Brief regering : Uitkomst GLB-triloog-onderhandelingen
28 625 Herziening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid
Nr. 291
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 juni 2021
Op vrijdag 25 juni 2021 bereikte het Portugese voorzitterschap, de rapporteurs van
het Europees Parlement en de Europese Commissie in de zogenoemde triloog een politiek
akkoord over de voorstellen voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) voor de
periode 2023–2027.
Dit akkoord wordt de Raad van Landbouwministers tijdens de zitting van de Raad in
Luxemburg op maandag 28 juni ter goedkering voorgelegd. Zoals ik uw Kamer tijdens
het Commissiedebat op 23 juni jl. heb toegezegd, schets ik in deze brief de hoofdlijnen
van het bereikte politieke akkoord. Het betreft een politiek akkoord over de belangrijkste
punten van het toekomstig GLB. Bepaalde onderwerpen, zoals bijvoorbeeld het subsidiabel
maken van natte teelten, zijn nog onderwerp van bespreking op technisch niveau onder
het Sloveens voorzitterschap. Ik zal uw Kamer zoals gebruikelijk verslag doen van
de besprekingen en de uitkomst van de Raad die morgen, 28 juni, plaatsvindt alsook
over nadere details van het politieke akkoord die in deze brief niet aan de orde komen.
Herziening GLB
De onderhandelingen over het toekomstig GLB zijn in juli 2018 (Kamerstuk 34 965, nr. 2) gestart nadat de Europese Commissie een drietal concept-verordeningen presenteerde
die de basis vormen voor het GLB in de periode 2021–2027. Het betreft de Strategischplanverordening,
de verordening inzake de Financiering, het beheer en de monitoring van het Gemeenschappelijk
Landbouwbeleid en de Wijzigingsverordening voor de Gemeenschappelijke Marktordening.
De Raad van Landbouwministers bereikte in oktober 2020 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1256) een akkoord over de algemene oriëntaties op de drie GLB-verordeningen. Ook ik heb
namens Nederland in oktober 2020 ingestemd met dat akkoord, mede gebaseerd op de gedachtewisselingen
met uw Kamer. Nadat ook het Europees Parlement in oktober 2020 haar eerste lezing
vaststelde, zijn de onderhandelingen tussen Raad, Europees Parlement en de Europese
Commissie begin november 2020 in de triloog gestart. Na 25 trilogen en een 100-tal
technische bijeenkomsten zijn het EU-voorzitterschap, de rapporteurs van het Europees
Parlement en de Europese Commissie afgelopen vrijdag tot een politiek akkoord gekomen.
Op zaterdag 26 juni heeft het Portugese voorzitterschap de lidstaten mondeling geïnformeerd
over de inhoud en aard van het akkoord. Over de meeste belangrijke politieke onderwerpen
is overeenstemming bereikt, maar niet op alle punten kon duidelijkheid worden gegeven.
De komende weken zijn verdere onderhandelingen nodig op de vaak meer technische onderdelen
van de voorliggende verordeningen. Op dit moment ontbreken ook nog de juridische teksten
voor de onderwerpen waarover het politieke akkoord werd bereikt. Op basis van de mondelinge
terugkoppeling, aangevuld met beperkte schriftelijke informatie, wordt lidstaten gevraagd
om tijdens de Raad op 28 juni in te stemmen met het bereikte politieke akkoord. Ook
het Europees Parlement zal op een later moment instemming worden gevraagd met het
door de rapporteurs uitonderhandelde politieke akkoord.
Appreciatie
Het bereikte akkoord overziend komt dit naar mijn mening voor een groot deel tegemoet
aan de inzet die Nederland bij de start van de onderhandelingen had. Die inzet was
een GLB dat lidstaten ruimte biedt om de noodzakelijke verduurzaming van de landbouw
en de bijdrage aan maatschappelijke opgaven in te vullen op een manier die zoveel
mogelijk aansluit op nationale en regionale behoeften van een lidstaat. Ook een GLB
dat zowel gericht is op een betere balans in de relatie landbouw, natuur en milieu
conform mijn LNV-visie «Waardevol en verbonden», als ondersteunend is aan het innovatieve
karakter van de Nederlandse landbouw en oog heeft voor het inkomen van de boer en
goede verdienvermogen in de agrarische sector.
Het bereikte akkoord sluit aan op deze inzet en ik beschouw het als een belangrijke
stap naar een duurzamere landbouw. Het wil voorzien in een betere beloning voor boeren
die duurzaam werken. Wie groen boert, maakt aanspraak op extra financiering. Het gaat
er straks minder om hoeveel hectares je hebt als boer, maar meer om wat je met die
hectares doet. Dit was belangrijk voor Nederland en daar heb ik in de onderhandelingen
ook steeds voor gepleit.
Ik realiseer me dat er in de sector met enige ongerustheid gekeken wordt naar bijvoorbeeld
de conditionaliteit in relatie tot een lagere basispremie. Uiteraard zullen maatregelen
effect hebben en voelbaar zijn in de praktijk. Bij de uitwerking in het Nationaal
Strategisch Plan wil ik mij ervoor inzetten dat de lasten daarvan niet onevenredig
drukken op bepaalde boeren. De nadruk van het Nationaal Strategisch Plan zal liggen
op doelgerichte betalingen voor bijdragen aan de transitie naar een duurzamere landbouw,
zowel via ecoregelingen in de eerste pijler, als via tweedepijler-interventies, in
aanvulling op de basispremie.
Het is goed voor alle betrokken partijen, de landbouwsector voorop, dat het akkoord
er nu ligt en er duidelijkheid komt. Een politiek akkoord opent de weg om het Nationaal
Strategisch Plan af te ronden. Ik ben dan ook voornemens om tijdens de Raad in te
stemmen met het in de triloog bereikte politieke akkoord. Onderstaand geef ik meer
schematisch de hoofdpunten ervan aan.
Hoofdlijnen politieke akkoord
Groene architectuur
• In het nieuwe GLB moet minimaal 25% van het eerstepijlerbudget (na eventuele overheveling
tussen de pijlers) ingezet worden voor de ecoregelingen. In de jaren 2023 en 2024
geldt een leerperiode waarbij weliswaar op minimaal 25% geprogrammeerd moet worden,
maar waarbij niet-bestede middelen boven de 20% aan andere maatregelen besteed mogen
worden. Niet bestede middelen onder de 20% in de eerste twee jaar moeten voor het
einde van de programmaperiode gecompenseerd worden via extra uitgaven voor ecoregelingen
in andere jaren of uitgaven in de tweede pijler voor klimaat en leefomgeving. Als
dat niet gebeurt, vervallen deze middelen.
• De conditionaliteit cq. de algemene voorwaarden op het gebied van milieu, klimaat,
dier- en plantgezondheid en dierenwelzijn om GLB-subsidies te ontvangen, is aangepast.
Het betreft hier de Goede landbouw- en milieucondities (GLMC’s). Wat GLMC 4 betreft
is voor Nederland belangrijk te noemen dat besloten is dat 3 meter brede bufferstroken
langs waterlopen de norm worden, maar dat onderbouwde uitzonderingen mogelijk zijn
in gebieden met veel sloten.
Met het akkoord over GLMC 8 wordt jaarlijkse gewasrotatie op bouwland de regel, maar
kan er in gebieden ook gekozen worden gekozen voor gewasdiversificatie voor behoud
van de bodemkwaliteit.
Een andere belangrijke conditionaliteit (GLMC 9) betreft het minimum aandeel niet-productieve
oppervlakte of landschapselementen op bouwland (inclusief braak). In principe is dat
4%, maar er zijn twee modificaties mogelijk. Als een boer kiest voor 7% niet-productieve
oppervlakte, dan mag 4% daarvan vergoed worden via bijvoorbeeld ecoregelingen of hij
mag 4% daarvan invullen met vanggewassen of stikstofbindende gewassen, zonder gebruik
van gewasbeschermingsmiddelen. Voor de vanggewassen of stikstofbindende gewassen geldt
een wegingsfactor van 0,3.
Binnen deze randvoorwaarden kunnen lidstaten de conditionaliteit in hun Nationaal
Strategisch Plan nader uitwerken. Ecoregelingen kunnen worden ingezet om verdere verduurzaming
bovenop de conditionaliteit te stimuleren.
• Tenminste 35% van het totale tweedepijlerbudet wordt ingezet voor interventies die
specifiek gericht zijn op de milieu en klimaatgerelateerde doelstellingen. Voor betalingen
voor gebieden met natuurlijke beperkingen geldt daarbij een wegingsfactor van 50%,
interventies voor dierenwelzijn en groene investeringen tellen voor 100% mee.
• Van de sectorale interventies voor groente en fruit dient tenminste 15% van het budget
van operationele programma’s ingezet te worden voor acties die bijdragen aan specifieke
milieu en klimaat gerelateerde doelstellingen.
• Op het punt van het in lijn brengen van de Nationaal Strategische plannen met de Green
Deal (Kamerstuk 35 377, nr. 1), is het volgende afgesproken. Enerzijds dat de goedkeuring van de plannen gebaseerd
moet zijn op wettelijke bindende voorschriften, conform het besluit van de Raad in
de Algemene Oriëntatie.
• Anderzijds wordt in een overweging in de Strategisch Plan verordening gesteld dat
de Commissie beoordeelt of de Nationaal Strategische plannen consistent zijn met en
bijdragen aan de «doelen van de Unie» voor 2030 zoals geformuleerd in de «Van boer
tot bord» – (Kamerstuk 22 112, nr. 2891) en Europese Biodiversiteitsstrategie. Veel lidstaten zijn niet gelukkig met deze
formulering omdat deze doelen feitelijk slechts de status van een Commissiemededeling
hebben.
• Nederland heeft zich er in de onderhandelingen sterk voor ingezet dat boeren die overstappen
op natte teelten hun basispremie behouden, ook als de producten Europeesrechtelijk
niet als landbouwproduct te boek staan. Op dit punt kon het Portugese voorzitterschap
nog geen duidelijkheid geven. Uiteraard zal ik dit tijdens de Raad aan de orde stellen.
Doelgerichtheid van betalingen: herverdeling en jonge boeren
• Lidstaten wordt verplicht minimaal 10% van het eerstepijlerbudget voor hectarepremies
te herverdelen van grotere naar kleinere bedrijven. De manier waarop is een keuze
van de lidstaat gebaseerd op de behoefteanalyse die ten grondslag ligt aan het Nationaal
Strategische plan.
• Lidstaten mogen hier van afwijken als aangetoond wordt dat herverdeling al met andere
instrumenten, zoals plafonnering, degressiviteit, een kleine boerenregeling wordt
bereikt.
• Minimaal 3% van het gehele GLB-budget in de 1e pijler moet besteed worden aan extra ondersteuning voor jonge boeren, wat een verhoging
is van de 2% die de Raad voorstelde. Mede door de Nederlandse inzet mag ook investeringssteun
voor jonge boeren vanuit het 2e pijler budget hierin meegerekend worden, zij het voor 50%.
• Het percentage van het eerstepijlerbudget dat besteed mag worden aan gekoppelde steun
blijft 13%. Een extra 2% is toegestaan als het om de teelt van eiwitgewassen gaat.
Het mag worden toegepast op de groep producten waarover de Raad in oktober besloot.
In de triloog zijn zetmeelaardappelen aan de lijst toegevoegd.
• Het Europees Parlement heeft in de trilogen het amendement dat gekoppelde steun voor
het fokken van vechtstieren wilde verbieden en waar Nederland eerder mede vanwege
de motie van het lid Vestering (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1292) steun voor heeft uitgesproken, weer ingetrokken. Dit amendement maakt dus helaas
geen deel uit van het akkoord.
Sociale dimensie
• Sociale conditionaliteit cq. het borgen en naleven van goede arbeidsomstandigheden
en waarvoor buiten het GLB regelgeving bestaat, wordt onder het GLB voorwaarde voor
het ontvangen van subsidie. Niet-naleving kan derhalve leiden tot een korting op de
directe betalingen. Deze conditionaliteit geldt vanaf uiterlijk 2025 en zal onderdeel
worden van de bestaande handhavingspraktijk zoals die door de Arbeidsinsectie is ingericht.
• Ook wordt het creëren van goede arbeidsomstandigheden in de agrarische sector toegevoegd
aan de taken van de Adviesdiensten.
• Afgesproken is dat de sociale dimensie niet aan de doelen van de GLB-subsidies wordt
toegevoegd wat betekent dat deze niet specifiek geadresseerd hoeft te worden in de
SWOT, de behoefteanalyse en de interventiestrategie. Wel is de mogelijkheid open gelaten
om via de sectorale interventies in de groenten-, fruit- en de wijnsector subsidie
te verlenen voor acties die bijdragen aan goede en veilige werkomstandigheden.
Gemeenschappelijke marktordening
• De drie instellingen zijn een gezamenlijke politieke verklaring overeengekomen waarin
de noodzaak wordt erkend om te streven naar meer samenhang tussen de gezondheids-
en milieunormen die van toepassing zijn op landbouwproducten in de Europese Unie alsook
die welke van toepassing zijn op geïmporteerde landbouwproducten. Dit mede ingegeven
door de zorg over een gelijk speelveld wanneer voor Europese producenten hogere eisen
zouden gelden dan voor producenten in derde landen.
• Daarnaast doen de Raad en het Europees Parlement in een verklaring de oproep aan de
Europese Commissie om voor juni 2022 een rapport op te stellen over deze zaken.
• Ook is er een eenzijdige verklaring van de Europese Commissie over de invoer van landbouwproducten
uit derde landen en importtoleranties.
• Verder is overeengekomen om suiker niet in de lijst met producten voor openbare interventie
op te nemen. Tenslotte heeft het Europees Parlement in de trilogen het amendement
dat verkoop tegen verlies wilde verbieden weer ingetrokken. Dit maakt daarom ook geen
onderdeel uit van het akkoord.
• Eerder is in de triloog over enkele andere belangrijke punten besloten, zoals de toepassing
van het prestatiemodel. Uw Kamer is daarover in eerdere brieven geïnformeerd. Het
nieuwe prestatiemodel is de kern van deze hervorming en zal moeten bijdragen aan de
verschuiving naar een meer doelgericht GLB. Alle in deze brief geschetste politieke
hoofdlijnen zullen in het nieuwe prestatiemodel met concrete indicatoren gemonitord
gaan worden.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.