Brief regering : Voortgang actieplan studentenhuisvesting
33 104 Studentenhuisvesting
Nr. 28 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 september 2021
Het moment dat je gaat studeren is een belangrijke mijlpaal voor jongeren. Vaak is
het de start van een nieuw leven in een andere stad of streek en voor het eerst op
jezelf gaan wonen is daar onlosmakelijk mee verbonden. Ieder jaar gaan duizenden studenten
op zoek naar een studentenwoning; Met het Landelijke Actieplan Studentenhuisvesting
is de afgelopen jaren stevig ingezet op meer woonruimte voor studenten. De verwachting
is dat in de periode tot en met 2025 ongeveer 21.500 extra wooneenheden erbij komen
in de grootste studiesteden. Vorig jaar heb ik aangegeven dat we het tekort aan woonruimte
voor studenten iets aan het inlopen waren. Dit jaar zien we dat de instroom van studenten
naar alle waarschijnlijkheid de komende jaren hoger uitkomt dan eerder is ingeschat.
De eerste ramingen laten een forse toename zien in het aantal inschrijvingen, zowel
van Nederlandse als van internationale studenten. Doordat de verwachte instroom nog
groter is dan eerder gedacht groeit het aantal beschikbare woonplekken voor studenten
en daarom wordt een groter tekort voorzien. De Minister van OCW en ik zijn beiden
van mening dat een grotere inzet op de bouw van woningen nodig is om in de behoefte
te voorzien. In oktober komen de cijfers van de Landelijke Monitor Studentenhuisvesting
beschikbaar, ik zal deze aan uw Kamer sturen.
In deze brief licht ik, mede namens de Minister van OCW, de ramingen en ontwikkelingen
nader toe en geef ik de stand van zaken van de reeds ingezette maatregelen vanuit
mijn ministerie en betrokken partijen. Tot slot informeer ik u over de nieuwe regeling
voor de huisvesting van aandachtsgroepen, onder wie studenten, die later dit jaar
opengaat.
Ontwikkeling aantal studenten in het hoger onderwijs
Verwachte studenteninstroom
Het is lastig om een betrouwbare inschatting te maken van het aantal nieuwe (internationale)
studenten. Vaak melden studenten zich bij verschillende onderwijsinstellingen aan
en maken ze pas laat een definitieve keuze. Voor internationale studenten is deze
keuze dit jaar moeilijker door de verschillende coronamaatregelen per land, die regelmatig
aangepast worden. Dit maakt onduidelijk of men kan inreizen, of er fysiek onderwijs
kan plaatsvinden en/of actuele coronamaatregelen voldoende ruimte geven om de gewenste
invulling te geven aan een studieperiode in het buitenland.
De Vereniging van Universiteiten (VSNU) verwacht dat na de forse stijging van het
aantal studenten in het afgelopen studiejaar de instroom van studenten het komend
studiejaar gelijk blijft. Bij de Vereniging Hogescholen (VH) zijn de inschrijfcijfers
van (internationale) studenten ook nog niet zeker. Het afgelopen anderhalf jaar heeft
het hoger onderwijs enorme stappen gemaakt voor wat betreft online en blended learning. Dit bood uitkomst voor internationale studenten die daardoor het afgelopen studiejaar
aan een Nederlandse hogeronderwijsinstelling konden volgen zonder fysiek in Nederland
te zijn.
Nu het kabinet besloten heeft om onder voorwaarden weer fysiek onderwijs op hoger
onderwijsinstellingen toe te staan, is de verwachting dat meer studenten dit studiejaar
naar een studentenkamer op zoek gaan. Ook is het mogelijk dat een groter deel van
de aanmeldingen van internationale studenten omgezet wordt in een definitieve inschrijving.
De precieze uitwerking hiervan blijkt in de komende maanden en dit najaar worden de
definitieve cijfers bekend.
Hogere ramingen
Het Ministerie van OCW raamt jaarlijks de verwachte aantallen studenten. In 2020 zijn
er 45.400 studenten (+5,9%) meer in het hoger onderwijs ingestroomd dan eerder geraamd
in de referentieraming OCW voor 2020 (RR2020)1. In plaats van een lichte daling aan studenten zien we daardoor een verdere stijging
van studenten. Ten opzichte van de vorige raming leidt dit tot een bijstelling van
125.500 extra studenten in het hoger onderwijs in 2030 (+16,7%).
Er zijn verschillende oorzaken aan te wijzen voor deze hogere ramingen. De twee voornaamste
oorzaken zijn de coronapandemie en de nieuwe ramingsmethodiek.
De coronapandemie zorgt voor meer studenten doordat:
• slagingspercentages in het voortgezet onderwijs zeer hoog waren;
• veel minder jongeren een tussenjaar namen (werken of reizen was niet mogelijk of aantrekkelijk);
• jongeren langer studeren en minder snel uitstromen naar de arbeidsmarkt;
• minder jongeren zonder diploma het onderwijs verlaten.
Een andere belangrijke verklaring voor de hogere ramingen is de verbeterde ramingsmethodiek.
De raming als geheel (hele onderwijs, primair onderwijs t/m wetenschappelijk onderwijs)
is nauwkeurig, maar niet alle afzonderlijke delen waren even nauwkeurig. In het hoger
onderwijs zijn de ramingen de afgelopen jaren vaak te laag geweest. Afgelopen jaren
heeft het Ministerie van OCW daarom samen met de onafhankelijke Adviesgroep Leerlingen-
en Studentenramingen (ALS) de methodologie doorgelicht en verbeterd. Dit leidt tot
meer geraamde studenten, vooral in het hbo en wo (en enigszins in het mbo). De verwachting
is dat door deze nauwkeurige raming de kans op onderraming kleiner is.2
Daarnaast is er ook al enige tijd sprake van een hogere doorstroom naar hogere onderwijssoorten:
van mbo naar hbo, bachelor naar master. Al langere tijd gaan ook steeds meer leerlingen
vanuit de brugklas naar de havo en het vwo. In 2020 waren er dan ook meer leerlingen
in havo/vwo dan verwacht. De verwachtingen zijn daarop bijgesteld, omdat dit over
enkele jaren leidt tot meer doorstroom.
Toenemende vraag naar studentenhuisvesting
In onderstaande tabel staan de conceptramingen van het aantal uitwonende Nederlandse
en internationale studenten tot en met 2029. Ik verwacht uw Kamer in oktober de definitieve
cijfers op te kunnen sturen met de Landelijke monitor studentenhuisvesting. Hierbij
wordt gebruikt gemaakt van gegevens uit het Apollo-model dat mede in opdracht van
mijn ministerie is ontwikkeld.
Tabel 1: Conceptrampingen van het aantal uitwonende studenten
Uitwonende studenten (gemiddelde van bandbreedte)
Realisatie
Apollo 2020
Apollo 2021
Nederlands
Internationaal
Nederlands
Internationaal
Nederlands
Internationaal
2017
306.300
66.200
2018
297.800
73.900
2019
286.100
83.000
2020
278.300
91.600
2021
286.000
101.300
2022
269.900
105.500
288.500
108.800
2023
269.200
110.600
293.500
115.300
2024
268.700
114.600
298.200
120.200
2025
267.800
117.700
301.600
124.500
2026
266.200
120.400
303.700
128.600
2027
264.000
123.100
305.100
132.700
2028
261.600
125.100
305.500
136.000
2029
259.100
126.800
305.100
138.800
Vanaf 2017 was er een daling in het aantal uitwonende Nederlandse studenten; voornamelijk
door de introductie van het studievoorschot. Hierdoor werd de financiële ruimte kleiner
om uitwonend te zijn. Uit de cijfers van Apollo 2021 blijkt dat dit jaar het aantal
uitwonende Nederlandse studenten is gestegen, ondanks de coronamaatregelen. Dit komt
waarschijnlijk door de grote toename van het totaalaantal studenten in het hoger onderwijs.
Door de aangepaste ramingen is de verwachting dat het aantal uitwonende studenten
de komende jaren verder stijgt. Veel studentensteden hebben al te maken met een tekort
aan kamers. En met de verwachte stijgende vraag zal ook het aanbod sneller moeten
stijgen om de tekorten niet te laten oplopen. De doelstelling van het Landelijk Actieplan
Studentenhuisvesting was om in 2028 een lokale balans te hebben in vraag en aanbod
van studentenhuisvesting. Het wordt een grote uitdaging op lokaal niveau om deze doelstelling
gezamenlijk voor ogen te houden en het bouwtempo waar nodig aan te passen, ook gezien
de grote behoefte aan betaalbare woningen van andere groepen die het moeilijk hebben
in de huidige krappe woningmarkt.
Het lokale overleg tussen gemeente, onderwijsinstellingen, studenten en studentenhuisvesters
is voor deze opgave van groot belang. De afgelopen jaren is ingezet op versterking
van dit overleg door brede deelname van alle betrokken partijen en een frequentere
samenkomst wanneer ontwikkelingen daartoe aanleiding geven. In verschillende steden
zijn lokale convenanten ontwikkeld met harde bouwafspraken. Onderwijsinstellingen
moeten de verwachte instroom van nieuwe studenten tijdig delen met gemeenten en huisvesters,
zodat afspraken kunnen worden gemaakt over hoe deze studenten kunnen worden opgevangen.
Ook in het Landelijk Platform Studentenhuisvesting blijf ik wijzen op het belang en
de kracht van dit overleg.
Maatregelen piekopvang bij aanvang studiejaar
Aan het begin van het studiejaar is jaarlijks sprake van een piekvraag naar huisvesting.
Dit jaar is zoals hierboven geschetst een grotere piekvraag te verwachten: ook doordat
veel tweedejaars voor het eerst op kamers gaan door Covid-19, en doordat internationale
studenten die hun eerste jaar aan een Nederlandse opleiding vanuit het buitenland
deden, nu verwacht worden.
Nagenoeg alle studiesteden houden rekening met een piekvraag in september en nemen
maatregelen om dit op te vangen. Zo wordt in Groningen tijdelijke opvang voor 150
bedden gerealiseerd, worden in Maastricht hotels en hostels benaderd voor extra plekken
en plaatst Tilburg aankomende periode 150 tijdelijke woningen. Ook bieden enkele universiteiten
ondersteuning aan internationale studenten om huisvesting te vinden.
Ontwikkeling van het aanbod studentenhuisvesting
Bouwopgave
Bij de 19 grootste studiesteden zijn de concrete bouwplannen voor structurele studentenhuisvesting
bij de gemeenten opgevraagd. De verwachting is dat in de periode tot en met 2025 circa
21.500 wooneenheden specifiek bestemd voor studenten in deze studiesteden worden opgeleverd.
Daarvan zullen in collegejaar ’25-’26 naar verwachting 18.000 woonruimten bewoond
worden door studenten uit het hoger onderwijs. De overige woonruimten zullen voornamelijk
door mbo-studenten en recent afgestudeerden worden bezet.
De bouwplannen voor structurele studentenhuisvesting tussen 2021 en 2025 liggen in
Amsterdam het hoogst: 5.800 eenheden. In Amsterdam is het tekort aan studentenhuisvesting
ook het grootst. Op gepaste afstand volgen Maastricht, Rotterdam en Utrecht met bouwplannen
voor respectievelijk 1.800, 1.600 en 2.400 wooneenheden.
Naast de bouw van nieuwe woningen, kan ook het splitsen of verkameren van bestaande
woningen bijdragen aan groei van het aanbod. Gemeenten kunnen hier op basis hun huisvestingsverordening
beleid op voeren. Naar aanleiding van de evaluatie van de Huisvestingswet is het aan
een volgend kabinet om te bezien welk instrumentarium voor gemeenten wenselijk is.
Regeling 50 miljoen voor huisvesting aandachtsgroepen
Een eigen plek om te wonen is de basis van je bestaan. Dat geldt niet alleen voor
studenten, maar voor iedereen die zijn leven op wil bouwen. Met het huidige woningtekort
is het vaak lastig om een passende woningen te vinden. Vooral kwetsbare groepen en
starters op de woningmarkt hebben het extra moeilijk. Deze huisvesting vraagt om een
gerichte aanpak. De financiële regeling voor de huisvesting van aandachtsgroepen die
dit najaar opent, kan ook ingezet worden voor studentenhuisvesting. Net als in 2020
stelt het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een bedrag van
€ 50 miljoen beschikbaar voor het vergroten van het aanbod voor diverse aandachtsgroepen
op de woningmarkt.Zoals gemeld in mijn bestuurlijke brief over de urgente opvang van
vergunninghouders heb ik recent besloten dat hiervan 15 miljoen euro wordt gereserveerd
voor vergunninghouders3.
De beschikbare middelen in de regeling zijn beperkt en worden ingezet voor verschillende
doelgroepen die ieder te maken hebben met vaak nijpende huisvestingsproblematiek.
Het is daarom belangrijk dat de middelen zorgvuldig toegekend worden en waar mogelijk
ingezet worden voor gemengde woonvormen en zo ten goede komen aan verschillende doelgroepen.
Op 28 oktober aanstaande opent het loket voor deze regeling en kunnen gemeenten hun
project indienen. Net als bij de eerste ronde van deze regeling hopen we dat gemeenten
met mooie en belangrijke projecten komen om ervoor te zorgen dat goede en betaalbare
woningen gerealiseerd worden. We lossen het woningtekort voor deze groepen hiermee
niet op, maar kunnen met deze regeling naar verwachting toch 10.000 betaalbare woonruimtes
helpen realiseren.
Tot slot
Afgelopen juli heeft commissie Ter Haar een rapport en advies uitgebracht over de
huisvesting van kwetsbare groepen. Een integrale benadering van het vraagstuk is noodzakelijk
om verdringing en onderlinge concurrentie te voorkomen. Met het Landelijk Actieplan
Studentenhuisvesting hebben de partijen en ik gezamenlijk ingezet op het versterken
van het lokale overleg tussen gemeenten, studentenhuisvesters, studenten en onderwijsinstellingen.
Mijn conclusie is dat er hierdoor meer werk is gemaakt van studentenhuisvesting doordat
lokale partners elkaar beter hebben kunnen vinden. Het Netwerk Kennissteden Nederland
heeft daarnaast zelf een alliantie gesloten en de bereidheid getoond om concrete afspraken
te maken over aantallen toe te voegen studentenwoningen. Dit is hard nodig gezien
de oplopende ramingen. Ik roep lokale partners op om intensiever samen te werken en
de ambities om te zetten in concrete acties en projecten om de tekorten zoveel mogelijk
tegen te gaan. Ik ondersteun deze opgave met de regeling voor huisvesting van aandachtsgroepen.
Met de Monitor studentenhuisvesting monitor ik samen met Kences de voortgang.
Het groeiende aantal uitwonende studenten maakt dat er meer inzet nodig is voor de
bouw van woningen in studentensteden in het algemeen en voor studenten in het bijzonder.
Het is aan een nieuw kabinet om de inzet hierop te versterken en te bekijken hoe het
lokale overleg om de huisvestingsopgave voor studenten te blijven ondersteunen. Streven
daarbij is en blijft dat iedereen – ook studenten – goed en betaalbaar kan wonen.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties