Brief regering : Kader Lichte Elektrische Voertuigen
29 398 Maatregelen verkeersveiligheid
Nr. 954 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 juli 2021
In december jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de outline van het kader voor Lichte
Elektrische Voertuigen (LEVs)1. Vervolgens is het zorgvuldige onderzoeks- en consultatieproces voortgezet. Dit heeft
geleid tot het complete kader waarover ik uw Kamer informeer met deze brief. Hiermee
voldoe ik aan de toezegging om het LEV-kader vóór de zomer aan uw Kamer te sturen
zoals ook toegezegd in het Commissiedebat Verkeersveiligheid van 1 juni jl. (Kamerstuk
29 398, nr. 942)
Inleiding
Op het fietspad en de rijbaan is een steeds grotere verscheidenheid aan lichte voertuigen
te zien. In aantallen is de (elektrische) fiets het meest aanwezige vervoermiddel
(± 23 miljoen fietsen in Nederland waaronder 2 miljoen e-fietsen), naast de brommer
en snorfiets (samen ± 1,5 miljoen). Ook komen meer innovatieve LEVs op de markt en
in het straatbeeld, waaronder cargo-bikes in diverse uitvoeringen. Deze nieuwe voertuigen
hebben de potentie om bij te dragen aan maatschappelijke doelen als bereikbaarheid,
recreatie en duurzaamheid, mits de veiligheid goed geborgd is.
In tegenstelling tot de fiets, de brommer, de snorfiets en de speed-pedelec, is voor
LEVs geen Europese regelgeving voor voertuigeisen. Deze mogen alleen op de weg gebruikt
worden als ze voldoen aan de nationale Beleidsregel aanwijzing bijzondere bromfietsen.
De Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV) heeft aangegeven2 dat behoefte is aan een meer toegespitst kader voor de verschillende soorten LEVs
en beveelt daarbij aan te onderzoeken of elektrische (bak-)fietsen ook onder een nieuw
nationaal toelatingskader zouden moeten vallen.
Doel van het kader is zeker te stellen dat LEVs die zijn toegelaten technisch veilig
zijn en veilig gebruikt worden binnen het bestaande verkeer. Het kader biedt meer
helderheid naar consumenten, fabrikanten en wegbeheerders. Zo weten consumenten met
welke LEVs zij wel of niet op de weg mogen rijden, weten fabrikanten aan welke technische
eisen het voertuig moet voldoen en wordt voor wegbeheerders duidelijk welke voertuigen
op hun wegennet komen te rijden. Voor LEVs, die in dit kader komen te vallen en volgens
de huidige regels toegelaten zijn tot de weg en nu al rondrijden, gaan alleen de gebruikerseisen
gelden. Consumenten kunnen dus met deze LEVs op de weg blijven rijden met nieuwe regels
voor het gebruik. Ook fabrikanten en verkopers krijgen tijd om zich aan te passen
aan het nieuwe LEV-kader. Hiervoor zal in overleg met de relevante stakeholders een
overgangsregeling opgesteld worden. Dit wil ik zorgvuldig doen. Deze regeling verwacht
ik uiterlijk begin volgend jaar naar uw Kamer te kunnen sturen. De inwerkingtreding
van het kader voorzie ik per 1 januari 2023.
In deze brief licht ik toe hoe het LEV-kader is opgebouwd, te beginnen bij de samenhang
tussen EU-regels en het nieuwe nationale LEV-kader. Vervolgens ga ik in op de opbouw
van het LEV-kader en de keuzes die gemaakt zijn ten aanzien van het toelatingskader
en de plaats op de weg. Ook schets ik de impact van dit kader op reeds toegelaten
voertuigen. Tot slot wordt het vervolgproces geschetst. In de bijlage staat de schematische
weergave van het kader met een nadere onderbouwing van de keuzes.
Europees kader
Voor toelating tot de weg van voertuigen zijn Europese regels vastgesteld. In de Verordening
(EU) nr. 168/2013 zijn de eisen voor toelating vastgelegd voor twee- en driewielige
voertuigen en vierwielers. De bromfiets (inclusief de snorfiets, de speed-pedelec
en de e-step met zadel) en de brommobiel vallen onder deze verordening. Een onafhankelijke
goedkeuringsinstantie beoordeelt of een voertuig voldoet aan de Europese eisen en
hiermee of deze op de weg mag. In Nederland herken je deze voertuigen aan een blauwe
of gele kentekenplaat. Aan de hand van de kentekenplaat wordt duidelijk welke nationale
eisen gelden voor het gebruik (helm, rijbewijs) en de plaats op de weg.
Gehandicaptenvoertuigen, bepaalde elektrische fietsen, voertuigen zonder zitplaats
en zelfbalancerende voertuigen zijn uitgesloten van deze verordening. Daarom kunnen
nationaal eisen aan deze voertuigen worden gesteld, voor zover het EU-recht (regelgeving
op andere terreinen zoals de Machinerichtlijn) dit toestaat. Voor gehandicaptenvoertuigen
wordt gewerkt aan een apart nationaal kader, waar ik u separaat over informeer3. Het LEV-kader richt zich op de elektrische voertuigen die buiten het EU-kader vallen.
In de bijlage van deze brief is een vergelijking tussen de verschillende voertuigcategorieën
opgenomen.
Mijn inzet is om uiteindelijk te komen tot een Europees kader voor LEVs om een lappendeken
van verschillende regels in de lidstaten te voorkomen. Zodra voor LEVs een toelatingskader
op EU-niveau gereed is, komt een deel van het voorliggende nationale kader (met name
de technische toelatingseisen) te vervallen. Het Europese traject vergt echter nog
de nodige tijd. De gesprekken over een Europees kader voor LEVs bevinden zich nog
in de beginfase. Daarom blijft het van belang om voor de tussenliggende periode in
Nederland helderheid te verschaffen via dit nationale kader.
LEV-kader
Het voorliggende LEV-kader is het resultaat van een intensief onderzoeks- en consultatietraject
waarbij alle relevante stakeholders en experts zoals de Stichting Wetenschappelijk
Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) en de RDW nauw zijn betrokken. Het LEV-kader stelt
voor verschillende categorieën LEVs gerichte eisen aan de techniek (voertuig), de
gebruiker (mens) en de inpassing in het bestaande verkeer (omgeving). Zo gelden voor
gelijksoortige LEVs dezelfde regels. Voor iedere LEV-categorie, zijn de eisen concreet
vertaald naar drie sets van regels: voor de wijze van toelating en toezicht, voor
de toelating tot de weg en voor het gebruik op de weg. De categorieën en sets regels
vormen samen het raamwerk van het LEV-kader. In de in december jl. aan uw Kamer gestuurde
outline van het LEV-kader was dit raamwerk al grotendeels ingevuld4. Het raamwerk is nu uitgewerkt tot een compleet kader voor LEVs. Voor de volledigheid
is er voor gekozen de opbouw van het raamwerk en de invulling daarvan in deze brief
te beschrijven en niet enkel de voortgang t.o.v. de outline.
Raamwerk LEV-kader
Categorie-indeling
Het LEV-kader is verdeeld in vier categorieën. De eerste twee categorieën zijn voor
voertuigen vooral bedoeld voor individueel vervoer zoals fietsen met trapondersteuning
(1a) en e-steps (1b). De andere twee categorieën zijn bedoeld voor het vervoer van
goederen (2a) en van meerdere personen (2b).
1. Wijze van toelating en toezicht
Per categorie is gekeken naar de wijze van toelating tot de weg (zelfcertificering
of goedkeuring) en de wijze van toezicht (op de markt of op de fabricage). Bij zelfcertificering
is de fabrikant er verantwoordelijk voor dat het voertuig aan de gestelde eisen voldoet
en wordt hier toezicht op gehouden door de inspectiedienst. Bij goedkeuring controleert
de goedkeuringsinstantie (RDW) of het voertuig aan alle eisen voldoet voordat deze
de weg op mag. De ILT controleert in de handelsfase of voertuigen, die op de markt
worden aangeboden, daadwerkelijk voldoen aan de Europese en nationale regelgeving.
2. Eisen voor toelating tot de weg
Voor iedere categorie is een specifieke set van technische eisen waar het voertuig
aan getoetst wordt voor toelating (ongeacht het toelatings- en toezichtsregime). De
meest onderscheidende eisen zijn de maximale afmetingen, de maximumconstructiesnelheid,
de maximummassa, het maximaal nominaal vermogen en het maximale aantal passagiers.
3. Eisen voor gebruik op de weg
Onder de eisen voor gebruik op de weg vallen het kenteken, de verzekering, de helm,
het rijbewijs en de minimumleeftijd.
Invulling LEV-kader
Bij de invulling van het LEV-kader zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
– Verkeersveiligheid staat voorop: Zoals ook de OvV aanbeveelt wordt integraal gekeken naar de techniek, mens en infrastructuur.
Binnen de kaders voor veiligheid wordt zoveel als mogelijk ruimte geboden voor andere
maatschappelijke doelen als duurzaamheid, innovatie en gezondheid.
– Duidelijke rolverdeling tussen beleid en uitvoering: De overheid stelt de kaders; de beoordeling van toelating is aan onafhankelijke experts.
– Voorspelbaar en eenduidig: Er wordt gestreefd naar zoveel mogelijk uniformiteit en duidelijkheid over de regels
zodat consument, fabrikant, wegbeheerder en handhaver weet waar die aan toe is.
– Proportionaliteit: De regels dienen niet tot onnodig hoge lasten te leiden voor consumenten, fabrikanten
en uitvoeringsorganisaties.
– In samenhang: De invulling is bezien in relatie tot vergelijkbare categorieën voertuigen en de
ontwikkelingen in de EU en omringende landen. Dit is van belang, omdat fabrikanten
voor meerdere landen produceren en om te anticiperen op een toekomstig EU-kader.
Specifiek voor elektrische fietsen en kleine elektrische bakfietsen: categorie 1a
Categorie 1a is voor de huidige elektrische fietsen en de kleine e-bakfietsen met
volledige trapondersteuning, hoofdzakelijk bedoeld voor vervoer van dagelijkse boodschappen
of voor het halen en brengen van eigen jonge kinderen. De grotere elektrische bakfietsen
vallen in categorie 2. Deze tweedeling is gemaakt naar aanleiding van de aanbeveling
van de OvV. De grens ligt bij maximaal 55 kg voor het voertuig en maximaal twee kinderen
als passagiers.
Voor de wijze van toelating en toezicht en de eisen voor het gebruik op de weg verandert
er met voorliggend kader niets. Voor de toelating tot de weg wordt enkel de breedte
van de elektrische (bak-)fietsen aangepast van anderhalve meter naar één meter voor
een veiliger inpassing op het fietspad.
Specifiek voor LEVs als e-steps: categorie 1b
Categorie 1b is voor alle lichte LEVs met uitzondering van de bekende elektrische
(bak-)fietsen (deze vallen in categorie 1a). De grens van 55 kg als maximale massa
voor LEVs voor individueel vervoer zonder trapondersteuning is ontleend aan het Duitse
nationaal kader voor dit soort LEVs. Bij deze massa is een defect voertuig met bijvoorbeeld
geblokkeerde wielen nog handmatig weg te trekken of duwen van een gevarenzone. De
afmetingen worden t.o.v. de huidige eisen in de Beleidsregel aanwijzing bijzondere
bromfietsen aangepast. De breedte voor dit type LEVs op drie wielen gaat van 1,10
naar 0,75 meter en de hoogte van 2 naar 1,5 meter. Om deze voertuigen te mogen besturen
moet je minimaal 16 jaar zijn. Dit geldt nu ook voor bijzondere bromfietsen.
Voertuigen zonder stuur en/of met één wiel vallen niet onder één van de categorieën
van het LEV-kader. De RDW geeft aan dat voor dit soort voertuigen andere technische
eisen en andere vaardigheden van bestuurders nodig zijn. In een recent rapport5 van het Kennisinstituut voor Mobiliteit wordt dit bevestigd: na vier weken oefenen
is het voor bestuurders van deze voertuigen nog steeds lastig een noodstop te maken
en controle te houden over het voertuig. Ook wordt aangegeven dat er veel (lichte)
ongevallen gebeuren. In het eerder verschenen rapport van TNO6 is aangegeven dat vanwege het feit dat de remcapaciteit afhankelijk is van de vaardigheden
van de gebruiker het vanuit veiligheidstechnisch oogpunt niet wenselijk is op de openbare
weg te rijden met dit soort voertuigen. Bij een hogere remkracht kan de balans verloren
gaan, wat kan resulteren in een val met alle gevolgen van dien.
De RDW geeft aan dat het niet uitgesloten is dat technische eisen op te stellen zijn,
maar dat die anders zijn dan voor categorie 1b. Zelfs wanneer de techniek voldoende
geborgd zou kunnen worden kan een bestuurder er niet zomaar mee wegrijden. Ook de
eisen aan de bestuurder zullen anders zijn dan voor categorie 1b.
Specifiek voor LEVs voor goederen- en personenvervoer: categorieën 2a en 2b
Voor beide categorieën LEVs (categorieën 2a en 2b) geldt straks een maximale breedte
van één meter, dus voor alle zwaardere elektrische bakfietsen en de BSO-Bus. Destijds
heeft uw Kamer verzocht de breedte voor bijzondere bromfietsen waaronder de BSO-Bus
op 1,15 meter te stellen om voldoende ruimte op het fietspad te behouden en niet gelijk
te trekken met de breedte van fietsen op drie wielen, te weten 1,5 meter7. Met dit kader wordt de maximale breedte voor al deze voertuigen wel gelijkgetrokken
tot een meter. Deze verandering wordt meegenomen bij het opstellen van de overgangsregeling.
Een LEV uit categorie 2b heeft maximaal acht zitplaatsen. Dit is conform de huidige
Beleidsregel aanwijzing bijzondere bromfietsen. Voor de BSO-Bus is destijds een uitzondering
gemaakt tot tien kinderen, in combinatie met een convenant tussen het Ministerie van
IenW en de kinderopvangsector met afspraken over rijvaardigheid en veilige routes.
Een van de afspraken in het convenant is dat het aantal kinderen terug gaat naar acht
op het moment dat het nieuwe LEV-kader in werking treedt. Voor elektrische bakfietsen
is het aantal kinderen momenteel niet gemaximeerd, maar ook hiervoor gaat het maximum
van acht zitplaatsen gelden.
Eerder heb ik aan uw Kamer toegezegd8 een rijbewijs in te voeren voor personenvervoer. Voor de eenduidigheid, en het feit
dat het om relatief zware voertuigen gaat die een groter risico vormen voor de bestuurder,
inzittenden en medeweggebruikers, worden de bestuurders van zwaardere LEVs voor goederenvervoer
hetzelfde behandeld als die voor personenvervoer. Voor beide categorieën geldt dat
de bestuurder minimaal 18 jaar dient te zijn en moet beschikken over een bromfietsrijbewijs
(rijbewijs AM). Voor personen die in bezit zijn van een autorijbewijs (rijbewijs B)
geldt al dat zij het bromfietsrijbewijs automatisch bijgeschreven krijgen op hun rijbewijs.
Ook zij kunnen gebruik maken van deze categorie LEVs.
Van e-step tot grote e-bakfiets: overeenkomsten tussen categorie 1b, 2a en 2b
Deze LEVs worden via goedkeuring en toezicht op het fabricageproces toegelaten tot
de weg om de veiligheid goed te kunnen borgen. Dit alles gebeurt onder verantwoordelijkheid
van de RDW als onafhankelijke goedkeuringsinstantie. De reden dat voor goedkeuring
is gekozen is dat het om nieuwe voertuigen gaat waar nog niet veel ervaring mee is,
zoals e-steps, en om voertuigen die relatief groot en zwaar zijn en in sommige gevallen
meerdere kinderen vervoeren. De maximumconstructiesnelheid is 25 kilometer per uur
en daarmee gelijk aan die van elektrische fietsen en bijzondere bromfietsen. De RDW
heeft voor ieder van deze drie categorieën een gedetailleerde set technische eisen
zoals de remvertraging opgesteld. Deze zijn onlangs voorgelegd aan onafhankelijke
experts van SWOV, TNO, TU Delft en HAN (Hogeschool Arnhem Nijmegen). Door specifieke
eisen te stellen aan het vermogen en de versnelling en vertraging van LEVs kan het
snelheidsgedrag verder beïnvloed worden. Zoveel mogelijk gelijkenis met een fiets
is het uitgangspunt. Hierdoor ontstaat een homogener snelheidsbeeld op het fietspad.
Voor het gebruik op de weg geldt dat deze LEVs een kenteken krijgen en onder de Wet
aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM) vallen.
Een helm wordt niet verplicht voor deze voertuigen. Hiermee wordt de lijn doorgetrokken
die geldt voor elektrische fietsen en bijzondere bromfietsen waarvoor ook geen helmplicht
geldt. Het maatschappelijk draagvlak voor een helmplicht voor LEVs is laag, mede omdat
de gezondheidswinst van bewegen opweegt tegen het risico op een ongeval en omdat het
dragen van een helm wordt gezien als eigen verantwoordelijkheid. Ik verwacht dat nog
winst te behalen is in het stimuleren van het dragen van een helm. Daarom waardeer
ik de initiatieven van onder andere VVN om het gebruik van een fietshelm te stimuleren.
Zoals toegezegd aan uw Kamer zal ik met de branche in gesprek gaan over het stimuleren
van de aanschaf van een helm bij de aankoop van een elektrische fiets. Daarbij zal
ik ook de LEVs onder de aandacht brengen.
Voor alle categorieën LEVs geldt een maximumconstructiesnelheid van 25 km per uur.
Dit is in lijn met EU-regelgeving rond e-fietsen en komt overeen met de maximale constructiesnelheid
van de bijzondere bromfietsen en snorfietsen. Dat betekent niet dat alle LEVs straks
ook met deze snelheid gaan rijden. Het is ten eerste aan de fabrikanten te kiezen
voor een maximumconstructiesnelheid die past bij de kenmerken van het voertuig. Daarna
wordt dit gecontroleerd bij de toelating. Een BSO-Bus heeft bijvoorbeeld een maximumconstructiesnelheid
van 17,2 km per uur.
Plaats op de weg
Over de plaats op de weg is afgelopen half jaar met diverse stakeholders waaronder
verschillende gemeenten gesproken. Er zijn veel ontwikkelingen die van invloed kunnen
zijn op (het gebruik van) de infrastructuur zoals het afwegingskader «van 50 naar
30 km/u», snorfiets naar de rijbaan, helmplicht snorfiets, speed-pedelecs, deel(micro)mobiliteit
en verduurzaming van stedelijke distributie. Daarom is op verzoek van de wegbeheerders
voor hen een overzichtelijke notitie gemaakt en is in diverse overleggremia met wegbeheerders
de ontwikkeling van het LEV-kader toegelicht. De notitie stuur ik uw Kamer mee met
deze brief9.
Als uitgangspunt wordt nu gehanteerd dat LEVs gebruik maken van het fietspad, omdat
hierdoor ten opzichte van de rijbaan de snelheidsverschillen zo beperkt mogelijk blijven.
Ik ben mij bewust van de grote verschillen tussen gemeenten met betrekking tot de
drukte op het fietspad. Gemeenten hebben een beperkt aantal instrumenten om dit in
goede banen te leiden zoals de maatregel «snorfietser naar de rijbaan».
Voor andere verkeersdeelnemers, met name de voetgangers, betekent het kader dat duidelijk
wordt gemaakt dat LEVs niet op voetpaden en in voetgangersgebieden thuishoren. Gemeenten
kunnen wel maatwerk bieden via venstertijden of bebording.
Samen met de wegbeheerders wordt onderzoek gedaan naar de mogelijkheden en noodzaak
van eventueel maatwerk voor de plaats op de weg. Hierbij wordt rekening gehouden met
de helderheid voor weggebruikers en met nieuwe ontwikkelingen zoals het afweegkader
voor 30 km binnen de bebouwde kom. Ik streef er naar begin volgend jaar de uitkomsten
van het onderzoek met uw Kamer te delen.
Impactanalyse
Om goed zicht te hebben op de huidige LEVs en hoe het kader uitpakt in de praktijk
is een impactanalyse uitgevoerd. In deze analyse is onder andere gekeken naar afmetingen,
massa en aantal passagiers van huidige LEVs die onder het nieuwe LEV-kader komen te
vallen. Het rapport is bijgevoegd bij deze brief10. De resultaten van de impactanalyse worden onder meer gebruikt bij het ontwikkelen
van een overgangsregeling.
De belangrijkste bevindingen zijn dat de meeste elektrische bakfietsen ruimte bieden
aan meer dan twee kinderen. Het is voorstelbaar dat consumenten kiezen voor elektrische
bakfietsen bedoeld voor twee kinderen (categorie 1a), waar geen kentekenplicht, rijbewijsplicht
AM en verzekeringsplicht voor geldt, en toch (af en toe) een derde kind meenemen.
Verder komt naar voren dat de grens van 55 kg voor categorie 1a mogelijk leidt tot
minder veilige producten. De vrees is dat bezuinigd gaat worden op betere (en dus
zwaardere) remmen en een steviger frame. Ik ga na of bijstelling van categorie 1a
nodig is.
Ook wijst de impactanalyse op het gebruik van aanhangers bij LEVs. Bekeken zal worden
of binnen dit kader hier regels aangesteld moeten worden.
Verder is geconstateerd dat een beperkt aantal elektrische fietsen die bedoeld zijn
voor kwetsbare mensen (duofietsen en fietsen om een rolstoel te vervoeren) qua gewicht
en breedte niet aan het kader kunnen voldoen. Hierover treed ik in overleg met de
RDW en de fabrikanten over eventueel maatwerk.
In verband met het tijdig verschaffen van duidelijkheid richting stakeholders streef
ik er naar uiterlijk dit jaar uitsluitsel te geven over bovenstaande punten. Eventuele
aanpassingen hebben alleen invloed op de beoordeling van toelating door de RDW en
kunnen daarom parallel aan de implementatie van het kader in wet- en regelgeving.
Vervolg
In de komende periode wordt het kader vertaald in wet- en regelgeving. De beoogde
datum van inwerking is 1 januari 2023. Deze termijn is nodig om een zorgvuldig proces
te kunnen doorlopen met zowel uw Kamer als belanghebbenden in relatie tot de overgangsregeling.
Intussen wordt op wetsniveau verder gewerkt aan de wijziging waarmee de RDW de onafhankelijke
goedkeuringsinstantie wordt voor in eerste instantie bijzondere bromfietsen en daarna
LEVs. Deze wijziging kan naar verwachting volgend jaar in werking treden11. Tevens wordt in die wetswijziging de mogelijkheid gecreëerd om een rijbewijsplicht
voor het besturen van LEVs in te voeren.
Parallel aan de uitwerking van de wet- en regelgeving worden nog twee punten nader
uitgewerkt. Deze punten kunnen mogelijk in de toekomst tot aanvullingen op het voorliggende
kader leiden.
– Een groep van onafhankelijke experts wordt gevraagd te verkennen of voertuigen die
niet passen binnen het huidige LEV-kader, zoals éénwielers en voertuigen zonder stuur,
veilig zijn toe te laten wanneer er specifieke eisen worden gesteld aan de techniek
en gebruiker en of de inpassing in het huidige verkeer mogelijk is. Op basis hiervan
kan worden besloten of opname van een aparte categorie (bijvoorbeeld 1c) in het LEV-kader
kansrijk is.
– Samen met het CBR wordt verkend of en hoe de rijvaardigheid binnen categorie 2 geborgd
kan worden, wat de invoeringstermijn is en wat het betekent voor de uitvoering. Hierbij
wordt ook de ervaring met het convenant omtrent de BSO-bus meegenomen.
Tot slot
Met dit kader wordt een belangrijke stap gezet naar veilige LEVs en het veilig gebruik
in het verkeer. Het kader biedt helderheid naar consumenten, fabrikanten en wegbeheerders
over de wijze van toelating, de technische eisen en het veilig gebruik van LEVs.
Omdat de markt voor LEVs nog volop in ontwikkeling is, is een adequate monitoring
van belang. Ik ben voornemens om het kader twee jaar na inwerkingtreding te evalueren.
Hiermee wordt opvolging gegeven aan de aanbeveling van de OvV om de ontwikkelingen
te monitoren.
Voorafgaand aan het eerstvolgende commissiedebat Verkeersveiligheid informeer ik uw
Kamer over de voortgang van de implementatie van het gehele LEV-kader.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga
Toelichting
Hieronder is een schematische weergave van het kader voor LEVs gegeven met daarbij
een toelichting.
Wijze van toelating en toezicht
Per categorie is gekeken naar de wijze van toelating tot de weg (zelfcertificering
of goedkeuring) en de wijze van toezicht (op de markt of op de fabricage). Het uitgangspunt
is om zo veel mogelijk aan te sluiten bij bestaande toelatingskaders.
Voor categorie 1a wordt het regime van zelfcertificering en toezicht op de markt gehandhaafd.
Dit betekent dat aan Richtlijn 2006/42/EG (de Machinerichtlijn) moet worden voldaan.
Daarnaast heeft de Europese Commissie de norm EN 15194, de norm voor fietsen met trapondersteuning,
opgesteld door de industrie, aangewezen als norm die voor alle lidstaten van toepassing
is (een zgn. geharmoniseerde norm). Door de aanwijzing van een geharmoniseerde norm
ontstaat een «vermoeden van overeenstemming». De gebruiker van de norm mag er daardoor
van uitgaan dat hij zich volgens de toepasselijke regelgeving (in dit geval de Machinerichtlijn)
gedraagt als hij aan deze EN-norm voldoet.
Voor de categorieën 1b, 2a en 2b is gekozen voor goedkeuring vooraf door een onafhankelijke
goedkeuringsinstantie (RDW) en toezicht op de fabricage.
De RDW adviseert voor deze categorie vast te houden aan het huidige regime voor
bijzondere bromfietsen. Nu is er, gelet op de paar voertuigen (vooral e-steps) die
de RDW aangeboden heeft gekregen, niet het vertrouwen dat zelfcertificering of een
lichter regime van toelating verantwoord is. Dit advies van de RDW is in lijn met
de aanbevelingen uit het rapport van de OvV om een onafhankelijke goedkeuringsinstantie
verantwoordelijk te maken voor de besluitvorming bij toelatingen van nieuwe voertuigen
en te zorgen dat aan de toelating een integrale risicobeoordeling ten grondslag ligt.
Deze risicobeoordeling maakt nu deel uit van de Beleidsregel aanwijzing bijzondere
bromfietsen en zal ook deel uitmaken van de goedkeuring vooraf binnen het nieuwe kader.
Het toelatingsregime voor relatief zware, grote e-bakfietsen, die nu nog op dezelfde
manier worden toegelaten als e-fietsen, wordt dan gelijkgetrokken met het regime zoals
dat nu geldt voor de bijzondere bromfietsen.
Eisen voor toelating tot de weg
De uiteindelijke set van technische eisen is in detail uitgewerkt door de RDW. Hierbij
zijn de Beleidsregel aanwijzing bijzondere bromfietsen, Verordening (EU) nr. 168/2013,
de Duitse eisen en de eisen aan Persoonlijke lichte elektrische voertuigen (EN 17128:2020)
als uitgangspunten genomen. Deze uitgewerkte set eisen wordt nu gecheckt door andere
experts, te weten TU-Delft, TNO, SWOV en HAN, om vervolgens aan een bredere groep
stakeholders te worden voorgelegd. Het gaat dan om specifieke eisen aan bijvoorbeeld
de reminrichting, verlichting en banden. De verwachting is dat deze set eind september
vastgesteld kan worden.
Maximale breedte
Omdat de CROW-richtlijnen voorschrijven dat een vrijliggend fietspad in een richting
bereden, minimaal twee meter breed moet zijn, wordt de eis gesteld dat een LEV met
meer dan twee wielen maximaal één meter breed mag zijn.
Smalle voertuigen passen beter op de fietspaden. Uit diverse onafhankelijke kwalitatieve
en kwantitatieve onderzoeken is gebleken dat onvoldoende breedte van het fietspad
bij de huidige groep gebruikers met hun breedtes leidt tot een verhoogd risico. Het
is daarom te verwachten dat extra voertuigbreedte bij de huidige breedte van de infrastructuur
ook leidt tot extra risico. Daarom is in het toelatingskader voor LEVs de maximale
breedte van alle LEVs op meer dan twee wielen gesteld op één meter. Dit sluit ook
aan bij de maximale breedte van snor- en bromfietsen (op grond van Verordening (EU)
nr. 168/2013). Voor LEVs op twee wielen is de maximale breedte 0,75 meter, wat in
lijn is met de huidige regelgeving voor de (e-)fiets.
In de onderstaande tabel zijn de verschillende huidige eisen met betrekking tot de
maximale afmetingen van verschillende voertuigen/ voertuigcategorieën uiteen gezet.
Voertuig
Lengte (m)
Breedte (m)
Hoogte (m)
Nationale regelgeving
(e)Fiets
Nb
0,75
Nb
(e)Fiets > 2 wielen
Nb
1,5
Nb
BB – individu < 3 wielen
3
0,75
2
BB – individu 3 of meer wielen
3
1,1
2
BB – personen- of goederenvervoer
3
1,15
2
Gehandicaptenvoertuig (scootmobiel)
3,5
1,1
2
Aanhangwagen achter fiets
Nb
1
Nb
Europese regelgeving
168/2013 – L1e (licht gemotoriseerd voertuig op 2 wielen)
4
1
2,5
168/2013 – L2e (bromfiets op 3 wielen)
4
2
2,5
168/2013 – L6e-B (lichte quadri-mobiles, max 45 km/h)
3
1,5
2,5
Industrienorm elektrische fiets EN15194
Nb
Nb
Nb
Nationale LEV-kaders andere landen
LEV Duitsland
2
0,7
1,4
LEV België
Nb
1
Nb
LEV Finland
Nb
0,8
Nb
LEV Singapore
Nb
0,7
Nb
*Nb = niet bepaald
*BB = Bijzondere bromfiets
Maximumconstructiesnelheid
De maximum constructiesnelheid van LEVs is gezet op 25 km/u. Dit is in lijn met EU-regelgeving
rond e-fietsen en komt overeen met de maximumconstructiesnelheid van de bijzondere
bromfietsen. Dat betekent niet dat alle LEVs straks ook met deze snelheid gaan rijden,
want er zullen ook fabrikanten zijn die vanwege de kenmerken van het voertuig een
lagere maximumconstructiesnelheid aanhouden. Bovendien zal bij de toelating gekeken
worden of de betreffende maximumconstructiesnelheid past bij veilig gebruik van de
LEV.
Maximale massa
De massa rijklaar voor voertuigen van de categorieën 1a en 1b is maximaal 55 kg.
Voor categorie 1b is deze grenswaarde overgenomen van de Duitse eisen voor dergelijke
LEVs. Bij deze massa is het nog mogelijk om een defect voertuig van de weg te slepen.
Voor de categorie 1a is de 55 kg gebaseerd op het toegestane maximum totaal gewicht
van 200 kg, waarbij is uitgegaan van het gewicht van een volwassen persoon en twee
kinderen. Voor de categorie 2a en 2b is aangesloten bij de massa’s uit Verordening
EU (nr.) 168/2013. De toegestane maximum massa voor een voertuig van de categorie
1b is 140 kg.
Categorie
1a
1b
2a
2b
Massa rijklaar
≤ 55 kg
≤ 270 kg, indien < 4 wielen;
≤ 425 kg, indien ≥ 4 wielen;
Toegestane maximum massa
≤ 200 kg
≤ 140 kg
≤ 565 kg
Vermogen
Voor de voertuigen met volledige trapondersteuning, die zowel in categorie 1a, 2a
en als 2b kunnen vallen, is de grens 250 Watt. Voertuigen met trapondersteuning met
een hoger vermogen vallen namelijk onder de Verordening (EU) nr. 168/2013 (1000 of
4000 Watt) en daarmee buiten het LEV-kader. Voor de lichte (categorie 1b) en de zware
LEVs zonder trapondersteuning (categorieën 2a en 2b) is de verwachting dat een hoger
vermogen nodig is om het voertuig voort te kunnen bewegen. Door aanvullende eisen
t.a.v. het vermogen en de versnelling en vertraging van LEVs wordt bevorderd dat het
snelheidsgedrag van LEVs meer op dat van fiets dan van brom- en snorfiets gaat lijken.
Hierdoor ontstaat een homogener snelheidsbeeld op het fietspad. De vaststelling hiervan
maakt onderdeel uit van de nadere uitwerking van de technische eisen. Naar verwachting
zijn die eind september gereed.
Aantal passagiers
Het vervoeren van passagiers maakt dat meerdere personen tegelijk betrokken kunnen
raken bij een ongeval. Het inperken van het aantal passagiers voorkomt excessen. Daarom
wordt net als voor andere soorten voertuigen een maximum gesteld aan het aantal te
vervoeren passagiers in een LEV. In het kader geldt een maximum van acht passagiers
voor de grote LEVs ten behoeve van personenvervoer. Dit is naar analogie van bestelbussen
waarin naast de bestuurder maximaal acht personen mogen worden vervoerd. Een hoger
aantal ligt niet in de rede, want dat vergroot het risico. Ook in de huidige Beleidsregel
aanwijzing bijzondere bromfietsen zijn voor personenvervoer maximaal acht passagierszitplaatsen
toegestaan. Alleen voor de BSO-Bus geldt nu een maximum van tien passagierszitplaatsen
(convenant) als uitzondering op de Beleidsregel aanwijzing bijzondere bromfietsen.
In de grote LEVs voor goederenvervoer mogen geen passagiers vervoerd worden.
Lichte LEVs zonder trapondersteuning (categorie 1b) zijn bedoeld voor individueel
vervoer. Hiervoor geldt dat geen passagiers worden toegestaan. De extra belasting
door een passagier brengt extra risico’s met zich mee. Voor de categorie 1a, fietsen
met trapondersteuning en kleine elektrische bakfietsen, is het uitgangspunt dat maximaal
twee passagiers worden toegestaan, waarbij een wettelijk toegestane maximummassa geldt
van 200 kg (massa van het voertuig rijklaar en daarbij opgeteld het gewicht van de
bestuurder en eventuele passagiers en lading).
Eisen voor gebruik op de weg
Kentekening
Eerder is aangekondigd dat de huidige bijzondere bromfietsen een kenteken krijgen,
om zo onder andere duidelijk te maken welke voertuigen wel en niet de weg op mogen12. Dit is meegewogen in de keuze voor kentekening van de LEV-categorieën. De uitwerking
hiervan wordt samen met de RDW gedaan.
Met een kenteken worden vervoermiddelen onderscheiden die op basis van een goedkeuring
zijn toegelaten. Kentekening versterkt de formele relatie tussen de bezitter (eigenaar
of houder) en zorgt ervoor dat de rechten en plichten die van toepassing zijn voor
het betreffende voertuig duidelijk zijn. Bij plichten kan gedacht worden aan de verzekeringsplicht.
Een ander belangrijk voordeel van kentekening van deze LEVs is dat monitoring bij
ongevallen (registratie) en bijvoorbeeld terugroepacties (recall) efficiënter kunnen
worden vormgegeven.
Identificatie waarbij er een duidelijke verbinding is tussen het voertuig en de eigenaar/houder
zorgt ervoor dat handhaving beter en eenvoudiger is uit te voeren.
Verzekering
Op grond van bestaande wet- en regelgeving zijn alle motorvoertuigen, waaronder LEVs,
verplicht verzekerd via de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM).
De WAM heeft als doel het beschermen van verkeersslachtoffers. De bezitter van een
e-(bak)fiets met trapondersteuning (categorie 1a), als bedoeld in artikel 1, eerste
lid, onderdeel ea, van de Wegenverkeerswet 1994, is vrijgesteld van de verplichting
tot het sluiten van een verzekering als bedoeld in de WAM. Voor deze voertuigen kan
(eventueel) de niet-verplichte Aansprakelijkheidsverzekering voor Particulieren (AVP)
of de Aansprakelijkheidsverzekering voor Bedrijven (AVB) van toepassing zijn.
Helm, minimumleeftijd en rijbewijs
Voor het opstellen van de eisen voor helmgebruik, minimumleeftijd en rijvaardigheid
heeft de TU Delft onderzoek gedaan naar de ongevallencijfers van LEVs. De gedachte
was om op basis hiervan de risicoprofielen per categorie LEV op te stellen en vervolgens
de eventuele eisen voor helmgebruik, rijvaardigheid en minimumleeftijd op te stellen.
De belangrijkste conclusie uit dit onderzoek is dat het op basis van de huidige ongevallencijfers
onmogelijk is om risicoprofielen op te stellen voor de verschillende typen LEVs. Dit
komt omdat er onvoldoende harde ongevallencijfers zijn13. Daarom is besloten aan de hand van de eerdere stakeholderconsultaties, diverse onderzoeksrapporten
en de huidige regels deze eisen te bepalen voor iedere categorie.
Helm
De gedachte achter het LEV-kader is dat voertuigen die deel uitmaken van het LEV-kader
fietsachtig gedrag vertonen en daardoor een lager risicoprofiel hebben dan een snor-
en bromfiets. De plaats op de weg is in principe het fietspad. Uit een brede consultatieronde
is gebleken dat het verplichten van helmgebruik niet nodig gevonden wordt. Een belangrijk
voordeel van een helm is dat deze bij een ongeval het risico op hersenletsel kan verkleinen.
Redenen die genoemd zijn om een helm niet te verplichten zijn:
• Een helm is niet gewild vanwege kosten, kapsel, fysieke beperkingen, etc.;
• Voor fietsers geldt geen helmplicht en een LEV lijkt meer op een fiets dan op een
brom- of snorfiets;
• Het dragen van een helm zorgt niet voor minder ongevallen;
• Het dragen van een helm is voor de eigen veiligheid (niet voor de veiligheid van medeweggebruikers)
en daarmee een eigen verantwoordelijkheid.
TNO heeft een landenscan uitgevoerd naar de ervaring met LEVs in een aantal Europese
landen.14 In de onderzochte landen bestaat geen helmplicht voor volwassenen voor het besturen
van een LEV: Duitsland, België, Frankrijk, Oostenrijk, Spanje, Zwitserland, Italië,
Zweden. In sommige landen zoals Duitsland gaat het ontbreken van een helmplicht wel
gepaard met een maximumconstructiesnelheid van 20 km/u in plaats van 25 km/u.
Minimumleeftijd
Met uitzondering van categorie 1a gaat voor de bestuurders van alle LEVs een minimumleeftijd
gelden. Voor de LEVs van categorie 1b is dat 16 jaar. Dit is ontleend aan de huidige
regel voor het besturen van bijzondere bromfietsen (waaronder e-steps en Segway),
waarvoor ook een minimumleeftijd geldt van 16 jaar. Vanuit verkeersveiligheidsperspectief
is het niet logisch om deze minimumleeftijd te verlagen. Het stellen van een minimumleeftijd
verkleint het risico dat personen die relatief onervaren zijn in het verkeer een gemotoriseerd
voertuig besturen.
Voor de LEVs van categorie 2 wordt de minimumleeftijd van de bestuurder 18 jaar. De
minimumleeftijd van 18 is nu ook al opgenomen in het convenant tussen IenW en de kinderopvangsector
over het veilig gebruik van de BSO-Bus. Deze leeftijd krijgt een basis in de regelgeving
en zal tevens van toepassing worden voor de andere voertuigen uit categorie 2. De
belangrijkste reden hiervoor is de hoge toegestane maximum massa van deze voertuigen
en de verantwoordelijkheid die dit met zich meebrengt voor de bestuurder. Dit betreft
immers niet alleen verantwoordelijkheid voor de medeweggebruiker, maar ook verantwoordelijkheid
voor lading of voor passagiers. Een minimumleeftijd van 18 jaar voor alle LEVs binnen
categorie 2 draagt tevens bij aan de uniformiteit binnen deze categorie, hetgeen de
handhaving vergemakkelijkt. Uit stakeholderconsultaties kwam naar voren dat veel deelnemers
een minimumleeftijd wenselijk vinden. Een meerderheid deelde de gedachtegang van 18
jaar voor de LEVs van categorie 2.
Rijvaardigheid
Voor het besturen van een LEV uit categorie 2 wordt het rijbewijs AM verplicht. Hiermee
wordt geborgd dat er rijervaring wordt opgedaan met een gemotoriseerd voertuig op
de voor de LEVs bestemde plaats op de weg (fietspad).
LEV-kader in perspectief tot regels voor fietsen, snorfietsen en bromfiets
In de onderstaande tabel worden de verschillende categorieën LEVs voor wat betreft
de gebruikerseisen, de wijze van toelating, kentekenplicht, verzekering en plaats
op de weg in beeld gebracht. Tevens wordt duidelijk gemaakt hoe deze categorieën overeenkomen
en verschillen met de gewone (bak)fiets en de andere gemotoriseerde twee- en driewielers
(elektrische bromfiets, brombakfietsen en speed-pedelecs en elektrische snorfietsen).
Daarnaast speelt in het onderscheid tussen de LEV-categorieën en de brom- en snorfietsen
het vermogen een rol. Elektrische bakfietsen met een nominaal maximumvermogen van
meer dan 250W vallen binnen de Verordening (EU) nr. 168/2013 en vallen dus buiten
het LEV-kader.
Fiets
LEV
Elektrische scooter / speed-pedelec
Gewone en bakfietsen
1a
E-fiets, e-bakfiets
< 55 kg
1b
E-step, Segway
< 55 kg
2a
LEVs voor goederen-vervoer
> 55 kg
2b
LEVs voor personen- vervoer
> 55 kg
Bromfiets
speed-pedelec
Snorfiets
Geen minimum leeftijd
Geen minimum leeftijd
16 jaar
18 jaar
18 jaar
16 jaar
16 jaar
NVT
25 km/u
25 km/u
25 km/u
25 km/u
45 km/u
25 km/u
Geen helmplicht
Geen helmplicht
Geen helmplicht
Geen helmplicht
Geen helmplicht
Helmplicht
Geen helmplicht1
Geen rijbewijs
Geen rijbewijs
Geen rijbewijs
AM
AM
AM
AM
Technische eisen Machine-richtlijn
Technische eisen Machine-richtlijn
Nieuwe technische eisen
Nieuwe technische eisen
Nieuwe technische eisen
Verorde-ning (EU) nr. 168/ 2013
Verorde-ning (EU) nr. 168/ 2013
Zelfcerti-ficering
Zelfcerti-ficering
Nationale goedkeur door RDW
Nationale goedkeur door RDW
Nationale goedkeur door RDW
EU regels voor goedkeur
EU regels voor goedkeur
Toezicht op de markt
Toezicht op de markt
Toezicht op fabricage
Toezicht op fabricage
Toezicht op fabricage
Toezicht op fabricage
Toezicht op fabricage
Geen kenteken
Geen kenteken
Kenteken
Kenteken
Kenteken
Kenteken
Kenteken
AVP/ AVB
AVP/ AVB
WAM
WAM
WAM
WAM
WAM
Fietspad
Fietspad
Fietspad
Fietspad/ rijbaan
Fietspad/ rijbaan
Rijbaan
Fietspad1
X Noot
1
Helmplicht is voorzien per 1 juli 2022 en via maatregel «Snorfiets naar de rijbaan»
heeft de wegbeheerder de mogelijkheid de snorfiets naar de rijbaan te sturen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.