Brief regering : Stimuleren van hernieuwbare waterstof in de jaarverplichting energie vervoer voor de periode 2023 en 2024
32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
Nr. 868
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 oktober 2021
De opschaling van hernieuwbare waterstof is voor zowel het Ministerie van Economische
Zaken en Klimaat als het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat van groot belang.
Echter, de afzetmarkt van hernieuwbare waterstof is op korte termijn niet toereikend
om grote investeringen los te krijgen. Er is sprake van een kip-ei-probleem op het
gebied van vraag én aanbod. Deze patstelling vormt een risico voor onze klimaatdoelen
waar hernieuwbare waterstof een rol in speelt. Mede namens de Staatssecretaris van
Infrastructuur en Waterstaat informeer ik u over een voorstel om deze patstelling
te doorbreken en op korte termijn de opschaling van hernieuwbare waterstof te versnellen.
Voorstel voor openstellen jaarverplichting voor waterstof
Gezamenlijk is een voorstel uitgewerkt om in 2023 en 2024 de jaarverplichting Energie
voor Vervoer open te stellen voor het gebruik van hernieuwbare waterstof voor de productie
van brandstoffen. Deze jaarverplichting zorgt ervoor dat de leveringen van brandstofleveranciers
aan de Nederlandse markt voor een groeiend aandeel hernieuwbaar zijn. Hierbij zijn
de adviezen van toezichthouder NEa (de Nederlandse Emissieautoriteit) met oog op de
handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid, en fraudebestendigheid van de jaarverplichting
als leidraad genomen (de zogeheten HUF-toets, zie bijlage 1)1. Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat stuurt op een maximale hoeveelheid
waterstof onder de raffinageroute van 2 PJ in 2023 en 4 PJ in 2024.
Hiermee verwachten we vóór 2025 projecten met een totale omvang van circa 400 MW te
helpen realiseren. Daarmee zetten we een enorme stap in de realisatie van de kabinetsambities
van 500 MW elektrolyse in 2025. Ook voorkomen we met het inzetten van een bestaand
instrument als de jaarverplichting dat belangrijke investeringen in waterstofproductie
naar andere landen verschuiven die de inzet van hernieuwbare waterstof voor productie
van brandstoffen ondersteunen.
Gezien de impact op de markt voor hernieuwbare brandstoffen en hernieuwbare elektriciteit
in vervoer is het advies van de toezichthouder NEa overgenomen om deze tijdelijke
maatregelen te treffen binnen de jaarverplichting. De jaarverplichting zal voor 2023
en 2024 worden opgehoogd zodat de investeringszekerheid van onder andere leveranciers
van geavanceerde biobrandstoffen en hernieuwbare elektriciteit behouden wordt. We
zien dat de ophoging van de jaarverplichting zorgt voor hogere kosten aan de pomp
(zie bijlage 2)2.
Gezien de bijzondere omstandigheden op de energiemarkt heeft het kabinet bij hoge
uitzondering besloten om binnen de beschikbare SDE++ middelen het budget voor geavanceerde
en hernieuwbare brandstoffen met maximaal € 210 miljoen te verhogen om te voorkomen
dat dit voorstel leidt tot meerkosten aan de pomp. Deze verhoging komt bovenop de
afspraken uit de miljoenennota. De extra SDE++ zorgt ervoor dat de geavanceerde biobrandstoffen
goedkoper op de markt gebracht kunnen worden met als gevolg dat de prijs aan de pomp
niet zal stijgen.
Onderzochte routes en toekomstig beleid
De Europese Commissie heeft ambitieuze waterstofplannen aangekondigd die naar verwachting
richting 2030 een serieuze afzetmarkt voor hernieuwbare waterstof creëren, onder andere
door bindende doelen voor gebruik van hernieuwbare waterstof in verschillende sectoren.
Het is onze verwachting dat na implementatie van deze nieuwe voorstellen de productie
van hernieuwbare waterstof in de toekomst rendabel wordt. Ik zal hierbij verantwoordelijkheid
nemen om te borgen dat de opschaling van hernieuwbare waterstof in Nederland na 2024
niet stokt.
Om niet te wachten op dit Europese beleid en om dus in Nederland nu al stappen te
zetten, is het tijdelijk opnemen van hernieuwbare waterstof voor productie van brandstoffen
onder de jaarverplichting de meest passende oplossing gebleken. Andere instrumenten
bleken niet toereikend op korte termijn. Conform de motie van de leden Bontenbal en
Grinwis (Kamerstuk 32 813, nr. 748) is onderzocht of hernieuwbare waterstof in de raffinage voor de productie van fossiele
brandstoffen mee kan tellen onder de jaarverplichting van brandstofleveranciers van
wegvervoer.
Er zijn drie routes onderzocht voor de ondersteuning van waterstof: SDE++, directe
subsidies en de jaarverplichting. Ondersteuning via de SDE++ en directe subsidies
blijken op dit moment ineffectief vanwege de lange doorlooptijd. Deze komen te laat
voor de investeringsbeslissingen die nu genomen moeten worden om nog voor 2025 aan
de kabinetsambities waterstof bij te dragen. Door het gebruik van de jaarverplichting
wordt op korte termijn een afzetmarkt gecreëerd. Bij gebrek aan effectieve alternatieven
kiezen we nu tijdelijk voor een suboptimale, doch effectieve optie: de jaarverplichting.
Verdere proces
Ik zal uw Kamer op de hoogte houden van de voortgang van het traject. Medio 2022 ontvangt
u de gewijzigde versie van het Besluit energie vervoer voor de kalenderjaren 2023–2024
ten aanzien van de openstelling van de raffinageroute. De nadere uitwerking van deze
inzet van hernieuwbare waterstof onder de jaarverplichting landt in een wijziging
van de Regeling energie vervoer. Daarbij zullen we de adviezen van de NEa met oog
op de uitvoerbaarheid, handhaafbaarheid en fraudebestendigheid van de jaarverplichting
meenemen (zie bijlage). De inwerkingtreding is voorzien voor 1 januari 2023.
Het is niet mogelijk om het voorstel nog in het nu voorliggende concept-Besluit energie
vervoer te verwerken. De voorliggende wijzigingen van het Besluit energie vervoer
moeten namelijk per 1 januari 2022 in werking treden. Het Besluit energie vervoer
is onderdeel van de omzetting van de EU-richtlijn voor hernieuwbare energie (REDII),
waarbij ook de afspraken uit het Klimaatakkoord meegenomen zijn voor wegvervoer en
binnenvaart. Het meenemen van dit nieuwe voorstel in het lopende traject vormt een
te groot risico voor de tijdige inwerkingtreding van dit pakket.
Daarnaast is het op dit moment nog onduidelijk of marktpartijen daadwerkelijk investeringsbeslissingen
nemen op basis van het voorstel. Daarom hebben we besloten om pas voor de zomer van
2022 op basis van de genomen beslissingen de precieze omvang van de raffinageroute
in 2023 en 2024 te bepalen en daarmee de precieze ophoging van de jaarverplichting
en het SDE++ budget voor geavanceerde en hernieuwbare brandstoffen. Voor het ophogen
van de jaarverplichting zal het Besluit energie vervoer specifiek en alleen op dit
punt worden gewijzigd.
mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
D. Yeşilgöz-Zegerius
Indieners
-
Indiener
D. Yesilgöz-Zegerius, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat