Brief regering : Studiesucces en studie-aansluiting van studenten met een vooropleiding in het Caribisch deel van het Koninkrijk
31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid
31 524
Beroepsonderwijs en Volwassenen Educatie
Nr. 919
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 september 2021
In deze brief geef ik een beeld van nieuwe analyses, inzichten en beleidsontwikkeling
met betrekking tot de studieprestaties van studenten met een vooropleiding in het
Caribisch deel van het Koninkrijk die kiezen voor een vervolgopleiding in het (hoger)
onderwijs in het Europese deel van Nederland (in het vervolg van de brief aangeduid
als »Caribische studenten«).
Als bijlagen voeg ik bij de brief met onderzoeksrapport «Kopzorgen van Caribische
studenten» van de Nationale ombudsman, mijn reactie aan de Nationale ombudsman daarop
en het rapport «Studiesucces en -ervaringen van studenten uit de Caribische delen
van het Koninkrijk» (eindrapport van onderzoek in 2020 in opdracht van de vier onderwijsministers
in het Koninkrijk)1.
1. Samenvatting
Meerdere onderzoeken bevestigen dat voor wat betreft studiesucces veel Caribische
studenten in het vervolgonderwijs in Nederland substantieel slechter scoren dan vergelijkingsgroepen
van studenten. De onderzoeken laten zien dat de oorzaken daarvan in de hele keten
van het voorbereidend onderwijs in het Caribisch deel van het Koninkrijk tot en met
de vervolgopleiding in Nederland te vinden zijn. Dit ondanks het feit dat een veelheid
aan betrokkenen aan beide zijden van de oceaan zich grote moeite getroost om (aanstaande)
studenten te ondersteunen. Die ondersteuning schiet echter tekort doordat zij een
groot deel van de (aanstaande) studenten niet bereikt en niet in samenhang wordt aangeboden.
Dit beeld wordt gedeeld door de vier ministers van onderwijs in het Koninkrijk die
gezamenlijk hebben besloten maatregelen te willen treffen om deze problemen aan te
pakken. Zij hebben daartoe een regiegroep in het leven geroepen waarin zowel de onderwijspartijen
als de overheden van de zes eilanden en Nederland participeren. Die regiegroep moet
er voor zorgen dat de hele keten beter gaat functioneren. Deels doordat de betrokken
partijen ieder voor zich maar ook in samenhang beter hun verantwoordelijkheid voor
deze studenten gaan nemen en deels door voorstellen te formuleren om bij de voorbereiding
meer studenten effectiever te bereiken en bijvoorbeeld een meer geleidelijke overgang
mogelijk te maken. De regiegroep is recent van start gegaan en rapporteert eind 2021
over hun voorstellen.
2. Onderzoek door de Nationale ombudsman2
In december 2020 heb ik van de Nationale ombudsman bijgaande brief ontvangen waarin
hij mij en de Staatsecretaris van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties met bijgevoegd
rapport «Kopzorgen van Caribische studenten» wijst op een aantal belemmeringen die
Caribische studenten ervaren in de voorbereiding op de studie in Nederland, tijdens
de studie in Nederland en na afloop van hun studie. De Nationale ombudsman dringt
in zijn brief erop aan dat de landen hier gezamenlijk concrete afspraken over maken
teneinde fundamentele verbeteringen in de keten te bewerkstelligen. Bij brief van
5 maart 2021 heb ik een aantal vragen van uw Kamer met betrekking tot dat rapport
van de Nationale ombudsman beantwoord.3 Op 30 juli 2021 heb ik de Nationale ombudsman, mede namens de Staatsecretaris van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, per brief geantwoord, waarbij ook het departement
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is betrokken. De brief van de Nationale ombudsman,
zijn onderzoeksrapport en de reactie van mij daarop, mede namens de Staatsecretaris
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, treft u in de bijgevoegde documenten
aan.
Naast het onderzoek van de Nationale ombudsman zijn in 2020 nog enkele onderzoeken
uitgevoerd naar knelpunten in studiesucces van Caribische studenten. Die onderzoeken
bevestigen de door de Nationale ombudsman gesignaleerde belemmeringen en benoemen
ook andere knelpunten in de keten van voorbereiding, studiekeuze, overgang naar Nederland,
studie-aansluiting en begeleiding. Meer toelichting op deze onderzoeken volgt hieronder.
3. Onderzoek naar «Studiesucces en -ervaringen van studenten uit de Caribische delen
van het Koninkrijk»
In de Monitor Beleidsmaatregelen hoger onderwijs 2018–20194 werden de achterblijvende studieprestaties in het hoger onderwijs van de groep Caribische
studenten ten opzichte van de vergelijkingsgroepen voor het eerst vastgesteld. Op
grond van die bevindingen heb ik eind 2019 met de Ministers van onderwijs van Aruba,
Curaçao en Sint Maarten afgesproken een gezamenlijk vervolgonderzoek uit te voeren
naar de achterblijvende studieresultaten van Caribische studenten in het (Nederlandse)
middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs, naar de oorzaken daarvan en mogelijke
oplossingen daarvoor, opdat we in samenwerking maatregelen kunnen treffen om er voor
te zorgen dat de Caribische studenten het in het (Nederlandse) vervolgonderwijs beter
kunnen gaan doen. Dat onderzoek is in 2020 uitgevoerd en het eindrapport van ResearchNed
(april 2021) treft u aan als bijlage5.
Het onderzoek signaleert dat tijdens de studie bij veel studenten in het eerste jaar
sprake is van een stapeling van praktische, studie gerelateerde en persoonlijke problemen.
Alle betrokkenen (studenten, begeleiders, voorbereidend onderwijs, overheden, vervolgonderwijs)
wijzen op tekortkomingen in de keten van voorbereidingsfase tot en met de studiefase.
Ze wijzen erop dat er meer aandacht moet zijn voor de algemene voorbereiding op het
vervolgonderwijs (vorming in zelfstandigheid, studievaardigheden en vaardigheid in
de Nederlandse taal), de meer specifieke voorbereiding (studiekeuze, praktische voorbereiding
op de overstap) en een betere ontvangst en begeleiding in het vervolgonderwijs in
Nederland. De problematiek is weerbarstig en complex. Studenten kampen met meervoudige
achterstanden en staan daarbij vaak onder erg hoge druk (studiedruk, druk van thuisfront).
Doordat de groep afkomstig is van zes verschillende eilanden met eigen aanpakken en
zich in het vervolgonderwijs verspreidt over een groot aantal instellingen, is er
bijna onvermijdelijk een versnippering in de aanpak. In het rapport worden diverse
oplossingsrichtingen aangereikt voor de drie fasen in de loopbaan van de studenten:
betere voorbereiding in het Caribische deel van het Koninkrijk, betere opvang en begeleiding
in de fase van de transitie naar Nederland en betere begeleiding en samenwerking in
het vervolgonderwijs in Nederland.
4. Onderzoek door de vereniging Levende Talen Papiaments
Ook door de Vereniging Levende talen Papiaments is in 2020 een onderzoek uitgevoerd
naar de problematiek van studie-aansluiting van Caribische studenten6. Dat onderzoek richtte zich met name op studenten afkomstig van de Papiaments-talige
ABC-eilanden (Aruba, Bonaire, Curaçao). De bevindingen in dit onderzoek bieden een
vergelijkbaar beeld aan dat van de andere onderzoeken. Het onderzoek signaleert «talige,
sociale en academische uitdagingen» en wijst op de bestaande behoefte aan trainingen
en cursussen, onder andere gericht op het bijbrengen van studievaardigheden en het
verbeteren van de Nederlandse taalbeheersing. De interviews geven extra inkleuring
aan de problematiek zoals de studenten en professionals die percipiëren. Zij bepleiten
er niet altijd van uit te gaan dat alleen de Caribisch-Nederlandse studenten moeten
integreren, maar dat ook van de Europees-Nederlandse studenten én van docenten meer
betrokkenheid en inzet verwacht zou mogen worden. Samenwerking is ook hier het sleutelwoord.
Samenwerking tussen de verschillende onderwijsinstellingen in Nederland, tussen hogere
onderwijsinstellingen in Nederland en middelbare scholen op de eilanden, tussen officiële
instanties op de eilanden en instanties in Nederlands, maar ook samenwerking tussen
de eilanden en tussen alle instanties die zich inzetten voor de Caribische studenten.
De belangrijkste conclusie is dat men verder moet gaan dan het plegen van conventionele
interventies en conventionele manieren van helpen en interveniëren.
5. Onderzoek naar mobiliteit in het hoger onderwijs binnen het Koninkrijk
In 2019 wees de Universiteit van Utrecht, mede namens acht andere universiteiten,
erop dat uitwisseling van studenten en medewerkers van hoger-onderwijsinstellingen
tussen de verschillende landen binnen het Koninkrijk der Nederlanden niet ondersteund
wordt, terwijl dat wel het geval is bij mobiliteit tussen Europese landen via het
Erasmus programma. In opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
heeft de Universiteit Utrecht in 2020 een verkenning uitgevoerd naar de mogelijkheden
van zo’n Koninkrijksmobiliteitsprogramma7. Gewezen werd met name op een aantal voordelen die een dergelijk programma voor het
Koninkrijk met zich mee zouden brengen waaronder het verbinden van de Caribische met
de Nederlandse voorbereiding op beroepsuitoefening, het verminderen van de «brain
drain» vanaf de eilanden en het kunnen verkennen van vervolgopleidingen in Nederland,
waardoor toekomstige teleurstellingen voorkomen worden en per saldo minder (Caribische)
studie uitval optreedt in Europees Nederland. In de verderop door mij beschreven afspraken
over vervolgproces en aanpak van knelpunten worden de resultaten van deze verkenning
meegenomen.
De bovenstaande onderzoeken hebben het beeld naar voren gebracht dat er een meer integrale
aanpak en meer afstemming tussen en samenwerking van alle betrokken partijen nodig
is voor wat betreft voorbereiding, overstap en (studie)begeleiding.
6. Overleg met de onderwijsinstellingen
In 2020 heb ik over achterblijvend studiesucces van de Caribische studenten intensief
overleg gevoerd met het hoger onderwijs in Nederland. Naar aanleiding van de onderzoeksresultaten
zijn in het najaar van 2020 door mij drie Ronde-Tafelsessies georganiseerd waarbij
met een groot aantal vertegenwoordigers van hbo- en wo-instellingen is gesproken over
opties voor een betere aansluiting, geleidelijke(re) overgang en meer gerichte begeleiding.
De Hogeschool Rotterdam heeft in januari 2021 het initiatief genomen om met diverse
betrokken onderwijsinstellingen en de Vereniging van Hogescholen met een voorstel
te komen gericht aan de onderwijsministers van de vier landen voor een gezamenlijke
aanpak. Ook de VSNU en meest betrokken universiteiten hebben zich bij deze aanpak
aangesloten. Drie kernpunten van het voorstel:
• Een integrale aanpak is essentieel. Veel maatregelen zijn eerder bedacht maar onvoldoende
in onderlinge samenhang.
• De onderwijsinstellingen bieden aan hun bijdrage te leveren aan een integrale, overkoepelende
aanpak. Zij pleiten voor een geïntegreerd aansluitingsprogramma dat deels op de eilanden,
deels in Nederland zal worden uitgevoerd in hechte structurele en programmatische
samenwerking.
• Er wordt een regiegroep gevormd die sturing geeft aan de ontwikkeling en uitvoering
van een goed georganiseerd plan van aanpak waarin adequate aansluiting voor studenten
centraal staat.
In 2020 is duidelijk geworden dat jaarlijks ook een aanzienlijk aantal Caribische
studenten voor een mbo-opleiding naar Nederland komt, waarvan het leeuwendeel vanuit
Aruba en Curaçao. Met het mbo-veld is ten aanzien van de specifieke onderwijsproblematiek
van Caribische studenten nog maar beperkt gesproken. De overheden van Aruba en Curaçao
willen stimuleren dat vmbo-leerlingen voor een mbo-opleiding op het eiland kiezen
en bieden derhalve geen studiefinancieringsfaciliteiten (vaak met optie van begeleiding)
aan hun studenten aan die naar het mbo in Nederland gaan.
Ook ten aanzien van het aansluitingsvraagstuk met het mbo in Nederland is meer afstemming
tussen de vier landen en alle betrokken onderwijsinstellingen gewenst. Dat overleg
zal ik initiëren. Daarnaast ga ik ook met de collega-bewindslieden van de andere landen
in gesprek over mogelijkheden om samen tot een sterker aanbod voor beroepsonderwijs
in de Caribische regio te komen.
7. Gezamenlijke aanpak binnen het Koninkrijk
In januari 2021 heb ik de resultaten van de genoemde onderzoeken besproken met mijn
onderwijscollega’s van Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Wij allen onderschrijven de
conclusie dat voor verbetering van de onderwijsaansluiting meer en betere samenwerking
een belangrijk deel van de sleutel vormt. We hebben het voornemen uitgesproken om
de knelpunten gezamenlijk en gestructureerd aan te pakken en wij hebben besloten het
in de vorige paragraaf genoemde aanbod van de Nederlandse Hogescholen te aanvaarden
en de door hen voorgestelde regiegroep te verzoeken een plan van aanpak op te stellen
met een integrale aanpak voor de gewenste betere aansluiting. Dat betekent uitwerken
van verbetervoorstellen, met aandacht voor de praktische, juridische en financiële
aspecten daarvan en rekening houdend met de individuele situatie van ieder land. De
regiegroep wordt verzocht daarbij gebruik te maken van de aandachtspunten en suggesties
die in de verschillende onderzoeken naar voren zijn gekomen. Deze afspraken ten aanzien
van doorstroming zijn ook vastgelegd in de slotconclusies van het Vierlandenoverleg
dd 7 januari 2021, zoals met u gedeeld als bijlage bij mijn brief aan uw Kamer van
8 juli 2021.8
De werkzaamheden van de regiegroep en de onderliggende projectstructuur zijn gestart.
Er is gekozen voor een brede samenstelling. Juist met het oog op de in alle onderzoeken
benadrukte noodzaak van samenhang en samenwerking is het van groot belang dat alle
betrokken partijen aan beide zijden van de oceaan goed zijn aangesloten. In de komende
maanden zal de regiegroep haar voorstellen uitwerken en aanbieden aan de vier onderwijsministers
van het Koninkrijk. In het belang van de Caribische studenten zullen we spoedig tot
stappen komen om hun studiesucces te vergroten. Over de voorstellen, de keuzes en
besluitvorming in het Vierlandenoverleg en de eerste resultaten van deze aanpak wordt
u in het voorjaar van 2022 geïnformeerd.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven
Indieners
-
Indiener
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.