Brief regering : Reactie op de motie van het lid Van den Berg over de kosten van het verlengen van Kansrijke Start tot aan het primair onderwijs (Kamerstuk 35593-13)
32 279 Zorg rond zwangerschap en geboorte
Nr. 217
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 oktober 2021
Hierbij stuur ik u mijn reactie op de motie van het lid Van den Berg1. Deze motie verzoekt te onderzoeken wat de kosten zouden zijn van het verlengen van
Kansrijke Start tot aan het primair onderwijs. Dat wil zeggen van 1.000 dagen naar
1.500 dagen.
Reactie op motie
Het idee van deze motie, om de beweging die in gang is gezet met actieprogramma Kansrijke
Start (Kamerstuk 32 279, nr. 124) verder door te trekken, wil ik van harte ondersteunen. Deze brief geeft invulling
aan het verzoek van de motie om de benodigde kosten hiervoor in beeld te brengen.
Hierbij is een inschatting gemaakt op basis van de ervaringen met het programma Kansrijke
Start van de afgelopen jaren.
Voor het vervolg van het programma Kansrijke Start is het belangrijk de focus te houden
op de 1e 1.000 dagen, omdat die essentieel zijn voor een goede ontwikkeling van alle organen
(zoals hart, lever, nieren, hersenen) en een goede hechting. Het gaat om zowel de
fysieke en mentale ontwikkeling van kinderen. Dat betekent in ieder geval het continueren
van het programma Kansrijke Start (met bijbehorende middelen). Een verbreding naar
1.500 dagen is mogelijk, waarbij het programma vooral moet aanhaken op relevante trajecten,
zoals preventie, verkleinen gezondheidsverschillen, kansengelijkheid en voor- en vroegschoolse
educatie in de periode van 2–4 jaar). De wijze waarop het actieprogramma de komende
jaren wordt doorgezet, is aan het volgende kabinet.
Bij het in beeld brengen van de kosten van het verlengen van Kansrijke Start zijn,
onderscheid ik de volgende scenario’s die daaropvolgend worden toegelicht:
1. Verlengen van de huidige aanpak van Kansrijke Start (1.000-dagen) in de huidige 275 gemeenten voor gezinnen in een kwetsbare situatie om van daaruit te verbreden. Vooralsnog
loopt financiering van dit programma tot eind 2021 met een aanvulling in 2022 ter
gedeeltelijke overbrugging richting een nieuw kabinet.
Kosten van verlengen (1.000 dagen): € 15–20 miljoen per jaar.
2. Verlengen en uitbreiden van Kansrijke Start tot aan het primair onderwijs (1.500 dagen). Het is zeker van belang om ook na het 2e levensjaar gezinnen in een kwetsbare situatie goed te ondersteunen, zodat kinderen
van 2–4 jaar een zo goed mogelijke vervolgstart maken richting de basisschool.
Kosten van verlengen en uitbreiden (1.500 dagen): € 25–30 miljoen2
per jaar
3. Structureel inbedden van Kansrijke Start inclusief uitbreiden naar 1.500 dagen in de te vormen lokale en regionale preventie-infrastructuur. Uiteindelijk dient
de aanpak Kansrijke Start goed geborgd te worden, zodat dit een blijvende werkwijze
gaat worden. Dit past heel goed binnen de ideeën over een regionale preventie-infrastructuur.
Het gaat om het structureel inzetten van kansrijke start in alle gemeenten in Nederland voor alle gezinnen in kwetsbare situaties.
Kosten van structureel (breder) inbedden: € 40–50 miljoen per jaar.
Toelichting op bovengenoemde bedragen/scenario’s:
Ad 1. Verlengen van huidige aanpak Kansrijke Start (1.000 dagen)
Op dit moment zijn landelijk 275 gemeenten aan de slag om via lokale coalities een
goede aanpak neer te zetten om gezinnen in een kwetsbare situatie rondom de geboorte
optimaal te ondersteunen, onder andere via het prenataal huisbezoek door de JGZ. Om
dit lokaal te bestendigen is aanvullende financiering nodig om het actieprogramma
Kansrijke Start in de komende 4 jaren goed te borgen en gemeenten meer financiële
ruimte te geven om ook daadwerkelijk voldoende interventies in te zetten rondom deze
gezinnen.
Met het actieprogramma Kansrijke Start werken we aan de best mogelijke start van het
leven voor ieder kind en daarmee een optimale kans op een kansrijke en gezonde toekomst.
In het actieprogramma wordt ingezet op een goede gezamenlijke ketenaanpak rondom de
1e 1.000 dagen van kinderen (vanaf preconceptie tot 2e levensjaar) in een kwetsbare situatie via 3 actielijnen: voor de zwangerschap, tijdens
de zwangerschap en na de geboorte. Het gaat om vroegsignalering en tijdige hulp en
ondersteuning van (aankomende) gezinnen in een kwetsbare situatie als ultieme vorm
van preventie. Een belangrijk onderdeel van het actieprogramma is een goede verbinding
te leggen tussen het medisch en sociaal domein, waarbij een rol is weggelegd voor
zowel de geboortezorg als de jeugdgezondheidszorg. Hoofdreden om in te zetten op deze
1e 1.000 dagen is dat deze periode zeer bepalend blijkt te zijn voor de rest van het
leven, omdat in deze periode alle organen (zoals hart, lever, nieren, hersenen) worden
aangelegd. Daarmee is deze periode heel belangrijk voor zowel de fysieke als mentale
ontwikkeling en een goede en veilige hechting van kinderen.
In de woorden van Tessa Roseboom: «De ontwikkeling die we doormaken van de eerste cel tot aan tweejarige peuter is fenomenaal
en vormt ons voor een belangrijk deel tot wie we zijn. In geen enkele andere periode
in het leven worden zo veel mijlpalen bereikt. Alle organen worden aangelegd, onze
afweer wordt opgebouwd, we hechten ons aan anderen, we leren kruipen, staan en lopen,
we leren eten en drinken, we leren communiceren, spreken onze eerste woordjes, en
leren essentiële levenslessen over oorzaak en gevolg. Op dit fundament bouwen we de
rest van ons leven. Deze periode is dan ook cruciaal voor een goede ontwikkeling van
jonge kinderen, hun gezondheid op volwassen leeftijd en de gezondheid van volgende
generaties. Als je deze periode niet goed doorloopt, dan is het alsof je een valse
start maakt. Als een kind in deze vormende fase blootstaat aan stress, rook, slechte
voeding, mishandeling of andere risicofactoren, dan is dat de wortel voor gezondheidsverschillen.
Deze grote verschillen in kansen op een lang en gezond leven hebben weinig te maken
met erfelijke factoren, maar alles met de omstandigheden waarin kinderen zich ontwikkelen
en opgroeien.»3
Inzet van middelen: 15 tot 20 miljoen euro (zie tabel 1).
Ad 2. Verlengen en uitbreiden van Kansrijke Start tot primair onderwijs (1000 naar
1.500 dagen)
Om Kansrijke Start uit te breiden naar het primair onderwijs, zal het in aanvulling
op verlengen vooral nodig zijn om programma goed te laten aanhaken op andere trajecten
die in deze periode inzetten op gezinnen in een kwetsbare situatie. Het gaat dan in
de periode van 2–4 jaar primair om de inzet van de jeugdgezondheidszorg rondom opvoedondersteuning
en inzet op het gebied van gezondheidsbevordering (leefstijl), verkleinen van gezondheidsverschillen,
kansengelijkheid en voor- en vroegschoolse educatie. Het genoemde bedrag is een globale
inschatting van wat er extra nodig zou zijn om dit te realiseren.
Inzet van middelen: 25 tot 30 miljoen euro (incl. middelen van scenario 1 (zie tabel
1).
Ad 3. Structureel inbedden van Kansrijke Start inclusief uitbreiden naar 1.500 dagen
in preventie-infrastructuur
Om Kansrijke Start structureel in te bedden zijn de ideeën rondom een (regionale)
preventie-infrastructuur en de hervormingsagenda jeugd zeer relevant. Bij deze variant
gaan alle gemeenten aan de slag (niet vrijblijvend) met kansrijke start en worden
alle gezinnen in kwetsbare situaties ondersteund (meer interventies). Naast lokale
inzet en financiering (gericht op samenwerking tussen medisch en sociaal domein) zijn
op regionaal niveau (bv GGD-regio) afspraken nodig (tussen onder meer zorgverzekeraars,
ziekenhuizen, verloskundige samenwerkingsverbanden en gemeenten om structureel in
te zetten op een kansrijke start. Als regio’s mede de opdracht krijgen om gezamenlijk
ook in te zetten op jongste inwoners van een regio (als ultieme vorm van preventie),
dan dienen daar zowel lokaal als regionaal middelen voor beschikbaar gesteld te worden.
Inzet van middelen: 40–50 miljoen euro (incl. middelen van scenario 1 en 2 (zie tabel
1).
Tabel 1: inzet van middelen per scenario
Inzet
Scenario 1
in € miljoen
275 gemeenten
Scenario 2
in € miljoen
275 gemeenten
Scenario 3
in € miljoen
355 gemeenten
Ondersteuning lokale coalities
5
Gemiddeld € 18.000* per gemeente
8
gemiddeld € 29.000* per gemeente****
10
gemiddeld
€ 29.000* per gemeente****
Interventies** voor (aanstaande) ouders in kwetsbare situaties
8–13
Gemiddeld € 350–580 per interventie*** voor 22.500 gezinnen
8–13
gemiddeld € 350–580 per interventie*** voor 22.500 gezinnen
8–13
gemiddeld
€ 350–580 per interventie*** voor 22.500 gezinnen
Extra inzet door de jeugdgezondheidszorg o.a. op gebied van opvoedondersteuning
7
Gemiddeld € 300 per gezin voor 22.500 gezinnen
7
Gemiddeld € 300 per gezin voor 22.500 gezinnen
Middelen voor regionale aanpak (verbinding relevante trajecten) voor 25 regio’s
8–13
Gemiddeld € 320.000–520.000* per regio
Landelijke ondersteuning door o.a. kennis- en leerinfrastructuur, monitoring en ontwikkeling
van tools
2
2
2
Totaal
15–20
25–30
40–50
* gebaseerd op aantal inwoners
** zoals Nu niet zwanger, Stevig ouderschap, Voorzorg en Centering Parenting
*** kosten sterk afhankelijk van benodigde interventie en inzet
**** inclusief verbreden netwerk ivm uitbreiden naar 1.500 dagen
Als gevolg van Kansrijke Start zullen meer kwetsbare gezinnen gesignaleerd en beter
ondersteund worden. Dat is belangrijk voor zowel de betreffende gezinnen als de samenleving.
In principe kan dit bij alle scenario’s op kortere termijn leiden tot extra kosten
voor gemeenten (meer beroep op sociale voorzieningen (zoals schuldhulpverlening, woonruimte,
hulp bij verslaving, extra opvoedondersteuning) en wellicht jeugdhulp), maar op langere
termijn is de verwachting dat dit leidt tot lagere kosten voor gemeenten omdat er
minder beroep op jeugdhulp is en gezinnen meer zelfredzaam zijn. Belangrijker nog
is dat door deze start in hun leven kinderen gezonder starten en dat dit voor de rest
van hun leven positieve gevolgen heeft.
Ik hoop hiermee aan de motie van het lid Van den Berg te hebben voldaan.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
P. Blokhuis
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport