Brief regering : Geannoteerde Agenda Informele Raad WSB 8 en 9 juli 2021
21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken
Nr. 622 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 juli 2021
Op 8 en 9 juli aanstaande vindt de Raad WSB plaats in Ljubljana, Slovenië. Hierbij
                  zend ik u de Geannoteerde Agenda voor deze Raad toe.
               
Conform de vastgestelde afspraken1 informeer ik uw Kamer middels de Geannoteerde Agenda tevens over de voortgang van
                  de onderhandelingen inzake de herziening van de Coördinatie verordening Sociale Zekerheid
                  en het EU-richtlijnvoorstel toereikende minimumlonen in de EU.
               
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
                  W. Koolmees
GEANNOTEERDE AGENDA INFORMELE RAAD WERKGELEGENHEID EN SOCIAAL BELEID (WSBVC) 8 EN
                  9 JULI 2021
               
Voortgangsrapportage herziening Coördinatieverordening Sociale Zekerheid
In het nu volgende geef ik u een overzicht van de stand van zaken van de onderhandelingen
                  over de herziening van de Coördinatieverordening Sociale Zekerheid (883/2004).
               
Terugblik
De WSBVC Raad van 21 juni 2018 (Kamerstuk 21 501-31, nr. 491) is een algemene oriëntatie over de herziening van Verordening 883/2004 overeengekomen.
                  Nederland heeft tegen deze algemene oriëntatie gestemd. Ook Oostenrijk, Duitsland,
                  Malta en Denemarken stemden tegen. België, Luxemburg en Cyprus onthielden zich van
                  stemming.
               
In januari 2019 zijn de trilogen gestart tussen het voorzitterschap, het Europees
                  parlement (EP) en de Europese Commissie, waarin onderhandeld wordt over de uiteindelijke
                  tekst. Op 19 maart 2019 lieten de drie onderhandelende partijen, de Commissie, het
                  voorzitterschap en het EP, weten dat zij een voorlopig akkoord bereikt hadden. Vervolgens
                  zijn in het voorjaar van 2019 de onderhandelingen gestrand doordat een blokkerende
                  minderheid van lidstaten tegen het in de trilogen bereikte voorlopig akkoord stemde.
                  Naast Nederland maakten een aantal gelijkgezinde lidstaten deel uit van deze blokkerende
                  minderheid. Daarnaast stemden ook een aantal Oost-Europese landen tegen het voorlopig
                  akkoord. Struikelblok vormden de hoofdstukken werkloosheid en toepasselijke wetgeving.
                  Nederland en de gelijkgezinde lidstaten waren tegen de aanpassingen in het hoofdstuk
                  werkloosheid. De Midden en Oost-Europese landen waren tegen de door het EP aangebrachte
                  aanscherpingen in het hoofdstuk toepasselijke wetgeving, met name wat betreft detachering.
                  In het najaar van 2019 zijn de trilogen tussen Commissie, het huidige EP en het toenmalige
                  Finse voorzitterschap hervat. De standpunten van de Raad en het EP bleken echter te
                  zeer uit elkaar te liggen om tot overeenstemming te kunnen komen. Onder het Kroatische
                  voorzitterschap is er vervolgens geen voortgang geboekt in de onderhandelingen. Ook
                  onder het Duitse voorzitterschap is het niet gelukt een akkoord over de herziening
                  van de Verordening te bereiken.
               
Stand van zaken
Het Portugese voorzitterschap heeft na een ronde van besprekingen met individuele
                  lidstaten op 24 februari jl. van de lidstaten mandaat verkregen voor verdere onderhandelingen
                  met het EP en de Commissie. Dit mandaat ziet op een beperkt aantal onderwerpen. Een
                  aantal voor Nederland belangrijke onderwerpen uit het werkloosheidshoofdstuk maken
                  er geen onderdeel vanuit. Op basis van dit mandaat heeft op 1 maart een triloog plaatsgevonden.
                  Belangrijkste onderwerp van gesprek was een onderdeel van het hoofdstuk toepasselijke
                  wetgeving, namelijk de plicht tot voorafgaande notificatie bij detachering. Dit is
                  een voorstel van het EP. Het voorstel houdt in dat detacheringen vooraf moeten worden gemeld. Dit kan bijdragen aan betere handhaving en het tegengaan van
                  «social dumping». Deze verplichting zou niet gelden in – nog overeen te komen – uitzonderingssituaties.
                  Tijdens de triloog is het partijen niet gelukt om tot overeenstemming te komen. Na
                  deze triloog heeft het Portugese voorzitterschap alsnog getracht een deal te bereiken
                  door de wensen van de lidstaten en het EP ten aanzien van deze verplichting zoveel
                  mogelijk te verenigen. Dit is ook niet gelukt. Het Sloveense voorzitterschap zal dit
                  dossier daarom vanaf 1 juli overnemen. Ook voor de komende periode geldt dat de blokkerende
                  minderheid kwetsbaar is, omdat de lidstaten, die er onderdeel van uitmaken, uiteenlopende
                  bezwaren hebben ten aanzien van het voorstel tot herziening. Het is onzeker of de
                  blokkerende minderheid standhoudt.
               
Inzet Nederland
Ik blijf mij op verschillende fronten inzetten voor een beter resultaat voor Nederland.
                  Uiteraard neemt Nederland stelling tijdens de formele onderhandelingsmomenten met
                  het voorzitterschap. Daarnaast blijf ik met de gelijkgezinde lidstaten optrekken en
                  voorstellen doen. Omdat het voorlopig akkoord eerder strandde door een blokkerende
                  minderheid van lidstaten die dit voorlopig akkoord om heel uiteenlopende redenen niet
                  konden steunen, beperk ik me voor steun en samenwerking niet tot de groep gebruikelijke
                  gelijkgezinde lidstaten, maar werk ik met een zo ruim mogelijke groep samen, teneinde
                  blokkerende minderheden te bewerkstelligen of gekwalificeerde meerderheden te bereiken.
                  Daarnaast zijn er uiteraard ook regelmatig contacten over de herziening van de Verordening
                  met Nederlandse leden van het EP, met de Europese Commissie en andere stakeholders.
               
Mijn inzet op het gebied van werkloosheid blijft gericht op het bereiken van een zo
                  kort mogelijke exportduur van de uitkering, gecombineerd met maatregelen gericht op
                  activering richting arbeid en verbetering van de handhaving. Mijn inzet op de toepasselijke
                  wetgeving is gericht op het tegengaan van premieshoppen.
               
Voortgangsrapportage t.a.v. het Richtlijnvoorstel over toereikende minimumlonen in
                     de EU (COM, 2020, 682)
Op 17 december jl. heeft uw Kamer mij de informatieafspraken doen toekomen, zoals
                  vastgesteld in het Algemeen Overleg van 1 december jl. (Kamerstukken 21 501-31 en 22 112, nr. 593) over het voorstel van de Europese Commissie voor een richtlijn betreffende toereikende
                  minimumlonen in de EU (Kamerstuk 35 639, nr. 1). Onderstaand ga ik, in het kader van deze informatieafspraken, in op de meest recente
                  ontwikkelingen.
               
Tijdens de Raad WSBVC van 14 juni jl. (Kamerstuk 21 501-31, nr. 619) vond een beleidsdebat plaats over het richtlijnvoorstel over toereikende minimumlonen
                  in de EU. Tevens heeft het Portugees voorzitterschap een voortgangsrapport gepresenteerd.
               
Gedurende het beleidsdebat maakten meerdere lidstaten duidelijk achter de doelstellingen
                  van het richtlijnvoorstel te staan. Deze lidstaten wezen onder andere op het verwachte
                  positieve effect voor sociaaleconomische convergentie in de EU. Een aantal lidstaten
                  heeft de wens van behoud van het ambitieniveau uitgesproken. Een groot aantal lidstaten,
                  waaronder Nederland, heeft benadrukt dat het richtlijnvoorstel brede steun moet genieten
                  voordat er aan een Algemene Oriëntatie kan worden gewerkt. Een beperkt aantal lidstaten
                  heeft daarbij de voorkeur voor een Raadsaanbeveling uitgesproken, waaronder Nederland.
                  Een aanzienlijk aantal lidstaten gaf aan dat de compromistekst van de Portugees Voorzitterschap
                  een stap in de goede richting was, maar dat de tekst meer flexibiliteit behoeft. Veel
                  genoemde aandachtspunten zagen op het respecteren van de huidige competentieverdeling,
                  de autonomie van sociale partners en het rekening houden met de inrichting van nationale
                  stelsels
               
De Sloveense delegatie heeft aangekondigd dat er medio juli raadswerkgroepen plaats
                     zullen vinden ter voortzetting van dit dossier. De Sloveense delegatie heeft aangegeven
                     de mogelijkheden te verkennen voor een nieuwe compromistekst, die dan tijdens deze
                     raadswerkgroepen ter bespreking wordt voorgelegd.
                  
De leden van het Europees parlement onderhandelen momenteel over het rapport van de
                     co-rapporteurs Jongerius (S&D) en Radtke (EVP).
                  
Informele Raad WSBVC te Ljubljana, Slovenië
Deze Informele Raad Werkgelegenheid en Sociaal beleid onder Sloveens Voorzitterschap
                     zal in het teken staan van veerkrachtigere en inclusievere arbeidsmarkten voor alle generaties. Hierbij wordt nadrukkelijk een link gelegd met het herstel uit de coronacrisis.
                     Zoals gebruikelijk bij Informele Raden zullen er geen lopende Europese wetgevende
                     trajecten behandeld worden. Er zal ook geen besluitvorming plaatsvinden. Sociale partners
                     en het maatschappelijk middenveld zullen deelnemen aan de discussies. Op dit moment
                     zijn nog geen stukken beschikbaar. De Minister zal zich ambtelijk laten vervangen.
                  
Een hogere arbeidsmarktparticipatie en een langer beroepsleven kunnen het probleem
                     van een vergrijzende samenleving met een krimpende bevolking in de werkzame leeftijd
                     verlichten. Daarnaast draagt participatie op de arbeidsmarkt in belangrijke mate bij
                     aan een gevoel van welzijn en zingeving. Nederland zal de noodzaak onderschrijven
                     om beleidsmaatregelen te treffen die bevorderen dat meer mensen de arbeidsmarkt betreden,
                     langer aan het werk blijven en dat de productiviteit wordt verhoogd. Nederland kent
                     reeds een hoge arbeidsmarktparticipatie, maar tegelijkertijd bestaat nog ruimte tot
                     verbetering. Nederland kent zeer veel deeltijdarbeid, en een bredere inzet van (met
                     name) vrouwen op de arbeidsmarkt is ook vanuit het oogpunt van vergrijzing gewenst.
                  
Een andere manier om de arbeidsmarktparticipatie te verhogen, is het vergroten van
                     de inzet van personen met een afstand tot de arbeidsmarkt (bijvoorbeeld vanwege een
                     migratieachtergrond of arbeidshandicap), het beter laten aansluiten van de kwalificaties
                     en vaardigheden op de vraag vanuit de arbeidsmarkt, via het verbeteren van het opleidingsniveau,
                     dan wel het op niveau brengen van reeds bestaande kwalificaties en vaardigheden. Maar
                     ook het tegengaan van discriminatie op de arbeidsmarkt is een belangrijk aspect van
                     dit beleid.
                  
Nederland zal inbrengen dat het van belang is te investeren in mensen en vaardigheden.
                     Mensen moeten zich blijven ontwikkelen, en wendbaar en weerbaar kunnen blijven op
                     de snel veranderende arbeidsmarkt. Dit zal bijdragen aan een succesvolle overgang
                     naar een klimaatneutrale en digitale economie.
                  
Naast de informele Raadsbijeenkomst zal er een gezamenlijke bijeenkomst van de EU-ministers
                  van Werkgelegenheid en Sociaal Beleid zijn met de ministers van Werkgelegenheid van
                  de Westelijke Balkan. Deze bijeenkomst zal zich richten op het uitwisselen van ervaringen
                  bij het bevorderen van kansen op de arbeidsmarkt voor jongeren. Voor deze bijeenkomst zijn eveneens nog geen stukken beschikbaar. Nederland deelt
                  graag zijn ervaringen met het bestrijden van jeugdwerkloosheid en leert ook graag
                  van de ervaringen van anderen. Nederland zal in zijn interventie aangeven dat de werkgelegenheid
                  onder jongeren wordt bevorderd door een decentrale aanpak die maatwerk mogelijk maakt.
                  Bij deze benadering kan rekening worden gehouden met regionale factoren. In Nederland
                  gebeurt dit zowel door verticale samenwerkingsverbanden tussen het Rijk en lokale
                  overheden als door horizontale samenwerking in de regio tussen overheid, onderwijsorganisaties
                  en maatschappelijke partners. Dit betekent dat gemeenten, scholen, jeugdzorg, werkgevers
                  en arbeidsbureaus samenwerken om jongeren aan het werk te helpen. Daarnaast ligt er
                  een sterke nadruk op het opdoen van praktijkervaring, door middel van stages en leerwerkplaatsen
                  en kent Nederland een gedifferentieerd minimumjeugdloon zodat jongeren gestimuleerd
                  worden om eerst een vervolgopleiding af te ronden. Het aantal hoogopgeleiden in Nederland
                  is dan ook hoger dan gemiddeld in de EU. Nederland zal benadrukken dat het van belang
                  is dat onderwijsprogramma’s zich kunnen aanpassen aan de huidige en toekomstige vraag
                  op de arbeidsmarkt.
               
Indieners
- 
              
                  Indiener
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.