Brief regering : Etnisch profileren en overige onderwerpen met betrekking tot discriminatie
29 628 Politie
               28 844 Integriteitsbeleid openbaar bestuur en politie
         
Nr. 1035 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 september 2021
Hierbij ontvangt u een verzamelbrief met verschillende onderwerpen gerelateerd aan
                  de aanpak van discriminatie en etnisch profileren bij de politie. Aanleiding vormt
                  mijn toezegging tijdens het commissiedebat Politie d.d. 10 juni jl. om uw Kamer nader
                  te informeren over de afhandeling van klachten, in het bijzonder klachten over discriminatie
                  en etnisch profileren en de uitvoering van professionele controles, waaronder de toepassing
                  van het handelingskader. Voor de informatie en mijn zienswijze inzake het onafhankelijk
                  tuchtrecht verwijs ik naar mijn brief van 18 juni jl. aan de Tweede Kamer1. Daarnaast treft u in deze brief enkele onderwerpen aan die ik tijdens het Commissiedebat
                  Discriminatie van 30 juni jl. met uw Kamer besproken heb, zoals informatie betreffende
                  discriminatierechercheurs, als ook aanpak melding- en aangiftebereidheid en informatie
                  over veroordelingen, taakstraffen en boetes (Kamerstuk 30 950, nr. 275). Tot slot maak ik van deze gelegenheid gebruik u nader te informeren over de ingebrekestelling
                  van de Europese Commissie inzake het strafbaar stellen van o.a. de holocaustontkenning.
               
Gezamenlijke aanpak
Het maatschappelijk debat over discriminatie en etnisch profileren wordt intensief
                  en in de volle breedte gevoerd. Het gaat dan ook om belangrijke en complexe thema’s,
                  die zowel burgers als de politie raken. Discriminatie is ontoelaatbaar en daarom vergt
                  de aanpak een gezamenlijke inzet. Dit onderwerp staat dan ook niet alleen hoog op
                  mijn agenda, maar ook op die van de politie, het OM en het lokaal bestuur. Voor racisme
                  en discriminatie is geen plaats bij de politie: agenten staan ten dienste van de gehele
                  samenleving en moeten oog hebben voor alle verschillende culturen en leefstijlen.
               
De afgelopen jaren zijn al verschillende maatregelen in gang gezet om onder andere
                  discriminatie en etnisch profileren binnen de politie tegen te gaan. Met Politie voor
                  Iedereen (PvI) is een programma opgezet waarlangs de aanpak van discriminatie, inclusief
                  het tegengaan van etnisch profileren, wordt uitgevoerd. Ik heb u via het laatste halfjaarbericht
                  politie van eind juni geïnformeerd over het realisatieprogramma2.
               
Etnisch profileren
Etnisch profileren komt vaak ter sprake als het gaat over de uitvoering van proactieve
                  controles door de politie. Bij de uitvoering van deze controles, die worden gedaan
                  om criminaliteit vroegtijdig te voorkomen en te ontmoedigen, mogen agenten geen onderscheid
                  maken tussen burgers zonder objectieve rechtvaardiging. Dit is van groot belang voor
                  de legitimiteit van het optreden van de politie, het maatschappelijk vertrouwen in
                  de politie en effectief politieoptreden. Voor het behouden en versterken van deze
                  legitimiteit zijn de volgende punten van belang, zoals ook verwoord door dhr. Sitalsing,
                  portefeuillehouder diversiteit van de politie:
               
– Het vergroten van de diversiteit van de instroom;
– Het doorstromen naar leidinggevende functies;
– Professioneel controleren, het tegengaan van etnisch profileren met onder andere apps
                        en training;
                     
– Kennis van de eigen organisatie en mensen benutten;
– Mensen die aangifte komen doen van discriminatie laten zien dat de politie het serieus
                        oppakt.
                     
De politie werkt op verschillende manier aan het realiseren van deze doelen. Zo zijn
                  vanaf 2017 de volgende maatregelen genomen om etnisch profileren tegen te gaan:
               
1. Het handelingskader proactief controleren (hierna: «Handelingskader») is opgesteld
                        en breed binnen de organisatie uitgerold, waarin de professionele norm van objectiviteit
                        wordt beschreven die de politie hanteert en ook de wijze waarop zij met burgers wil
                        omgaan. Dit handelingskader is overeenkomstig uw verzoek (motie van de leden Van Baarle
                        en Azarkan (Kamerstuk 29 628, nr. 1021)) indringend binnen de politieorganisatie onder de aandacht gebracht.
                     
2. De versterking van het vakmanschap door opleiding en training in de basisteams.
3. In eenheden zijn ambassadeurs voor professioneel controleren aangesteld. Deze ambassadeurs
                        lopen ook daadwerkelijk mee met collega’s op straat om direct kennis over te dragen
                        in de praktijk.
                     
4. De proactieve controle kan worden uitgevoerd met gebruikmaking van de digitale toepassing
                        Mobiel Effectief op Straat (Procoapp). Hierover heb ik uw Kamer in april jl. geïnformeerd
                        naar aanleiding van onderzoek van de Politieacademie.3 In 2022 zal er een vervolgonderzoek worden gedaan naar de bekendheid en het gebruik
                        van de Procoapp.
                     
De aanpak die de politie heeft ontwikkeld voor professioneel controleren wordt in
                  de komende periode verder geïmplementeerd en waar nodig aangescherpt. Het gaat hier
                  om een complex maatschappelijk vraagstuk dat vraagt om bewustwording en gedragsverandering.
               
Opleiding en trainingen politie
De antidiscriminatiebepalingen uit de Grondwet en het Wetboek van Strafrecht maken
                  onderdeel uit van de opleiding van Politieacademie voor politiemedewerkers. Ook in
                  de periodieke trainingen en toetsen, zoals in profchecks en in het lesprogramma van
                  de Integrale Beroepsvaardigheidstraining, hebben de aanpak van discriminatie en de
                  bewustwording over vooroordelen een plek.
               
De politieorganisatie beschikt daarnaast over een eigen Netwerk Divers Vakmanschap
                  waarin kennis over de leefstijlen, aandachtgebieden en culturen in onze samenleving
                  is geborgd. Vanuit dit netwerk worden de politiemedewerkers doorlopend ondersteund,
                  voorgelicht en geadviseerd over discriminatie en de aanpak ervan.
               
Klachtafhandeling
Naar aanleiding van het rapport «Verkleurde beelden» van de Nationale ombudsman, dat
                  op 4 juni jl. aan uw Kamer is aangeboden4, heb ik de voorzitters van de externe klachtencommissies voor de politie – die bestaan
                  uit onafhankelijke, door mij op advies van de betrokken regioburgemeester en de betrokken
                  Hoofdofficier van Justitie benoemde leden – verzocht te reageren op de aanbevelingen
                  uit dit rapport. Tevens heb ik hen gevraagd of zij mogelijkheden zien om de behandeling
                  van klachten over etnisch profileren te verbeteren en of zij mogelijkheden zien om
                  de toegankelijkheid van en het vertrouwen in de klachtenprocedure te vergroten.
               
De voorzitters van de externe klachtencommissies politie zijn van oordeel dat het
                  rapport bijdraagt aan de bewustwording ten aanzien van deze problematiek, ook bij
                  de klachtencommissies. Zij stellen dat die bewustwording hen gaat helpen om klachten
                  over etnisch profileren beter te behandelen, met meer inzicht in en begrip voor de
                  gevoelens van de betrokkenen. Zij sluiten zich van harte aan bij de aanbevelingen
                  en zullen uitvoering geven aan de aanbevelingen die aan hen zijn gericht.
               
Een van de kernelementen in het rapport is dat politieambtenaren altijd aan de betrokken
                  burger moeten kunnen uitleggen waarom zij een bepaalde handeling jegens die burger
                  hebben verricht. De voorzitters van de klachtencommissies onderschrijven dat standpunt.
                  Zij achten de handreikingen die de Nationale ombudsman voor het onderzoek naar een
                  klacht geeft waardevol. In het bijzonder de in hoofdstuk 8 genoemde drie standaardvragen:
               
– Waarom deze burger?
– Welke uitleg is gegeven?
– Hoe heeft de ambtenaar gereageerd op de beschuldiging van etnisch profileren?
De voorzitters van de klachtencommissies achten het van belang om na de vraag welke
                  uitleg er is gegeven, de volgende vervolgvragen te stellen:
               
– Hoe waren de omstandigheden op dat moment en lieten die directe uitleg goed toe?
– En zo nee, is op een later moment nog werk gemaakt om de ambtshandelingen toe te lichten?
                        En welke uitleg is dan gegeven?
                     
Deze vragen dienen volgens de voorzitters van de klachtencommissies al in de eerste
                  fase van de klachtbehandeling door de professionele klachtbehandelaars van de politie
                  te worden beantwoord, maar blijven vanzelfsprekend ook van belang indien de eerste
                  fase niet leidt tot een tevredengestelde klager en de klacht in de tweede fase wordt
                  voorgelegd aan de externe klachtencommissie. De vraag «waarom deze burger?» is overigens
                  niet alleen bij de klachtbehandeling relevant, maar ook bij de taakuitvoering door
                  de politieambtenaren.
               
De voorzitters van de externe klachtencommissies stellen dat het bovenstaande zal
                  helpen om klachten over etnisch profileren beter te behandelen en spreken de hoop
                  uit dat de positieve ervaringen van de burgers zullen bijdragen aan het verlagen van
                  de drempel om een klacht in te dienen. Zoals al eerder aan uw Kamer gemeld zullen
                  de korpschef en ik ons blijven inzetten voor de verdere professionalisering van de
                  klachtenbehandeling bij de politie. De door de Nationale ombudsman aangedragen verbeterpunten
                  zijn daarbij zeer behulpzaam. De politie en de externe klachtencommissies voor de
                  politie zijn daarmee dan ook actief aan de slag gegaan. In onderstaande tabel, afkomstig
                  uit de meeste recente jaarverantwoording van de politie, is te zien dat het aantal
                  ontvangen en behandelde klachten de afgelopen jaren gestegen is.
               
De Inspectie Justitie en Veiligheid heeft een vervolgonderzoek gepland op haar rapport
                  «Klachtbehandeling door de politie», dat inzicht zal geven in de staat van de klachtenbehandeling
                  bij de politie. Vanzelfsprekend zal ik uw Kamer hierover informeren zodra dit onderzoek
                  gereed is.
               
Overige onderwerpen
Discriminatie rechercheurs
Een andere belangrijke maatregel betreft de pilot rondom discriminatierechercheurs
                  die in Amsterdam plaatsvindt. Deze rechercheurs maken onderdeel uit van het Expertise
                  Centrum Aanpak Discriminatie, dat politie-breed werkt in nauwe samenwerking met het
                  Openbaar Ministerie. Het expertisecentrum gaat politiemensen en hun ketenpartners
                  beter in staat stellen om discriminatievraagstukken tijdig te herkennen, op te pakken
                  en af te handelen. Het expertisecentrum en de discriminatierechercheurs kunnen meedenken
                  met de politiemensen van de VIK-afdelingen als er specifieke vragen zijn over hun
                  onderzoek naar de feiten bij een melding of aangifte van discriminerend gedrag door
                  politiemensen naar burgers en naar collega’s.
               
Meldings- en aangiftebereidheid
De melding- en aangiftebereidheid van discriminatiezaken is nog altijd laag. Dat heeft
                  verschillende redenen, waaronder lage verwachtingen over de kans op resultaat, weinig
                  bekendheid met meldinstanties en weinig vertrouwen in die instanties. Politie en OM
                  hebben de afgelopen jaren al diverse maatregelen getroffen om te bevorderen dat slachtoffers
                  van discriminatie goed worden geholpen en dat men eerder bereid is om een melding
                  of aangifte te doen.
               
Een goede samenwerking tussen alle meldinstanties kan eraan bijdragen dat slachtoffers
                  beter geholpen worden. Zo heeft de korpschef met het College voor de Rechten van de
                  Mens gesproken over mogelijkheden om de onderlinge samenwerking te versterken. Daarnaast
                  heeft de politie het College en andere instanties opgeroepen om meer samen te werken
                  en te zorgen voor een eenduidig aanspreekpunt voor de politie. Het gesprek hierover
                  met hen zal verder vervolgd worden.
               
Veroordelingen, taakstraffen en boetes
In het commissiedebat van 30 juni jl. zijn vragen gesteld door het lid Van Baarle
                  over het aantal veroordelingen, taakstraffen en boetes die opgelegd zijn in discriminatiezaken
                  in 2020. De cijfers die daarin benoemd werden zagen op een rechterlijke afdoening,
                  en zijn afkomstig van de rechtspraak.
               
Deze cijfers zien alleen op specifieke discriminatiedelicten5 en niet op codis-feiten.6 Hierdoor geven de cijfers een vertekend beeld van het aantal door de strafrechter
                  opgelegde straffen. De door de strafrechter opgelegde straffen voor codis-feiten zijn
                  hier immers niet in meegenomen, terwijl dit het grootste deel van de feiten betreft.
               
De reden dat de cijfers van de straffen voor codis-feiten niet zijn meegenomen, is
                  omdat er niet geregistreerd wordt of de strafrechter oordeelde dat er een discriminatie-aspect
                  aanwezig was in de zaak. Door de rechter wordt mogelijk wel rekening gehouden met
                  een discriminatie-aspect, maar het discriminatie-aspect is geen onderdeel van de delictsomschrijving
                  van het strafbare feit; het wordt niet tenlastegelegd en kan derhalve ook niet worden
                  bewezenverklaard. Ik ben hier nader op ingegaan in de beantwoording van de Kamervragen
                  van het lid Van Baarle en het lid Azarkan.7
Door de leden Buitenweg en Segers is een initiatiefwetsvoorstel ingediend bij de Tweede
                  Kamer dat een discriminatoir oogmerk als wettelijke strafverzwaringsgrond introduceert.
                  Wanneer een discriminatoir oogmerk als wettelijke strafverzwaringsgrond wordt geïntroduceerd,
                  moet het discriminatoir oogmerk door het Openbaar Ministerie worden tenlastegelegd
                  en het discriminatoir oogmerk moet door de rechter wettig en overtuigend worden bewezenverklaard.
                  Om deze reden kan de invoering van dit wetsvoorstel met zich meebrengen dat er meer
                  inzicht komt in de opgelegde straffen bij commune delicten gepleegd met een discriminatoir
                  oogmerk.
               
Ingebrekestelling van de Europese Commissie inzake het strafbaarstellen van o.a. de
                     holocaustontkenning
De Europese Commissie heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken bericht dat zij
                  van oordeel is dat in de tekst van het Wetboek van Strafrecht onvoldoende tot uitdrukking
                  komt dat – kort gezegd – het publiekelijk vergoelijken, ontkennen of verregaand bagatelliseren
                  van genocide (artikel 1, eerste lid, onder c en d, van het Kaderbesluit racisme),
                  strafbaar is. In reactie hierop is de Commissie bericht dat Nederland in het standpunt
                  van de Commissie aanleiding ziet om een wetsvoorstel voor te bereiden, dat ertoe strekt
                  in de tekst van artikel 137c Sr een uitdrukkelijke verwijzing naar de in artikel 1,
                  eerste lid, onder c en d, van het kaderbesluit genoemde gedragingen op te nemen. Hoewel
                  rechtspraak van de Hoge Raad bevestigt dat beledigende vormen van bijvoorbeeld Holocaustontkenning
                  nu al strafbaar zijn op grond van artikel 137c Sr,8  wordt met die verwijzing uitdrukkelijk in de wet vastgelegd dat die specifieke gedragingen
                  kunnen kwalificeren als groepsbelediging. De betreffende wijziging zal worden opgenomen
                  in een herimplementatiewetsvoorstel.
               
Tot slot
Met de maatregelen die de afgelopen jaren in gang zijn gezet is de politie al weer
                     een stuk verder dan vier jaar geleden. Maar we zijn er nog niet.
                  
Het voorkomen van etnisch profileren – al dan niet onbedoeld en onbewust – is van
                     cruciaal belang voor de legitimiteit van het optreden van de politie, het maatschappelijk
                     vertrouwen in de politie en effectief politieoptreden. Dit onderwerp is en blijft
                     dan ook hoog op de agenda staan. Het goede gesprek, bewustwording en een gezamenlijke
                     aanpak zijn nodig om dit thema aan te pakken.
                  
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid