Brief regering : Lopende trajecten curriculum en derde tussenadvies wetenschappelijke Curriculumcommissie
31 293 Primair Onderwijs
               31 289 Voortgezet Onderwijs
         
Nr. 585 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 juli 2021
Met deze brief zend ik u de antwoorden op de vragen van de commissie Onderwijs, Cultuur
                  en Wetenschap bij het schriftelijk overleg inzake enkele lopende trajecten rond onder
                  meer de eindexamenprogramma’s wiskunde, levende talen en de herziening van de referentieniveaus
                  Taal en Rekenen (Kamerstuk 31 332, nr. 105). Ook informeer ik uw Kamer middels deze brief over het derde tussenadvies van de
                  wetenschappelijke Curriculumcommissie (hierna: Curriculumcommissie) over de werkopdracht
                  voor SLO voor het bijstellen van examenprogramma’s en haar verdiepende studie over
                  het beoordelingskader kansengelijkheid1.
               
In deze brief reflecteer ik ook op de huidige impasse in de curriculumbijstelling.
                  Waar aan de ene kant enkele urgente vakken versneld worden bijgesteld, ligt aan de
                  andere kant het traject om te komen tot verbeterde kerndoelen nu al langere tijd stil.
                  Dat is onwenselijk, want een verbeterd curriculum is een belangrijke stap in het verbeteren
                  van de kwaliteit en kansengelijkheid in het onderwijs, met name op de basisvaardigheden.
                  Om gezamenlijk stappen te zetten is het tijd om de aanbevelingen van de Curriculumcommissie
                  ter hand te nemen. Hierbij schets ik de hoofdlijnen van het beoogde vervolgproces.
                  Dit vervolgproces is substantieel anders dan de werkzaamheden die hiervoor onder de
                  noemer Curriculum.nu zijn uitgevoerd. Deze aanpassing is mede ingegeven door de wensen
                  die uw Kamer hierover heeft uitgesproken.
               
1. Het belang van bijstelling van het curriculum
               
De bijstelling van het curriculum is noodzakelijk om de maatschappelijke opdracht
                  aan scholen te verhelderen. De verwachtingen van het onderwijs zijn hoog, verstrekkend
                  en regelmatig ook te divers. Nog te vaak is onduidelijk wat «mag» of «moet». Dit zorgt
                  voor een overladen gevoel bij leraren en schoolleiders. Wat wordt er nu immers écht
                  van hen verwacht, en wat ook vooral niet? Meer duidelijkheid hierover draagt bij aan
                  focus, tijd en ruimte voor leraren en een doelgericht programma voor leerlingen. Dit
                  komt uiteindelijk de kwaliteit van het onderwijs en kansengelijkheid voor leerlingen
                  ten goede.
               
Deze stelseltaak heeft de overheid onvoldoende vervuld, waardoor het curriculum verouderd,
                  versnipperd en overladen is geraakt. Zo is er al vanaf 2006 geen onderhoud geweest
                  aan de kerndoelen in het primair onderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs.
                  Belangrijke leergebieden als burgerschap en digitale geletterdheid hebben nu geen
                  plek in het curriculum van alle leerlingen. Ook heeft de commissie Dijsselbloem in
                  2008 aangegeven dat er meer houvast in onderwijsdoelen moet worden gegeven.2 Door het maken van concretere doelen en beter doorlopende leerlijnen – bijvoorbeeld
                  om de overgang tussen het primair en voortgezet onderwijs te versoepelen – verbeteren
                  we het curriculum en de kwaliteit en kansengelijkheid van ons onderwijs.
               
2. Curriculum.nu een afgerond traject
               
Op 9 september 2020 is op verzoek van uw Kamer de curriculumcommissie begonnen met
                  haar taak om de curriculumbijstelling vanuit de wetenschap te versterken.3 Zij heeft intussen twee tussenadviezen uitgebracht; bijgaand treft u het derde aan4. De Curriculumcommissie heeft in haar eerste tussenadvies geadviseerd over de opbrengsten
                  van Curriculum.nu. Zij concludeerde dat er op onderdelen verbetering nodig is, maar
                  dat de opbrengsten een bruikbaar vertrekpunt vormen voor het bijstellen van de kerndoelen
                  en eindtermen. Curriculum.nu is daarmee afgerond. Nu is het tijd om de kerndoelen
                  en eindtermen – conform de aanbevelingen van de Curriculumcommissie – daadwerkelijk
                  bij te stellen en daarbij de aanbevelingen van de Curriculumcommissie op te volgen.
               
Uw Kamer heeft hierbij helder aangegeven welke vakken u als urgent ziet en welke vakken
                  op de meer lange termijn kunnen worden opgepakt.5 Met de problemen die er in het onderwijs geconstateerd zijn op het gebied van basisvaardigheden
                  en het absorptievermogen van het onderwijs vind ik een dergelijke fasering – waar
                  dat kan – een verstandige aanpak. Vakken die het fundament vormen, vragen een snellere
                  aanpak. Dit maakt dat de huidige voorgestelde aanpak echt een andere is dan de eerdere
                  integrale werkwijze bij Curriculum.nu waarbij het curriculum van begin primair onderwijs
                  tot einde voortgezet onderwijs voor alle vakken gezamenlijk werd aangepakt. Van de
                  merknaam Curriculum.nu zal dan ook geen gebruik meer worden gemaakt.
               
3. Minder complexe en gefaseerde werkwijze in bovenbouw vo
               
De aanpak voor de bijstelling van de bovenbouw van het voortgezet onderwijs is in
                  ieder geval op drie punten significant anders dan de integrale werkwijze van Curriculum.nu.
               
Ten eerste wordt de bijstelling van de examenprogramma’s in de bovenbouw van het voortgezet
                  onderwijs losgeknipt van de bijstelling van de kerndoelen (po en onderbouw vo). Ten
                  tweede wordt er in de bovenbouw slechts met enkele urgente vakken gestart. Door deze
                  complexiteitsreductie en fasering kan de tijdwinst voor de urgente vakken soms zelfs
                  enkele jaren zijn. De vakken die als eerste van start gaan zijn: Nederlands, wiskunde6, de moderne vreemde talen, maatschappijleer7 en de bètavakken8. Vooruitlopend op de start van deze vakvernieuwingen zijn – conform de motie van
                  het lid Van Meenen9 – belangrijke stappen gezet om enkele urgente knelpunten in de huidige centrale examens
                  op te pakken. Hier ga ik in de antwoorden van het schriftelijk overleg dieper op in.
                  Ten derde worden er meer vakexperts, lerarenopleiders en vakdidactici betrokken bij
                  de totstandkoming van examenprogramma’s dan dat bij de ontwikkeling van de voorstellen
                  van Curriculum.nu het geval was. Dit is onder andere noodzakelijk om de aansluiting
                  met het vervolgonderwijs te verbeteren.
               
Het loslaten van de integrale werkwijze is in de bovenbouw vo mogelijk doordat het
                  curriculum in de bovenbouw in vakken is georganiseerd en er met de huidige examenprogramma’s
                  al een goede basis ligt. De opdracht is daarmee minder complex door een heldere afbakening
                  van het examenprogramma, dat door een vakspecialist wordt onderwezen. Dit sluit aan
                  bij de manier waarop bijstellingen in het verleden plaatsvonden: per vak. Hierbij
                  wachten sommige vakken al jarenlang op groot onderhoud, terwijl andere vakken juist
                  vrij recent al zijn vernieuwd. Hierdoor zal het tempo van bijstellen van examenprogramma’s
                  en implementatie tussen verschillende vakken uit elkaar lopen.
               
Om de samenhang tussen vakken zoveel mogelijk te borgen is er een heldere werkopdracht
                  voor SLO gemaakt met enkele gemeenschappelijke ontwerpprincipes. Dat is geheel in
                  lijn met de aanbevelingen van de Curriculumcommissie (zie kader 1). Zo vindt er bij
                  actualisatie van de examenprogramma’s afstemming plaats tussen verwante vakken en
                  worden de examenprogramma’s voor vmbo, havo en vwo van een bepaald vak gelijktijdig
                  bijgesteld door één vakvernieuwingscommissie. Dit laatste is onder andere relevant
                  voor de verbetering in de aansluiting tussen vmbo en havo, juist om drempels voor
                  leerlingen weg te nemen in die overstap.
               
Kader 1: Derde tussenadvies wetenschappelijke Curriculumcommissie
In het derde tussenadvies «Examenprogramma’s in perspectief» reflecteert de Curriculumcommissie op de conceptwerkopdracht aan SLO voor de bijstelling
                        van examenprogramma’s (Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl). Zij concludeert dat de werkopdracht voor het bijstellen van examenprogramma’s hanteerbaar
                        is en adviseert onder andere aanscherping op twee punten:
                     
• De Curriculumcommissie adviseert om toe te werken naar een gemeenschappelijke architectuur
                              voor de examenprogramma’s, en heeft een toetskader opgesteld dat hierbij kan helpen.
                           
• Ook vraagt zij aandacht voor een meer eigenstandige betekenis van het schoolexamen
                              in het opstellen van eindtermen, met hierbij meer balans tussen kwalificatie, socialisatie
                              en persoonsvorming in de eindtermen.
                           
Met het opvolgen van de adviezen van de Curriculumcommissie is het mogelijk om op
                  korte termijn enkele urgente vakken te verbeteren, met behoud van kwaliteit in de
                  samenhang. Dat betekent overigens niet dat bijgestelde examenprogramma’s binnen één
                  of twee jaar al op scholen kunnen worden gebruikt. Wanneer wel hangt per vak af. Er
                  is hier een zorgvuldig proces van bijstellen, beproeven en implementeren nodig, maar
                  door het versnellen van urgente vakken kan er voor deze vakken wel een significante
                  tijdswinst worden geboekt. Voor het bijstellen van de kerndoelen (po en onderbouw
                  vo) ligt dit anders.
               
4. Samenhangende aanpak kerndoelen po en onderbouw vo
               
Het loslaten van een samenhangende werkwijze in het po en de onderbouw vo zou een
                  breuk met het verleden en de praktijk betekenen. De huidige kerndoelen zijn ruim vijftien
                  jaar geleden voor alle leergebieden tegelijk ontwikkeld. Dat sluit aan bij de realiteit,
                  waarin een leraar in het primair onderwijs alle leergebieden onderwijst. Voor de leraar
                  is het – zowel voor de implementatie als voor het uiteindelijke toepassen van de bijgestelde
                  kerndoelen – daarom belangrijk dat de kerndoelen tussen leergebieden in samenhang
                  kunnen worden aangeboden zodat de overladenheid wordt beperkt. Ook voor leerlingen
                  is het van belang dat de kerndoelen, die het totale programma omvatten, voldoende
                  samenhangend en in de daarvoor beschikbare onderwijstijd «leerbaar» zijn.
               
Daarnaast is het voor de doorlopende leerlijn – een soepele overgang – van primair
                  naar voortgezet onderwijs van cruciaal belang dat de kerndoelen daar naadloos op elkaar
                  aansluiten. De afgelopen jaren is steeds pregnanter naar voren gekomen hoe belangrijk
                  een soepele overgang van het po naar het vo is, bijvoorbeeld in het kader van kansengelijkheid.
                  Consistentie in het curriculum is hier een belangrijke voorwaarde voor. Dit geeft
                  de Curriculumcommissie ook aan in haar verdiepende studie over het beoordelingskader
                  kansengelijkheid (zie kader 2).
               
Kader 2: Verdiepende studie beoordelingskader kansengelijkheid
In de verdiepende studie «Kaders voor kansen» (Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl) reflecteert de Curriculumcommissie op het beoordelingskader kansengelijkheid taal
                        en rekenen dat is opgesteld door SLO. Haar belangrijkste aanbevelingen zijn:
                     
• Het door SLO opgestelde beoordelingskader functioneert voor de gebieden taal en rekenen,
                              maar dient te worden verbreed naar het hele curriculum.
                           
• En dergelijk breder kader voor een curriculum dat kansengelijkheid bevordert kan worden
                              opgebouwd aan de hand van negen criteria.
                           
• Deze negen criteria bevatten onder andere het belang van een soepele doorlopende leerlijn,
                              met aandacht voor diversiteit in de formulering van kerndoelen en ruimte voor meertaligheid.
                           
Het gelijktijdig bijstellen van de kerndoelen voor alle leergebieden in het primair
                  onderwijs en in de onderbouw van het voortgezet onderwijs gaat overigens niet ten
                  koste van de snelheid voor de urgente leergebieden. Het ontwikkelen van kerndoelen
                  kent eenzelfde doorlooptijd, hierbij maakt het niet of het gaat om vier of negen leergebieden.
                  In het onderling afstemmen van de leergebieden gaat ook nauwelijks extra tijd zitten,
                  met name omdat het maar negen leergebieden zijn.
               
Deze exercitie is dan ook vele malen kleinschaliger dan het gezamenlijk ontwikkelen
                  van meer dan 100 examenprogramma’s voor vijf niveaus. Bovendien ligt er een goede
                  basis, zoals de curriculumcommissie ook aangeeft.
               
Uiteraard moeten we hierbij realistisch zijn in wat we in deze periode aan het onderwijs
                  vragen. Daar hebben enkele fracties in uw Kamer en organisaties als de AOb, CNV, het
                  Lerarencollectief, de FvOv en het Platform VVVO ook expliciet aandacht voor gevraagd.
                  Dit vraagt in de eerstvolgende fase een gerichte inzet van een klein aantal leraren
                  en tegelijkertijd zorg dragen voor passende informatie om de grotere groep leraren
                  goed mee te nemen, zoals de motie-Westerveld/Van den Hul ook expliciet vraagt.10
Hoewel er nog geen definitieve vervolgaanpak voor het bijstellen van de kerndoelen
                  is vastgesteld, is het wel duidelijk dat dit voor de komende twee schooljaren slechts
                  zeer beperkt de scholen belast. Voor het bijstellen van de kerndoelen zullen – naast
                  vakexperts – enkele tientallen leraren nodig zijn. Ook zal de beproeving van (concept)kerndoelen
                  in de praktijk pas vanaf 2023 plaatsvinden. Deelname aan pilots is ook altijd vrijwillig
                  voor scholen. Als laatste zal er – in tegenstelling tot Curriculum.nu – op een veel
                  kleinschaligere en efficiëntere wijze feedback worden opgehaald. Er zal veel gerichter
                  worden gewerkt met kleinere advieskringen en een sterkere rol voor vakverenigingen.
                  Hiervoor zullen de vakverenigingen ook worden gefaciliteerd, en op gezette momenten
                  zullen de betrokken organisaties hun achterban kunnen informeren en consulteren over
                  de voortgang.
               
5. Versterkte nadruk op basisvaardigheden, nu en in de toekomst
               
We werken ondertussen keihard door aan het verbeteren van de basisvaardigheden, zoals
                  ik in diverse brieven over het Leesoffensief en het Nationaal Programma Onderwijs
                  heb aangegeven. Dat is belangrijk om nu al te doen, voor het inlopen van eventuele
                  leervertragingen nu en ook voor het later implementeren van een verbeterd curriculum.
                  Zo blijven bijvoorbeeld taal- en rekenvaardigheden altijd essentieel om andere lesstof
                  aan te leren en daarbij zullen deze vaardigheden niet wezenlijk veranderen.
               
Daarom komt er ook in het traject van de curriculumbijstelling extra nadruk op deze
                  vaardigheden. Dit onder andere met de uitvoering van de eerder genoemde motie van
                  het lid Van Meenen11, maar ook in het beproeven van de (concept)kerndoelen op scholen, in de bij- en nascholing
                  van leraren en in de uiteindelijke implementatie van een bijgesteld curriculum. De
                  aandacht voor de basisvaardigheden verslapt dus zeker niet door de gelijktijdige aanpak
                  van de kerndoelen.
               
6. Tot slot
               
In lijn met de wens van uw Kamer heeft de Curriculumcommissie inmiddels geadviseerd
                  over de werkopdrachten aan SLO. Met het opvolgen van de aanbevelingen wordt het proces
                  voorzien van een stevige wetenschappelijke onderbouwing om de kwaliteit van de basisvaardigheden
                  te verbeteren. Een bijgesteld curriculum is zeker niet het enige dat daarvoor nodig
                  is. Maar zoals de Curriculumcommissie ook aangeeft, is het een noodzakelijke stap
                  om goed en eigentijds onderwijs te geven. Ik vraag uw Kamer dan ook naast het oppakken
                  van de door uw Kamer gewenste urgente zaken, mij op korte termijn de ruimte geven
                  om een aanpak vorm te geven voor het bijstellen van de kerndoelen.
               
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media