart – internationale sectoren die juist gebaat zijn bij een
Europese/internationale aanpak in plaats van louter een nationale. Het kabinet onderschrijft deze
conclusies van het PBL. Het kabinet blijft voorstander van een effectief en ambitieus
Europees klimaatbeleid. Een Europese aanpak voor het klimaatbeleid is immers vaak
(kosten)effectiever dan een nationale aanpak, ook gezien het grensoverschrijdende
effect van broeikasgasuitstoot. De concurrentiekracht van de Europese economie en
het gelijke speelveld, zowel binnen als buiten de EU, moeten in voldoende mate behouden
en waar mogelijk versterkt worden, zodat optimaal ingespeeld kan worden op de kansen
van de transitie.
Het PBL geeft aan dat het pakket een flinke versnelling van het klimaatbeleid in Europa
betekent. Het pakket impliceert dat Nederland haar uitstoot verder moet terugdringen
dan het huidige Nederlandse doel van 49% emissiereductie in 2030. Met name in de ESR-sectoren
zal volgens het PBL aanvullend nationaal beleid nodig zijn. Het hogere ESR-doel voor
Nederland betekent een extra opgave van 15 Mt in 2030 ten opzichte van het huidige
ESR-doel. Het PBL schat de aanvullende cumulatieve opgave op ca. 62 Mton over de gehele
periode 2021–2030. Deze inschattingen komen overeen met die van het kabinet. Zoals
in de Kamerbrief over het Ff55-pakket en de bijbehorende BNC-fiches is aangegeven,
is het kabinet van mening dat het Ff55-pakket kansen op het gebied van innovatie en
werkgelegenheid biedt, maar ook een transformatie van de Nederlandse samenleving tot
gevolg heeft. Het is hierbij, met het oog op een effectief klimaatbeleid en draagvlak,
van belang dat in het verdere proces bijzondere aandacht blijft voor sectoren die
hoge reductie kosten hebben en voor een grote opgave staan. Ook wordt rekening gehouden
met de mogelijke lastenverzwaring voor huishoudens, bedrijven en maatschappelijke
organisaties (zoals maatschappelijk vastgoed).
Daarnaast zal de voorgestelde ophoging van de doelstellingen voor het aandeel hernieuwbaar
(RED) en energiebesparing (EED) een extra opgave behelzen voor Nederland. Deze doelstellingen
zijn op Europees niveau bindend en op lidstaatniveau indicatief. De indicatieve doelstellingen
voor Nederland in de voorliggende voorstellen zijn met het huidige beleid nog niet
binnen bereik. Daarnaast zitten in de RED en EED ook een aantal nieuwe (op nationaal
niveau bindende) subdoelen voor het gebruik van hernieuwbare energie en energiebesparing.
Het PBL wijst hierbij onder andere op de verplichting in de RED om in 2030 in de industrie
50% groene waterstof te gebruiken en op de complexiteit rondom de nationale energiebesparingsverplichting
in het EED-voorstel. Zoals ook genoemd in de Kamerbrief over het Ff55-pakket en de
BNC-fiches over de RED en EED, blijft sturen op CO2-reductie het uitgangspunt. Tegelijkertijd is het van belang om langjarige investeringen,
die nodig zijn richting klimaatneutraliteit in 2050, op tijd te stimuleren. Het kabinet
zal subdoelen voorgesteld in het pakket op hun merites beoordelen op o.a. haalbaarheid,
uitvoerbaarheid, draagvlak bij burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en
overheden en bijdrage aan het doelbereik.
Verdere analyse gevolgen Ff55
De motie van de leden Van der Staaij en Eerdmans verzoekt het kabinet een analyse
te maken van de gevolgen van het Ff55-pakket op huishoudens, mkb-bedrijven en overheidsuitgaven.
Ik ben in contact getreden met de planbureaus over wat op dit moment al mogelijk is.
De gevolgen van het fit for 55%-pakket zijn namelijk afhankelijk van de nationale
invulling van het pakket, dit vergt overleg met de planbureaus.
Het rapport van het PBL geeft een goed overzicht van de huidige kennis over de impact
van het pakket voor de opgave in Nederland en het Nederlandse klimaatbeleid. Het PBL
heeft dit rapport geschreven mede op verzoek van de Tweede Kamer en van het kabinet.
Hier bent u eerder per brief over geïnformeerd4.
Naar aanleiding van de motie ben ik ook in gesprek gegaan met het Centraal Planbureau
(CPB). Het CPB heeft in reactie laten weten te werken aan een kwalitatieve beschouwing
over de sociaaleconomische gevolgen van de Europese voorstellen. Het CPB hoopt deze
beschouwing begin volgend jaar te kunnen publiceren. Hierbij is het van belang te
realiseren dat het CPB werkt met dezelfde beperkingen als het PBL, namelijk dat een
volledige doorrekening op dit moment niet mogelijk is. Naarmate duidelijk wordt hoe
een nieuw kabinet de nationale maatregelen gaat invullen om aan het hogere 2030-doel
van de EU te voldoen, kunnen CPB en PBL nadere analyse van de gevolgen uitvoeren.
Naarmate de onderhandelingen vorderen zal er steeds meer informatie over de gevolgen
van het pakket beschikbaar komen. De Nederlandse inzet in de Europese onderhandelingen,
zoals beschreven in de BNC-fiches, laat genoeg ruimte open om deze nieuwe inzichten
tijdens het verdere proces mee te nemen. Tijdens de onderhandelingen zet het kabinet
in op proportionele, uitvoerbare en kosteneffectieve maatregelen die rekening houden
met bijkomende brede maatschappelijke gevolgen. De uitwerking van de verdere nationale
invulling is aan een volgend kabinet.
Subsidiariteit en proportionaliteit
De motie van de leden Van der Staaij en Eerdmans verzoekt de regering om de subsidiariteit
en proportionaliteit van de voorstellen te toetsen in lijn met de motie van het lid
Bisschop5. U heeft op 15 september 2020 een brief ontvangen naar aanleiding van deze motie
over de wijze waarop de regering omgaat met onder meer de toetsing van subsidiariteit
en proportionaliteit6. In die brief wordt het beoordelingskader toegelicht. Dit beoordelingskader wordt
voor alle wetgevingsvoorstellen en niet-wetgevende voorstellen vanuit de EU gehanteerd en de uitkomsten van de beoordeling staan
in de desbetreffende BNC-fiches. Daarmee is er sprake van een systematische en grondige
toetsing. Echter, de afweging van bovengenoemde vragen en daarmee de uitkomst van
die beoordeling verschilt van geval tot geval. Daarbij is de beoordeling van de bevoegdheid een zuiver juridische afweging en de beoordeling van subsidiariteit en proportionaliteit
vooral een politieke appreciatie van het kabinet die voor elk commissievoorstel afzonderlijk
wordt gemaakt. Conform die brief zijn op de individuele voorstellen uit het Ff55-pakket
een subsidiariteits- en proportionaliteitstoets uitgevoerd waarvan de uitkomsten zijn
opgenomen in de desbetreffende BNC-fiches. Op deze wijze geeft het kabinet uitvoering
aan beide moties.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
D. Yeşilgöz-Zegerius
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat