Brief regering : Stand van zaken in Afghanistan
27 925 Bestrijding internationaal terrorisme
Nr. 808 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN DEFENSIE EN DE STAATSSECRETARIS
               VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 september 2021
Met deze brief informeren wij u, mede ten behoeve van het plenaire debat met de Kamer
                  op 15 september a.s., over de ontwikkelingen in Afghanistan sinds 26 augustus jl.
                  Deze brief beschrijft allereerst de evacuatie en opvang van evacués in Nederland tot
                  nu toe. Vervolgens wordt ingegaan op de ontwikkelingen in Afghanistan op politiek,
                  economisch en humanitair vlak. Voorts wordt vooruitgeblikt op de inzet in de komende
                  periode, inclusief de Nederlandse presentie in de regio. In deze brief wordt ook verslag
                  gedaan van de recente reis van de Minister van Buitenlandse Zaken naar de regio. Ten
                  slotte wordt een toelichting gegeven op de voorgenomen evaluaties.
               
Alvorens nader op deze punten in te gaan, benadrukt het kabinet dat de afgelopen periode
                  door zeer veel mensen in extreem moeilijke omstandigheden is gewerkt aan de evacuatie
                  van degenen die daarvoor in aanmerking kwamen en aan hun opvang in Nederland. Vanuit Nederland, de regio en in Afghanistan
                  zelf hebben velen zich de grootst mogelijke moeite getroost om zoveel mogelijk mensen
                  te evacueren. Onze mensen in Kaboel werkten hieraan met gevaar voor eigen leven. Ook
                  in Islamabad, Qatar en Georgië, en in Den Haag zelf hebben teams van Buitenlandse
                  Zaken, Defensie en Justitie en Veiligheid vele dagen en nachten achtereen doorgewerkt
                  om alle evacués te ondersteunen. Het kabinet heeft zeer veel waardering en diep respect
                  voor allen die, op welke wijze dan ook, aan de evacuatieoperatie hebben bijgedragen.
               
Het kabinet is zich scherp bewust van het gegeven dat veel mensen in Afghanistan in
                  onzekerheid zijn achtergebleven: Nederlanders en ingezetenen, tolken en andere personen
                  uit hoogrisicogroepen. Het kabinet had graag gezien dat het vertrek uit Afghanistan
                  op een andere wijze was verlopen en dat we meer mensen het land uit hadden kunnen
                  krijgen. Dat trekt het kabinet zich zeer aan. De hele internationale gemeenschap heeft
                  zo’n snelle overname van Kaboel door de Taliban niet zien aankomen. Het kabinet verzekert
                  de Kamer dat het zich zal blijven inspannen om hen te ondersteunen en degenen onder
                  hen die in aanmerking komen alsnog naar Nederland te komen, daarbij te faciliteren.
               
I Inzet Nederland sinds 26 augustus 2021
               
Stand van zaken evacuatie
In de afgelopen periode zijn, voor zover nu bekend, 1897 mensen vanuit Afghanistan
                  naar Nederland geëvacueerd. Dat aantal is aanzienlijk hoger dan verwacht. Er werd
                  op basis van de begin augustus beschikbare informatie en op dat moment bestaande kaders
                  uitgegaan van 250–300 personen die in de laatste fase nog uit Afghanistan geëvacueerd
                  zouden moeten worden. Van tevoren was ingeschat dat alle te evacueren personen indien
                  nodig tijdens de extractieperiode zouden kunnen worden geëvacueerd. Deze operatie
                  bleek voor alle landen echter een veel grotere uitdaging dan verwacht, omdat de inname
                  van Kaboel door de Taliban veel sneller ging dan zelfs in het meest pessimistische
                  scenario werd voorzien, en omdat het aantal te evacueren personen uiteindelijk aanzienlijk
                  groter bleek dan gepland.
               
Met name het aantal Nederlanders dat in Afghanistan bleek te zijn ondanks het negatieve
                  reisadvies, was vele malen groter dan het aantal mensen dat bekend was bij de ambassade
                  in Kaboel en geregistreerd stond bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Op dit
                  moment is bevestigd dat 787 Nederlanders inclusief hun kerngezinnen en mensen met
                  een Nederlandse verblijfsvergunning vertrokken zijn uit Afghanistan. Op basis van
                  de huidige beschikbare informatie bevinden zich nog 459 Nederlanders en mensen met
                  een Nederlandse verblijfsvergunning in Afghanistan, inclusief kerngezinsleden.
               
Voor zover thans uit de registratie blijkt, bevonden zich onder de geëvacueerde personen
                  geen houders van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd en één persoon met
                  een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd. Mocht op enig moment alsnog blijken
                  dat houders van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in Afghanistan verbleven,
                  dan wordt conform bestaand beleid individueel getoetst welke gevolgen dit zal hebben
                  voor het verblijfsrecht.
               
Tot 15 augustus waren reeds 111 tolken en andere personen in dienst van internationalen
                  militaire of politiemissies met hun gezinsleden met reguliere lijnvluchten naar Nederland
                  gekomen. In totaal bedroeg dit ongeveer 500 mensen. Op 15 augustus, net voor de val
                  van Kaboel, stonden er 67 tolken en andere personen op de lijst van wie Defensie en/of
                  Justitie en Veiligheid had vastgesteld dat ze voor Nederland hadden gewerkt in het
                  kader van een internationale militaire of politiemissie. Zij zouden met civiele vluchten
                  en ingehuurde civiele charters naar Nederland komen. Deze vluchten konden echter niet
                  meer uitgevoerd worden. Van deze groep bevinden 22 tolken en hun gezinnen zich waarschijnlijk
                  nog in Afghanistan. Met een deel van de groep is contact. Tijdens de evacuatie zijn
                  45 tolken uit de groep van 67 in veiligheid gebracht, inclusief gezinsleden bestaat
                  deze groep ongeveer uit 225 personen. Na 15 augustus hebben zich nog meer tolken en
                  andere personen aangemeld die hebben gewerkt voor Nederland in het kader van een internationale
                  militaire of politiemissie. Bovenop de genoemde 45 zijn van deze groep 41 personen
                  met hun gezinsleden geëvacueerd. In totaal zijn tijdens de evacuatie 436 tolken en
                  andere personen (inclusief gezinsleden) die voor een internationale militaire of politiemissie
                  in Afghanistan hebben gewerkt, naar Nederland gekomen.
               
Naar aanleiding van de motie van het lid Belhaj c.s. (Kamerstuk 27 925, nr. 788) zijn in de afgelopen periode 370 personen geëvacueerd. Het betreft vooral personen
                  die werkzaam waren voor Nederlandse NGO’s, betrokken bij door Nederland gefinancierde
                  OS-projecten, fixers van Nederlandse journalisten alsmede enkele Afghaanse mensenrechtenverdedigers, voorvechtsters
                  van vrouwenrechten en enkele hoogwaardigheidsbekleders met een hoog publiek profiel.
               
Opvang in Nederland
Op zondag 12 september verbleven ongeveer 1960 personen in de verschillende opvanglocaties
                  in Nederland die door Defensie beschikbaar zijn gesteld ten behoeve van de opvang
                  van evacués. In Zoutkamp verblijven ongeveer 490 personen, in Zeist circa 390, in
                  Ede circa 700 en in de inmiddels opgebouwde tijdelijke faciliteit in Heumensoord ongeveer
                  390 personen. Ook de Defensielocatie in Amsterdam heeft tijdelijk dienstgedaan als opvanglocatie, maar de personen die daar verbleven zijn inmiddels overgeplaatst
                  naar de andere locaties.
               
De groep geëvacueerde Afghanen bestaat uit 217 lokale personeelsleden van de Nederlandse
                  ambassade en 87 lokale EU-, NAVO- en VN-medewerkers (inclusief familie), 436 tolken (inclusief familie) en 370 personen (inclusief
                  familie) die vallen onder de motie-Belhaj c.s. Daarnaast zitten er volgens de IND-registratie
                  nog ongeveer 250 personen in Nederlandse opvanglocaties die een ander land dan Nederland
                  als bestemming hebben. Omgekeerd zijn er in andere landen ook mensen opgevangen die
                  Nederland als bestemming hebben. Het is niet bekend om hoeveel mensen dat precies
                  gaat. Diplomatieke kanalen worden ingezet om deze mensen naar de juiste bestemming
                  te brengen.
               
De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en de Koninklijke Marechaussee (KMar)
                  zijn gestart met het identificatieproces van de mensen in de opvanglocaties. Vrijwel
                  alle personen zijn door de IND geregistreerd en gescreend. Door de KMar is op peildatum
                  12 september jl. van circa 1020 personen de Identificatie en Registratie afgerond.
                  Voorts is de IND begonnen met de afhandeling van de asielprocedure. Op 12 september
                  jl. was van ongeveer tien Afghanen de asielprocedure afgerond en de aanvraag ingewilligd.
                  De komende tijd zullen de gehoren voor de rest van de evacués ingepland worden.
               
Internationale contacten
De Minister van Defensie sprak op 31 augustus met NAVO Secretaris-Generaal Stoltenberg.
                  Zij gaf aan dat de NAVO in het hier en nu de morele verplichting heeft om zo goed
                  als mogelijk te zorgen voor onze Afghaanse NAVO-collega’s. De stap daarna zou er één
                  van reflectie moeten zijn, waarbij duidelijk aan bod moet komen wat de NAVO van de
                  inzet in Afghanistan kan en moet leren. De Minister en de secretaris-generaal benadrukten
                  beiden dat het verloop van de gebeurtenissen in Afghanistan niets verandert aan de
                  onverminderde noodzaak voor de NAVO om verbonden te blijven en gezamenlijke dreigingen
                  ook gezamenlijk het hoofd te bieden.
               
De plaatsvervangend Commandant der Strijdkrachten bezocht op 31 augustus de militaire
                  autoriteiten in Pakistan om dank over te brengen voor de (logistieke) ondersteuning
                  van de Pakistaanse autoriteiten bij de Nederlandse evacuatieoperatie vanuit Kaboel
                  via Islamabad. Ook is de mogelijkheid besproken om ook in de toekomst gebruik te blijven
                  maken van ondersteuning van Pakistan.
               
Op 1 en 2 september jl. bezocht de Minister van Buitenlandse Zaken Qatar, Pakistan
                  en Turkije om te spreken over de situatie in Afghanistan. Minister Kaag sprak met
                  haar drie ambtgenoten over de toekomst van Afghanistan, de huidige humanitaire situatie
                  en de impact van de huidige ontwikkelingen op de regio. Zij besprak het belang van
                  stabiliteit in Afghanistan en van internationale samenwerking om terrorisme te bestrijden.
                  De Minister onderstreepte daarbij het belang van een inclusieve regering en het respecteren
                  van mensenrechten. Ook de inzet om het Afghaanse volk te blijven ondersteunen werd
                  besproken.
               
Minister Kaag benadrukte dat Nederland al het mogelijke doet om diegenen die in aanmerking
                  komen voor vertrek naar Nederland alsnog te ondersteunen. Gesprekspartners zegden
                  hun volledige steun op dit vlak toe. Qatar en Pakistan gaven aan op korte termijn
                  weer een aantal vluchten van en naar Afghanistan te willen ondernemen. Beide landen
                  gaven aan bereid te zijn ook Nederland te assisteren met het uitvliegen van mensen.
                  Inmiddels zijn verdeeld over twee vluchten, op 9 en 10 september jl., de eerste twintig
                  mensen met een Nederlands paspoort uit Afghanistan naar Qatar gebracht. Met Qatar
                  en Pakistan wordt gesproken over mogelijkheden om meer mensen op deze manier uit Afghanistan
                  te helpen vertrekken.
               
Inzet van de landen in de regio is uiteindelijk om vrij verkeer van personen in en
                  uit Afghanistan weer mogelijk te maken om zo ook de grote gevoelde druk van mensen
                  om het land te verlaten te verlichten. In dit kader besprak de Minister met haar ambtgenoten
                  het belang van het snel weer volledig operationeel krijgen van de luchthaven van Kaboel.
                  In de gesprekken met haar Turkse en Qatarese evenknie gaf Minister Kaag aan dat Nederland
                  bereid is bij te dragen om het vliegveld in Kaboel operationeel en veilig te krijgen,
                  en dat Nederland hiervoor 1 miljoen euro beschikbaar wil stellen. Turkije en Qatar
                  spelen beide een leidende rol bij de internationale inspanningen om de luchthaven
                  weer open te krijgen.
               
In Doha besprak de Minister verder de mogelijkheid om de Nederlandse ambassade vanuit
                  Kaboel tijdelijk naar Qatar te verplaatsen. Qatar verwelkomde dit. De Nederlandse
                  Tijdelijk Zaakgelastigde arriveerde op 6 september in Doha.
               
Tevens was er in Doha op ambtelijk niveau een eerste operationeel contact met een
                  vertegenwoordiger van de Taliban. Nederland wees daarbij op het belang van veilige
                  doorgang voor allen die Afghanistan in en uit willen reizen; mogelijkheden voor het
                  bieden van humanitaire hulp; de oproep geen terreurgroeperingen te herbergen; het
                  belang van mensenrechten en behoud van verworvenheden hieromtrent; en een inclusieve
                  regering als enige duurzame oplossing voor het conflict.
               
In Qatar sprak Minister Kaag verder met de Duitse Minister van Buitenlandse Zaken,
                  Heiko Maas, over het belang van gezamenlijke inzet op veiligheid en stabiliteit in
                  Afghanistan en om de veilige doorgang van Nederlanders, Duitsers en Afghanen te waarborgen.
               
Op 1 en 2 september nam de Minister van Defensie deel aan de informele Raad Buitenlandse
                  Zaken in Ljubljana. Deze was grotendeels gewijd aan de recente ontwikkelingen in Afghanistan,
                  inclusief de vraag wat de implicaties daarvan zijn voor het Europese veiligheids-
                  en defensiebeleid. De Minister gaf aan dat het onze morele plicht is zo goed mogelijk
                  voor Afghaanse medewerkers te zorgen. Daarnaast benadrukte ze dat moet worden geleerd
                  van de fouten en moet worden nagedacht over de toekomst van Afghanistan om te voorkomen
                  dat het land weer een vrijhaven wordt voor terroristen. Inzet van het Strategisch
                  Kompas moet, in lijn met de Defensievisie 2035, zijn dat de EU sterker wordt op het
                  gebied van veiligheid en defensie en dat de lidstaten beter moeten samenwerken. Zij
                  sprak tijdens deze informele RBZ met haar Duitse en Deense collega’s en de VN Under-Secretary-General
                  for Peacekeeping Operations Lacroix.
               
Na haar bezoek aan de regio nam de Minister van Buitenlandse Zaken deel aan de informele
                  Raad Buitenlandse Zaken (Gymnich) op 2 en 3 september in Ljubljana (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2402), waar zij een terugkoppeling gaf van haar gesprekken in de regio. Zij bepleitte
                  een actieve inzet van de EU om 1) zorg te dragen voor veilige uitreismogelijkheden
                  voor EU-onderdanen, Afghanen die voor de EU en EU-lidstaten hebben gewerkt, en andere
                  kwetsbare groepen; 2) steun te blijven geven aan de Afghaanse bevolking en 3) bij
                  te dragen aan stabiliteit in Afghanistan en de regio. Tijdens Gymnich werden vijf
                  EU benchmarks genoteerd, ten behoeve van stapsgewijs engagement met de Taliban: 1) voorkomen dat Afghanistan een uitvalsbasis van terrorisme wordt;
                  2) respect voor mensenrechten en met name rechten van vrouwen en persvrijheid; 3)
                  een inclusieve regering; 4) vrije toegang voor humanitaire hulp; 5) Afghanen die gevaar
                  lopen en het land willen verlaten moeten dat kunnen doen.
               
Minister Kaag sprak in de afgelopen periode verder onder andere met haar Deense, Zweedse
                  en Iraanse collega’s over Afghanistan. De Minister-President had onder meer contact
                  met de Franse en Britse premiers, en met de Duitse Bondskanselier. Op hoog ambtelijk
                  niveau vonden gesprekken plaats in EU- en NAVO-verband, met Rusland, het VK en de
                  VS. De Commandant der Strijdkrachten besprak de situatie in Afghanistan onder meer
                  met de militaire bevelhebber – en de voorzitter van het militaire comité van de NAVO
                  en zijn Duitse, Franse, Deense en Belgische ambtsgenoten.
               
II. Stand van zaken Afghanistan en regio
               
Politiek en mensenrechten
Op 7 september jl. maakte de Taliban de namen van een interim-regering bekend. De
                  leider van de Taliban, Haibatullah Akhundzada, noemde Afghanistan in een schriftelijke
                  verklaring een Islamitisch Emiraat en benadrukte dat de regering hard werkt aan een
                  systeem gebaseerd op Shariawetgeving en Islamitische regels. Het doel hierbij zou
                  volgens de verklaring «vrede, ontwikkeling en voorspoed» zijn. De de facto interim-regering
                  bestaat uitsluitend uit Talibanleiders, onder wie verschillende hardliners. Er bevinden zich geen vrouwen op de lijst en er is nauwelijks een rol weggelegd
                  voor niet-Pashtun etnische groepen zoals de Tadzjieken, Oezbeken en Hazara’s. Dit
                  beantwoordt niet aan de hoop die er was op een inclusieve regering en geeft geen aanleiding
                  tot vertrouwen dat het nieuwe Talibanregime gematigder zal zijn dan in de jaren negentig.
               
In zijn schriftelijke verklaring meldt Haibatullah wel dat de interim-regering mensenrechten
                  zal beschermen zoals deze vanuit de Islam worden gezien. Het is echter onduidelijk
                  wat dit precies betekent voor bijvoorbeeld vrouwenrechten en het rechtssysteem. De
                  berichten dat vrouwen over de afgelopen drie weken geleidelijk uit het openbare leven
                  zijn geweerd, dat meisjes boven de 12 jaar op sommige plaatsen niet meer naar school
                  mogen en dat overheidskantoren voor vrouwenzaken zijn gesloten, zijn ernstig verontrustend.
               
Verspreid door Afghanistan, onder andere in Kaboel en Mazar-e-Sharif, vonden de afgelopen
                  dagen kleinschalige protesten plaats tegen het Talibanregime. Een aantal van deze
                  protesten werd neergeslagen of opgebroken door de Taliban, in sommige gevallen met
                  traangas of waarschuwingsschoten. Het aantal slachtoffers dat daarbij is gevallen,
                  is tot nu toe laag. De Taliban lijken in het merendeel van de gebieden onder hun controle
                  de orde vooralsnog te kunnen handhaven. Of dit een gevolg is van hun repressieve beleid
                  of juist duidt op acceptatie van het nieuwe bewind zal waarschijnlijk per regio verschillen.
               
Bovenstaande ontwikkelingen stemmen niet optimistisch. Zoals eerder aangegeven, zal
                  het kabinet het Talibanbewind beoordelen op zijn daden. Vanwege de sluiting van de
                  Nederlandse ambassade in Kaboel en het droogvallen van informatienetwerken heeft het
                  kabinet verminderd zicht op de daadwerkelijke mensenrechtensituatie ter plaatse.
               
Veiligheid
In de laatste dagen voor het vertrek van de VS vanuit Afghanistan vonden meerdere
                  terroristische aanslagen plaats op en rond Hamid Karzai International Airport (HKIA). De aanslagen werden opgeëist door Islamic State Khorasan Province (ISKP). Als reactie op de eerste aanslag voerden de Amerikanen op 26 en 27 augustus
                  luchtaanvallen uit op vermeende ISKP-doelwitten in Kaboel en de provincie Nangarhar.
                  De ISKP-dreiging richting het vliegveld bleef zich voortzetten tot de westerse terugtrekking
                  op 31 augustus voltooid was. Nadat de laatste Amerikaanse vlucht was vertrokken, trokken
                  de Taliban gelijk het vliegveld op. De Taliban hebben nu het civiele en het militaire
                  deel van het vliegveld onder controle. Daarnaast bewaken zij nog steeds de buitenste
                  ring van het vliegveld. Sindsdien zijn verdere aanslagen en ongeregeldheden uitgebleven
                  en is de veiligheidssituatie rondom HKIA en in Kaboel relatief stabiel.
               
Vanaf 31 augustus begonnen de Taliban een offensief in de Panjshir-vallei, de enige
                  provincie in Afghanistan die niet onder controle van de Taliban stond. De Taliban
                  claimen inmiddels de hele provincie in handen te hebben. Het National Resistance Front (NRF), bestaande uit voormalige regeringsfunctionarissen en Afghaanse militairen,
                  heeft echter aangegeven de strijd tegen de Taliban te zullen voortzetten. De verwachting
                  is dat er ook weer nieuwe verzetshaarden zullen ontstaan.
               
De machtsovername door de Taliban kan op termijn de voedingsbodem voor en bewegingsruimte
                  van terroristische organisaties als Al Qaída verruimen. In verschillende gremia, waaronder
                  de NAVO, de EU en de Anti-ISIS Coalitie, worden initiatieven genomen om dit adequaat
                  te monitoren en waar mogelijk tegen te gaan.
               
Economie
Er zijn ernstige zorgen over de economische situatie in Afghanistan. De Wereldbank
                  en het IMF hebben hun financiële steun aan Afghanistan stilgelegd, en de VS hebben
                  9.5 miljard dollar aan tegoeden van de Afghaanse centrale bank bevroren. Private en
                  publieke tegoeden in dollars zijn grotendeels niet toegankelijk sinds de machtsovername
                  om te voorkomen dat de Taliban hier toegang toe krijgen. Hierdoor kunnen ook Afghaanse
                  burgers niet bij hun spaargeld, kunnen onderwijs, zorg en andere basisvoorzieningen
                  niet meer worden betaald vanuit de overheid en is het moeilijker om humanitaire hulp
                  te leveren. De verwachting is dat Afghanistan op korte termijn in een economische
                  crisis zal belanden, mede gezien de eerdere afhankelijkheid van internationale hulp
                  en de economische impact van COVID-19.
               
Vluchtelingen en intern ontheemden
De VN schatten in dat er sinds begin 2021 al 570.000 intern ontheemden in Afghanistan
                  zijn bijgekomen, bovenop de vijf miljoen die er al waren. Wereldwijd stonden voor
                  de recente machtsovername door de Taliban reeds 2,7 miljoen Afghanen bij UNHCR geregistreerd
                  als vluchteling. In Iran verblijven in totaal circa 3 miljoen Afghanen, onder wie
                  780.000 bij UNHCR geregistreerde vluchtelingen. De bereidheid van Iran om een nieuwe
                  stroom Afghaanse burgers op te nemen is gering. Iran heeft de grens met Afghanistan
                  grotendeels gesloten en voert een ontmoedigingsbeleid door humanitaire instanties
                  onvoldoende in staat te stellen vluchtelingenkampen conform internationale standaarden
                  aan de grens in te richten. Ook Pakistan vangt al jarenlang grote aantallen Afghanen
                  op. Momenteel zijn er, naast de circa 1,4 miljoen bij UNHCR geregistreerde Afghaanse
                  vluchtelingen, naar schatting ook nog 600.000 ongeregistreerde Afghanen.
               
Oezbekistan en Turkmenistan proberen Afghanen zoveel mogelijk te weren. Vanuit Tadzjikistan
                  komt geen eenduidig bericht over het aantal Afghaanse vluchtelingen dat Tadzjikistan
                  wil opnemen, en ook niet over de toegankelijkheid van de grens met Afghanistan. India
                  heeft in de periode tot aan 2020 opvang geboden aan 16.000 Afghaanse vluchtelingen.
                  Er zijn op dit moment geen plannen of voorstellen om grote aantallen vluchtelingen
                  uit Afghanistan op te vangen. In Qatar wordt een aantal Afghanen, onder wie journalisten,
                  vrouwelijke studenten en alleenreizende kinderen opgevangen.
               
Turkije ontving de afgelopen jaren naar schatting enkele honderdduizenden irreguliere
                  Afghaanse migranten. Om grote vluchtelingenstromen te voorkomen wordt onder meer de
                  grensmuur met Iran uitgebreid. Het actieve terugkeerbeleid dat Turkije voert is onder
                  de huidige omstandigheden in Afghanistan gestaakt.
               
Om landen in de regio te ondersteunen bij de opvang van vluchtelingen is het kabinet
                  voornemens een bijdrage van EUR 3,5 mln. te doen aan het Regional Refugee Preparedness and Response Plan dat is opgesteld door UNHCR. Voorts is ook in Europees verband gesproken over de
                  noodzaak hulp te blijven verlenen aan de Afghaanse bevolking, inclusief de grote groep
                  intern ontheemden, en aan landen in de regio bij de omgang met de te verwachten instroom
                  van Afghanen. Zoals aan de Kamer gemeld (Kamerstuk 32 317, nr. 706) heeft de Europese Commissie – mede op aandringen van Nederland – aan de JBZ-raad
                  toegezegd met een actieplan Afghanistan te komen. Ook werd in de informele RBZ-raad,
                  Gymnich, (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2402) de intentie uitgesproken samen met de buurlanden van Afghanistan een regionaal platform
                  op te zetten met focus op migratie, terrorismebestrijding en het bestrijden van drugshandel.
               
Tijdelijke opvang NAVO medewerkers Kosovo
Op 24 augustus jl. verzocht de NAVO bondgenoten bij te dragen aan de opbouw van een
                  tijdelijke opvanggelegenheid in Kosovo voor Afghaanse oud-werknemers en lokale dienstverleners
                  van de NAVO en hun gezinsleden. Dit kamp Bechtel (Kosovo) dient op korte termijn opvang
                  te bieden aan maximaal 1.000 personen. Nu verblijven er 600 personen. De evacués,
                  die maximaal een jaar hier kunnen blijven, worden op vrijwillige basis ondergebracht
                  in NAVO-landen. Het kabinet is van mening dat Nederland zijn aandeel moet nemen bij
                  de opvang van Afghanen uit deze categorie. Het gaat dan om 42 mensen, van wie 19 al
                  in Nederland zijn.
               
Om de locatie Bechtel zo spoedig mogelijk gereed te krijgen wordt zo veel mogelijk
                  gebruik gemaakt van commerciële partijen en inzet van niet-gevechtseenheden van de Very High Readiness Joint Taskforce (VJTF) van de NAVO. Het is de intentie van NAVO om zo spoedig mogelijk de VJTF-eenheden af te lossen met door bondgenoten beschikbaar gestelde capaciteiten. Nederland
                  heeft een aantal militaire capaciteiten beschikbaar gesteld, waaronder genie, om op
                  afroep te worden ingezet door de NAVO. In totaal gaat het om ongeveer 225 personen.
                  Drie tandheelkundige specialisten en een technicus zijn inmiddels op verzoek van de
                  NAVO afgereisd naar Kosovo en op 10 september jl. aangekomen. De bijdrage wordt nu
                  voorzien tot uiterlijk 19 november 2021. Deze Nederlandse bijdrage heeft een humanitair
                  karakter en geldt niet als inzet in het kader van Artikel 100 van de Grondwet. Mocht
                  NAVO Nederland verzoeken om aanvullende capaciteiten in te zetten, dan wordt de Kamer
                  daarover zo spoedig mogelijk nader geïnformeerd.
               
III. Toekomstige inzet kabinet
               
Evacuaties en verdere steun
Ook na het beëindigen van de evacuatievluchten uit Kaboel blijft het kabinet zich
                  inspannen voor Nederlanders en ingezetenen die nog in Afghanistan verblijven en voor
                  tolken die voor Nederland hebben gewerkt in het kader van een internationale militaire
                  of politiemissie. Daarvoor wordt bij gebrek aan regulier commercieel vliegverkeer
                  zo mogelijk gebruik gemaakt van sporadische vluchten van andere landen op Kaboel,
                  dan wel vluchten vanuit een derde land indien de persoon zich daar bij een Nederlandse
                  ambassade meldt. Nederland trekt nauw op met internationale partners, waaronder EU-
                  en NAVO-landen die met dezelfde problematiek te maken hebben.
               
Voor de tolken die voor Nederland hebben gewerkt in het kader van een internationale
                  militaire missie wordt door het Ministerie van Defensie vastgesteld of ze voor hen
                  hebben gewerkt. Voor aan EUPOL gerelateerde aanvragen beoordeelt het Ministerie van
                  Justitie en Veiligheid of ze voor deze missie hebben gewerkt. Tolken die zich later
                  hebben aangemeld en die aan de vereisten voldoen, worden op de bestaande lijst geplaatst
                  van mensen die in aanmerking komen om in veiligheid te worden gebracht.
               
In het kader van de uitvoering van de motie-Belhaj c.s. is het tijdens de evacuatiefase
                  gelukt 370 personen naar Nederland over te brengen. Van deze personen werd verondersteld
                  dat zij als gevolg van hun werk voor Nederland of hun hoge publieke profiel in gevaar
                  waren. Het betreft onder anderen circa veertig mensenrechtenverdedigers (onder wie
                  enkele vrouwenrechtenverdedigers), circa 125 ngo-medewerkers en circa negentig personen
                  die met Nederlandse media hadden gewerkt. In deze fase van de crisis was sprake van
                  een race tegen de klok; met de sluiting van het vliegveld zouden verdere evacuaties
                  onmogelijk worden. In dat licht moesten mensen geëvacueerd worden zonder dat er ruimte
                  was voor een uitgebreide screening, documentenonderzoek of gehoor. De enorme tijdsdruk
                  waaronder gewerkt werd, stond dat simpelweg niet toe. Er moest veelal vertrouwd worden
                  op informatie van referenten, zoals nieuws- en ontwikkelingsorganisaties in Nederland.
               
Het kabinet waardeert het enorm dat het dankzij de betrokkenheid van en goede samenwerking
                  tussen vele actoren in Nederland is gelukt zo veel personen naar Nederland over te
                  brengen, zodat zij in Nederland voor verblijf in aanmerking kunnen komen. De onverwacht
                  snelle val van Kaboel bracht deze groep in acuut gevaar en vereiste de unieke aanpak
                  van de evacuatie.
               
Sinds het beëindigen van de evacuatievluchten uit Kaboel op 26 augustus jl. is het
                  niet meer mogelijk op grotere schaal personen naar Nederland te brengen. Conform de
                  tekst van de motie van het lid Belhaj c.s. worden de doelgroepen als beschreven in
                  de motie aangemerkt als risicogroep binnen het Nederlands asielbeleid. Het kabinet
                  wil een bijzondere inspanning leveren voor de circa 70 personen die reeds opgeroepen
                  waren voor evacuatie in het kader van de motie-Belhaj c.s., maar de laatste evacuatievlucht
                  uit Kaboel helaas niet meer tijdig konden bereiken. Het kabinet wil hun overkomst
                  naar Nederland zodra mogelijk faciliteren, waarna hun verblijfsprocedure zal worden
                  doorlopen op dezelfde wijze als reeds in Nederland aangekomen evacués uit Afghanistan.
                  Het kabinet spant zich ook na de evacuatiefase in om Afghanen die zich in een acute
                  of schrijnende situatie bevinden als gevolg van hun werkzaamheden met en voor Nederland
                  en/of Nederlands gefinancierde organisaties bij te staan, zoals blijkt uit onderstaande.
               
Het kabinet zal de hulpverzoeken die per e-mail zijn ontvangen via de daarvoor ingestelde
                  mailbox van het Ministerie van Buitenlandse Zaken opnemen in een database die kan
                  dienen als referentie. De database zal worden opgeschoond door dubbelingen en personen
                  die niet onder de motie-Belhaj vallen (Nederlanders, Afghaanse tolken) eruit te halen.
                  Inmiddels zijn ruim 23.000 mails ontvangen van of over personen die in aanmerking
                  menen te komen voor overkomst naar Nederland in het kader van de motie-Belhaj c.s.
                  Dit aantal loopt dagelijks verder op met honderden nieuwe mails; vaak hulpverzoeken
                  van de mailschrijver zelf, maar meestal ook voor meerdere andere personen. Het aantal
                  personen dat hulp verzoekt, ligt dus waarschijnlijk ruim boven de 23.000. De documentatie
                  van de hulpzoekenden is vaak gebrekkig, en een band met Nederland en/of een acute,
                  schrijnende situatie soms niet eenvoudig aan te tonen. Daarnaast bevinden zich onder
                  de nieuwe aanmelders steeds vaker ook veel minder acute of schrijnende gevallen en
                  personen die via deze weg hopen op snelle inwilliging van reeds voor de crisis ingediende
                  nareis- of gezinsherenigingsverzoeken. Het kabinet heeft besloten de registratie van
                  aanmeldingen via de aangewezen mailbox van het Ministerie van Buitenlandse Zaken te
                  beëindigen op 17 september a.s.
               
Om personen die als gevolg van een band met Nederland of hun hoge publieke profiel
                  in gevaar verkeren op de best mogelijke wijze te kunnen helpen, binnen de mogelijkheden
                  die de actuele situatie in Afghanistan biedt, voert het kabinet verkennende gesprekken
                  met de UNHCR en IOM over een mogelijk specifiek programma voor kwetsbare Afghanen.
                  Voor eventuele hulp bij het overbrengen van kwetsbare personen met louter de Afghaanse
                  nationaliteit uit Afghanistan is een noodzakelijke voorwaarde dat de Taliban dit toe
                  zal moeten staan. Op dit moment is dit niet het geval. Voorts mag de veiligheid van
                  de kwetsbare personen in Afghanistan niet in gevaar worden gebracht. Het kabinet voert
                  ter zake tevens gesprekken met Europese partners, die met dezelfde problematiek kampen,
                  over een gezamenlijke aanpak in samenwerking met de UNHCR en IOM, bijvoorbeeld door
                  middel van een Special Admission Programma. De hierboven genoemde obstakels worden daarbij uiteraard ook afgewogen. Hierbij
                  kan niet vooruit gelopen worden op het aantal personen, de criteria en de looptijd
                  van een eventueel programma want dit is afhankelijk van de mogelijkheden van deze
                  organisaties in Afghanistan en de uitvoerbaarheid in Nederland. Het kabinet zal de
                  Kamer hierover nader informeren.
               
Met deze aanpak voert het kabinet de motie van het lid Belhaj c.s. uit met inachtneming
                  van de geldende omstandigheden in Afghanistan.
               
Ontwikkelingssamenwerking en humanitaire hulp
Het kabinet zal zich verder blijven inzetten om de Afghaanse bevolking te blijven
                  steunen. Na de machtsovername van de Taliban is de Nederlandse OS-steun aan niet-gouvernementele
                  en internationale organisaties in Afghanistan tijdelijk on hold gezet. Het kabinet is momenteel met deze organisaties in gesprek over mogelijkheden
                  om de Afghaanse bevolking te blijven steunen en onder welke voorwaarden steun kan
                  plaatsvinden. Hierover vindt ook afstemming met andere (gelijkgezinde) donoren plaats.
                  Het kabinet zal hierover op een later moment aan de Kamer rapporteren.
               
In de tussentijd wordt de humanitaire hulpverlening aan de Afghaanse bevolking voortgezet.
                  De noden in Afghanistan zijn hoog. Begin 2021 hadden 18.4 miljoen Afghanen, ongeveer
                  de helft van de bevolking, humanitaire hulp nodig vanwege onder andere droogte, COVID-19
                  en het langdurige conflict in het land. De recente ontwikkelingen hebben de noden
                  alleen maar doen stijgen1. Nederland blijft zich, in samenwerking met de humanitaire sector en in VN- en EU-verband,
                  inzetten voor wereldwijde humanitaire hulpverlening in lijn met de humanitaire principes
                  en het internationaal humanitair recht. Om de oplopende humanitaire noden te lenigen
                  doet het kabinet een humanitaire bijdrage van 23,5 miljoen euro. Hiervan wordt 20
                  miljoen euro besteed via het Afghanistan Humanitarian Fund van de VN voor het verlenen van humanitaire hulp Afghanistan zelf. Daarnaast draagt
                  het kabinet via UNHCR 3,5 miljoen euro bij aan het Regional Refugee Preparedness and Response Plan (zie paragraaf: vluchtelingen en ontheemden).
               
Overige inzet Nederland
Het kabinet zal zowel bilateraal als in EU-kader bij de Taliban blijven aandringen
                  op de vijf genoemde punten: veilige doorgang voor allen die Afghanistan in en uit
                  willen reizen; faciliteren van het bieden van humanitaire hulp; geen terreurgroeperingen
                  herbergen; respecteren van mensenrechten (met name vrouwenrechten) en behoud van verworvenheden
                  hieromtrent; en een inclusieve regering als duurzame oplossing voor het conflict.
                  De mate van engagement met het Talibanbewind zal afhangen van de mate waarin de Taliban bereid is stappen
                  te zetten op deze terreinen.
               
Het ambassadeteam uit Kaboel zal zich, in eerste instantie vanuit Doha, inzetten voor
                  bovengenoemde prioriteiten. Ook zijn er vier leden van het snel inzetbare consulaire
                  ondersteuningsteam in de regio, twee in Islamabad en twee in Doha. Daarnaast vindt
                  reguliere militaire vertegenwoordiging plaats in Islamabad en Doha door de defensieattachés.
               
Het kabinet onderzoekt, samen met andere landen, de mogelijkheid van een toekomstige
                  terugkeer naar Kaboel. Een aanwezigheid ter plekke draagt bij aan de consulaire dienstverlening,
                  facilitatie van veilige doorgang in en uit Afghanistan en (humanitaire) hulpverlening
                  aan de Afghaanse bevolking. Het kabinet is daarover in gesprek met internationale
                  partners, waaronder EU-lidstaten, EDEO en het VK. Eventuele toekomstige aanwezigheid
                  in Kaboel is afhankelijk van de veiligheidssituatie en mag niet gezien worden als
                  een erkenning van de Taliban als legitieme vertegenwoordiger van het Afghaanse volk.
               
Het kabinet acht het van groot belang om in internationaal verband de situatie in
                  Afghanistan te blijven bespreken en te zoeken naar een internationale aanpak, onder
                  andere gericht op het respecteren van mensenrechten en op het tegengaan van mogelijke
                  irreguliere migratiestromen. Daarbij is het wat het kabinet betreft in de eerste plaats
                  noodzakelijk om nauw samen te werken met de regio en in het bijzonder buurlanden van
                  Afghanistan. Tegen die achtergrond spraken de Hoge Vertegenwoordiger en EU-lidstaten
                  tijdens Gymnich reeds de intentie uit om, samen met de buurlanden van Afghanistan,
                  een regionaal platform op te zetten met focus op migratie, terrorismebestrijding en
                  het bestrijden van drugshandel. Een deel van deze thema’s zal naar verwachting de
                  komende tijd eveneens aan de orde komen in het kader van de anti-ISIS Coalitie en
                  NAVO.
               
Op 20 september a.s. zal en marge van de AVVN een informele RBZ plaatsvinden. De inzet
                  van Nederland zal langs de hierboven geschetste lijnen worden ingebracht. Daarmee
                  fungeert deze brief tevens als Geannoteerde Agenda voor de RBZ.
               
Tijdens de 48e zitting van de VN Mensenrechtenraad zet Nederland in op een EU-verklaring
                  die oproept tot het respecteren van mensenrechten in Afghanistan. Daarbij zal specifiek
                  de oproep worden gedaan om de verworvenheden van de afgelopen twintig jaar, met name
                  voor vrouwen en meisjes, te waarborgen.
               
Tijdens de ministeriele AVVN-week zal Nederland een bijeenkomst co-sponsoren met Italië
                  over vrouwenrechten en toegang tot onderwijs in Afghanistan. De Minister voor Buitenlandse
                  Handel en Ontwikkelingssamenwerking zal hieraan deelnemen. Tevens organiseert de Minister
                  voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, samen met voormalig Minister
                  van Vrouwenzaken in Afghanistan, Massouda Jalal, een high-level side event over gender en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten.
               
Evaluaties
Zoals op 22 april jl. tijdens het Commissiedebat over aanvullende artikel 100-inzet
                  in Afghanistan (Kamerstuk 27 925, nr. 780) aan de Kamer toegezegd, heeft het kabinet het voornemen een brede evaluatie te doen
                  naar het resultaat van twintig jaar Nederlandse inzet in Afghanistan. De langdurige
                  inzet verdient een gedegen en complete evaluatie die recht doet aan het unieke karakter
                  van de Nederlandse betrokkenheid bij Afghanistan. Het kabinet heeft daarom besloten
                  om hiervoor een ad hoc onafhankelijke externe onderzoekscommissie van tijdelijke aard
                  in te stellen. Hiermee geeft het kabinet tevens uitvoering aan motie van het lid Jasper
                  van Dijk (Kamerstuk 27 925, nr. 772) en motie van het lid Van der Lee (Kamerstuk, 27 925, nr. 775). De commissie zal worden verzocht ook het tolkenvraagstuk in deze evaluatie mee
                  te nemen aangezien dit relevant is voor de gehele inzetperiode van bijna 20 jaar.
                  Het kabinet zal de Kamer zo spoedig mogelijk nader informeren over de instelling van
                  de commissie.
               
De crisisaanpak inclusief de evacuaties van de afgelopen periode zullen, zoals gebruikelijk
                  is, eveneens worden geëvalueerd. Het kabinet zal hiervoor een aparte onafhankelijke
                  externe commissie van tijdelijke aard instellen. Het kabinet zal de Kamer zo spoedig
                  mogelijk nader informeren over de instelling van de commissie en het verwachte tijdpad
                  van dit evaluatieonderzoek.
               
Naast deze brede evaluatie en de separate evaluatie van de crisissituatie en de evacuaties
                  zal ten slotte de Nederlandse artikel 100-bijdrage aan de NAVO-missie Resolute Support
                  (RSM) tussen 2015 en 2021 parallel en in lijn met de verplichting uit het Toetsingskader
                  eigenstandig worden geëvalueerd. Deze eindevaluatie wordt uitgevoerd door de directie
                  Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie (IOB), de onafhankelijke evaluatiedienst
                  van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
               
Ook voor de NAVO is het essentieel lessen te trekken uit de gebeurtenissen van de
                  afgelopen periode en de bredere inzet in Afghanistan. In NAVO-verband wordt hiertoe
                  een lessons learned proces in gang gezet. Over de precieze invulling en vorm van dit proces wordt door
                  de bondgenoten in Brussel nog gesproken. In die discussies benadrukt Nederland het
                  belang van een grondig proces waar de NAVO lering uit kan trekken zodat die lessen
                  in acht worden genomen voor de toekomstige inzet. Het betrekken van externe experts
                  kan hierbij van toegevoegde waarde zijn. De komende periode zal de EU naar aanleiding
                  van de recente gebeurtenissen en haar algehele inzet binnen Afghanistan eveneens lessen
                  trekken en verbeterpunten identificeren voor toekomstige inzet.
               
De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A.M. Kaag
De Minister van Defensie,
                  A.Th.B. Bijleveld-Schouten
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
                  A. Broekers-Knol
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 S.A.M. Kaag, minister van Buitenlandse Zaken
- 
              
                  Mede ondertekenaar
 A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
- 
              
                  Mede ondertekenaar
 A.Th.B. Bijleveld-Schouten, minister van Defensie
