Brief regering : Steun aan de culturele en creatieve sector en herstelplan
35 420 Noodpakket banen en economie
Nr. 406
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 september 2021
Met deze brief ga ik, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
in op het verzoek van uw Kamer om te reageren op de brieven van de Vereniging Vrije
Theaterproducenten van 13 juli jl., de Taskforce Culturele en Creatieve Sector van
9 september jl. en de Vereniging Nederlandse Poppodia en -Festivals van 13 september
jl. In mijn reactie zal ik ingaan op de generieke en specifieke steunmaatregelen van
het kabinet, alsook op de ontwikkeling van een herstelplan om de culturele en creatieve
sector duurzaam te versterken.
Op 25 september nemen we in Nederland afscheid van de verplichte 1,5 meter maatregel.
Dit is een grote stap vooruit. Zo kunnen bijna alle culturele instellingen weer op
maximale capaciteit open en zijn alle evenementen toegestaan.
Door de coronamaatregelen waren theaters, bioscopen, musea en monumenten noodgedwongen
lange tijd dicht, of open met beperkingen. Dat had grote gevolgen voor de mensen die
werken in de culturele en creatieve sector, voor de culturele instellingen en voor
de bezoekers. Bezoekers konden niet fysiek tentoonstellingen, voorstellingen of concerten
bijwonen. Daardoor zagen culturele instellingen hun inkomsten verdwijnen en gingen
makers en mensen achter de schermen een onzekere toekomst tegemoet.
Ik heb veel respect voor de flexibiliteit en het doorzettingsvermogen van de instellingen,
producenten en creatieve professionals tijdens deze uitzonderlijk moeilijke periode.
Ondanks alle beperkingen zijn er nieuwe wegen gevonden om het publiek te bereiken
met al het moois dat de cultuursector heeft te bieden.
Generieke en specifieke steunmaatregelen
Om de culturele en creatieve sector te ondersteunen en de samenleving weer perspectief
te bieden, heeft het kabinet in 2020 en 2021 specifiek voor deze sector in totaal
ruim € 1,7 miljard euro vrijgemaakt via subsidies, leningen en een garantiefonds.
Hiermee zijn niet alleen rijksgefinancierde en gemeentelijke instellingen ondersteund,
maar ook publieke en private partijen in de culturele en creatieve sector, en vele
makers en uitvoerenden uit het brede scala aan cultuurdisciplines.
Met het laatste specifieke steunpakket voor het derde kwartaal werd € 16,25 miljoen
via de rijkscultuurfondsen beschikbaar gesteld voor makers en culturele professionals.
Deze middelen hebben duizenden makers en andere culturele professional bereikt. Daarnaast
is uit dit pakket aan ongeveer 400 BIS-instellingen, musea in de Erfgoedwet en instellingen
met een meerjarige subsidie van de rijkscultuurfondsen tot nu toe € 45 miljoen uitgekeerd.
Ook zijn er extra middelen beschikbaar gesteld voor het Kickstart Cultuurfonds, voor
leningen bij Cultuur + Ondernemen en voor de Koninklijke Bibliotheek. Er is verder
€ 20 miljoen vrijgemaakt voor het boekenvak. Over de extra middelen voor het boekenvak
bericht ik u in een separate brief.
Naast de specifieke steun heeft de sector ook ruimschoots gebruik kunnen maken van
de generieke steun voor bedrijven en ZZP’ers. Deze regelingen hebben daarmee een belangrijke
bijdrage geleverd aan het behoud van instellingen en werkgelegenheid in de culturele
en creatieve sector. Het voorlopige beeld is dat de culturele en creatieve sector
voor ruim € 1,4 miljard (exclusief TOZO) gebruik heeft gemaakt van deze generieke
maatregelen:
• TOGS: in 2020 hebben 17.700 bedrijven een tegemoetkoming van de vaste lasten (van
€ 4.000,–) aangevraagd voor in totaal € 71 miljoen1.
• TVL 1 en TVL Q4: voor de periode van 1 juni tot en met 31 december 2020 is voor € 185
miljoen subsidie toegekend aan ruim 10.000 aanvragers in de culturele en creatieve
sector2.
• TVL Q1 en TVL Q2: voor de periode van 1 januari tot en met 30 juni 2021 is voor circa
€ 284 miljoen subsidie toegekend aan ruim 9.150 aanvragers in de culturele en creatieve
sector. Voor TVL Q3 (van 1 juni tot en met 30 september 2021) kan tot 26 oktober 2021
worden aangevraagd. Tot nu toe is aan 1.440 aanvragers een subsidie verleend, maar
is het totaalbedrag nog niet bekend omdat nog niet tot betaling is overgegaan.
• NOW 1: voor de periode van 6 april tot en met 5 juni 2020 ontvingen ruim 6000 bedrijven
in de culturele en creatieve sector een voorschot van in totaal een bedrag van € 335
miljoen3.
• NOW 2: voor de periode van 6 juli tot en met 31 augustus 2020 is aan 3.835 bedrijven
in de culturele en creatieve sector een voorschot ter vergoeding verleend voor in
totaal € 265 miljoen4.
• NOW 3: voor de periode van 1 oktober 2020 tot en met 30 juni 2021 (NOW 3.1, 3.2 en
3.3) is 7.860 keer een voorschot ter vergoeding van loonkosten verleend voor een totaalbedrag
van € 307 miljoen.
• TOZO 1 en 2: van het totaal aantal zelfstandige ondernemers had 17% in de periode
van maart 2020 tot en met eind september 2020 gebruik gemaakt van de TOZO 1 en 2,
voor de culturele en creatieve sector is dit 28%5.
• TOZO 3: van het totaal aantal zelfstandige ondernemers had van oktober 2020 tot eind
december 2020 5% gebruik gemaakt van TOZO, voor de culturele en creatieve sector is
dit 9%.
De bovengemelde bedragen en percentages zijn voorlopige cijfers, omdat in sommige
gevallen de subsidies die in het kader van de bovenstaande regelingen zijn toegekend,
nog niet zijn vastgesteld, er sprake is van een voorschot of gebruik is gemaakt van
gegevens van de op dit moment meest haalbare en voorhanden zijnde bronnen. Deze cijfers
zullen in de toekomst worden geactualiseerd.
Uit de vele gesprekken die ik met de sector heb gevoerd, komt naar voren dat deze
steun eraan heeft bijgedragen dat de culturele en creatieve infrastructuur tot nu
toe in de crisis overeind is gebleven. Uiteraard in combinatie met de flexibiliteit
en het doorzettingsvermogen van alle werkenden in de sector.
De generieke steunmaatregelen die de afgelopen anderhalf jaar de Nederlandse economie
door de coronacrisis hebben geholpen, stoppen per 1 oktober. Onder andere het CPB
heeft recent gewaarschuwd dat het doorgaan met generieke steun een verstorende werking
heeft op het huidige herstel van de economie. Dit zit verder herstel in de weg en
brengt daarmee het toekomstig verdienvermogen van ons land in gevaar. Het kabinet
onderschrijft deze analyse. Dit betekent dat de regelingen NOW, TVL, TOZO, TONK en
diverse fiscale maatregelen vanaf die datum niet worden verlengd. Ook een groot aantal
specifieke steunmaatregelen voor de culturele en creatieve sector stopt.
Sectoren die na 1 oktober nog door beperkende maatregelen van het kabinet getroffen
worden, kunnen nog wel rekenen op steun. Om de nachthoreca financieel tegemoet te
komen, werkt het kabinet aan een regeling. Hierover zal mijn collega van EZK u verder
berichten. Ook voor de evenementensector loopt een aantal regelingen nog door.
In juni 2021 is de garantieregeling voor evenementen (TRSEC) in werking getreden.
De regeling geldt voor zakelijke, sport- en publieksevenementen. De regeling compenseert
organisatoren voor gemaakte kosten en via hen de achterliggende keten van toeleveranciers,
zelfstandigen en artiesten. Deze regeling loopt door tot eind dit jaar vanwege de
lange aanlooptijden die kenmerkend zijn voor de organisatie van (grootschalige) evenementen.
