Brief regering : Stand van zaken over de motie van de leden Verhoeven en Wiersma over een onderzoek naar inpassing van een Dutch Academic Impact Fund in een van de innovatie-instrumenten (Kamerstuk 35570-XIII-41)
32 637 Bedrijfslevenbeleid
33 009
Innovatiebeleid
Nr. 468
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 juli 2021
Tijdens de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
op 5 november jl. is gesproken over het belang van een uitmuntend ecosysteem voor
kennisintensieve startups om nieuwe kennisgebieden te vertalen naar economische kansen
(Handelingen II 2020/21, nr. 21, item 12). In dat debat hebben de leden Verhoeven (D66) en Wiersma (VVD) een motie ingediend,
met het verzoek te onderzoeken of en hoe een Dutch Academic Impact Fund (DAIF) inpassing
zou kunnen krijgen in één van de innovatie instrumenten1. De motie is op 10 november jl. in stemming gebracht en aangenomen.
In oktober 2020 heeft de Adviesraad voor wetenschap, technologie en innovatie (AWTI)
aan uw Kamer het advies «Beter van start: de sleutel tot doorgroei van kennisintensieve
startups« uitgebracht over het wegnemen van hindernissen voor start en (door)groei
van kennisintensieve bedrijven. In de beleidsreactie op het AWTI-advies van 26 mei
jl. heb ik u samen met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap geïnformeerd
over de inzet van het kabinet om valorisatie van kennis te bevorderen en het ecosysteem
voor kennisintensieve startups te versterken, zodat er meer kennisintensieve startups
ontstaan en doorgroeien.2
Met deze brief informeer ik u over de stand van zaken met betrekking tot het onderzoek
over het inpassen van een «Dutch Academic Impact Fund» in het huidige instrumentarium.
Over de uiteindelijke resultaten van dit onderzoek, waarbij nauw wordt samengewerkt
met partijen zoals de Vereniging van Universiteiten (VSNU) en de Nederlandse Federatie
van Universitair Medische Centra, de TO2-instellingen en Techleap.nl, zal u naar verwachting
in het najaar nader worden geïnformeerd.
1. Het ecosysteem voor kennisintensieve startups
Een sterk ecosysteem voor startups en scale-ups is cruciaal voor de aanwas en doorgroei
van kennisintensieve bedrijven. Daarom staat het kabinet achter de ambitie, dat het
Nederlandse startup- en scale-up ecosysteem zich ontwikkelt tot één van de sterkste
ecosystemen ter wereld.3 Binnen het ecosysteem zijn kennisintensieve startups cruciaal. Zij werken aan baanbrekende
oplossingen en spelen een grote rol bij het ontwikkelen en toepassen van hoogwaardige
kennis en nieuwe technologieën. Deze kennisintensieve startups komen met name voort
uit de kennisinstellingen, en worden opgericht door onderzoekers/PhD’s en studenten.
Om hen aan te moedigen en te ondersteunen bij het opzetten van hun bedrijf is het
belangrijk dat de kennisinstellingen actief zijn op het gebied van valorisatie en
ondernemerschap. De laatste jaren heeft de VSNU hier een flinke ambitie getoond en
zijn de kennisinstellingen samen met andere stakeholders in het ecosysteem op zoek
naar nieuwe initiatieven voor het verbeteren van een ondernemende cultuur, verbetering
van de toegang tot financiering in de vroege fase, versterking van de Kennis Transfer
Offices (KTO’s) en meer aandacht voor wat in de vroege fase nodig is om startups van
de grond te krijgen en beter te laten (door)groeien. De cijfers laten zien dat Nederland
desondanks achterblijft bij andere landen wat betreft de doorgroei van kennisintensieve
startups (inclusief spin-offs) 4 en de hoeveelheid kapitaal dat in kennisintensieve startups wordt geïnvesteerd.5
6
2. Ambities kennisinstellingen
De Vereniging van Universiteiten (VSNU) en de Nederlandse Federatie van Universitair
Medische Centra (NFU) werken aan voorstellen die bedoeld zijn om concreet invulling
te geven aan de ambities zoals geformuleerd in de strategie van de VSNU/NFU «Valorisatie
met ambitie» uit 2019 en kunnen bijdragen aan betere benutting van wetenschappelijke
kennis en het oprichten en financieren van startups en spin-offs. Ook de toegepaste
onderzoeksinstellingen (TO2) zijn goed betrokken bij de uitwerking van deze plannen.
Een concreet voorbeeld is het initiatief de «Faculty of Impact», een Nederlandse variant
van het programma Cyclotron Road uit de VS dat onderzoekers helpt bij het opzetten
van een eigen bedrijf. Daarnaast werkt de VSNU aan een plan voor versterking en uitbreiding
van de capaciteit van de KTO’s. Tenslotte werken de VSNU en NFU, met de universiteiten
en UMC’s, op dit moment samen met de TO2 instituten, de Nederlandse Organisatie voor
Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en Techleap.nl aan een plan dat is gericht op betere
financiering van kennisintensieve startups in de vroegste fase, al dan niet in combinatie
met versterking van de valorisatie-infrastructuur. Daarbij wordt ook verkend of en
hoe het private initiatief onder de naam «Dutch Academic Impact Funds» (DAIF) kan
worden betrokken.
3. Uitdagingen
De uitdaging is om de maatschappelijke en economische impact van wetenschappelijke
kennis in Nederland te vergroten. Dat betekent dat binnen de kennisinstellingen de
aandacht voor de benutting van kennis (valorisatie) meer in balans gebracht moet worden
met die voor onderzoek en onderwijs. Naast een meer ondernemende cultuur vraagt valorisatie
om aandacht voor voldoende financiering in de vroege fase en professionalisering van
de ondersteunende infrastructuur en het versterken van het netwerk dat de kennisinstellingen
met incubators, bedrijven, investeerders en overheid verbindt.
Met betrekking tot de financiering van kennisintensieve startups geldt dat de risicokapitaalmarkt
is gebaat bij een responsief instrumentarium, zo bleek uit de analyse van het financieringsinstrumentarium
van Dialogic e.a.7 Zeker in deze tijd, waarin er veel liquiditeit in de markt aanwezig is, dient de
overheid gericht te interveniëren in niches waar de markt niet aanwezig is of een
terugtrekkende beweging maakt, bijvoorbeeld als gevolg van de coronacrisis.
Het recente onderzoek van KplusV naar durfkapitaal in de vroege fase dat in opdracht
van mijn ministerie is uitgevoerd, laat zien dat de durfkapitaalmarkt in grote lijnen
goed functioneert, maar verbeteringen mogelijk zijn. In Nederland is het voor kennisintensieve
startups lastig om financiering op te halen. Dit is met name ook een knelpunt voor
de op publiek onderzoek gebaseerde startups. Dit beeld wordt bevestigd door de AWTI
die aangeeft dat er behoefte is aan méér beschikbare financiering voor doorgroei,
met investeerders die goed zijn toegesneden op de specifieke situatie van kennisintensieve
startups. Uit mijn gesprekken met Techleap.nl, de VSNU, de NFU, TO2 en de KTO’s van
de kennisinstellingen blijkt dat de lacunes met name zitten in vroegste fasen. De
lacune die door ondernemers wordt ervaren, is met name het ontoereikend zijn van de
toegang tot kapitaal in de fase waarin er nog geen product of omzet is. In mijn beleidsreactie
op het onderzoek van KplusV heb ik reeds een aantal toezeggingen gedaan ten aanzien
van de korte termijn aanbevelingen8. Hieronder ga ik daar nader op in.
4. Het landschap
Kennisintensieve startups kunnen voor de financiering van innovaties en groei gebruik
maken van het innovatie-instrumentarium en het financierings-instrumentarium. Met
deze instrumenten adresseert de overheid marktfalen, bijvoorbeeld doordat de maatschappelijke
baten van investeringen hoger zijn dan de baten van de partij die de investering doet.
Het is daarbij niet wenselijk om alle startups te financieren met overheidsmiddelen;
selectie blijft onderdeel van het proces. Het kabinetsbeleid gericht op het beschikbaar
komen van risicokapitaal is de afgelopen jaren verder geïntensiveerd. Te denken valt
aan de introductie van het regionale luik binnen de regeling Vroegefasefinanciering
(VVF), maar ook aan de oprichting van Invest-NL en Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen
(ROM’s) in provincies waar deze nog niet bestonden, zoals Zeeland, Utrecht en Flevoland.
Ook met de volgende instrumenten wordt de toegang tot innovatiefinanciering en bedrijfsfinanciering
voor innovatieve startups verbeterd:
– Het Take-off programma als onderdeel van de regeling Vroegefasefinanciering (VFF) richt zich op het faciliteren
en stimuleren van bedrijvigheid en ondernemerschap vanuit de universiteiten, hogescholen,
door NWO erkende onderzoeksinstituten en toegepaste onderzoeksinstellingen (TO2-instellingen).
Het doel is het creëren van innovatieve nieuwe bedrijvigheid die volgt op kennisontwikkeling
en -benutting door onderzoekers aan deze kennisinstellingen binnen alle wetenschapsgebieden.
– Regeling voor Thematische Technology Transfer. Deze TTT-regeling biedt een combinatie van ondersteunende infrastructuur vanuit
samenwerkende kennisinstellingen met risico-financiering voor kennisintensieve starters
op specifieke thema’s waarop de kennisinstellingen excellente kennis hebben ontwikkeld.
– Met het Innovatiekrediet wordt krediet verschaft voor veelbelovende en uitdagende innovaties met een uitstekend
marktperspectief. Het innovatiekrediet is er voor de technische ontwikkeling van een
nieuw product of de klinische ontwikkeling van een medicijn of apparaat.
– Seed Capital regeling: met de Seed Capital technostarters-regeling wordt de risico-rendementsverhouding
voor private investeerders verbeterd, waardoor zij gestimuleerd worden om investeringen
te doen in de vroege fase van techno- en creatieve starters. Deze regeling kent onder
andere een Business Angel faciliteit waarmee het voor vermogende private investeerders
aantrekkelijker wordt te investeren in technostarters.
– ROM’s en Invest-NL: de ROM’s en Invest-NL zijn deelnemingen van de Staat welke via hun investeringsfondsen
een belangrijke bijdrage aan de beschikbaarheid van risicokapitaal voor het innovatieve
mkb leveren.
Als onderdeel van het steun- en herstelpakket heeft het kabinet recent een aantal
nieuwe maatregelen aangekondigd t.b.v. startups en scale-ups9. Zo wordt momenteel gewerkt aan de oprichting van het Deeptech Fonds voor technologie-gedreven
startups en is recent het Dutch Future Fund gelanceerd. Ook wordt het eigen vermogen
van de ROM’s versterkt, zodat zij meer financiële armslag hebben om door te investeren
in hun portfoliobedrijven en in de bedrijven die eerder een Corona overbruggingslening
(COL) hebben gekregen.
In de eerder genoemde beleidsreactie op het onderzoek van KplusV naar de durfkapitaalmarkt
in de vroege fase heb ik tevens een aantal verbeteringen aangekondigd ten aanzien
van het bestaande instrumentarium, waaronder de uitbreiding van de Seed Business Angel
faciliteit. De regeling is per 1 juli jl. gewijzigd. Hierdoor wordt het voor een groter
aantal groepen van twee of meer business angels mogelijk een beroep te doen op deze
regeling, zodat er meer kapitaal beschikbaar komt voor starters en tevens kennisuitwisseling
tussen business angels wordt gestimuleerd.
Met betrekking tot de Seed Capital technostarters regeling neem ik de aanbeveling
van KplusV ter harte om er bij de beoordeling strenger op toe te zien dat de fondsen
zich op de vroege fase richten. Per 1 juli jl. zijn de rangschikkingscriteria geëxpliciteerd
en komt er meer focus op de additionaliteit van deze regeling in de vroege fase. Hiermee
geef ik tevens gehoor aan de oproep van de kennisinstellingen die ook aandacht hebben
gevraagd voor dit knelpunt.
Tot slot informeer ik u over een specifieke Seed tender voor het investeringsthema
deeptech. Het tekort aan risicokapitaal is volgens KplusV met name zichtbaar in kapitaalintensieve
sectoren. Deeptech bedrijven kenmerken zich o.a. door een relatief hoge kapitaalbehoefte
in een vroeg stadium van hun bestaan. Met een tender gericht op deeptech stel ik € 21
mln beschikbaar voor fondsen die zich specifiek op dit thema richten. Deze tender
zal per 1 september a.s. worden opengesteld.
5. Aanpak
Het initiatief DAIF beoogt te komen tot verbetering van de financiering van kennisintensieve
startups vanaf een zeer vroege fase.
Ik ben op dit moment nog volop in gesprek met Techleap.nl, de VSNU, NFU, TO2, de KTO’s
en de ROM’s hoe wij financieringsknelpunten voor kennisintensieve startups kunnen
wegnemen en hoe private initiatieven hierbij een rol kunnen spelen.
Uitgangspunt daarbij is dat bij tekortkomingen in het hierboven onder punt 4 genoemde
instrumentarium in de eerste plaats moet worden gezocht naar aanpassing of uitbreiding
van deze bestaande instrumenten om versnippering van het landschap te voorkomen. Nieuwe
instrumenten kunnen nodig zijn wanneer aanpassing van het huidige instrumentarium
niet voldoende soelaas biedt.
Daarbij zal ook worden verkend of er aansprekende en goed functionerende voorbeelden
uit het buitenland in Nederland ingevoerd kunnen worden.
6. Tot slot
De overheid heeft een aantal nieuwe instrumenten voor de financiering van kennisintensieve
startups in de vroege fase in gang gezet. Daarnaast wordt nader verkend hoe bestaande
instrumenten beter kunnen aansluiten op de gesignaleerde knelpunten. Hierdoor is het
nog te vroeg om aan te geven hoe de knelpunten ten aanzien van financiering van kennisintensieve
startups in de vroegste fase als onderdeel van het financierings- en innovatie-instrumentarium
kunnen worden opgelost. De zoektocht naar goede en werkbare oplossingen daarvan kost
tijd.
De gesprekken met publieke en private partijen over een stevige inhoudelijke aanpak
met financiële dekking worden voortgezet. Naar verwachting ligt er later dit jaar
een concreet uitgewerkt en gedragen voorstel, waarover een volgend kabinet een besluit
kan nemen.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
M.C.G. Keijzer
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.C.G. Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat