Brief regering : Reactie op verzoek commissie inzake Dutchbat-III
26 122 Srebrenica
Nr. 59 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 juli 2021
Uw Kamer heeft mij op 17 juni jl. verzocht om een reactie te geven op de brief van
                  de heer C.W.F. van R. te Seynes d.d. 9 juni 2021. Hierbij geef ik invulling aan dit
                  verzoek.
               
De zoon van de heer van R. was militair in het Nederlandse VN-bataljon Dutchbat III.
                  Op 8 juli 1995 – ten tijde van de val van de enclave – is hij door een handgranaat
                  van één van de strijdende partijen, om het leven gekomen. Een tragisch verlies voor
                  Nederland en een onbeschrijfelijk verlies voor zijn ouders, familie en vrienden.
               
Defensie staat sinds deze gebeurtenis met de familie in contact. Dat geldt ook voor
                     de vader die door de jaren heen met veel vragen zat. En dat begrijp ik heel goed.
                  
In zijn brief geeft de vader aan dat hij vragen heeft gesteld over wat er precies
                     is gebeurd en waar het persoonlijk dossier van zijn zoon was gebleven. Hoewel de omstandigheden
                     destijds chaotisch waren had het proces-verbaal over de situatie rond het overlijden
                     nooit zoek mogen raken. Hiervoor zijn al eerder excuses aangeboden. Gelukkig is de
                     KMar met behulp van het Openbaar Ministerie in staat geweest het proces-verbaal te
                     reconstrueren en is het toen alsnog aan de vader overhandigd. Naar de dood van zijn
                     zoon, heeft Defensie additioneel onderzoek gedaan. Dat onderzoek is uiteindelijk op
                     verzoek van de vader in boekvorm verschenen.
                  
De vader schrijft ook in zijn brief dat hij behoefte had aan slachtofferhulp. Ook
                  al lag slachtofferhulp dan niet voor de hand, vanuit het Nederlands Veteraneninstituut
                  konden en kunnen nabestaanden van veteranen altijd terecht voor zorg en faciliteiten.
                  Dat blijft uiteraard zo.
               
Verder stelt de vader dat hij al eerder dan in 2016 een bezoek had willen brengen
                     aan Srebrenica. Een eerder bezoek was voorzien maar moest helaas vanwege veiligheidsomstandigheden
                     worden uitgesteld. Ik ben blij voor de vader dat het uiteindelijk is gelukt en dat
                     het voor hem zo positief is uitgepakt.
                  
Hij schrijft tot slot dat hij ter nagedachtenis aan zijn zoon een project is gestart.
                     Een project waarin wordt samengewerkt met Bosnische organisaties in een creatieve
                     vredeswerkplaats. Defensie heeft destijds de vader financieel geholpen met de oprichting
                     van de stichting ter nagedachtenis aan zijn zoon. Het is goed om in zijn brief te
                     lezen tot wat voor mooie activiteiten dit nu leidt.
                  
Recentelijk, op 18 mei jl., heb ik de heer Van R. als nabestaande geïnformeerd over
                  de uitvoering van de aanbevelingen van de commissie Borstlap n.a.v. het onderzoek
                  naar de behoefte van veteranen van Dutchbat III. Daarbij heb ik hem laten weten dat
                  hij met een vraag of verzoek om zorg altijd terecht kan bij het Nederlands Veteraneninstituut
                  en Defensie.
               
De Minister van Defensie,
                  A.Th.B. Bijleveld-Schouten
Indieners
- 
              
                  Indiener
A.Th.B. Bijleveld-Schouten, minister van Defensie