Brief regering : Invulling van de motie van het lid Bouali c.s. over de uitwisseling van studenten
35 393 Betrekkingen tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk
Nr. 43 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 juli 2021
Op 5 januari jl. heeft uw Kamer de motie1 van het lid Bouali aangenomen (Handelingen II 2020/21, nr. 40, item 5). In deze motie vraagt de Kamer de regering om zich in te zetten om in bilateraal
of in EU-verband met het VK te bekijken op welke wijze, in navolging van het Erasmusprogramma,
de uitwisseling van studenten aan beide zijden van het Kanaal kan worden bestendigd.
Tijdens het schriftelijk overleg over de informele videoconferentie van onderwijsministers
op 22 januari 2021 en het verslag van de videoconferentie van EU Onderwijsministers
van 30 november 2020 (Kamerstuk 21 501-34, nr. 353) gaf ik aan dat ik uw Kamer zou informeren zodra er meer duidelijk is over een mogelijke
toekomstige samenwerkingsrelatie met het Verenigd Koninkrijk (VK) op dit terrein.
Introductie
Het Verenigd Koninkrijk (VK) is een belangrijke partner voor Nederland wanneer het
gaat om mobiliteit en samenwerking op het gebied van onderwijs en wetenschap. Zo gingen
in de periode 2014–2020 jaarlijks circa 3000 Nederlandse ho- en mbo-studenten tijdelijk
naar het VK voor een (gedeelte van een) studie of stage via het Erasmus+ programma.
Ook waren er in het academisch jaar 2018–2019 circa 3.850 Nederlandse studenten die
buiten het Erasmus+ programma om een volledige bachelor- of masteropleiding in het
VK volgden. Een groot aandeel van de mobiliteit naar het VK vond plaats via het Erasmus+
programma. Daarom betreur ik de beslissing van het VK om zich niet als deelnemer aan
te sluiten bij het nieuwe Erasmus+ programma ten zeerste.
In deze brief treft u een overzicht van de stappen die het kabinet zet, en gaat zetten,
om in navolging van het Erasmus+ programma, de uitwisseling van studenten tussen Nederland
en het VK te bestendigen. Het gaat hier zowel om stappen in de bilaterale relatie
met het VK als om stappen in EU-verband, zoals gevraagd in de motie.
Erasmus+ programma 2014–2020
Een groot deel van mobiliteit van ho- en mbo-studenten vindt plaats via het Erasmus+
programma. Hierbij gaat het bij ho-studenten met name om studiepuntmobiliteit (het
behalen van een aantal studiepunten, door middel van studie of stage, aan een universiteit
of hogeschool in een ander land) en bij mbo-studenten met name om stagemobiliteit
en studiemobiliteit (het gedeeltelijk volgen van een mbo-opleiding aan een instelling
in een ander land).
In 2020 en de eerste helft van 2021 heeft er door de COVID-19-maatregelen weinig tot geen mobiliteit plaatsgevonden. Daarom zijn de budgetten voor mobiliteit
voor deze periodes niet of in mindere mate uitgeput. Bestaande projecten en beurzen
uit het oude Erasmus+ programma (2014–2020) kunnen nog worden ingezet voor reguliere
studiepuntmobiliteit, studiemobiliteit en stagemobiliteit van en naar het VK. Dit
budget kan in beginsel worden gebruikt tot mei 2023, al zal het beschikbare budget
elk jaar verder worden uitgeput. Dit geldt ook voor mobiliteit en samenwerking via
het Erasmus+ programma binnen het primair-, voortgezet-, en volwassenenonderwijs.
Om deze reden zie ik geen noodzaak om op korte termijn (voor of tijdens het academisch-/studiejaar
2021–2022) afspraken te maken over studie(punt)- en stagemobiliteit voor studenten.
Dit geeft mij ook de gelegenheid om de nieuwe situatie die is ontstaan door Brexit
beter in beeld te krijgen en te verkennen wat de mogelijkheden zijn voor toekomstige
afspraken met het VK, zowel in nationaal als in EU-verband.
Erasmus+ programma 2021–2027
Het VK heeft besloten om niet als programmaland deel te nemen aan het nieuwe Erasmus+
programma (2021–2027). Dat wil zeggen dat er geen nieuwe reguliere projecten met het
VK kunnen worden gefinancierd via Erasmus+. Echter, er is binnen het nieuwe programma
wel een aantal mogelijkheden waarop samenwerking en mobiliteit met het VK in beperkte
mate mogelijk is:
• Net als in het vorige Erasmus+ programma wordt in het nieuwe Erasmus+ programma een
klein deel van het budget specifiek gealloceerd voor mobiliteit met derde landen.
Mbo- en ho-instellingen kunnen hier gebruik van maken. Dit budget komt uit het EU
Instrument voor Nabuurschapsbeleid, Ontwikkeling en Internationale Samenwerking (NDICI).
Sinds het uittreden van het VK uit de EU is het VK een derde land en daarom kan voor
mobiliteit van en naar het VK beperkt gebruik worden gemaakt van deze mogelijkheid.
• Verder blijft het in het nieuwe programma ook voor derde landen mogelijk om mee te
doen aan een beperkt aantal specifieke onderdelen van het programma, zoals de Erasmus
Mundus Joint Master programma’s en activiteiten binnen Jean Monnet acties.
• Nieuw binnen het nieuwe programma is dat maximaal 20% van het reguliere budget voor
mobiliteit binnen de EU gebruikt kan worden voor uitwisseling met niet-EU-lidstaten.
Naar aanleiding van het niet deelnemen van het VK aan het nieuwe programma Erasmus+
en in het licht van de uitvoering van de motie Bouali trekt Nederland samen met Duitsland
actief op om een discussie binnen de EU te voeren over de toekomstige samenwerking
met het VK op het gebied van onderwijs.
Veranderingen studentenmobiliteit korte termijn
Door de COVID-19-pandemie is er in algemene zin een exceptionele situatie ontstaan
rondom mobiliteit en uitwisseling van studenten. Daarom is het op dit moment ingewikkeld
om alle exacte gevolgen van Brexit te overzien. De afgelopen tijd zijn er, ter uitvoering
van de motie, verschillende ambtelijke gesprekken met de koepels en instellingen gevoerd.
In deze gesprekken zijn een aantal veranderingen op korte termijn naar voren gekomen,
zoals de aanvraag van een visum wanneer een student langer dan 6 maanden in het VK
wil studeren, de verhoging van het collegegeld voor Nederlandse studenten die een
volledige ho-studie in het VK willen volgen (diplomamobiliteit) en de aanvraag van
een certificate of sponsorship, dat nodig is om in het VK stage te lopen. Ik blijf de komende tijd in gesprek met
de koepels over welke ontwikkelingen en veranderingen zij signaleren. Deze signalen
neem ik mee in de gesprekken die met het VK en binnen de EU over deze onderwerpen
worden gevoerd.
Holland Scholarship programma
Om de veranderingen voor ho- studenten in mobiliteit naar het VK deels op te vangen
wordt het VK vanaf collegejaar 2021–2022 toegevoegd aan de lijst van bestemmingslanden
voor studenten met een beurs vanuit het Holland Scholarship programma. Dit betekent dat Nederlandse ho-studenten per 1 september 2021 een beurs
kunnen krijgen om te studeren in het VK en ho-studenten uit het VK een beurs kunnen
aanvragen via het Holland Scholarship programma om te studeren in Nederland. Het budget voor het Holland Scholarship programma blijft vooralsnog gelijk en moet met de toevoeging van het VK daardoor
over meerdere landen verdeeld worden.
Turing Scheme
Daarnaast is het VK een nieuw mobiliteitsprogramma gestart dat voor Britse studenten
de mogelijkheid gaat bieden om een gedeelte van hun opleiding in het buitenland te
volgen: het Turing Scheme. Vooralsnog is dit een eenzijdig programma, gericht op mobiliteit van Britse scholieren
en studenten. Dit programma is expliciet geen vervanging van het Erasmus+ programma.
Het bedrag van de beurzen is lager dan eerdere vergoedingen uit het Erasmus+ programma,
en een standaard reiskostenvergoeding ontbreekt. De Britse overheid benadrukt dat
zij vooral een rol zien voor de instellingen bij het bepalen van de voorwaarden en
afspraken rondom het Turing Scheme. Het eerste college-/studiejaar (2021–2022) wordt door de Britse overheid beschouwd
als een pilot-jaar. De voorwaarden zouden in de toekomst kunnen veranderen. Daarnaast heeft Wales aangekondigd
bezig te zijn met het ontwikkelen van een eigenstandig uitwisselingsprogramma voor
instellingen ter vervanging van Erasmus+. In Schotland zijn gelijkaardige ontwikkelingen
gaande. Deze programma’s zullen naar verwachting worden ingezet als aanvullingen op
het Turing Scheme, die instellingen kunnen gebruiken voor interinstitutionele overeenkomsten die tot
stand kunnen komen zonder tussenkomst van overheden. De ontwikkelingen van deze verschillende
programma’s monitor ik nauwlettend, al dient te worden opgemerkt dat de constituerende
landsdelen binnen het VK niet zelfstandig bevoegd zijn om verdragen te sluiten met
andere staten.
Ik vind het van belang dat we, ondanks de Brexit, Nederland en het VK in de domeinen
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap met elkaar blijven verbinden. Om hier voortvarend
mee aan de slag te gaan, is op 1 juni 2021 een Onderwijs- en Wetenschapsattachée gestart
op de Nederlandse ambassade in Londen, die zich namens het Ministerie van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap zal inzetten voor de samenwerking met het VK. Zoals de Minister
van Buitenlandse Zaken eerder namens het kabinet aan uw Kamer heeft gemeld2 staat het kabinet in nauw contact met de Europese Commissie en andere lidstaten over
de relatie met het VK.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap