Brief regering : Gevolgen PFAS voor ontpoldering Hedwigepolder
30 862 Goedkeuring van het op 21 december 2005 te Middelburg tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Vlaams Gewest betreffende de uitvoering van de ontwikkelingsschets 2010 Schelde-estuarium (Trb. 2005, 310)
Nr. 114
BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 oktober 2021
Tijdens het tweeminutendebat Water op 24 juni jl. (Handelingen II 2020/21, nr. 93, item 5) vroeg de heer Stoffer naar de gevolgen van de gevonden PFAS-concentraties in de
Westerschelde op de voorgenomen ontpoldering van de Hertogin Hedwigepolder, specifiek
in relatie tot de Wet bodembescherming (Wbb). Hierbij sturen wij u het antwoord op
die vraag.
De Hedwigepolder is na ontpoldering onderdeel van het oppervlaktewaterlichaam Westerschelde.
Op het moment dat water in de Hedwigepolder wordt gebracht is niet langer sprake van
landbodem, maar van waterbodem. Volgens de huidige planning worden de werkzaamheden
eind 2022 of begin 2023 afgerond. Vanaf dat moment stroomt water uit de Westerschelde
via een stelsel van geulen en kreken het ontpolderde gebied binnen.
Op het moment dat de Hedwigepolder waterbodem is, geldt hiervoor niet de Wet bodembescherming,
maar de Waterwet (Wtw) en daarmee het kader dat voor de Westerschelde als geheel al
geldt. Voor PFAS, anders dan voor PFOS, geldt dan de zorgplicht voor oevers en waterbodems
van artikel 6.8 Wtw, omdat hiervoor in de Wtw geen specifieke norm is opgenomen (net
als overigens in de Wet bodembescherming). Deze zorgplicht stelt dat eenieder die
handelingen verricht verplicht is alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs kunnen
worden gevergd om een verontreiniging of aantasting te voorkomen.
Om daaraan een invulling te kunnen geven, wordt aansluiting gezocht bij de vergelijkbare
invulling van de zorgplicht in het handelingskader PFAS. Hoewel het hier gaat om een
natuurlijk proces waardoor er geen sprake is van het functioneel toepassen van grond
of baggerspecie in de zin van het Besluit bodemkwaliteit, heeft de ontpoldering een
vergelijkbaar resultaat. In het gebied zal immers sediment bezinken vanuit de Westerschelde.
Dit proces voltrekt zich overigens in een langzamer tempo dan bij het toepassen van
baggerspecie. Het handelingskader en het daaraan ten grondslag liggende onderzoek
kan daarmee naar analogie worden toegepast als invulling van de zorgplicht uit de
Wtw. De toepasselijke categorie uit het handelingskader betreft categorie 4.8.1 «Baggerspecie
toepassen binnen hetzelfde oppervlaktewaterlichaam». Hiervoor geldt «toepasbaar, wel
meten en toetsen op uitschieters»
Er zijn in het Westerscheldegebied nabij de Hedwigepolder op verschillende plekken
diverse soorten PFAS-metingen gedaan. Ten behoeve van grondwerkzaamheden zijn metingen
gedaan in slib en klei in het intergetijdengebied vlak voor de dijk van de Hedwigepolder.
Deze metingen laten een divers beeld zien. In sommige monsters wordt amper PFAS gevonden,
terwijl in andere uitschieters aangetroffen worden. Dat is te verklaren doordat deze
metingen zijn gedaan in slikken en schorren, waar nooit is gebaggerd en waar PFAS
de afgelopen decennia heeft kunnen accumuleren. Gezien de neerwaartse trend in de
PFAS-metingen, die waarschijnlijk samenhangt met de afnemende emissie bovenstrooms,
is dit dan ook geen goede indicatie voor de te verwachten PFAS-concentraties die zich
op de bodem van de ontpolderde Hedwigepolder zullen vormen. De bodemvorming daar is
een zeer geleidelijk proces van vele tientallen jaren.
De beste indicatie voor de op termijn te verwachten PFAS-waarden op de waterbodem
van de voormalige Hedwigepolder is het zwevend stof dat uiteindelijk zal bezinken
en dan in de polder ligt. Naast het rapport «PFAS in de Rijkswateren» over metingen
in water en biota dat in opdracht van Rijkswaterstaat is uitgevoerd en waaraan de
heer Stoffer in zijn vraag tijdens het tweeminutendebat Water van 24 juni jl. refereert,
voert Rijkswaterstaat ook periodiek metingen uit in zwevend stof. Waar de metingen
in water hoge concentraties van met name PFOS laten zien, zijn deze in zwevend stof
aanzienlijk lager. Het meetpunt Schaar van Ouden Doel ligt vlak voor de Hedwigepolder
in de Westerschelde. De PFAS-metingen in zwevend stof bij dat meetpunt laten voor
PFOS tussen 2018 en 2021 waarden zien van 1,2 tot 3,4 μg/kg droge stof, waarbij de
hoogste waarden (boven 2,7 μg) alleen in 2018 zijn gemeten. Dat lijkt erop te duiden
dat PFOS zich minder hecht aan zwevend stofdeeltjes en met het Westerscheldewater
meegevoerd wordt. De metingen voor alle PFAS bij het meetpunt Schaar van Ouden Doel
zijn te vinden in de bijlage bij deze brief1.
De metingen in zwevend stof – maximaal 3,4 μg/kg in 2018 – liggen onder het zogenaamde
herverontreinigingsniveau (de hoeveelheid PFAS die via de Rijn Nederland binnenstroomt).
Zoals hiervoor aangegeven zal het eerste Westerscheldewater pas eind 2022 of begin
2023 de Hedwigepolder instromen. Tot die tijd zal de ontwikkeling van de PFAS-concentraties
in het gebied nauwlettend in de gaten worden gehouden.
De metingen in water en zwevend stof laten een dalende trend te zien. Dat komt doordat
het gebruik van PFOS sinds 2011 geheel verboden is en het gebruik van PFOA vanaf 2020.
Mede door de metingen van PFAS in de Westerschelde kijken de Belgische autoriteiten
streng naar emissies van de vermoedelijke producenten aldaar. De verwachting is dan
ook dat de gevonden PFAS-concentraties verder zullen dalen. Aangezien het zwevend
stof door de jaren heen geleidelijk neerdaalt, zullen de concentraties die uiteindelijk
bezinken naar verwachting lager zijn dan de huidige gehaltes. Rijkswaterstaat voert
bovengenoemde metingen in zwevend stof, net als de metingen in water, regulier uit.
Uiteraard zal nauw worden gemonitord of deze dalende trend zich voortzet.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
B. Visser
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
S.P.R.A. van Weyenberg
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B. Visser, minister van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
S.P.R.A. van Weyenberg, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.