Brief regering : Besluit op verzoeken van de Orthodox Zendende Instantie tot zendende instantie en achtste denominatie bij de Dienst Geestelijke verzorging (DGV) van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI)
24 587 Justitiële Inrichtingen
Nr. 807
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 oktober 2021
Op 6 november 2019 heeft de Orthodox Zendende Instantie (OZI) het verzoek gedaan om
erkend te worden als Zendende Instantie (ZI). Tevens heeft zij verzocht toe te treden
als achtste denominatie bij de Dienst Geestelijke verzorging (DGV) van de Dienst Justitiële
Inrichtingen (DJI).1 Op dit moment valt de orthodoxe geestelijke verzorging onder de protestantse denominatie
en verloopt de zending van orthodoxe geestelijk verzorgers via de Interkerkelijke
Commissie Justitiepastoraat (ICJ), waarin de orthodoxen zijn vertegenwoordigd.
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld is het nog niet voorgekomen dat een organisatie zich
wil afsplitsen van een huidige ZI en een nieuwe denominatie wil vormen. Daarom vroeg
de beoordeling van dit verzoek een zorgvuldig en onafhankelijk onderzoek naar het
in kaart brengen van de consequenties.2 Ik heb de Vrije Universiteit Amsterdam (VU) hiertoe opdracht gegeven. De VU heeft
dit onderzoek recent afgerond (zie bijlage).3 Met deze brief informeer ik u over de uitkomsten van het onderzoek en mijn reactie
hierop.
Opzet onderzoek
De VU heeft aan de hand van twee deelopdrachten het verzoek van de OZI onderzocht.
De eerste deelopdracht betreft de erkenning van de OZI als ZI. De tweede deelopdracht
richt zich op de toelating van de OZI als achtste denominatie binnen DGV en de consequenties
hiervan voor de toekomst van het stelsel van geestelijke verzorging.
De VU heeft voor beide deelopdrachten diverse interviews gehouden met alle betrokkenen,
waaronder vertegenwoordigers van de OZI zelf. Daarnaast is voor de tweede deelopdracht
een klankbordgroep ingericht met vertegenwoordigers van de huidige denominaties en
de divisie gevangeniswezen/ vreemdelingenbewaring van DJI. De klankbordgroep is op
meerdere momenten tijdens het onderzoek (digitaal) bij elkaar gekomen om te reflecteren
op de (tussen)resultaten.
Uitkomsten onderzoek
Voor de beoordeling van de eerste deelvraag over de erkenning van de OZI als ZI heeft
de VU vier criteria gehanteerd, die ook zijn gebruikt bij eerdere aanvragen van een
ZI4:
• de mate van representativiteit, effectiviteit, stabiliteit, duurzame organisatie en
toegankelijkheid om als eigenstandige ZI voor de orthodoxe geloofsgemeenschap in Nederland
te fungeren;
• het vermogen om kwantitatief en kwalitatief voldoende opgeleiden als orthodoxe geestelijk
verzorger te zenden;
• de mate waarin de OZI voldoet aan de algemene bepalingen die gelden voor alle Zendende
Instanties bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid;
• de beschikking over een universitaire Masteropleiding voor geestelijke verzorging
in de orthodoxe traditie.
De VU constateert dat de OZI goed op weg is om te voldoen aan de gestelde criteria,
maar dat dat nog niet volledig het geval is. De bestuurstraditie van de OZI is nog
jong (2018) en de universitaire Masteropleiding verkeert nog in de opbouwfase. Op
basis van deze beoordeling adviseert de VU om de OZI voorlopig te erkennen tot ZI
en om na drie tot vijf jaar opnieuw te toetsen of de OZI aan de criteria voldoet.
Voor de tweede deelopdracht heeft de VU het verzoek tot toelating als achtste denominatie
en het effect van een dergelijke toelating op de uitvoerbaarheid voor DGV onderzocht.
De VU geeft hierbij aan dat toelating als achtste denominatie:
• een breuk is met het ingezette beleid om versnippering tegen te gaan. De boeddhistische,
islamitische en hindoeïstische denominatie moesten bij hun aanvraag tot ZI hun interne
verscheidenheid onder één hoofd verenigen;
• de christelijke denominaties meer privileges geeft, aangezien de christelijke stromingen
dan drie hoofden hebben terwijl de andere wereldreligies slechts elk één hoofd kennen;
• een precedent schept voor eventuele toekomstige aanvragen.
Daarbij geeft de VU aan dat de werkbaarheid voor de andere denominaties binnen de
DGV met een achtste denominatie zal afnemen, door toevoeging van een nieuwe denominatie
met eigen hoofd. Ook geeft de VU aan dat voor de gedetineerde de orthodoxe geestelijke
bijstand momenteel al is geborgd.
De VU heeft, naast de huidige situatie en de toelating van de OZI tot achtste denominatie,
een aantal mogelijkheden onderzocht over de wijze waarop orthodoxen een plek kunnen
krijgen in de operationele organisatie van de DGV, anders dan nu het geval is. Zo
noemt de VU de optie dat de orthodoxe geestelijk verzorgers worden aangestuurd door
het hoofd van de protestantse denominatie en een orthodox adjunct-hoofd. Een andere
optie is dat alle christelijke denominaties gaan samenwerken onder één hoofd in één
christelijke denominatie, waarbij de orthodoxen, protestanten en katholieken roulerend
de functie van hoofd bezetten. De VU geeft aan dat de vertegenwoordiging van het belang
van de gedetineerden ongewijzigd blijft in alle varianten. Het heeft de voorkeur van
de klankbordgroep om de huidige situatie onveranderd te laten.
Besluit tot voorlopige erkenning
Op basis van het onderzoek van de VU heb ik besloten om de OZI voorlopig te erkennen
als ZI. Na een opbouwfase van drie tot vijf jaar ga ik, op basis van een evaluatie,
aan de hand van de door de VU vastgestelde aandachtspunten in overleg met de OZI over
de mogelijkheden van een definitieve erkenning.
Het verzoek tot toelating tot achtste denominatie wordt niet gehonoreerd in verband
met de door de VU aangehaalde consequenties van deze toelating. Ik begrijp dat deze
conclusie teleurstellend is voor de OZI. Een dergelijke toelating betekent echter
een breuk met het huidige beleid en geeft de christelijke denominaties meer privileges.
Dit vind ik niet uitlegbaar naar de huidige ZI’s en denominaties. De andere mogelijkheden
die de VU benoemt, over de wijze waarop orthodoxen een plek kunnen krijgen in de operationele
organisatie van de DGV, worden pas onderzocht wanneer de OZI definitief erkend wordt
als ZI.
Tot slot vind ik het belangrijk om te benadrukken dat, zoals de VU ook constateert,
elke gedetineerde recht heeft op de geestelijke verzorging die hij of zij wenst. Dit
geldt ook, ongeacht mijn hierboven toegelichte besluit over het verzoek van de OZI,
voor de orthodox geestelijke verzorging.
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming