Brief regering : Voortgang met betrekking tot de helmkeuze en de datum van inwerkingtreding van de helmplicht
29 398 Maatregelen verkeersveiligheid
Nr. 965 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 oktober 2021
Op 24 juni jl. heeft de vaste commissie van Infrastructuur en Waterstaat schriftelijke
vragen ingebracht in het kader van de voorhangprocedure van het ontwerpbesluit invoering
helmplicht voor snorfietsers. Daarnaast is op 10 september jl. het aanvullende onderzoek
van TNO over de veiligheid van de speed-pedelec-helm voor de snorfietsbestuurder met
een passagier en voor de passagier zelf afgerond (zie bijlage)1. Met deze brief worden de vragen van uw Kamer beantwoord (zie Kamerstuk 29 398, nr. 966) en wordt uw Kamer geïnformeerd over de voortgang met betrekking tot de helmkeuze
en de datum van inwerkingtreding van de helmplicht.
Aanvullend onderzoek TNO
In de brief aan uw Kamer van 10 mei jl.2 is aangegeven dat TNO op basis van de eerste simulatiestudie heeft geconcludeerd
dat de speed-pedelec-helm3 een vergelijkbare tot betere bescherming biedt voor de snorfietsbestuurder, als de
bromfietshelm voor de bromfietsbestuurder. Omdat over hoofdbescherming van passagiers
op snorfietsen te weinig bekend bleek te zijn, heeft TNO in een aanvullende studie
onderzocht of de speed-pedelec-helm veilig is ter preventie van hoofdletsel voor zowel
de bestuurder met passagier achterop als de passagier van snorfietsen.
In dit aanvullende onderzoek4 is, net als in het eerste onderzoek, gekeken naar de mate van bescherming van een
speed-pedelec-helm en twee type helmen die zijn toegestaan voor bromfietsen en motoren:
de «pothelm» en de integraalhelm5.
Inclusief de originele studie zijn in totaal twaalf combinaties (drie soorten opzittenden
[de bestuurder zonder passagier, de bestuurder met passagier en de passagier zelf]
in vier simulatiescenario’s) voor de snorfietser met speed-pedelec-helm ten opzichte
van de bromfietser met bromfietshelm (zowel integraalmodel als pothelm) gesimuleerd
en geanalyseerd.
Ten opzichte van de integraalhelm bij de bromfietsers biedt de speed-pedelec-helm
bij snorfietsers die gemiddeld 25 km/u rijden in negen van de twaalf onderzochte combinaties
een vergelijkbare tot betere bescherming. Ten opzichte van de pothelm bij bromfietsers
biedt de speed-pedelec-helm bij snorfietsers die gemiddeld 25 km/u rijden in elf van
de twaalf onderzochte combinaties een vergelijkbare tot betere bescherming. In één
van de twaalf combinaties biedt de speed-pedelec-helm minder bescherming voor de snorfietser, ook wanneer wordt vergeleken met de pothelm.
Dit is het geval voor de bestuurder met passagier in het scenario «remmen».
Daarbij wordt opgemerkt dat het bekend is dat veel snorfietsers harder rijden dan
de constructiesnelheid van 25 km/u. Uit onderzoeken blijkt dat de werkelijk gereden
snelheid vaak in de buurt van 35 km/u ligt6. TNO heeft rekening gehouden met een veiligheidsmarge van 10 km/u, door in de analyse
een snelheidsverdeling te gebruiken van 15 tot 35 km/u voor de snorfiets en 35 tot
55 km/u voor de bromfiets, met het zwaartepunt op de constructiesnelheid. Daarmee
is het onderzoek gericht op de snorfietsers en bromfietsers die rijden rondom de geldende snelheidslimieten. Dat zorgt
voor een eerlijke vergelijking en voorkomt dat het beleid zich richt op de overtreders
en daarmee negatieve gevolgen heeft voor de snorfietsers die zich aan de geldende
regels houden.
Op basis van beide onderzoeken door TNO kan worden geconcludeerd dat per saldo de
speed-pedelec-helm, ook in het geval van passagier achterop, bijdraagt aan het verminderen
van hoofdletsel en daarmee dus ten goede komt aan de verkeersveiligheid.
Daarom ben ik voornemens om naast de bromfietshelm (ECE R22.05) ook de speed-pedelec-helm
(NTA 8776:2016) toe te staan voor de bestuurders en passagiers van alle snorfietsen
(met en zonder trapondersteuning). Hiermee wordt tegemoetgekomen aan de uitkomsten
van de internetconsultatie over de zorgen rondom de ventilatie en het gewicht van
de bromfietshelm voor een deel van de snorfietsers. Het toestaan van deze helm draagt
door het beperkte gewicht en de extra keuzemogelijkheid bij aan het draagvlak en daarmee
het naleven van deze maatregel.
Datum inwerkingtreding
Uit het oogpunt van verkeersveiligheid is het van belang dat de helmplicht zo snel
mogelijk wordt ingevoerd. Dit is ook de wens van een deel van uw Kamer. Op het moment
dat een helm verplicht wordt gesteld moeten voldoende helmen beschikbaar zijn voor
alle snorfietsers en passagiers. Hierin wordt door de branche een serieus probleem
voorzien. In vele sectoren kampen fabrikanten, importeurs en leveranciers met leveringsproblemen
vanwege een tekort aan grondstoffen, hoge transportkosten en lange transporttijden.
Dit geldt ook voor de helmenbranche. Het is onduidelijk of en hoe de productie van
de helmen in de nabije toekomst zich zal ontwikkelen. Op dit moment is de inschatting
vanuit de branche dat de levertijden tussen de 12 en 14 maanden liggen. Burgers moeten
ook voldoende tijd hebben om een geschikte helm aan te schaffen. Daarnaast hebben
de deelscooteraanbieders het signaal afgegeven tijd nodig te hebben om de helmplicht
in te voeren binnen hun voertuigpark.
Gelet hierop wordt een serieus knelpunt voorzien in geval van invoering per 1 juli
2022. Ik acht invoering van de helmplicht per 1 januari 2023 wel mogelijk en belangrijk
voor de verkeersveiligheid. Het besluit en de ministeriele regeling worden zo snel
als mogelijk gepubliceerd, zodat zowel het bedrijfsleven als particulieren helmen
kunnen (in)kopen.
Vervolgproces
Na behandeling door uw Kamer van het ontwerpbesluit wordt het besluit voorgelegd aan
de Raad van State. De wijziging van de ministeriële regeling waarin wordt vastgelegd
dat naast de bromfietshelm ook voor de speed-pedelec-helm gekozen kan worden (Regeling
aanduiding motor- en bromfietshelmen) zal niet eerder dan nadat uw Kamer het ontwerpbesluit
heeft behandeld in gang worden gezet.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
B. Visser
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B. Visser, minister van Infrastructuur en Waterstaat