Brief regering : Onderzoek naar cao-afspraken RVU
29 544 Arbeidsmarktbeleid
Nr. 1072
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 juli 2021
Bij de behandeling van het wetsvoorstel Bedrag ineens, RVU en verlofsparen heeft uw
Kamer een motie van de leden Gijs van Dijk en Smeulders aangenomen, waarin de regering
verzocht wordt een inventarisatie uit te voeren naar cao-afspraken over regelingen
voor vervroegde uittreding (RVU’s), en voor zover mogelijk de eerste signalen van
het gebruik1. Met deze brief geef ik uitvoering aan deze motie.
In het pensioenakkoord (Kamerstuk 32 043, nr. 520) is een tijdelijke fiscale versoepeling afgesproken (van 2021 t/m 2025) voor RVU’s.
Werkgevers mogen werknemers 36 maanden (3 jaar) voor de AOW-leeftijd een bedrag tot
€ 22.164 per jaar (bedrag 2021) meegeven, zonder dat zij daarover 52% pseudo-eindheffing
(ook wel genoemd een RVU-heffing) moeten betalen. Dit is vastgelegd in de wet Bedrag
ineens, RVU en verlofsparen, waarbij het onderdeel RVU per 1 januari 2021 in werking
is getreden.
De maatregel beoogt werknemers die overvallen zijn door de verhoogde AOW-leeftijd,
en niet in staat zijn door te werken tot de verhoogde AOW-leeftijd – bijvoorbeeld
omdat ze zwaar werk doen en er in het verleden onvoldoende is geïnvesteerd in hun
duurzame inzetbaarheid – de mogelijkheid te bieden eerder te stoppen met werken. Sociale
partners kunnen afspraken maken over welke werknemers in hun sector in aanmerking
komen voor een RVU. Ook op individueel niveau kunnen werkgevers en werknemers hier
afspraken over maken.
Naar aanleiding van de genoemde motie heb ik onderzoek gedaan naar cao-afspraken over
RVU-regelingen (het onderzoek is als bijlage toegevoegd)2. In aanvulling daarop heeft UWV een analyse uitgevoerd op basis van de beschikbare
gegevens in de Polisadministratie om na te gaan wat het huidige gebruik van de RVU-regelingen
is. De uitkomsten van deze analyse treft u aan in deze brief.
Uitkomsten cao-onderzoek
Het onderzoek naar de cao-afspraken laat zien dat per eind maart 2021 voor 27% van
alle werknemers die onder een cao vallen, een afspraak is gemaakt over RVU (ongeveer
1,5 miljoen werknemers)3. Voor 28% van hen geldt dat er reeds een uitgewerkte regeling is. Voor 40% geldt
dat is afgesproken dat er een regeling komt en dat de regeling op dit moment nader
wordt uitgewerkt; voor 16% geldt dat de cao-partijen nog in de onderzoeksfase zitten.4 Zie ook onderstaande tabel.
Tabel 1. Cao-afspraken over RVU
Afspraak over RVU
Percentage werknemers
geen afspraak
73%
afspraak, waarvan
27%
– regeling
28%
– voornemen
40%
– onderzoek
16%
– anders, namelijk
14%
– geen afspraak
<1%
– geen gegevens
1%
Eind juni 2021 is er nog een aanvullende inventarisatie gemaakt van recente cao-afspraken
over RVU. Daaruit volgt dat per eind juni 2021 voor 35% van de werknemers een afspraak
is gemaakt. De uitkomsten van het cao-onderzoek dat ik u met deze brief toestuur hebben
echter betrekking op de stand per eind maart 2021 (27% van de werknemers met een RVU-afspraak).
Dit komt doordat de partijen die op dat moment afspraken hadden over een RVU zijn
benaderd met een vragenlijst. De partijen die in de periode van eind maart 2021 tot
eind juni 2021 een RVU-afspraak hebben gemaakt, hebben niet meer de gelegenheid gekregen
de vragenlijst in te vullen.
Het onderzoek laat onder meer zien dat de betreffende cao-partijen afspraken maken
over de beoogde doelgroepen. Voor 60% van de werknemers met een RVU-afspraak is de
doelgroep omschreven. De overige cao-partijen (30% van de werknemers) geven aan dat
nog niet bekend is hoe de doelgroep er uitziet, omdat de RVU-afspraak nog nader uitgewerkt
en vormgegeven wordt. Bij afbakening wordt vaak gekozen voor (al dan niet een combinatie)
van bepaalde functies en een bepaald aantal dienstjaren waarin de functie is uitgeoefend.
Een voorbeeld hiervan is de afspraak over RVU in de Timmerindustrie. Werknemers komen
in aanmerking voor de regeling indien zij de leeftijd van 65 jaar hebben bereikt;
zij werkzaam zijn in de bouwmontage of als productiemedewerker; en zij tenminste 20
jaar van de afgelopen 25 jaar werkzaam waren bij een werkgever die valt onder de werkingssfeer
van de cao Timmerindustrie.5
Het onderzoek laat verder zien dat sociale partners de eerdergenoemde voorwaarden
voor de RVU-vrijstelling overnemen (maximaal 3 jaar voor AOW en tot een bedrag van
€ 22.164 per jaar). Slechts voor 1% van de werknemers met een RVU-afspraak, is gekozen
voor een afwijkende hoogte van de RVU-uitkering. Ook worden vrijwel geen afspraken
gemaakt voor RVU-uitkeringen langer dan 3 jaar. Kanttekening hierbij is dat nog niet
bij alle onderzochte cao’s deze voorwaarden zijn uitgewerkt.
Hierbij speelt mogelijk de Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden
(MDIEU) een rol, die net als de fiscale versoepeling van de RVU zijn oorsprong vindt
in het pensioenakkoord van 2019 en dit jaar in werking is getreden. Via deze regeling
kunnen sectoren onder meer subsidie krijgen voor het verstrekken van RVU’s. Voor bijna
twee derde van de werknemers met een afspraak over RVU (62%), geven de cao-partijen
aan dat zij voornemens zijn om gebruik te maken van deze subsidiemogelijkheid. Voor
slechts 10% van de werknemers met een afspraak over RVU geldt dat de cao-partijen
aangeven niet voornemens te zijn om gebruik te maken van de subsidieregeling. De overige
cao-partijen geven aan het nog niet te weten. Partijen die aangeven (te overwegen
om) gebruik te gaan maken van de MDIEU is gevraagd in hoeverre zij bekend zijn met
de aanvullende subsidievoorwaarden. Partijen geven vrijwel allemaal aan bekend te
zijn met de voorwaarden. Zo komen alleen afspraken in aanmerking voor subsidie die
het van RVU-heffing vrijgestelde bedrag en de termijn van drie jaar niet overschrijden,
mag een regeling niet generiek zijn en moet de RVU-uitkering maandelijks worden uitbetaald.
Tot slot is de cao-partijen gevraagd in te schatten hoeveel werknemers gebruik kunnen
maken (de doelgroep) en hoeveel werknemers gebruik willen maken (verwacht gebruik).
Gemiddeld schatten ze dat rond de 20% van de werknemers die in aanmerking komt voor
een RVU daar gebruik van zal maken. Veel sociale partners vonden deze vragen lastig
te beantwoorden, of gaven aan dat dit nog niet bekend is. Het genoemde percentage
is daarmee slechts een tentatieve inschatting.
Uitkomsten analyse Polisadministratie
Vanaf 1 januari jl. kan in de loonaangifte aangegeven worden dat een uitbetaling een
RVU betreft. UWV is op basis van de registraties in de Polisadministratie nagegaan
hoeveel werknemers in 2021 met RVU zijn gegaan. Het gaat om werknemers van wie de
dienstbetrekking is geëindigd, en waarvan de werkgever of uitvoerende instelling heeft
aangegeven dat de uitbetalingen na de beëindiging van het dienstverband een RVU betreffen.
Uit de analyse blijkt dat soms niet goed wordt geregistreerd dat een uitbetaling een
RVU is. Dit heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat de RVU een startende regeling
is. De verwachting is dat dit na verloop van tijd zal verbeteren. Met deze kanttekening
komt het UWV tot de conclusie dat in de eerste 4 maanden van 2021 1.447 werknemers
voor het eerst een RVU-betaling hebben ontvangen.
Het UWV heeft daarnaast onderzocht bij welke werkgever een persoon voor wie een RVU
wordt uitbetaald voor het laatst heeft gewerkt. Daarbij is ook gekeken naar de cao-code
van die werkgever. Dit geeft een beeld van de sectoren waar in 2021 tot nu toe het
vaakst werknemers met RVU zijn gegaan. Hieruit blijkt dat met name in de sectoren
Bouw en Politie aanzienlijke aantallen werknemers met RVU zijn gegaan. Voor de sector
Bouw gaat het om ruim 600 werknemers en voor de sector politie gaat het om ruim 400
werknemers. Dat is niet onverwacht omdat deze sectoren al vanaf 1 januari van dit
jaar een cao-afspraak over RVU kennen. De regelingen van veel andere sectoren zijn
recenter in werking getreden of moeten nog in werking treden. Deze afspraken zullen
later in de cijfers naar boven komen.
Conclusie
Op basis van het onderzoek naar de afspraken in de cao’s is duidelijk dat voor een
aanzienlijk deel van de werknemers cao-afspraken zijn gemaakt over RVU-regelingen.
De analyse van het UWV laat verder zien dat 1.447 werknemers in de eerste 4 maanden
van 2021 een RVU-regeling hebben gekregen. Het is nu nog onzeker hoe deze aantallen
zich zullen ontwikkelen, en wat het uiteindelijke gebruik van RVU-regelingen zal zijn.
Ik zal uw Kamer de komende jaren geregeld informeren over de voortgang van de subsidieregeling
MDIEU, waarbij ook aandacht zal zijn voor de afspraken over RVU. Dit najaar zal ik
uw Kamer als eerste informeren over de uitkomst van het eerste aanvraagtijdvak MDIEU
dat van 1 juni 2021 tot en met 30 juli 2021 is opengesteld.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.