Brief regering : Geannoteerde agenda informele Raad voor Concurrentievermogen van 21 en 22 Juli 2021
21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen
Nr. 537 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 juli 2021
Op 21 en 22 juli a.s. vindt de informele Raad voor Concurrentievermogen (thema’s onderzoek
en industrie) plaats. Hierbij stuur ik u de geannoteerde agenda’s met daarin een beschrijving
van de discussiepunten en de Nederlandse inzet op industrie, mede namens de Staatssecretaris
van Infrastructuur en Waterstaat. Daarbij stuur ik u ook de geannoteerde agenda voor
het onderdeel onderzoek, namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
M.C.G. Keijzer
Geannoteerde Agenda informele Raad voor Concurrentievermogen 21 juli: thema Onderzoek
Europese Onderzoeksruimte: vertaling van gedeelde Europese doelen naar nationale acties
Beleidsdebat
Tijdens de informele Raad zal over de vernieuwde Europese Onderzoeksruimte (ERA) gedebatteerd
worden. Tijdens de afgelopen Raad voor Concurrentievermogen van 28 mei jl. (Kamerstuk
21 501-30, nr. 535) is ook over de ERA gesproken. Op het moment van schrijven is de exacte vraagstelling
voor dit debat nog niet bekend.
Op dit moment wordt er door de Europese Commissie gewerkt aan een (niet-bindend) Pact
voor onderzoek en innovatie (O&I). Naar verwachting presenteert de Commissie het Pact
medio juli als Raadsaanbeveling. Het Pact zal voortborduren op de Commissiemededeling
over de ERA van september 2020 en de vier strategische doelen uit de mededeling verder
uitwerken. Deze vier doelen zijn: 1. Investeringen en hervormingen prioriteren; 2.
Toegang tot excellentie; 3. O&I resultaten vertalen naar de economie en maatschappij
en 4. Verdieping van de ERA. Binnen deze vier doelen staan excellentie, concurrentievermogen,
openheid, impact en talent centraal.
De discussie in de aankomende Raad zal zich vermoedelijk richten op de vertaling van
de strategische ERA-doelen naar nationale acties in het Pact. Hierbij gaat het mogelijk
om acties zoals synergie tussen hoger onderwijs en onderzoek, meer synergie tussen
O&I-beleid en de Industriestrategie en het betrekken van burgers bij O&I.
Ten aanzien van het krachtenveld is de verwachting dat vrijwel alle lidstaten wederom
het belang van O&I voor maatschappelijke uitdagingen zullen benadrukken en een relatie
leggen met de beleidsmatige speerpunten die ieder land heeft voor het Pact.
Nederland acht het positief dat er gesproken wordt over het vertalen van Europese
O&I-doelen naar nationale plannen. De doelen uit de Commissiemededeling sluiten goed
aan bij de Nederlandse prioriteiten. Nederland zal, conform het BNC-fiche over de
vernieuwde ERA,1 het belang uitdragen van investeringen om een hoogwaardig O&I-klimaat te creëren
en om grote maatschappelijke uitdagingen aan te pakken. Speciale aandacht gaat uit
naar open science, impact van O&I, erkennen en waarderen, gendergelijkheid en samenwerking in ecosystemen.
Nederland is al actief op deze aandachtsgebieden en zal benadrukken zo veel mogelijk
bij bestaande nationale initiatieven en processen aan te sluiten en deze waar mogelijk
verder uit te breiden.
Gebalanceerde openheid: de mondiale aanpak van onderzoek en innovatie
Beleidsdebat
De Raad debatteert over de balans tussen openheid en strategische autonomie bij internationale
samenwerking in onderzoek en innovatie. Dit beleidsdebat sluit aan bij de recent gepresenteerde
Commissiemededeling «Mondiale benadering van Onderzoek en Innovatie» (Kamerstuk 22 112, nr. 3146) van mei jl.2 De exacte vraagstelling is op moment van schrijven nog niet bekend.
De discussie zal zich vermoedelijk richten op het vinden van een balans tussen enerzijds
openheid en anderzijds wederkerigheid, een gelijk speelveld en respect voor fundamentele
waarden in internationale samenwerking.
Internationale samenwerking op het gebied van O&I is voor de meeste lidstaten belangrijk.
In het kader van open strategische autonomie is de verwachting dat een deel van de
lidstaten juist het belang van openheid in internationale samenwerking zal benadrukken.
Hierbij geldt het principe «zo open als mogelijk» om samenwerking met excellente partners
en bondgenoten voort te kunnen zetten, hoewel dit wel op basis van wederkerigheid
dient te gebeuren. Andere lidstaten zullen naar verwachting een meer protectionistische
houding tonen en samenwerking, waaronder gezamenlijke publieke aanbestedingen, eerder
tot de EU willen beperken.
Het kabinet zal uitdragen dat het uitgangspunt «open waar mogelijk, gesloten indien
nodig» te allen tijde gevolgd dient te worden. Nederland is voorstander om bij internationale
samenwerking maatwerk toe te passen en om niet op voorhand derde landen uit te sluiten.
Het belang van internationale samenwerking moet voorop blijven staan, maar wel met
aandacht voor het beschermen van de strategische belangen van de EU en Nederland.
Nederlandse deelname aan het vorige kaderprogramma
Hierbij informeert het kabinet uw Kamer over de prestaties van Nederland in het vorige
Europese kaderprogramma voor O&I, Horizon 2020, dat liep van 2014–2020. Horizon 2020
is afgerond, er zullen geen openstellingen meer plaats vinden. Hoewel de laatste toekenningen
nog niet allemaal zijn verwerkt, laat de actuele stand van zaken per 2 juni jl. zien
dat Nederland onverminderd goed is blijven presteren en zijn sterke positie heeft
behouden als netto-ontvanger van Horizon 2020-middelen. Nederland heeft in totaal
ruim € 5,3 miljard ontvangen van de € 67,5 miljard die de Europese Commissie in het
kader van Horizon 2020 heeft toegekend. Het retourpercentage voor Nederland komt daarmee
op 7,9%. Nederland neemt de zesde plaats in van EU-lidstaten die de meeste middelen
uit Horizon 2020 ontvangen. Wanneer gekeken wordt naar toegekende financiering per
inwoner, dan voert Nederland deze ranglijst aan.
De grootste ontvangers van Horizon 2020-budget zijn Nederlandse universiteiten en
universitaire medische centra, onderzoeksinstellingen en het Nederlandse bedrijfsleven.
Nederlandse universiteiten en universitaire medische centra hebben in totaal € 2,68
miljard ontvangen (50,4% van de totale subsidie die aan Nederland is toegekend). Nederlandse
onderzoeksinstellingen ontvangen samen bijna € 983 miljoen. Dat is 18,5% van de totale
Horizon 2020-subsidie die aan Nederland is toegekend. Nederlandse bedrijven hebben
in totaal € 1,26 miljard uit Horizon 2020 ontvangen (23,7% van de totale subsidie
die aan Nederland is toegekend). Van de € 1,26 miljard die aan Nederlandse bedrijven
is toegekend, gaat € 893,7 miljoen naar het midden- en kleinbedrijf (71% van het budget
dat naar de bedrijven gaat). De gemiddelde slaagkans van Nederlandse deelnemers in
Horizon 2020 ligt met 16,9% boven het Europese gemiddelde van 12,4%. Overheidsinstellingen
en andere partijen hebben € 391 miljoen ontvangen. Dat brengt het totaal op € 5,3
miljard. Zodra alle toekenningen hebben plaatsgevonden, kan de eindbalans voor de
Nederlandse deelname aan Horizon 2020 worden opgemaakt.
Informatievoorziening aan Nederlandse deelnemers en ondersteuning van aanvragers verloopt
onder Horizon Europe, net als onder Horizon 2020, via de Rijksdienst voor Ondernemend
Nederland (RVO.nl).
Geannoteerde Agenda Informele Raad voor Concurrentievermogen 21–22 juli: thema Industrie
De informele Raad voor Concurrentievermogen van 21 en 22 juli staat in het teken van
een «smart, creative and circular future». Het overkoepelende thema komt rechtstreeks voort uit de recent gepubliceerde update
van de industriestrategie voor Europa. Deze update was gestoeld op drie hoofdboodschappen,
namelijk 1) het vergroten van de weerbaarheid van de interne markt en versterking
daarvan met het oog op economisch herstel; 2) de proportionele omgang met ongewenste
strategische afhankelijkheden en 3) versnelling van de groene- en digitale transities.
De kabinetsinzet ten aanzien van de update van de industriestrategie is op 11 juni
naar uw Kamer gestuurd in de vorm van een BNC-fiche3.
Het Sloveense voorzitterschap heeft twee beleidsdebatten gepland over de textielindustrie
en de energie-intensieve industrie. Specifiek spreekt de Raad over de implementatie
van de geüpdatete industriestrategie en de daaruit voortvloeiende uitdagingen en perspectieven
op het gebied van duurzame transities, concurrentievermogen en weerbaarheid voor deze
industrieën.
Het kabinet zal tijdens de Raad in algemene zin benadrukken dat een snelle implementatie
van de industriestrategie en versnelling van de groene- en digitale transities noodzakelijk
zijn voor een weerbare en concurrerende Europese Unie. Dit standpunt werd in de vorige
formele RvC al breed onderschreven door andere lidstaten. Hieronder staat beschreven
wat het kabinet zal uitdragen in de specifieke beleidsdebatten.
Beleidsdebat Textielindustrie
Het Sloveens voorzitterschap is voornemens tijdens de informele Raad van gedachten
te wisselen over het herstel en veerkracht van de EU textielindustrie. De textielsector
is van groot belang voor de EU in termen van werkgelegenheid en consumptie. De ecologische
voetafdruk van de textielindustrie is echter groot. De COVID-19-crisis biedt een kans
om nu actie te ondernemen om de textielindustrie te helpen zich op een meer veerkrachtige,
duurzame en circulaire manier te herstellen, waardoor het concurrentievermogen van
de EU op de wereldmarkt wordt vergroot.
Het kabinet ziet, in lijn met het nationaal beleidsprogramma circulair textiel 2020
– 20254, een ambitieuze en integrale aanpak als een voorwaarde voor een duurzame, circulaire,
concurrerende en innovatieve Europese textielsector. Het kabinet juicht het voornemen
van de Europese Commissie om te komen tot een alomvattende EU textielstrategie, waarin
circulaire principes centraal staan, dan ook toe.5 Er is onder lidstaten en bij het Europese parlement brede steun voor een dergelijke
aanpak.
Beleidsdebat Energie-intensieve industrie
Nederland zal tijdens de Raad aangeven kennis te hebben genomen van het fit for 55 (FF55) pakket, dat de Europese Commissie 14 juli a.s. zal publiceren. Hierover ontvangt
uw Kamer te zijner tijd een kabinetsappreciatie via de gebruikelijke BNC-fiches. Het
pakket bevat voorstellen die invulling dienen te geven aan de EU-doelstelling om emissies
in 2030 met 55% te verminderen. Ook worden de ambities voor verduurzaming verhoogd.
De transitie naar een klimaat neutrale economie is uitdagend, maar biedt ook veel
kansen. Voor bijvoorbeeld de energie-intensieve industrie levert de klimaattransitie
ook nieuwe duurzame verdienkansen en werkgelegenheid op. In de Raad zal Nederland
uitspreken dat het de ambitie heeft en de kansen ziet om de (Europese) vestigingsplaats
te zijn voor duurzame (basis)industrie. Belangrijke randvoorwaarden hiervoor zijn
aanwezig: van een hoogopgeleide technische beroepsbevolking tot een gunstige geografische
ligging voor verhandeling en transport van industriële grondstoffen en goederen. Ook
biedt de Noordzee mogelijkheden voor productie van grootschalige groene elektriciteit.
Daarnaast zijn in Nederland lege gasvelden voor opslag van waterstof en CO2 (CCS) aanwezig en is eerder een buizennetwerk aangelegd voor aardgas dat ook geschikt
is voor waterstof en groen gas6.
Het kabinet vindt het van groot belang dat de industrie in Europa kansen voor verduurzaming
pakt, concurrerend blijft en schoon produceert. Hiervoor is het van belang dat de
Europese wet- en regelgeving voor het bereiken van het opgehoogde Europese emissiereductiedoel
in 2030, waaronder het FF55 pakket passend is bij de transitie van de industrie. De
beleidsmaatregelen moeten naast ambitieus ook haalbaar en betaalbaar zijn, waarbij
niet uit het oog verloren moet worden dat veel van onze industrie concurrerend is
op de wereldmarkt.
Daarom zet het kabinet zowel op Europees als nationaal niveau in op een balans tussen
enerzijds borgende en anderzijds faciliterende instrumenten voor de groene transitie
van de industrie. Enerzijds zorgt bijvoorbeeld op nationaal niveau de CO2-heffing voor een verduurzamingsprikkel additioneel aan het Emissions Trading System
(ETS) op Europees niveau. Anderzijds zijn ook diverse stimuleringsmiddelen beschikbaar
om de industriële verduurzaming te bevorderen, zoals ook gepland in het Klimaatakkoord.
Op die manier wordt continu gewerkt aan nieuwe manieren om de verduurzaming van de
industrie te versnellen, terwijl ook het concurrerende vermogen van de industrie geborgd
wordt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.C.G. Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat