Brief regering : Geannoteerde Agenda Raad van 15 oktober 2021
21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken
Nr. 633
                   BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 oktober 2021
Op 15 oktober aanstaande vindt de Raad WSBVC plaats te Luxemburg. Hierbij zend ik
                     u de Geannoteerde Agenda voor deze Raad toe.
                  
Conform de vastgestelde afspraken1 informeer ik uw Kamer middels de Geannoteerde Agenda tevens over de voortgang van
                     de onderhandelingen inzake de herziening van de Coördinatie verordening Sociale Zekerheid
                     en het EU-richtlijnvoorstel toereikende minimumlonen in de EU. Tevens bevat de geannoteerde
                     agenda de kwartaalrapportages van lopende EU-wetgevingsdossiers op het terrein van
                     Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
                  
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
                  W. Koolmees
GEANNOTEERDE AGENDA RAAD WERKGELEGENHEID EN SOCIAAL BELEID (WSBVC) 15 oktober 2021
                  te Luxemburg
               
In deze Geannoteerde Agenda treft u aan:
Inhoud
Voortgangsrapportage herziening Coördinatieverordening Sociale Zekerheid
2
Voortgangsrapportage Richtlijnvoorstel over toereikende minimumlonen in de EU
3
Geannoteerde Agenda Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid 15 oktober 2021
5
Agendapunt: Europees Semester
5
Agendapunt: Raadsconclusies over gender mainstreaming in de EU-begroting
6
Agendapunt: Beleidsdebat over de toekomst van het Europees Semester met een sterke
                              rol voor de Europese Pijler van Sociale Rechten
                           
6
Agendapunt: Beleidsdebat over het Strategisch Raamwerk van gezond- en veiligheid op
                              werk
                           
7
Kwartaalrapportage t.a.v. het EU-voorstel Richtlijn carcinogenen op het werk, 4e batch
8
Kwartaalrapportage t.a.v. het EU-voorstel Richtlijn beloningstransparantie en handhavingsmechanismen
                              voor gelijke beloning mannen en vrouwen
                           
9
Kwartaalrapportage t.a.v. het EU-voorstel Richtlijn Gendergelijkheid in Raden van
                              Bestuur en Raden van Commissarissen
                           
10
Voortgangsrapportage herziening Coördinatieverordening Sociale Zekerheid
In het nu volgende geef ik u een overzicht van de stand van zaken van de onderhandelingen
                  over de herziening van de Coördinatieverordening Sociale Zekerheid (883/2004).
               
Terugblik
In de WSBVC Raad van 21 juni 2018 is een algemene oriëntatie over de herziening van
                  Verordening 883/2004 overeengekomen. Nederland heeft tegen deze algemene oriëntatie
                  gestemd. Ook Oostenrijk, Duitsland, Malta en Denemarken stemden tegen. België, Luxemburg
                  en Cyprus onthielden zich van stemming.
               
In januari 2019 zijn de trilogen gestart tussen het voorzitterschap, het Europees
                  Parlement (EP) en de Europese Commissie, waarin onderhandeld wordt over de uiteindelijke
                  tekst. Op 19 maart 2019 lieten de drie onderhandelende partijen, de Commissie, het
                  voorzitterschap en het EP, weten dat zij een voorlopig akkoord bereikt hadden. Vervolgens
                  zijn in het voorjaar van 2019 de onderhandelingen gestrand doordat een blokkerende
                  minderheid van lidstaten tegen het in de trilogen bereikte voorlopig akkoord stemde.
                  Naast Nederland maakten een aantal gelijkgezinde lidstaten deel uit van deze blokkerende
                  minderheid. Daarnaast stemden ook een aantal Oost-Europese landen tegen het voorlopig
                  akkoord. Struikelblok vormden de hoofdstukken werkloosheid en toepasselijke wetgeving.
                  Nederland en de gelijkgezinde lidstaten waren tegen de aanpassingen in het hoofdstuk
                  werkloosheid. De Midden en Oost-Europese landen waren tegen de door het EP aangebrachte aanscherpingen in het hoofdstuk
                  toepasselijke wetgeving, met name wat betreft detachering. In het najaar van 2019
                  zijn de trilogen tussen Commissie, het huidige EP en het toenmalige Finse voorzitterschap
                  hervat. De standpunten van de Raad en het EP bleken echter te zeer uit elkaar te liggen
                  om tot overeenstemming te kunnen komen. Onder het Kroatische voorzitterschap is er
                  vervolgens geen voortgang geboekt in de onderhandelingen. Ook onder het Duitse voorzitterschap
                  is het niet gelukt een akkoord over de herziening van de Verordening te bereiken.
               
Het onder Portugees voorzitterschap verkregen mandaat voor verdere onderhandelingen
                  namens de lidstaten met het EP en de Commissie zag op een beperkt aantal onderwerpen.
                  Een aantal voor Nederland belangrijke onderwerpen uit het werkloosheidshoofdstuk maakte
                  er geen onderdeel van uit. Belangrijkste onderwerp van gesprek in de trilogen was
                  een onderdeel van het hoofdstuk toepasselijke wetgeving, namelijk de plicht tot voorafgaande
                  notificatie bij detachering. Dit is een voorstel van het EP. Het voorstel houdt in
                  dat detacheringen vooraf moeten worden gemeld. Dit moet bijdragen aan betere handhaving en het tegengaan van
                  «social dumping». Deze verplichting zou niet gelden in – nog overeen te komen – uitzonderingssituaties.
                  Het is onder het Portugese voorzitterschap niet gelukt om tot een akkoord te komen.
               
Stand van zaken
Het Sloveense voorzitterschap heeft dit dossier vanaf 1 juli overgenomen. Het voorzitterschap
                  vindt dit dossier belangrijk en heeft aangegeven dit te willen afronden. Op dit moment
                  zijn geen nieuwe trilogen gepland onder Sloveens voorzitterschap. Er vindt wel technische
                  uitwisseling plaats tussen voorzitterschap en de rapporteur van het Europees Parlement.
                  De blokkerende minderheid is kwetsbaar, omdat de lidstaten, die er onderdeel van uitmaken, uiteenlopende bezwaren hebben ten aanzien van het voorstel tot
                  herziening. Het is onzeker of de blokkerende minderheid standhoudt.
               
Inzet Nederland
Ik blijf mij op verschillende fronten inzetten voor een beter resultaat voor Nederland.
                  Uiteraard neemt Nederland stelling tijdens de formele onderhandelingsmomenten met
                  het voorzitterschap. Daarnaast blijf ik met de gelijkgezinde lidstaten optrekken en
                  voorstellen doen. Omdat het voorlopig akkoord eerder strandde door een blokkerende
                  minderheid van lidstaten die dit voorlopig akkoord om heel uiteenlopende redenen niet
                  konden steunen, beperk ik me voor steun en samenwerking niet tot de groep gebruikelijke
                  gelijkgezinde lidstaten, maar werk ik met een zo ruim mogelijke groep samen, teneinde
                  blokkerende minderheden te bewerkstelligen of gekwalificeerde meerderheden te bereiken.
               
Daarnaast zijn er uiteraard ook regelmatig contacten over de herziening van de Verordening
                  met Nederlandse leden van het EP, met de Europese Commissie en andere stakeholders.
                  Mijn inzet op het gebied van werkloosheid blijft gericht op het bereiken van een zo
                  kort mogelijke exportduur van de uitkering, gecombineerd met maatregelen gericht op
                  activering richting arbeid en verbetering van de handhaving. Mijn inzet op de toepasselijke
                  wetgeving is gericht op het tegengaan van premieshoppen.
               
Voortgangsrapportage Richtlijnvoorstel over toereikende minimumlonen in de EU
Op 17 december 2020 heeft uw Kamer mij de informatieafspraken doen toekomen, zoals
                  vastgesteld in het Algemeen Overleg van 1 december 2020 over het voorstel van de Europese
                  Commissie voor een Richtlijn betreffende toereikende minimumlonen in de EU.2 Onderstaand ga ik, in het kader van deze informatieafspraken, nader in op de ontwikkelingen.
               
Voortgang van de onderhandelingen
Het Portugees voorzitterschap van de Raad (januari-juni 2021) heeft aan het eind van
                  de voorzitterschapstermijn een voortgangsrapportage opgesteld over de lopende onderhandelingen
                  en deze openbaar gemaakt.3
De conclusie van het rapport is dat de voortgang op het dossier nog onvoldoende was
                  om te komen tot een breed gedragen Algemene Oriëntatie. Het rapport stelt dat het
                  derhalve aan het Sloveens voorzitterschap is om te proberen een Algemene Oriëntatie
                  te bereiken.
               
Het Portugees voorzitterschap heeft een deel van de discussies proberen te beslechten
                  door een aantal aanpassingen aan te brengen in het voorstel van de Europese Commissie.
                  De amendementen die het Portugees voorzitterschap heeft voorgesteld gaan bijvoorbeeld
                  om een aantal verduidelijkingen, zoals dat het voorstel de toereikendheid van minimumlonen
                  promoot (en niet verzekert); dat het aan lidstaten blijft om de relevantie en het
                  gewicht van de criteria zoals benoemd in artikel 5 (lid 2) te bepalen in overeenstemming
                  met nationale sociaaleconomische omstandigheden; en ter verduidelijking van de bevoegdheidsverdeling
                  aangaande afwijkingen of deducties op het minimumloon. Het Portugees voorzitterschap
                  heeft daarnaast ook verduidelijkt dat het Richtlijnvoorstel een raamwerk betreft en
                  dat het aan de lidstaten is om hun stelsel verder vorm te geven. De voorgestelde amendementen
                  sluiten aan bij de Nederlandse inzet zoals uiteengezet in het BNC-fiche4 en zijn deels op voorspraak van Nederland opgenomen. Het rapport stelt ook dat een
                  grote meerderheid van de lidstaten aangaf dat het artikel over de vereisten rondom
                  de monitoring en vergaring van data disproportioneel veel administratieve lasten met
                  zich mee zou brengen, het Portugees voorzitterschap heeft geen voorstel gedaan voor
                  aanpassing van het desbetreffende artikel.
               
Slovenië heeft inmiddels het voorzitterschap van de Raad overgenomen (juli–december
                  2021). In juli en september zijn twee nieuwe compromisvoorstellen5 voorgelegd, die in raadswerkgroepen zijn behandeld. Naar verwachting vindt in oktober
                  een nieuwe raadswerkgroep plaats. De inzet van Nederland is gedurende deze raadswerkgroepen
                  – conform het BNC-fiche – onder meer gericht op aanpassing van het voorstel opdat
                  het voorstel beter aansluit op het huidige Nederlandse systeem. Tevens zet Nederland
                  in op aanpassing van het artikel ten aanzien van referentiewaarden. Conform de informatieafspraken
                  over de vermelding van referentiewaarden kan ik de Kamer melden dat in de raadswerkgroep
                  wordt gesproken over aanpassing van het oorspronkelijke artikel en de bijbehorende
                  overweging. De leden van het Europees Parlement onderhandelen momenteel over het rapport
                  van de co-rapporteurs Jongerius (S&D) en Radtke (EVP).
               
Geannoteerde Agenda Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid 15 oktober 2021
In het nu volgende geef ik u een overzicht van de inbreng van Nederland bij de agendapunten
                  van de Raad WSBVC van 15 oktober, waaraan ik voornemens ben deel te nemen. De Raad
                  vindt plaats te Luxemburg.
               
Agendapunt: Europees Semester
Doel Raadsbehandeling
a. Bekrachtiging van kernboodschappen van het Werkgelegenheidscomité (EMCO) over de belangrijkste
                        werkgelegenheidsontwikkelingen en uitdagingen op basis van het jaarlijkse rapport
                        over de arbeidsmarktprestaties en de monitor werkgelegenheidsprestaties;
                     
b. Bekrachtiging van kernboodschappen van het Sociaal Beschermingscomité (SPC) over de
                        belangrijkste sociale ontwikkelingen en uitdagingen op basis van de jaarlijkse evaluatie
                        van de prestatiemonitor voor sociale bescherming;
                     
c. Een besluit van de Raad betreffende richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van
                        de lidstaten.
                     
Inhoud/achtergrond
Ad a. Het jaarlijkse werkgelegenheidsrapport heeft als doel de ontwikkelingen en uitdagingen
                  op de arbeidsmarkt in de EU en in lidstaten te identificeren. De kernboodschappen
                  staan dit jaar grotendeels in het teken van de gevolgen van de COVID-19-pandemie voor
                  de arbeidsmarkt. Verder wordt onder meer ingegaan op de ontwikkelingen en uitdagingen
                  op de arbeidsmarkt gerelateerd aan leven lang ontwikkelen, arbeidsmarktparticipatie
                  en gender gelijkheid.
               
Ad b. In de kernboodschappen staat dat positieve trends qua sociale ontwikkelingen zijn
                  gestopt sinds de COVID 19-pandemie. De crisis heeft mensen die zich al in kwetsbare
                  situaties bevonden meer getroffen dan anderen. Wel zijn de socialezekerheidsstelsels
                  een belangrijke stabiliserende factor geweest voor het inkomen van huishoudens. In
                  de kernboodschappen wordt o.a. gesteld dat lidstaten prioriteit moeten blijven geven
                  aan maatregelen ter bestrijding van armoede en sociale uitsluiting om inkomensongelijkheid
                  aan te pakken en om de veerkracht van de socialezekerheidsstelsels te vergroten.
               
Ad c. De richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid zijn het afgelopen jaar aangepast
                  om een leidraad te bieden voor het adresseren van de gevolgen van de COVID-19-pandemie.
                  Het voorstel is dat de richtsnoeren voor dit jaar (2021) worden herbevestigd.
               
Inzet NL
Nederland kan naar verwachting instemmen met de voorliggende documenten en herkent
                  de hierin geschetste uitdagingen en kernboodschappen. Het besluit over de richtsnoeren
                  voor het werkgelegenheidsbeleid liggen nog voor in een Brusselse raadswerkgroep.
               
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
Naar verwachting kunnen alle lidstaten instemmen met de voorliggende stukken; deze
                  zijn afgestemd in het Werkgelegenheidscomité (EMCO) en het Sociaal Beschermingscomité
                  (SPC). Op de richtsnoeren voor werkgelegenheidsbeleid heeft het Europees Parlement
                  meegekeken; de amendementen van het Europees Parlement zijn waar mogelijk overgenomen.
               
Agendapunt: Raadsconclusies over gender mainstreaming in de EU-begroting
Doel Raadsbehandeling
Aanname van de Raadsconclusies, geen document beschikbaar ten tijde van opstellen
                  van deze geannoteerde agenda.
               
Inhoud/achtergrond
Op 26 mei jl. presenteerde de Europese Rekenkamer een rapport over het mainstreamen
                  van gender in budgetten.6 Het rapport was tevens als AOB-punt geagendeerd tijdens de ECOFIN van 12-13 juni
                  jl. De Raadsconclusies, gepresenteerd door het Sloveens voorzitterschap, onderstrepen
                  het belang van toepassing van gendermainstreaming in de hele EU-begroting. De Raadsconclusies
                  roepen de Commissie op, met ondersteuning van de lidstaten, om onder andere systematisch
                  een genderperspectief te integreren in alle toekomstige EU-strategieën en EU-beleid.
                  De conclusies roepen tevens op om de herstelplannen van de lidstaten en de uitvoering
                  ervan in het kader van de faciliteit voor herstel en veerkracht (Recovery and Resilience Facility, RRF) nader te onderzoeken vanuit het perspectief van gendergelijkheid.
               
Inzet Nederland
Nederland kan zich goed vinden in de inhoud van de Raadsconclusies. Het is positief
                  dat er op EU-niveau aandacht komt voor gendermainstreaming in begrotingen, onder andere
                  in het toekomstige EU-beleid en de herstelplannen van lidstaten in het kader van het
                  RRF.
               
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
Naar verwachting kunnen de Raadsconclusies op brede steun rekenen onder de lidstaten.
                  Het Europees Parlement heeft steun uitgesproken voor de aanbevelingen uit het rapport
                  van de Europese Rekenkamer.
               
Agendapunt: Beleidsdebat over de toekomst van het Europees Semester met een sterke
                     rol voor de Europese Pijler van Sociale Rechten
Doel Raadsbehandeling
Beleidsdebat, geen document beschikbaar ten tijde van opstellen van deze geannoteerde
                  agenda.
               
Inhoud/achtergrond
Het Europees Semester is het afgelopen jaar tijdelijk aangepast om het Semester complementair
                  te maken aan de implementatie van de faciliteit voor herstel en veerkracht (Recovery and Resilience Facility, RRF). De vraag is nu wanneer en hoe de reguliere cyclus van het Europees Semester
                  moet terugkeren. Daarnaast zal het beleidsdebat naar verwachting gaan over de rol
                  van de Europese Pijler van Sociale Rechten binnen het Europees Semester.
               
Inzet NL
Het Semester is het jaarlijkse proces waarin EU-lidstaten hun economisch en begrotingsbeleid
                  coördineren. Het Semester combineert het toezicht op macro-economische onevenwichtigheden,
                  overheidsfinanciën en het bevorderen van inclusieve economische groei in Europa en
                  goed arbeidsmarktbeleid. Het kabinet is voorstander van een terugkeer naar het normale
                  Semesterproces voor het komende jaar. Daarnaast staat Nederland open voor suggesties
                  die de effectiviteit van het Semester versterken.
               
Tevens vindt het kabinet het logisch dat de monitoring van de Europese Pijler van
                  Sociale Rechten een plek heeft gekregen binnen het Europees Semester proces, waarbij
                  het kabinet wel opmerkt dat toezicht op macro-economische onevenwichtigheden, overheidsfinanciën
                  en het bevorderen van goed arbeidsmarktbeleid de focus van het Semester dient te blijven.
                  De pijler sluit grotendeels aan bij deze gewenste focus aangezien de pijler dient
                  als een kompas voor effectief sociaal- en arbeidsmarktbeleid. Zo draagt de pijler
                  bij aan het proces van opwaartse sociaaleconomische convergentie. De afgelopen periode
                  zijn goede stappen gezet ten aanzien van de implementatie van de pijler. Blijvende
                  inzet van lidstaten is echter nodig om de veerkracht van economieën te versterken
                  en de sociaaleconomische prestaties te verbeteren en economieën naar elkaar toe te
                  laten groeien.
               
Agendapunt: Beleidsdebat over het Strategisch Raamwerk van gezond- en veiligheid op
                     werk
Doel Raadsbehandeling
Tijdens de Raad zal een beleidsdebat plaatsvinden over het recent gepresenteerde strategisch
                  raamwerk van gezond- en veiligheid op werk.
               
Inhoud/achtergrond
Op 28 juni heeft de Europese Commissie een nieuw strategisch raamwerk uitgebracht7 met daarin de voorgenomen doelstellingen en initiatieven op het gebied van gezond
                     en veilig werken voor de periode 2021–2027. Dit kader is een vervolg op het strategisch
                     kader 2014–2020. Het strategisch kader richt zich op drie belangrijke hoofdlijnen
                     voor de komende jaren, waarbinnen een groot aantal vervolgacties wordt aangekondigd.
                  
▪ Allereerst noemt de Commissie het belang van anticiperen op en omgaan met veranderingen
                           in de nieuwe wereld van werk om gezonde en veilige werkplekken te garanderen tijdens
                           de digitale, groene en demografische transities.
                        
▪ Als tweede hoofdlijn zet de Commissie in op verbetering van de preventie van arbeidsgerelateerde
                           ziekten en ongevallen. Het strategisch kader bevat een «Vision zero»-benadering met als doel arbeidsgerelateerde sterfgevallen in de EU volledig uit te
                           bannen.
                        
▪ Ten derde bevat het strategisch kader acties tot verbetering van de paraatheid voor
                           mogelijke toekomstige gezondheidsbedreigingen.
                        
Inzet NL
Het kabinet steunt de doelstellingen en initiatieven als genoemd in het strategisch
                  kader van de Commissie in algemene zin. Het kabinet vindt het belangrijk dat een Europees
                  strategisch kader 2021 – 2027 op het gebied van arbeidsomstandigheden is geformuleerd
                  als opvolger van de vorige strategie, die tot en met 2020 liep. De onderhavige strategie
                  kan evenals de vorige strategie, richting geven aan beleid en beleidsaanpassingen
                  op EU-niveau. De door de Commissie genoemde initiatieven bevorderen dat er voor werknemers
                  in de EU een gelijk beschermingsniveau ontstaat en dat er voor werkgevers in de EU
                  een gelijk speelveld ontstaat op het terrein van gezond en veilig werken. De genoemde
                  initiatieven bevorderen ook de implementatie van wettelijke regels op de werkvloer.
               
Nederland ziet op het punt van het werken met gevaarlijke stoffen een te lage ambitie
                  van de Commissie, terwijl dit juist de grootste dreiging oplevert voor het overlijden
                  van werkenden. De Commissie beperkt zich tot de uitbreiding van grenswaarden voor
                  een beperkt aantal stoffen die specifiek genoemd worden. Gezien het grote belang van
                  het onderwerp en de lange periode (2021–2027) is Nederland van opvatting dat de voornemens
                  te beperkt van omvang zijn. De Commissie geeft niet aan of naast de specifiek genoemde
                  stoffen na 2023 nog verdere voornemens tot uitbreiding van het aantal grenswaarden
                  zijn.
               
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
Een eerste behandeling heeft plaatsgevonden in een raadswerkgroep op 8 september.
                  Alle lidstaten waren over het algemeen positief over de doelen in de strategie. Nederlands
                  en een beperkt aantal lidstaten ziet graag meer ambities op het terrein van gevaarlijke
                  stoffen. In het Europees Parlement is het nieuwe raamwerk tevens overwegend positief
                  ontvangen, maar bij een meerderheid van de fracties bleek teleurstelling over het
                  gebrek aan ambitie.
               
Kwartaalrapportage t.a.v. het EU-voorstel Richtlijn carcinogenen op het werk, 4e batch
De Europese Commissie heeft op 22 september 2020 een voorstel8 uitgebracht voor wijziging van de Richtlijn betreffende de bescherming van werknemers
                  tegen de risico’s van blootstelling aan carcinogene of mutagene agentia op het werk
                  (Carcinogenenrichtlijn). In 2016, 2017 en 2018 zijn een eerste, tweede en derde uitbreidingsvoorstel
                  uitgebracht met grenswaarden voor in totaal 22 nieuwe stoffen en aanscherping van
                  2 bestaande grenswaarden. Deze 4e batch omvat voor de stof acrylonitril en voor de groep stoffen nikkelverbindingen
                  nieuwe grenswaardes en voor de stof benzeen een aangescherpte grenswaarde. Doel van
                  de Richtlijn is tweeledig. In de eerste plaats beoogt het voorstel de bescherming
                  van de gezondheid van werknemers te verbeteren door de blootstelling aan carcinogene
                  en mutagene stoffen op de werkplek te verminderen. In de tweede plaats streeft de
                  Commissie met het voorstel naar een gelijk Europees speelveld voor het bedrijfsleven
                  door op Europees niveau uniforme grenswaarden vast te stellen en hierover meer duidelijkheid
                  te verschaffen aan werkgevers en werknemers.
               
Afgelopen november heeft de Raad haar positie bepaald. Het Europees Parlement (EP)
                  heeft recent eveneens haar positie bepaald. Naar aanleiding van de voorstellen van
                  het EP herziet de Raad momenteel haar positie.
               
Krachtenveld
Er is in algemene zin brede steun bij lidstaten voor aanpassing van deze Richtlijn
                  en uitbreiding van het aantal grenswaarden, zoals ook bleek bij de behandeling van
                  de eerste drie uitbreidingsvoorstellen. Het EP wil graag een extra stap zetten ten
                  opzichte van het commissievoorstel en stelt voor om naast carcinogene en mutagene
                  stoffen ook reproductie toxische stoffen en gevaarlijke medische producten op te nemen
                  in deze uitbreiding. Het EP stelt daarnaast een verlaging van de grenswaarde voor
                  inadembaar siliciumdioxide voor en het aannemen van een risk-based approach. Nederland staat in algemene zin positief tegenover een aantal door het EP gewenste
                  aanscherpingen en ambities. Een grote groep lidstaten heeft hier vragen bij. Op dit
                  moment is de raad bezig met het opstellen van een nieuw onderhandelmandaat.
               
Kwartaalrapportage t.a.v. het EU-voorstel Richtlijn beloningstransparantie en handhavingsmechanismen
                     voor gelijke beloning mannen en vrouwen
De Europese Commissie heeft op 4 maart 2021 een voorstel uitgebracht voor een Richtlijn
                  met als doel om minimumvoorschriften vast te stellen om de toepassing van het beginsel
                  van gelijke beloning van mannen en vrouwen voor gelijke of gelijkwaardige arbeid te
                  versterken, met name door middel van maatregelen op het gebied van beloningstransparantie
                  en versterkte handhavingsmechanismen. Onder Portugees voorzitterschap zijn eerste
                  onderdelen van het voorstel en de impactanalyse van de Commissie op ambtelijk niveau
                  besproken aan de hand van (technische) vragen van de lidstaten. Tijdens de Raad WSB
                  in juni stond een voortgangsrapportage geagendeerd. Begin september konden lidstaten
                  tekstvoorstellen bij het voorstel indienen. Nederland heeft dit, net als verschillende
                  andere lidstaten, gedaan. Op 23 september heeft het Sloveens voorzitterschap een nieuwe
                  compromistekst gepubliceerd voor hoofdstuk I (algemene bepalingen) en II (beloningstransparantie).
                  Hier wordt momenteel over onderhandeld in een raadswerkgroep.9 Hoofdstuk III (rechtsmiddelen en handhaving) en IV (horizontale bepalingen) zullen
                  pas later aan bod komen.
               
Op hoofdlijnen staat het kabinet positief tegenover dit richtlijnvoorstel.10 Hoewel het loonverschil tussen vrouwen en mannen de afgelopen jaren in Nederland
                  verder is afgenomen, gaat deze daling te langzaam. Het is daarom van belang in te
                  blijven zetten op een verdere afname van beloningsverschillen. Het kabinet heeft wel
                  een aantal opmerkingen en kanttekeningen bij onderdelen van het voorstel, specifiek
                  bij de (technische) uitvoerbaarheid en toepasbaarheid in de Nederlandse situatie.
                  Het uitgangspunt moet zijn dat de lidstaten voldoende ruimte krijgen om passende maatregelen
                  te nemen. Te gedetailleerde voorschriften hebben daarom in beginsel niet de voorkeur.
                  Verder dienen de administratieve lasten voor werkgevers proportioneel en zo beperkt
                  mogelijk te zijn.
               
Het kabinet heeft een kanttekening bij de proportionaliteit van de verplichting tot
                  het instellen van sancties en boetes. Hoewel de uitwerking en vaststelling van sancties
                  aan de lidstaten wordt gelaten, stelt de Richtlijn wel expliciet de verplichting tot
                  het instellen van sancties én boetes. Het kabinet zet er op in dat de wijze van handhaving
                  verder aan de lidstaten wordt gelaten.
               
In de Raad lijkt brede steun te zijn voor het aanpakken van een aantal oorzaken van
                  de loonkloof via het vergroten van de loontransparantie op de werkvloer. Desondanks
                  bestaan er ook veel vragen bij de lidstaten, deze zien onder andere op de definities
                  in de tekst, de positie van het MKB en administratieve lasten, en het detailniveau
                  van de regelgeving in het kader van de procedurele autonomie van de lidstaten. In
                  het kader van de procedurele autonomie is in het BNC-fiche reeds aangegeven dat de
                  proceskostenveroordeling een aandachtspunt is in het kader van het Nederlandse burgerlijk
                  procesrecht. Het burgerlijk procesrecht is in iedere lidstaat een innerlijk consistent
                  systeem en de lidstaten hebben procedurele autonomie. Het heeft niet de voorkeur van
                  het kabinet dat wordt afgeweken van het beginsel dat de in het ongelijk gestelde partij
                  wordt veroordeeld in de proceskosten, ten behoeve van één soort procedure.
               
Binnen het Europees Parlement (EP) zijn de Commissie vrouwenrechten en gendergelijkheid
                  en de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken gezamenlijk verantwoordelijk voor
                  de behandeling van het voorstel. Het EP heeft nog geen formeel standpunt ingenomen
                  ten aanzien van het voorstel, maar het voorstel zal naar verwachting op steun kunnen
                  rekenen. Samira Rafaela (Renew) en Kira Marie Peter-Hansen (Groenen/EVA) zijn de rapporteurs.
                  Het conceptrapport van de rapporteurs is inmiddels verschenen.11 De stemming over het EP rapport is geagendeerd op 9 december 2021.
               
Kwartaalrapportage t.a.v. het EU-voorstel Richtlijn Gendergelijkheid in Raden van
                     Bestuur en Raden van Commissarissen
Er zijn geen nieuwe ontwikkelingen ten opzichte van de vorige kwartaalrapportage.
                  De onderhandelingen over deze Richtlijn zijn gestart in 2012. Het doel van de Richtlijn
                  is:
               
▪ Dat beursgenoteerde vennootschappen zich inspannen om te bereiken dat in 2020 tenminste
                        40% van de leden van Raden van Commissarissen vrouw, dan wel man is (of tenminste
                        33% voor zowel RvC als voor Raden van Bestuur);
                     
▪ Dat lidstaten ervoor zorgen dat bedrijven voldoen aan de in het Richtlijnvoorstel
                        gestelde eisen voor de benoemingsprocedures voor Raden van Commissarissen; en
                     
▪ Dat een objectieve toetsing plaatsvindt van kandidaten aan de gestelde functiecriteria,
                        waarbij geldt dat bij gelijke geschiktheid de voorrang wordt gegeven aan de kandidaat
                        van het ondervertegenwoordigde geslacht.
                     
Wanneer bedrijven niet aan deze eisen voldoen, moeten ze volgens dit voorstel sancties
                  opgelegd krijgen, bijvoorbeeld door middel van bestuurlijke boetes.
               
Nederland heeft zich sinds het begin van de onderhandelingen tegen de Richtlijn uitgesproken
                  met een beroep op het subsidiariteitsbeginsel. Nederland maakt daarmee deel uit van
                  de blokkerende minderheid. Door deze blokkerende minderheid ligt het dossier al enkele
                  jaren stil. Het voorstel is voor het laatst geagendeerd door Malta in 2017. Er is
                  op dit moment geen aanleiding om de Nederlandse positie ten aanzien van het Commissievoorstel
                  te heroverwegen.
               
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.