Aanvankelijk bestond de compensatie voor 80% uit een gift en 20% uit een lening. Met
ingang van 9 juli is sprake van 100% gift voor evenementen die zouden plaatsvinden
tot 25 september, maar door de maatregelen van de overheid niet door konden gaan.
Overigens dient deze verruiming nog door de Europese Commissie te worden goedgekeurd.
Dit gebeurt naar verwachting medio oktober. De regeling wordt uitgevoerd door de Rijksdienst
voor Ondernemend Nederland en heeft een verplichtingenbudget van € 450 miljoen. Momenteel
is ruim 400 keer een beroep gedaan op de regeling en is inmiddels voor ruim € 250
miljoen aan garanties verleend.
Naast de garantieregeling heeft het kabinet toegezegd een aanvullende tegemoetkoming
voor evenementen (ATE) in het leven te zullen roepen met een budget van € 120 miljoen
De overweging achter deze toezegging was dat organisatoren niet konden anticiperen
op de vrijwel onmiddellijk ingaande evenementenverboden tijdens de afgelopen zomer
en daardoor hun kosten niet konden beperken. Het gaat hierbij om evenementen die niet
voldeden aan de voorwaarden van de garantieregeling voor evenementen. Dit betreft
zowel grote, professioneel georganiseerde evenementen als kleinere, lokale evenementen.
Met een minimumbedrag van € 2.500,– voor gemaakte kosten wordt verzekerd dat de tegemoetkoming
gericht wordt ingezet, daar waar de problemen zich concentreren.
Ten behoeve van een opzet van deze steunregeling heeft onderzoeksbureau AEF in opdracht
van de VNG onderzocht om wat voor evenementen het gaat en welke kosten hiermee gemoeid
zijn. Op basis van contacten met gemeenten en organisatoren concluderen de onderzoekers
dat kleinere, lokale evenementen ondanks het evenementenverbod vaak in aangepaste
vorm zijn doorgegaan. Als gevolg daarvan lijken vooral middelgrote evenementen niet
door te zijn gegaan. De kosten van de betreffende evenementen blijken zeer uiteen
te kunnen lopen, van enkele tienduizenden euro’s voor een kleiner, lokaal evenement
tot vele honderdduizenden euro’s voor een grootschaliger opgezet evenement met (boven)regionale
uitstaling en toeloop. Vooral de omvang van de middengroep en daarmee gepaard gaande
kosten blijken moeilijk te bepalen. Op basis van deze bevindingen wordt nu verder
gewerkt aan een passende regeling, waarover het kabinet u binnenkort zal berichten.
De regeling wordt naar verwachting eind vierde kwartaal gepubliceerd, nadat deze is
goedgekeurd door de Europese Commissie.
Het kabinet heeft aangekondigd dat vanaf 25 september weer ongeplaceerde evenementen
kunnen plaatsvinden. Er geldt echter nog wel een capaciteitsbeperking van 25% op de
reguliere capaciteit voor ongeplaceerde evenementen die binnen plaatsvinden. Het kabinet
heeft in de Kamerbrief van 14 september (Kamerstuk 25 295, nr. 1422) aangekondigd dat het € 15 miljoen reserveert als tegemoetkoming voor deze evenementen
die niet op volledige capaciteit kunnen doorgaan. Door een tegemoetkoming te bieden,
wil het kabinet eraan bijdragen dat evenementen ondanks de beperking kunnen doorgaan.
De regeling is bedoeld voor ongeplaceerde (culturele) activiteiten die binnen plaatsvinden.
Een evenement vindt binnen plaats indien de locatie van het evenement niet aan de
bovenzijde van de ruimte of aan drie zijden geheel open is gedurende het gehele evenement.
Een evenement is ongeplaceerd als (een deel) van de bezoekers geen vaste zitplaats
heeft. De regeling is in ontwikkeling en zal worden uitgevoerd door het Fonds Podiumkunsten.
De volgende uitgangspunten zijn hierbij leidend:
– De regeling is er voor professionele organisatoren.
– Het gaat om evenementen waar een culturele component centraal staat.
– Zalen en evenementen met de vergunde capaciteit van ten minste 300 komen in aanmerking
voor een tegemoetkoming.
– De toegestane capaciteit vanaf 25 september van een zaal of evenement wordt berekend
op 75% van de vergunde capaciteit.
– Mocht een evenement meer dan 75% van de hierboven genoemde capaciteit hebben verkocht,
dan kan de organisator een aanvraag voor een tegemoetkoming doen.
– De tegemoetkoming bestaat uit het vergoeden van de niet-verkochte kaartjes tot 100%
van de capaciteit.
– De regeling wordt zo snel mogelijk gepubliceerd in de Staatscourant en geldt met terugwerkende
kracht vanaf 25 september.
Cruciaal is dat het publiek de komende tijd zijn weg weer terugvindt naar al het moois
dat de culturele sector te bieden heeft. Gelukkig zien we ook dat in musea, theaters,
bioscopen, poppodia en monumenten het publiek weer komt genieten. Daarom zal ik de
publiekscampagne «Mooier dan ooit» opnieuw financieel ondersteunen. Eerder heb ik
vanuit het tweede specifieke steunpakket voor de culturele en creatieve sector € 400.000,–
beschikbaar gesteld voor deze publiekscampagne van het Nationaal Theater Fonds in
samenwerking met diverse partijen in de sector. Deze campagne had tot doel het publiek
te stimuleren zijn weg naar theaters en musea te vinden. Nu de beperkingen opgeheven
zijn en de culturele instellingen weer bijna allemaal op 100% capaciteit open kunnen,
is het extra belangrijk om de zalen ook weer vol te krijgen. Om die reden maak ik
€ 150.000,– vrij om de campagne tot het einde van het jaar voort te zetten.
Herstelplan
Naar aanleiding van de motie van het lid Wuite c.s. (Kamerstuk 32 820, nr. 424) waarin de Kamer de regering verzoekt in samenwerking met de culturele en creatieve
sector en lokale overheden voorstellen te verkennen voor herstel om de sector sterker
uit de crisis te laten komen, kan ik uw Kamer meedelen dat ik er alles aan zal doen
om samen met de sector een herstelplan voor de culturele en creatieve sector voor
te bereiden. Besluitvorming hierover is echter aan een nieuw kabinet.
Ik heb de afgelopen maanden gesprekken gevoerd met de Taskforce Culturele en Creatieve
Sector om te verkennen wat nodig is voor herstel van deze sector. Daarbij kan een
onderscheid gemaakt worden tussen wat op korte termijn nodig is en wat op de iets
langere termijn.
Voor de korte termijn moet goed vinger aan de pols gehouden worden met betrekking
tot mogelijke tegenvallende publieksinkomsten bij culturele instellingen. De Taskforce
heeft hiervan inschattingen gemaakt voor het laatste kwartaal van 2021 en de eerste
helft van 2022. Of en in hoeverre deze inschattingen werkelijkheid worden, is nog
niet vast te stellen. Daarvoor is het nog te vroeg. Ik hoop en verwacht dat het publiek
weer in grote getale de weg naar de culturele instellingen weet te vinden, nu het
weer kan. Daar moeten we alles aan doen.
Mogelijk zullen er met betrekking tot publieksinkomsten verschillen zijn tussen de
diverse subsectoren en type instellingen in de culturele en creatieve sector en zelfs
binnen de verschillende subsectoren. Met betrekking tot de instellingen waarvoor ik
een directe verantwoordelijkheid draag, zoals de BIS-instellingen en de rijksmusea,
heb ik het beeld dat de meeste van hen het hoofd boven water kunnen houden, ook indien
de komende maanden de gewenste publieksaantallen nog niet volledig gerealiseerd worden.
Tegelijkertijd kan ik mij voorstellen dat er binnen deze groep ook instellingen zijn
die bijvoorbeeld door het wegblijven van internationale toeristen wel in financiële
problemen komen, mede omdat zij geen financiële buffer meer hebben of niet de mogelijkheid
zien verder op kosten te besparen. Voorkomen moet worden dat deze instellingen alsnog
in problemen komen. Ik blijf daarom in overleg met de Taskforce om vinger aan de pols
te houden en hierbij een goed onderscheid te maken tussen verschillende instellingen
en verdienmodellen in de culturele en creatieve sector.
Voor de iets langere termijn roept de motie van het lid Ploumen c.s. (Kamerstuk 32 820, nr. 419) op om te verkennen of de cultuursubsidieperiode eenmalig verlengd kan worden. Verlenging
zou een manier kunnen zijn om de sector wat meer rust en ruimte te bieden, maar er
kleven ook nadelen aan en het werkt alleen als ook de gemeenten hun subsidieperiode
verlengen. Het bieden van rust en ruimte zou ook kunnen door het verlengen van de
coulancemaatregelen. Over 2020 en 2021 hebben we coulance toegepast met betrekking
tot realiseren van activiteiten en publieksaantallen, omdat instellingen door de coronamaatregelen
hun voorgenomen plannen niet konden realiseren. Dit werkt ook door in de resterende
jaren van de subsidieperiode 2021–2024. Het lijkt mij wenselijk deze coulance ook
voor de rest van de periode door te zetten, maar daarvoor wacht ik het advies over
de invulling van coulance en verlenging van de periode van de Raad voor Cultuur af.
Dit advies zal ik op 1 november ontvangen.
Een belangrijk onderwerp van het herstelplan is de arbeidsmarktpositie van werkenden
in de culturele en creatieve sector. De coronacrisis heeft de kwetsbare positie van
veel zelfstandigen in de sector en hun afhankelijkheid van culturele instellingen
als opdrachtgever opnieuw aangetoond. De afgelopen anderhalf jaar was voor velen een
periode van overleven en overbruggen, ondanks de steunmaatregelen van het kabinet.
Een beeld dat bevestigd is in het rapport «Ongelijk getroffen, ongelijk gesteund»
van de Boekmanstichting. Uitvoering van de Arbeidsmarktagenda van de culturele en
creatieve sector 2017–2023 blijft daarom belangrijk. Waar nodig zullen specifieke
maatregelen voor werkenden in de culturele en creatieve sector verkend moeten worden,
zodat een gezonde flexpraktijk kan ontstaan, schijnzelfstandigheid wordt voorkomen
en professionals een eerlijke beloning ontvangen voor het werk dat ze leveren. Daarnaast
is het nodig aan te sluiten bij de bevindingen van Commissie Borstlap die gericht
zijn op verbetering van de positie van alle zzp-ers in Nederland.
Een derde onderwerp dat voor de langere termijn aandacht behoeft, is ruimte voor innovatie
en de potentie die digitalisering voor vele culturele activiteiten en instellingen
biedt. Instellingen en makers hebben tijdens de coronacrisis de mogelijkheden van
digitaal aanbod versneld verkend en ontwikkeld. Digitalisering biedt kansen voor het
vergroten, verbreden en verdiepen van het publieksbereik. Zo is bijvoorbeeld het gebruik
van de online bibliotheek sterk gegroeid: dit is een belangrijke ontwikkeling in het
kader van leesbevordering. Ook de mogelijkheid om online deel te nemen aan festivals
en conferenties en theater- en dansvoorstellingen biedt kansen om nieuwe publieksgroepen
aan te boren. Voor veel organisaties is digitalisering een grote opgave, waarbij ondersteuning
gewenst is. Het herstelplan moet bijdragen aan het creëren van de randvoorwaarden
zoals een kennis en infrastructuur zodat alle instellingen en makers gebruik kunnen
maken van de kansen die digitalisering biedt. Verkend kan worden of het Herstelfonds
van de EU mogelijkheden biedt voor extra ondersteuning op dit vlak.
Ten slotte is de regionale en lokale culturele infrastructuur een aandachtspunt in
het herstelplan. De coronacrisis heeft immers aangetoond dat deze kwetsbaar is en
een duurzame versterking behoeft. Samenwerking tussen Rijk en andere overheden is
cruciaal voor een goed functionerend stelsel.
Ik zal de komende tijd met de Taskforce de verdere ontwikkeling van het herstelplan
ter hand nemen en hierover ook met de bestuurders van de andere overheden in gesprek
gaan.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven
Indieners
-
Indiener
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.