Brief regering : Verslag van de Europese Raad en de Eurozonetop van 24 en 25 juni 2021
21 501-20 Europese Raad
Nr. 1721
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 juli 2021
Hierbij bied ik u, mede namens de Minister-President, het verslag aan van de Europese
Raad en de Eurozonetop van 24 en 25 juni 2021.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A.M. Kaag
VERSLAG VAN DE EUROPESE RAAD EN DE EUROZONETOP VAN 24 EN 25 JUNI 2021
Op donderdag 24 en vrijdag 25 juni 2021 vonden een Europese Raad (ER) en een Eurozonetop
plaats in Brussel.1 De Minister-President nam deel aan de vergaderingen. De voorzitter van het Europees
Parlement, David Sassoli, gaf aan het begin van de eerste werksessie een toespraak.2
Europese Raad
Lunch met SGVN Guterres
Op donderdag ving de ER aan met een lunch met de Secretaris-Generaal van de Verenigde
Naties (SGVN), António Guterres. De leden van de ER onderstreepten de noodzaak van
versterking van het op regels gebaseerde multilaterale stelsel en van krachtige samenwerking
tussen de EU en de VN om de grote mondiale uitdagingen aan te gaan. In de gedachtewisseling
stonden leden van de ER en de SGVN onder meer stil bij de pandemie en de wereldwijde
gezondheidszorg, digitalisering, klimaat, veiligheid en conflict, mensenrechten en
rechtsstatelijkheid, en asiel en migratie. Namens de drie Benelux-landen benadrukte
ook de Belgische premier het belang van nauwe samenwerking tussen de EU en de VN,
onder meer in het kader van de bestrijding van de pandemie, het bevorderen van wereldwijde
gezondheidszorg en ten aanzien van het tegengaan van klimaatverandering. De Benelux
benadrukte verder het belang van mensenrechten en van adequate financiering van de
VN in dat verband.
COVID-19-coördinatie
Met betrekking tot COVID-19 spitste de bespreking van de ER zich toe op de coördinatie
van reismaatregelen in de EU. De ER verwelkomde de goede voortgang op het gebied van
vaccinaties en de algemene verbetering in de epidemiologische situatie in de EU. Ondertussen
moeten lidstaten alert en gecoördineerd blijven optreden waar het gaat om de verspreiding
van nieuwe varianten. De verspreiding van de deltavariant werd door meerdere lidstaten
genoemd als punt van zorg. De leden van de ER stonden kort stil bij het bereikte akkoord
over het digitale COVID-certificaat (DCC) en de twee Raadsaanbevelingen over reizen
binnen de EU en niet-essentiële reizen vanuit derde landen naar de EU. Dit zou moeten
bijdragen aan het terugkeren naar vrij verkeer van personen zodra de gezondheidssituatie
dit toelaat. Meerdere lidstaten, waaronder Nederland, benadrukten dat het belangrijk
is hierbij een zo gelijkvormig mogelijke toepassing na te streven om risico’s te minimaliseren
en een lappendeken te voorkomen. De Minister-President verzocht in dit licht om de
Raadsaanbeveling 1475 spoedig te herzien in het licht van de ontwikkelingen en ook
nader af te stemmen over de erkenning van certificaten die door derde landen zijn
afgegeven. Ook werd stilgestaan bij de eerste geleerde lessen van de pandemie op basis
van een rapport van de Europese Commissie3 en verzochten de leden van de ER het voorzitterschap van de Raad dit op te pakken
met het oog op verbeterde collectieve paraatheid en weerbaarheid in het geval van
toekomstige crises. De Minister-President verzocht de ervaringen van lidstaten hier
goed in te betrekken en ook het functioneren van de interne markt nadrukkelijk mee
te nemen in de evaluatie.
De ER bevestigde het commitment aan internationale solidariteit in antwoord op de
pandemie. Met name het opschroeven van de mondiale vaccinproductie en de universele
toegang daartoe, in het bijzonder via COVAX, vergt spoedige voortgang. Dit vergt het
opschroeven van productie en het adresseren van eventuele bottlenecks in de leverantieketens. De Minister-President sprak steun uit voor zoveel mogelijk
ongeoormerkte steun via COVAX en benadrukte dat, om de vaccinatie te krijgen op de
plekken waar het nodig is, bredere inzet te plegen ter ondersteuning aan gezondheidssystemen
en de logistieke keten naast het ter beschikking stellen van vaccins. Tevens verwelkomde
de ER de speciale sessie van de World Health Assembly in november waar gesproken zal worden over de mogelijke totstandkoming van een nieuw
pandemie-verdrag.
Migratie
De ER stond kort stil bij migratie, met nadruk op de externe dimensie van het Europese
migratiebeleid. Hoewel de omvang van de irreguliere migratiestromen naar de EU in
de afgelopen jaren is afgenomen, vergt dit onderwerp voortdurende oplettendheid en
actie. Om verlies van levens te voorkomen en de druk aan de Europese buitengrenzen
te verlichten is het belangrijk voortgang te boeken ten aanzien van gebalanceerde,
op maat gemaakte Europese partnerschappen met landen van herkomst, transit en opvang,
op basis van wederzijdse belangen en in nauwe samenwerking met IOM en UNHCR. De Hoge
Vertegenwoordiger en de Commissie zijn door de leden van de ER gevraagd de inzet op
dit vlak te versterken met concrete acties en actieplannen te presenteren voor prioriteitslanden.
Daarnaast werd de Commissie uitgenodigd om de 10 procent NDICI-middelen die zijn bestemd
voor migratie, evenals andere relevante fondsen, optimaal te benutten en hierover
in november aan de Raad te rapporteren. De ER heeft kort stilgestaan bij de Raadsconclusies.
Hierdoor was geen ruimte om opvolging te geven aan motie van het lid Piri c.s.4 Uiteraard blijft het kabinet bezorgd over deze berichtgeving en spreekt het zich
hier ook over uit, zoals recent door de Staatsecretaris van Justitie en Veiligheid
tijdens de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken en in bilaterale gesprekken tijdens
haar bezoek aan Griekenland, waarover de Kamer separaat is geïnformeerd.
LGBTIQA+ wetgeving Hongarije
Op verzoek van Nederland en vijftien andere landen5 werd gesproken over de discriminerende amendementen in de Hongaarse wetgeving ten
aanzien van LGBTIQA+-personen. Zowel de voorzitter van de Commissie als een groot
aantal lidstaten, waaronder Nederland, in lijn met de motie van het lid Dassen c.s.6, sprak zich in scherpe bewoordingen uit over de amendementen, met verwijzing naar
artikel 2 van het Verdrag van de Europese Unie en de waardengemeenschap die de EU
is. De Minister-President stelde daarbij de vraag waarom je onderdeel van de EU zou
willen blijven als je geen onderdeel wil zijn van de waardenunie. Hongarije gaf aan
zich niet te herkennen in de geuite kritiek. Enkele andere lidstaten toonden enig
begrip voor Hongarije. In de conclusie verwees de voorzitter van de ER naar het onderzoek
van de Commissie dat zal worden voortgezet. Ook zou de Conferentie voor de Toekomst
van Europa een platform bieden om verder te spreken over de waarden van de Unie.
EU-Turkije
De ER sprak over Turkije, zoals overeengekomen tijdens de ER in maart. De leden van
de ER verwelkomden de huidige de-escalatie en onderstreepten dat Turkije deze dient
te bestendigen. De ER herhaalde, in lijn met zijn conclusies van maart, dat indien
Turkije zich constructief blijft opstellen, de Europese Unie bereid is om op een gefaseerde,
proportionele en omkeerbare wijze de samenwerking met Turkije op een aantal gebieden
te intensiveren. In dat verband constateerde de ER dat op technisch niveau een begin
was gemaakt met het werk aan een mandaat voor de eventuele modernisering van de douane-unie.
De ER onderstreepte dat aanvullende guidance van de Europese Raad nodig is voordat de Raad een dergelijk mandaat mag aannemen.
De ER benadrukte eveneens dat Turkije de implementatie van de douane-unie moet verbeteren.
De ER nam er verder kennis van dat voorbereidingen zijn begonnen voor dialogen tussen
de EU en Turkije over onderwerpen van gemeenschappelijk belang zoals migratie, gezondheid,
klimaat, terrorismebestrijding.
Het kabinet vindt dat het positieve spoor van intensivering van de samenwerking met
Turkije conditioneel dient te zijn aan voortdurend en geïntensiveerd positief gedrag
van Turkije. Het kabinet hecht er daarom bijzonder belang aan dat de ER opnieuw concludeerde
dat de rechtsstaat en de mensenrechten in Turkije een kernpunt van zorg blijven. Mede
op Nederlands aandringen benoemde de ER expliciet dat het aanpakken van politieke
partijen, mensenrechtenverdedigers en de media een terugslag vormen voor de naleving
van de mensenrechten in Turkije en in strijd zijn met Turkije’s verplichtingen. De
leden van de ER herhaalden dat een dialoog over mensenrechten en de rechtsstaat een
integraal onderdeel van de betrekkingen tussen de EU en Turkije blijft.
In het kader van de uitvoering van de EU-Turkije Verklaring levert Turkije een grote
inspanning in de opvang van bijna vier miljoen Syrische vluchtelingen. In vervolg
op zijn verklaring van maart, riep de ER de Commissie op nu snel formele voorstellen
te doen voor de toekomstige financiering van de opvang van Syrische vluchtelingen
in Turkije, Jordanië, Libanon en de regio.
Met betrekking tot het Cyprus-vraagstuk herhaalde de ER zijn gehechtheid aan een alomvattende
oplossing van de Cyprus-kwestie op basis van bestaande Veiligheidsraadsresoluties.
De ER herhaalde dat de Unie een constructieve rol zal blijven spelen bij de ondersteuning
van de door de VN gefaciliteerde besprekingen, maar stelde tegelijkertijd vast dat
de recente informele besprekingen in Geneve geen doorbraak hadden opgeleverd.
Ten aanzien van de IPA-gelden die Turkije heeft ontvangen sinds het de status van
kandidaat-lidstaat heeft verwijst het kabinet de Kamer naar het volgende overzicht.7
EU-Rusland
Volgend op zijn bespreking tijdens de buitengewone Europese Raad van 24 en 25 mei
hield de ER een strategische discussie over de relatie tussen de EU en Rusland. De
Hoge Vertegenwoordiger en de Commissie brachten op 16 juni jl. een rapport uit over
de relatie met Rusland, met beleidsmogelijkheden om effectief en gezamenlijk EU-optreden
te versterken. De Kamer ging op 21 juni jl. een appreciatie van deze Mededeling toe.8
De leden van de ER benadrukten dat de Unie gehecht is aan een eensgezinde, lange termijn
en strategische Europese benadering van Rusland op basis van de vijf guiding prinicples. De ER riep de Raad, Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger op deze beginselen ten
volle te implementeren. Tevens riep de ER Rusland op de Minsk-overeenkomsten volledig
te implementeren – dit vormt een kernvoorwaarde voor elke wezenlijke verandering in
de opstelling van de Unie.
De ER verwacht van Rusland een meer constructieve opstelling en wil dat Rusland zijn
acties tegen EU-lidstaten en derde landen staakt. De ER onderstreept dat de Unie en
de lidstaten stevig en eensgezind moeten reageren op Russische ondermijnende activiteiten,
met het hele EU-instrumentarium en in coördinatie met partners. Mede op Nederlands
aandringen, en in lijn met de motie van het lid Sjoerdsma9, vroeg de ER daarom de Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger om opties te presenteren
voor additionele sancties, waaronder economische. Mede in het kader van het verhogen
van hun weerbaarheid, onderstreepte de ER tevens het belang van verdere verdieping
van de banden tussen de Unie en de landen van het Oostelijk Partnerschap. De ER haalde
in dit verband de slotverklaring van de Oostelijk Partnerschapstop uit 2017 aan, waarin
de Europese aspiraties en keuze van enkele OP-partners worden onderkend in de context
van de inwerkingtreding van de Associatieakkoorden tussen de EU en Moldavië, Georgië
en Oekraïne, waarvan die laatste na het besluit van de staatshoofden en regeringsleiders
van december 2016.
De leden van de ER wisselden uitgebreid van gedachten over de wijze waarop, de mate
waarin en de thema’s waarover de Unie de dialoog met Rusland zou moeten zoeken. De
ER concludeerde ten eerste dat de Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger gevraagd
zullen worden om concrete opties, inclusief conditionaliteiten en beïnvloedingsmogelijkheden
aan de Raad ter overweging voor te leggen, over onderwerpen zoals klimaat en milieu,
gezondheid, en enkele onderwerpen op het terrein van buitenlands en veiligheidsterrein
zoals Iran (JCPoA), Syrië en Libië.
De ER concludeerde ten tweede dat in dit verband mogelijke modaliteiten voor dialoog
met Rusland en daaraan te verbinden conditionaliteiten onderzocht moeten worden door
de Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger. Enkele leden van de ER hadden in dit kader
een voorkeur voor een verdergaande bereidheid van de Unie tot dialoog op het hoogste
niveau tussen de EU27 en de Russische president. Een overgrote meerderheid, waaronder
Nederland, meende echter dat daar voorlopig geen sprake van kan zijn vanwege de opstelling
van de Russische autoriteiten in de afgelopen jaren. Het kabinet heeft voorts uitgesproken
dat de voorzitters van de ER en de Europese Commissie wel de dialoog met het Russische
leiderschap moeten kunnen voorzetten. Het kabinet heeft voorts steeds onderstreept
dat de EU Rusland moet blijven oproepen om volledig mee te werken aan het bereiken
van waarheidsvinding, gerechtigheid en rekenschap voor het neerhalen van vlucht MH17,
in lijn met VNVR-resolutie 2166. De ER heeft dit opnieuw in zijn conclusies verankerd.
Het kabinet is daarnaast verheugd dat de ER uitspreekt dat de EU zich blijft richten
op het versterken van people-to-people-contacten met de Russische bevolking, alsook op het steunen van het maatschappelijk
middenveld, mensenrechtenorganisaties en onafhankelijke media, waartoe de Commissie
en de Hoge Vertegenwoordiger voorstellen zullen doen. De ER zal wanneer dat nodig
is op de EU-Rusland-relatie terugkomen met het oog op verdere guidance.
Belarus
De ER verwelkomde dat de Raad de implementatie van de ER-conclusies van 24 en 25 mei
jl. voorspoedig ter hand had genomen. Het kabinet informeerde de Kamer op 24 juni
jl. in het verslag van de RBZ van 21 juni10 dat de Raad een krachtig en omvangrijk sanctiepakket heeft aangenomen tegen Belarus.
Dit pakket betreft 78 personen en 8 economische entiteiten die betrokken zijn bij
de aanhoudende repressie en intimidatie van de bevolking van Belarus en de onacceptabele
gedwongen landing van een passagiersvliegtuig met als doel journalist Roman Protasevitsj
en zijn partner Sofia Sapega te arresteren. Het kabinet was actief betrokken bij de
voorbereiding van dit pakket. Hierdoor staan er op dit moment in totaal 166 personen
en 15 bedrijven op de sanctielijst van de EU tegen Belarus. Voorts nam de Raad op
24 juni wetgeving aan over de toepassing van economische sectorale sancties op Belarus.
Het betreft in het bijzonder een verbod op de levering van afluisterapparatuur en
dual use goederen, beperkingen op handel in olie, potassium chloride en tabak, beperking van
toegang tot de Europese kapitaalmarkten en het verbieden van het leveren van (her)verzekeringen.
De ER herhaalde zijn oproep alle politieke gevangenen onmiddellijk vrij te laten en
de repressie van de burgers van Belarus en de onafhankelijke media te staken. De ER
onderstreepte opnieuw dat vrije en eerlijke presidentsverkiezingen moeten worden gehouden
in Belarus.
Sahel
De ER boog zich kort over de Sahel. De ER sprak uit dat de EU en de lidstaten de G5
Sahellanden zullen blijven ondersteunen, ook door voortzetting van de bestaande EU-missies
op veiligheids- en defensieterrein. De ER onderstreepte daarbij ook de EU-steun aan
de inspanningen om goed bestuur, rechtsstaat en publieke dienstenverlening door de
G5 Sahellanden te versterken.
Ethiopië
De ER veroordeelde het voortdurende ernstige geweld en de mensenrechtenschendingen
in de regio Tigray en verwelkomde dat hier thans onderzoek naar wordt gedaan met het
oog op accountabillity en gerechtigheid. De ER riep op tot een onmiddellijk staakt-het-vuren, humanitaire
toegang en terugtrekking van de Eritrese troepen.
Cyberveiligheid
Naar aanleiding van recente cyberaanvallen tegen enkele lidstaten, waaronder Polen
en Ierland, vroeg de ER de Raad daarop adequate tegenmaatregelen in het kader van
de cyber toolbox te onderzoeken.
Economisch herstel
De Europese Raad heeft stilgestaan bij de implementatie van het herstelinstrument
NextGenerationEU (NGEU), nu het Eigen Middelenbesluit in werking is getreden. Met
betrekking tot het herstelinstrument is het belang van een spoedige uitvoering van
de herstelplannen van lidstaten onder de Recovery and Resilience Facility (RRF) onderstreept. Ook hebben de regeringsleiders verwezen naar de streefdoelen
voor 2030 van het Sociale Actieplan die de leden van de ER hebben verwelkomd in de
Porto Verklaring van 8 mei.11 Tevens zijn de aanbevelingen voor het economisch beleid in de Eurozone onderschreven
waarin zowel de noodzaak om de economie in 2021 en 2022 te ondersteunen als het waarborgen
van schuldhoudbaarheid op middellange termijn zijn benadrukt. Daarbij heeft de Minister-President
gewezen op het belang van opwaartse convergentie dat bewerkstelligd kan worden door
onder andere het adresseren van de landenspecifieke aanbevelingen onder het RRF. Tot
slot heeft de Minister-President, in lijn met de aanbevelingen voor het economisch
beleid in de Eurozone, gewezen op het belang van het vervolmaken van de bankenunie
en de kapitaalmarktenunie voor de stabiliteit in en weerbaarheid van de Eurozone.
Eurozonetop
En marge van de ER vond op 25 juni jl. een Eurozonetop plaats waar alle 27 lidstaten
aan deelnamen. Regeringsleiders namen een verklaring aan waarin wordt verwezen naar
de brief van de voorzitter van de Eurogroep aan de voorzitter van de ER van 18 juni
jl.12 Daarnaast nodigen de regeringsleiders de Eurogroep uit om in inclusieve samenstelling
een werkplan op te stellen over alle openstaande elementen die nodig zijn om de Bankenunie
te voltooien. Met betrekking tot de Kapitaalmarktunie werd opgeroepen tot voortgang
op basis van het Actieplan van de Commissie. Hierbij werd gewezen op het belang van
maatregelen die groene financiering kunnen ondersteunen. De volgende Eurotop is voorzien
en marge van de Europese Raad in december 2021.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister van Buitenlandse Zaken