Brief regering : Beantwoording resterende vragen die gesteld tijdens het commissiedebat Klimaat en Energie 10 juni 2021
32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
Nr. 737
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 juni 2021
Tijdens het Commissiedebat Klimaat en Energie van 10 juni jongstleden heb ik in mijn
eerste termijn door tijdgebrek niet op alle vragen van uw Kamer antwoord kunnen geven.
Ik heb u toen toegezegd de vragen die nog niet beantwoord waren schriftelijk te beantwoorden.
Dit biedt mij tevens de mogelijkheid om mijn inzet nogmaals uiteen te zetten. Ik ben,
ondanks de demissionaire status van het kabinet, buitengewoon gemotiveerd om binnen
mijn mandaat te doen wat nodig is in de komende tijd om de gestelde klimaatdoelen
te halen. Ik voel me daarin gesteund en aangemoedigd door uw Kamer. Ik zie daarom
uit naar de verdere samenwerking de komende tijd.
Graag maak ik u deelgenoot van de accenten die ik bij het verwezenlijken van die inzet
wil aanbrengen. In de eerste plaats zijn de klimaatmaatregelen bedoeld voor de inwoners
van Nederland. Iedereen moet de energietransitie mee kunnen maken. Het beleid, ook
ingewikkelde keuzes, moeten uitlegbaar en begrijpelijk zijn. Daarnaast leveren de
maatregelen economische groei op met nieuwe banen en nieuwe opkomende sectoren. We
moeten de voordelen van de energietransitie daarom maximaal benutten.
Ten tweede zijn alle middelen nodig om de klimaatdoelen tijdig te halen. Dit geldt
voor alle CO2-arme technieken en energiedragers, zoals wind- en zonne-energie, biomassa, CCS, waterstof,
groen gas, geothermie en kernenergie. Als we beginnen met het uitsluiten van specifieke
technieken, dan halen we de klimaatdoelen die we met elkaar in het Klimaatakkoord
hebben afgesproken in ieder geval niet op betaalbare wijze. Daarbij geldt wel dat
beleid bij voorkeur meerdere doelen dient. Door de industrie te verduurzamen realiseren
we niet alleen de klimaatdoelen en energietransitie, maar werken we gelijktijdig aan
nieuwe werkgelegenheid en verdienpotentieel voor ons land. Meer hernieuwbare energie
maakt ons ook onafhankelijker van import. Slim ruimtegebruik zal voor meer maatschappelijke
acceptatie zorgen.
Tot slot is de energietransitie geen lineair of doorlopend proces. Transitie betekent
ook vernieuwing, verandering en beweging. Dat betekent dat niet alles meteen goed
zal gaan of direct het gewenste effect zal laten zien. Niet alles zal gelijk opleveren
waarop was gehoopt. In sommige gevallen zullen innovaties hun beloften (nog) niet
waarmaken, in andere gevallen zijn technieken nog niet marktrijp. Dat is onvermijdelijk.
We zullen in dit proces steeds meer leren en de lessen die we leren in dit doorlopende
proces steeds beter toepassen voor een haalbare en betaalbare energietransitie voor
iedereen.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
D. Yeşilgöz-Zegerius
Beantwoording resterende vragen Commissiedebat Klimaat en Energie
Industrie
1
Deelt u het beeld dat bedrijven aan de slag willen om CO2 te verminderen? (Erkens, VVD)
Antwoord
Ja, ik deel dat beeld. Zo liggen er ambitieuze plannen voor CO2-reductie van de zes industriële clusters, die ze beschrijven in de koplopersprogramma’s.
Ik zal de analyse hiervan binnenkort met u delen. Daarnaast heeft de industrie ook
projecten in de pijplijn, waar ten dele al subsidies voor worden aangevraagd. Onder
andere in de SDE++, waar het carbon capture and storage (CCS) project Porthos in het
cluster Rotterdam-Moerdijk recent is goedgekeurd. De uitkomst van de eerste openstelling
van de SDE++ in 2020 zal ik ook binnenkort met u delen. Er wordt eveneens gewerkt
aan een overzicht van de verduurzamingsprojecten die de grootste industriële uitstoters
in de pijplijn hebben. Dit zal ik opnemen in de monitor Klimaatbeleid die ik eind
oktober met de Klimaatnota naar de Kamer stuur.
2
Welke ruimte ziet u om meer te doen in de industrie voor CO2 uitstoot vermindering? (Erkens, VVD)
3
Is versnelling van de verduurzaming van de industrie onderdeel van beleid? Wat is
daar voor nodig, hoeveel haast zit erachter, kan u de komende maanden een slinger
geven aan de verduurzaming van de industrie? (Erkens, VVD)
Antwoord 2 en 3
Een versnelling van de verduurzaming van de industrie is zeker onderdeel van beleid,
zoals onder meer blijkt uit de invoering van de nationale CO2-heffing. Hiermee geeft de Nederlandse overheid een sterke prikkel aan de industrie
om te investeren in vermindering van de CO2-uitstoot. Deze beprijzing maakte ook deel uit van de brief Verduurzaming basisindustrie
2050, van 15 mei 2020 (Kamerstukken 29 696 en 25 295, nr. 15). Deze brief noemt verder vier assen waarlangs de verduurzaming ter hand genomen
wordt: regie vanuit het Rijk op aanleg van infrastructuur, aanpassing van het instrumentarium
voor verduurzamingstechnieken, innovatie en het wettelijk kader (nationaal en EU-inzet).
Op alle vier assen zet ik in, samen met de Minister van Economische Zaken en Klimaat,
de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat en de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Milieu.
De huidige klimaatopgave uit het Klimaatakkoord (Kamerstuk 32 813, nr. 193) is, net als voor alle betrokken sectoren, al een uitdaging voor de industrie. De
benodigde private investeringen zijn fors – 10 tot 15 miljard euro – en doorlooptijden
van projecten in de industrie zijn lang. Een beperkte extra opgave voor 2030 zou wellicht
mogelijk zijn in de vorm van extra CCS. Uit de RVO-analyse van de koploperprogramma’s
die ik binnenkort met u zal delen, blijkt dat de interesse voor de CCS industrieroute
dusdanig groot is dat de hoeveelheid theoretische emissiereductie in de CCS-plannen
het huidige SDE++-plafond voor CCS-projecten van 7,2 Mton CO2-opslag in de industrie overstijgt. Dit kan betekenen dat er niet voor alle CCS-projecten
SDE++-subsidie beschikbaar is met het huidige plafond en dat daartoe de potentiële
CO2-emissiereductie die CCS kan opleveren niet totaal wordt benut.
Een extra CO2-reductie van de industrie is daarnaast alleen realiseerbaar als verschillende randvoorwaarden
en knelpunten worden opgelost. Deze randvoorwaarden en knelpunten worden toegelicht
in de analyse van de koplopersprogramma’s. De belangrijkste randvoorwaarden betreffen:
– Beschikbaarheid van infrastructuur
– vergunningverlening (stikstof)
– financiële randvoorwaarden (beschikbaarheid van passende subsidies, etc.)
Ik werk binnen de huidige demissionaire status van het kabinet aan het creëren van
de benodigde randvoorwaarden en het oplossen van de knelpunten. Een verdere invulling
is aan een volgend kabinet.
4
De fractie van het CDA geeft aan dat de overheid meer werk moet maken van groene industriepolitiek,
waarbij er een koppeling gemaakt moet worden tussen CO2 reductie en het verdienvermogen van Nederland. Echter, we missen hiervoor geschikte
instrumenten om clusters van bedrijven en waardeketens te ondersteunen. De SDE++ is
namelijk minder geschikt voor het ondersteunen van de clusters van bedrijven en waardeketens.
Zijn er naast de SDE++ additionele instrumenten nodig voor de clusters, wat vindt
de Staatssecretaris hiervan? (Bontenbal, CDA)
Antwoord
Naast voldoende en tijdige beschikbaarheid van infrastructuur, waaraan ik in het kader
van het Programma Infrastructuur Duurzame Industrie werk, en het voorkomen van vertraging
door de vergunnings- (stikstof) en staatssteuntrajecten, is additioneel instrumentarium
gewenst voor de snellere uitrol van een breder palet aan technieken naast CCS, bijvoorbeeld
elektrisch kraken, groene chemie en waterstof. Ik werk aan een Nationale Investeringsregeling
Klimaatprojecten Industrie (NIKI) en een opschalingsregeling Groene Waterstof om deze
(industriële) flagships op klimaatgebied in de clusters van bedrijven, maar ook daarbuiten
in de verdere waardeketen, te kunnen ondersteunen. Het beoogde instrument kan gezien
worden als een nationale variant van het EU Innovation Fund. Bij het Europese Innovation
Fund zijn elementen van verdienvermogen onderdeel van de beoordelingscriteria naast
alleen CO2-reductie. Hoewel aanwezig, is de slagingskans van Nederlandse projecten voor het
verkrijgen van Europese financiering zeer beperkt (1 op 10) vanwege het relatief beperkte
budget ten opzichte van de grote Europese interesse. Aanvullende nationale ondersteuning
voor dit soort grote en belangrijke klimaatprojecten ben ik daarom nader aan het uitwerken.
5
Er gaan al miljoenen subsidie naar Tata, maar de milieuproblematiek blijft. Hoe kijkt
de Staatssecretaris hier naar? (Leijten, SP)
Antwoord
Het lid Leijten geeft terecht aan dat verdere verduurzaming bij Tata Steel Nederland
hard nodig is. Dat gaat op de kortere termijn vooral om het terugdringen van de impact
op de omgeving en het milieu, en op de middellange termijn vooral om het terugdringen
van de CO2-uitstoot. Hierover ben ik in gesprek met het bedrijf en met alle betrokkenen. Ik
steun dan ook het onafhankelijke onderzoek dat FNV nu laat uitvoeren, met medewerking
van Tata Steel Nederland.
In tegenstelling tot wat de vraag impliceert, is dit echter niet iets dat van vandaag
op morgen geregeld is. Het verduurzamen van het staalbedrijf, met welke route dan
ook, gaat om meerdere aanzienlijke ingrepen. Het gaat om miljardeninvesteringen door
het bedrijf, die ook meerdere jaren lopen. Mijn inzet is erop gericht dat dit zo snel
mogelijk gebeurt. Ik heb daarbij telkens twee doelen: het bedrijf moet verduurzamen,
en de banen moeten hier behouden blijven.
6
Gaat u ook één-op-één afspraken maken met de andere grote
industriële uitstoters, net zoals met Tata Steel Nederland? (Bontenbal, CDA)
Antwoord
Er waren verschillende bijzondere aanleidingen om met Tata Steel Nederland in gesprek
te gaan. Ten eerste was er de unieke impact die dit bedrijf, als grootste uitstoter
van CO2 in Nederland, heeft op het welslagen van het Klimaatakkoord. Een tweede reden waren
de gesprekken over de strategische toekomst van het bedrijf met verschillende buitenlandse
geïnteresseerde partijen de afgelopen jaren. Ten derde heeft uw Kamer het kabinet
via de motie Moorlag, die opriep om het voor het staalbedrijf mogelijk te maken in
Nederland te blijven verduurzamen en innoveren, ook opgeroepen om in nauw overleg
met het bedrijf te treden.
Er waren daarmee meerdere redenen om dergelijke verregaande afspraken te maken met
Tata Steel Nederland, maar ik benadruk dat het kabinet openstaat voor gesprekken met
alle partijen die een belangrijke bijdrage leveren aan het Klimaatakkoord. Het kabinet
voert regelmatig overleg met afgevaardigden van de industrie als geheel en met verschillende
grote en kleinere bedrijven over hun aanpak om CO2 te reduceren. Op dit moment zijn er geen gezamenlijke verklaringen of overeenkomsten
met deze bedrijven in voorbereiding.
7
Bent u wel nauw genoeg betrokken bij de onafhankelijke haalbaarheidsstudie naar de
verduurzamingsoptie van FNV voor Tata Steel Nederland? (Erkens, VVD)
Antwoord
Ja. Ik ben met beide partijen in nauw overleg over het onderzoek, waarbij ik ook de
eerdere aandachtspunten die uw Kamer heeft meegegeven in het schriftelijk overleg,
zoals het meenemen van de impact op zowel milieu als klimaat en ook de technische
en financiële haalbaarheid, over dit onderwerp heb betrokken.
Het gaat hierbij om een onafhankelijke studie, op initiatief van FNV en in navolging
van een eerdere studie die in opdracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat
is uitgevoerd in december vorig jaar naar de alternatieven voor CCS in de SDE++. Het
is in deze opzet dan ook passend dat dit gebeurt in opdracht van FNV en Tata Steel
Nederland. Inhoudelijk zorg ik dat ik nauw aangesloten blijf bij de vormgeving en
de voortgang van het onderzoek.
Op verzoek van uw Kamer staat voor 8 juli as. een commissiedebat gepland over Tata
Steel Nederland. Met het oog op het hierboven genoemde onderzoek, waarvan de uitkomst
niet vóór eind juli verwacht wordt, het recente Schriftelijk Overleg met uw Kamer
over de actuele ontwikkelingen rond Tata Steel, en het feit dat de opening van subsidieronde
van de SDE++ pas in het najaar zal plaatsvinden (van 5 oktober tot 11 november), zou
ik uw Kamer in overweging willen geven om dit commissiedebat in de eerste weken na
het zomerreces te voeren. Volgens de huidige planning, kan daar dan ook de uitkomst
van het onafhankelijke onderzoek bij worden betrokken. Zoals aan uw Kamer gecommuniceerd
in het verslag van het Schriftelijk Overleg (Kamerstukken 32 813 en 29 826, nr. 720), zal ik aandringen bij de opdrachtgevende partijen, FNV en Tata Steel Nederland,
om het onafhankelijke onderzoek zo snel mogelijk af te ronden.
Zoals ook aangegeven aan uw Kamer in de begeleidende Kamerbrief bij de beantwoording
van uw vragen in het Schriftelijk Overleg (Kamerstukken 32 813 en 33 009, nr. 719), zal ik uw Kamer op de hoogte houden van (voornemens tot) aanpassingen aan het instrumentarium.
Ik benadruk daarbij dat het toevoegen van nieuwe opties aan de SDE++, mocht dit gewenst
zijn, een proces is dat zorgvuldig onderzoek, openbare consultatie en Europese toestemming
vereist, en dat dit niet in een tijdsbestek van enkele weken of maanden kan gebeuren.
8
Gaat Shell nog meer subsidies aanvragen en ontvangen? (o.a. porthos) (Kops, PVV)
Antwoord
Shell mag, net als alle andere bedrijven subsidie aanvragen. Vervolgens wordt de aanvraag
beoordeeld en wordt bekeken of de aanvraag voldoet aan de regels voor deze subsidie.
Indien de aanvraag voldoet en indien deze hoog genoeg op de ranking komt zal volgens
de regels van de betreffende subsidieregeling de subsidie worden verleend.
Het doel van de subsidies is om de industrie te verduurzamen en in Nederland te behouden,
dat geldt ook voor ook Shell.
9
Ik was verrast door uw primaire reactie op het Shell vonnis in deze reactie had u,
u milder kunnen uitdrukken en dat is een teleurstellende start. Kunt u daarop reflecteren
en hoe ziet u het belang van Shell voor werkgelegenheid? (Eerdmans, JA21)
Antwoord
Zoals aangegeven heeft Shell als een van de weinige grote industrieën het klimaatakkoord
ondertekend. Voor uitvoering van het akkoord worden door Shell al maatregelen genomen.
Daarnaast kom ik nog voor de zomer met een schriftelijke appreciatie. Het is nu nog
te vroeg om een uitspraak te doen over de consequenties van deze uitspraak voor de
activiteiten van Shell. Er wordt nu een analyse uitgevoerd, waarover de Kamer na de
zomer zal worden geïnformeerd. De gevolgen van de uitspraak zullen van veel verschillende
factoren afhangen, waaronder de uitkomst van een eventuele hoger beroep- en cassatieprocedure.
Ik kan daarover dus geen uitspraken doen.
De uitspraak geeft aan dat Shell zelf via haar concernbeleid mag bepalen hoe zij aan
de (netto) reductie invulling geeft.
Er werken circa 10.000 werknemers en 3.500 mensen op tijdelijke contracten bij Shell
in Nederland. Op de tankstations werken ook nog eens zo’n 2.500 mensen.
Daarnaast levert Shell veel indirecte werkgelegenheid door de positie in de waardeketen,
toelevering en export. Ik vind het dus belangrijk dat Shell in Nederland blijft.
10
Hoe gaan we Shell houden en vergroenen, én Terneuzen én Chemelot en al die andere
industriële centra? (Thijssen, PvdA)
Antwoord
De basisindustrie is een belangrijke sector voor de Nederlandse economie, in banen
en toegevoegde waarde, met geografische concentratie in een aantal clusters. Er is
sprake van een hoge mate van R&D en productiviteit en tevens een strategische positie
in industriële waarde ketens van de maakindustrie, voedingsmiddelen en de fijn-chemie.
Deze industrie wil het kabinet behouden voor Nederland en verduurzamen. In de Kamerbrief
Visie basisindustrie 20501is geschetst hoe het kabinet hierop inzet. De industrie zet zelf ook in op verduurzaming
en heeft haar verduurzamingsplannen gepubliceerd met de zogenaamde koplopersprogramma’s.
In deze programma’s staan de gezamenlijke plannen van alle grote bedrijven in de verschillende
clusters om de doelstellingen tot 2030 en 2050 te halen De analyse van deze programma’s
wordt binnenkort met de Tweede Kamer gedeeld.
Het kabinet spreekt regelmatig met de industrie over hoe de industrie wil verduurzamen
en hoe het kabinet hen hierbij kan ondersteunen.
De CO2-heffing en het Europese ETS borgen de CO2 reductie in de industrie. Om te zorgen dat de industrie in Nederland investeert,
hebben we de SDE++ die zorgt voor een verlaging van de onrendabele top van deze investeringen
ten opzichte van fossiele varianten. Deze beleidsmix, van wortel en stok, zorgt ervoor
dat de industrie de reductie-opgave realiseert, terwijl het risico op weglek zoveel
mogelijk wordt beperkt.
11
De totale extra investeringen in infrastructuur en industrie worden tot 2030 geschat
op 12–19 miljard euro en waterstof 8 miljard. Hoe kijkt u naar deze kosten en welke
nevenkosten worden gedrukt, zoals bijvoorbeeld schonere lucht? (Dassen, Volt)
Antwoord
Bij de gereguleerde sectoren worden infrastructuren bekostigd via netwerktarieven.
Voor ongereguleerde infrastructuur zoals waterstof en warmte, geldt dat er onrendabele
kosten kunnen voorkomen, bijvoorbeeld vanwege een vollooprisico of vanwege overdimensionering
om in te spelen op toekomstige vraag. Zodat infrastructuur meteen met voldoende omvang
wordt neergelegd, rekening houdend met de toekomstige vraag en niet alleen met die
van de eerste gebruikers.
In het advies van de ambtelijke studiegroep Klimaatopgave Green Deal en het IBO Financiering
Energietransitie wordt daarom aanbevolen hiervoor extra middelen vanuit de overheidsbegroting
te reserveren. Dit is ter besluitvorming door een volgend kabinet. Naast de CO2-reductie die door deze investeringen worden gefaciliteerd, kunnen er andere maatschappelijke
baten zijn, zoals een betere luchtkwaliteit. Dat kan als naast CO2 andere uitstoot, zoals SO2, NOx of fijnstof wordt vermeden.
RES
12
Is de Staatssecretaris bereid om de ondersteuning van de RESsen te verlengen en subsidies
voor energiecoöperaties verlengen? (Thijssen, PvdA)
Antwoord
In mijn brief van 8 juni jl. (Kamerstuk 32 813, nr. 717) aan uw Kamer over continuering van de financiering van het RES-proces heb ik aangegeven
dat voor de resterende periode in 2021 4 miljoen euro beschikbaar wordt gesteld door
het kabinet om te voorkomen dat het proces stilvalt na 1 juli en de ambities waaraan
hard gewerkt is niet gerealiseerd kunnen worden. Tevens heb ik aangegeven mij te zullen
inspannen om de continuïteit van het RES-proces te waarborgen voor de periode 2022–2025.
Formele besluitvorming hierover is echter aan een nieuw kabinet.
Voor wat betreft de verlening van de subsidies voor energie coöperaties kan ik aangeven
dat de nieuwe Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE) een succesvolle
start kent. Er is veel animo bij de doelgroep. In totaal zijn er iets meer dan 700
aanvragen ingediend en is het budget per 4 juni overtekend. RVO.nl is druk bezig met
de beoordeling van alle aanvragen. Dit kan nog leiden tot (gedeeltelijke) afwijzingen
of intrekkingen. Als hiermee budget vrijvalt, kan dit budget gebruikt worden voor
aanvragen die voor 1 december dit jaar worden ingediend. In 2022 (en verder) zal er
opnieuw budget worden opengesteld voor de SCE.
13
Kunt u de SDE iets ruimer opzetten zodat aanpassingen kunnen worden gemaakt aan RES
projecten? (Thijssen, PvdA)
Antwoord
Op dit moment onderzoekt een werkgroep onder het Nationaal Programma RES (NPRES) de
mogelijkheden hiervoor. Bij het eventueel ruimer opzetten van de SDE is het van belang
rekening te houden met de balans tussen betaalbaarheid en lokaal draagvlak en ruimtelijke
inpassing. Goede ruimtelijke inpassing en participatie zijn belangrijk maar we willen
ook graag de energierekening zo laag mogelijk houden.
14
Veel inwoners hebben last van wind op land. Is de Staatssecretaris bereid toe te zeggen
op korte termijn onderzoek te doen naar afstandsnormen op gezondheid en leefkwaliteit?
(Erkens, VVD)
Antwoord
Ik heb het RIVM gevraagd om de mogelijkheden voor aanvullend gezondheidsonderzoek
bij windparken te verkennen en aan mij te rapporteren welke onderzoeksvorm het meest
haalbaar is en tot betrouwbare resultaten leidt. Hierbij kan ook worden gekeken naar
afstand. Naar verwachting is deze verkenning eind 2021 beschikbaar. Op basis van deze
verkenning zal ik – in samenspraak met alle betrokken partijen – besluiten welk aanvullend
onderzoek in Nederland moet plaatsvinden. Hierover heb ik de Kamer onlangs geïnformeerd
(Kamerstuk 33 612, nr. 75, Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 2863 en Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 3122).
15
Kan de Staatssecretaris financiële participatie verder aanmoedigen of verplicht stellen?
(Erkens, VVD)
16
Kan de Staatssecretaris erop toezien dat financiële participatie ook bij zonneweides
norm wordt? (Erkens, VVD)
Antwoord 15 en 16
Financiële participatie vind ik een belangrijke manier om de omgeving te betrekken
bij wind- en zonne-energie en de lusten en lasten eerlijk te verdelen. Financiële
participatie, zowel bij wind als zon, wordt op dit moment al op veel verschillende
manieren gestimuleerd en genormaliseerd. NP RES en de Participatiecoalitie delen op
verschillende manieren kennis en goede voorbeelden van financiële participatie en
(bevorderen van) lokaal eigendom in de RES’en. De brancheverenigingen voor wind en
zon hebben in hun gedragscodes afspraken gemaakt over financiële participatie. De
gedragscode is bindend voor de leden. Naar aanleiding van de moties van de leden Dik-Faber
en Sienot (Kamerstuk 32 813, nr. 592) en van het lid Bruins c.s. (Kamerstuk 35 570 XIII, nr. 49) heb ik ook gezorgd dat lokaal eigendom onder de aandacht is gebracht en dat er gewerkt
wordt aan knelpunten voor financiële participatie. Over beide moties zal ik de Kamer
binnenkort informeren.
De ontwikkeling van financiële participatie in nieuwe projecten houd ik bij in de
Monitor Participatie hernieuwbare energie op land. Als hieruit blijkt dat de voortgang
in financiële participatie onvoldoende vordert, zal ik bezien of aanvullende maatregelen
nodig zijn.
17
Welke actie onderneemt de Staatssecretaris om te versnellen met het aanwijzen van
windenergie op zee, het optuigen van de waterstof backbone en het sluiten van de kolencentrales?
(Van der Lee, GL)
Antwoord
Ik deel de noodzaak om te versnellen en onderneem hiertoe de volgende acties:
Aanwijzen windenergie op zee
Indachtig de moties van de leden Kröger en Van der Lee (Kamerstuk 32 813, nr. 629) en van het lid Boucke c.s. (Kamerstuk 35 668, nr. 21) en het advies van de «Studiegroep extra opgave» ten opzichte van het Klimaatakkoord
(Kamerstuk 32 813 nr. 683) zijn we hard bezig om de uitrol van wind op zee te versnellen. In het najaar wordt
daarom in een aanvullend ontwerp Programma Noordzee 2022–2027 (Bijlage bij Kamerstuk
35 325, nr. 2) ruimte voor extra windenergiegebieden gemaakt, onder zorgvuldige afweging van alle
andere belangen. Hierover zal de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (IenW)
uw Kamer in het najaar informeren.
Waterstof backbone
Het Hyway27-onderzoek, dat beziet of het bestaande gasnet kan worden hergebruikt voor
een transportnet voor waterstof, wordt voor de zomer afgerond. Na afronding zal ik
uw Kamer deze met een begeleidende brief toezenden.
Kolencentrales sluiten
Er is één voorstel ontvangen naar aanleiding van de call for proposals waarmee één
centrale de gelegenheid is gegeven volledig te stoppen met kolen vanaf 2021. De beoordeling
van het voorstel loopt nog en ik streef ernaar uw Kamer nog voor de zomer te informeren
over deze beoordeling en de uitkomst van deze call for proposals.
18
Kunt u ervoor zorgen dat iedereen genoeg betrokken en geïnformeerd wordt over de RES’en
en dat voldoende wind- en zonneprojecten worden gerealiseerd? (Van der Lee, GL)
Antwoord
Ik onderschrijf dat het betrekken en informeren van inwoners bij de RES’en en wind-
en zonneprojecten essentieel is. De RES-regio’s hebben de afgelopen tijd moeite gedaan
om in coronatijd inwoners, maatschappelijke organisaties, energiecoöperaties, netbeheerders
en bedrijven deelgenoot te maken van de regionale klimaatopgave. Regio’s worden hierin
actief ondersteund via het Nationaal Programma RES. Tegelijkertijd zie ik ook een
taak voor het Rijk en landelijke kennisorganisaties om feitelijke informatie over
de energietransitie, waaronder de veiligheid- en gezondheidsaspecten rond hernieuwbare
energie, beschikbaar te stellen. Zo heeft het Expertisepunt van het RIVM als doel
informatie over gezondheidseffecten in samenwerking met de GGD goed beschikbaar te
maken. Ik zal erop toezien dat deze informatie ook in de RES'en breed beschikbaar
is. Ook is onlangs de overheidscampagne gericht op het nut en de noodzaak van duurzame
energie van start gegaan.
Financiële participatie is een van de manieren om die betrokkenheid te organiseren
en tot een eerlijke verdeling van lusten en lasten te komen. Dit ondersteunen doe
ik direct en indirect door het delen van kennis, het oplossen van vraagstukken over
financiële participatie en het onder de aandacht brengen van het onderwerp. Dit gebeurt
onder andere via NP RES en www.energieparticipatie.nl, in de periodieke foto van de RES'en door NP RES, en door de participatiecoalitie
die actief is in alle regio's. In het najaar zal ik met de met de RES-partners de
participatie aanpak onder de loep nemen en kijken of er aanpassing nodig is.
19
Welke slimme normstelling acht de Staatssecretaris nodig als het gaat om zon op dak
in het Bouwbesluit? (Grinwis, CU)
Antwoord
Ik kan melden dat recente wijzigingen in de regelgeving al nieuwe mogelijkheden bieden
voor een slimme normstelling voor zon op dak in het Bouwbesluit. Zo dient nieuwbouw
per 1 januari 2021 te voldoen aan de eisen voor bijna energie-neutrale gebouwen (BENG).
Hieronder valt een minimaal aandeel hernieuwbare energie, waarvoor in de praktijk
vaak zon op dak wordt toegepast. Voor nieuwe gebouwen die buiten de BENG vallen, zoals
industriegebouwen, en voor bestaande gebouwen zonder zonnepanelen, heeft de Minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) een wijziging van het Besluit
bouwwerken leefomgeving (Bbl – opvolger van het Bouwbesluit 2021 onder de Omgevingswet)
in consultatie gebracht. Hiermee krijgen gemeenten de bevoegdheid om maatwerk toe
te passen, waarmee kan worden bepaald dat een dak duurzaam moet worden gebruikt, bijvoorbeeld
voor de opwek van hernieuwbare energie met zonnepanelen, mits dit tegen redelijke
kosten kan. De gemeente kan hierbij gebiedsgericht differentiëren. De reden om hier
voor lokaal maatwerk te kiezen en niet voor een generieke eis, is om deze keuze samen
te laten gaan met lokale wensen en regionaal ruimtelijk beleid. Dit voorstel zal de
Minister van BZK binnenkort voorhangen bij uw Kamer. Aanvullend onderzoekt de Minister
van BZK de mogelijkheden om nieuw te bouwen gebouwen te verplichten om minstens constructief
geschikt te zijn voor de plaatsing van zonnepanelen, ook als zonnepanelen niet direct
bij oplevering geplaatst worden.
20
Kunt u aangeven of de SDE++ beschikbaar blijft voor lagere windmolens? (Grinwis, CU)
Antwoord
Ja, dit blijft mogelijk in de SDE++, mits de reden voor de verlaging voortkomt uit
beperkingen door landelijke regelgeving.
21
Gaat dat (RES) extra geld kosten en hoe wordt lokaal eigenaarschap geborgd? (Grinwis, CU)
Antwoord
De RES’en leiden uiteindelijk tot zon- en windprojecten, die SDE-subsidie zullen ontvangen,
en tot investeringen in de infrastructuur die daarvoor nodig zijn. Ook kunnen er kosten
worden gemaakt voor gebiedsgerichte inpassing. Daarnaast zijn er kosten voor ondersteuning
van de RES-regio’s, onder meer voor de organisatie van hun interne samenwerking en
de uitvoering van participatieprocessen. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL)
heeft in de analyse van de concept-RES’en geen uitspraken gedaan over eventuele meerkosten
van de RES-plannen. De verwachting is dat het PBL bij de doorrekening van de RES 1.0
deze kosten in kaart zal brengen. Ik zal uw Kamer daar eind 2021 over informeren.
Het algemeen streven naar 50% lokaal eigendom uit het Klimaatakkoord wordt breed onderschreven,
ook in de RES’en. Naar aanleiding van de motie Dik-Faber/Sienot heb ik lokaal eigendom
in de RES’en extra onder de aandacht gebracht, samen met NP RES. Ook worden er goede
voorbeelden van lokaal eigendom breed gedeeld, zodat alle regio's dit concreet op
kunnen nemen in hun RES. Naar aanleiding van de motie van het lid Bruins c.s. werk
ik aan basisteksten voor beleid over financiële participatie. Over beide moties zal
ik de Kamer binnenkort informeren.
22
Financiën voor ondersteuningsstructuren voor bewoners en initiatieven RES vervallen
binnenkort. Hoe garantie dat ook na 2021 voortgang geboekt wordt? (Grinwis, CU)
Antwoord
Ik verwijs voor de beantwoording van deze vraag graag naar het antwoord op vraag 12.
23
In hoeverre is het een wassen neus om te komen met burgerparticipatie in de RESsen?
(Eerdmans, JA21)
Antwoord
Maatschappelijk draagvlak is een van de pijlers van de RES'en. Door het RES-proces
zijn er overal in Nederland participatieprocessen over wind en zon gestart. Het is
voor het eerst dat er gelijktijdig zo veel participatie plaatsvindt en het is dan
ook niet vreemd dat dat reuring geeft. Maar reuring betekent niet altijd dat het slecht
gaat; ook in een goed participatieproces kan er reuring zijn. De praktijk schetst
dan ook een genuanceerd beeld. Uit de foto van de RES’en van februari blijkt dat de
regio’s hun inzet rond participatie hebben geïntensiveerd. De vele participatieprocessen
hebben dan ook zeker een effect; zo is in Amsterdam besloten om een reflectieperiode
in te stellen waarin de mogelijke effecten van windturbines in de zoekgebieden worden
onderzocht. In de RES-regio Noord-Holland Noord is het bod omlaag bijgesteld vanwege
het afvallen van een aantal zoekgebieden op basis van input van gemeenteraden naar
aanleiding van de inbreng van inwoners. Daartegenover staat een groot nieuw zoekgebied
met potentie tot 1,1 TWh op basis van een inwonerinitiatief. Momenteel wordt dit verder
verkend. In Fruitdelta Rivierenland heeft een gemeente de ambitie tijdelijk teruggeschroefd,
om meer tijd te nemen voor dialoog met inwoners. Er was veel onrust ontstaan rond
een zoekgebied in de gemeente. Dit valt nu onder de «onderzoeksgebieden»; gebieden
die kansrijk zijn maar waar nog meer onderzoek en dialoog met de samenleving nodig
is. Het bod blijft echter gehandhaafd, omdat uit het RES 1.0 proces juist ook nieuwe
zoekgebieden naar voren zijn gekomen die nadere toetsing wél hebben doorstaan.
Werken aan een eerlijke transitie en voldoende draagvlak is een continu punt van aandacht
in het klimaatbeleid. Nu het gesprek over de RES'en steeds intensiever gevoerd wordt,
zien we op verschillende plaatsen in Nederland mensen bezwaar maken en/of bezorgd
zijn over hun leefomgeving. Dat vraagt om aandacht van de regio's én van de rijksoverheid
om te begrijpen waar de zorgen en bezwaren vandaag komen en hoe er daarvoor een oplossing
gevonden kan worden. Ik bekijk samen met NP RES hoe gemeenten en provincies ook ná
RES 1.0 ondersteund kunnen worden in het goed betrekken van hun inwoners en meenemen
van hun wensen en zorgen.
24
Is het een optie voor de Staatssecretaris om te stoppen met overprogrammering in de
RES’en? (Eerdmans, JA21)
Antwoord
Nee. Overprogrammering is van belang om nog de nodige afwegingen te maken, denk aan
de netcapaciteit, betrokkenheid bewoners en impact op de natuur. Onderzoeken die uiteindelijk
bij concrete zoekgebieden gedaan moeten worden, kunnen leiden tot andere uitkomsten
en afwegingen. De huidige prognose, die het PBL momenteel schat op 31,2 tot 45,7 TWh,
met een middenwaarde van 38,2 TWh, acht ik daarom verstandig. Ik verwacht namelijk
dat de overprogrammering in de RES’en nodig zal zijn om de afgesproken 35 TWh te realiseren,
en niet zozeer dat we meer zullen realiseren in 2030.
25
Voelt u de weerstand tegen zonneweides en windturbines op land? (Eerdmans, JA21)
Antwoord
Ik verwijs voor de beantwoording van deze vraag graag naar het antwoord op vraag 23.
Netbeheer
26
Hebben netbeheerders voldoende financiering en sturingsmogelijkheden hebben. En ook
de heer Stoffer heeft mij gevraagd of ik bereid ben na financiering van regionale
netwerkbedrijven te kijken. (Grinwis, CU)
Antwoord
Het systeem van de Autoriteit Consument en Markt (ACM) waarborgt dat netbeheerders
alle efficiënte kosten die ze maken plus een redelijk rendement kunnen terugverdienen.
Vanwege de omvang van investeringen is het nodig dat aandeelhouders de balans van
de netbeheerders versterken met eigen vermogen om zodoende de investeringen efficiënt
te kunnen blijven financieren.
Het Rijk doet dit bijvoorbeeld als aandeelhouder van TenneT. Decentrale overheden
hebben dit gedaan of overwegen dit voor de regionale netwerkbedrijven waar ze aandeelhouder
van zijn. In het Interdepartementale Beleidsonderzoek Financiering Energietransitie
(Kamerstuk 32 813, nr. 689) is aangegeven dat het verstandig is om te onderzoeken of het Rijk ook een rol moet
spelen in de kapitaalbehoefte van regionale netwerkbedrijven. Dit onderzoek wordt
nu samen met het Ministerie van Financiën opgestart.
Naar mijn beeld hebben netbeheerders op dit moment voldoende sturingsmogelijkheden
om op efficiënte wijze te sturen op hun investeringen. Zo hebben zij een belangrijke
plek aan tafel in verschillende programma’s zoals bijvoorbeeld in de RES’en en aan
de Uitvoeringtafels van het Klimaatakkoord. In de RES’sen denken netbeheerders actief
mee hoe ze het net zo efficiënt mogelijk kunnen aanleggen, maar geven ook aan wanneer
hernieuwbare energieprojecten aangesloten kunnen worden.
27
Is de staatsecretaris bereid om de aanbevelingen van de netbeheerders uit de integrale
infrastructuur verkenning 2030–2050 over te nemen? (Thijssen, PvdA)
Antwoord
Het kabinet heeft op 28 april jl. (Bijlage bij Kamerstuk 32 813, nr. 684) de verkenning vanwege haar demissionaire staat zonder appreciatie aan uw Kamer verzonden.
Een aantal voorgestelde maatregelen voer ik al uit. Zo voer ik een onderzoek uit naar
het transportnet voor waterstof (Hyway 27), aangekondigd in de kabinetsvisie waterstof
die op 30 maart 2020 (Kamerstukken 32 813 en 29 696, nr. 485) aan de Tweede Kamer verzonden is, waarover uw Kamer voor de zomer wordt geïnformeerd.
Een aantal aanbevelingen vragen grote beslissingen en een zorgvuldige afweging, waaronder
keuzes over de infrastructuur die samenhangt met verduurzaming van de industrie. Besluitvorming
hierover is aan een volgend kabinet.
28
De leden Bontenbal (CDA) en Stoffer (SGP) stelden vragen over integrale regie en optimalisatie
van het energiesysteem.
29
Is de Staatssecretaris bereid een optimalisatiestudie te laten uitvoeren en de heer
Stoffer of ik bereid ben een programma energiehoofdstructuur op te zetten en stresstests
te laten uitvoeren? (Bontenbal, CDA)
Antwoord 28 en 29
Ik ben bezig een Programma Energiestructuur op te zetten, zoals ook afgelopen week
vermeld in de door uw vaste commissie voor Klimaat en Energie gevraagde reactie op
het TNO-rapport «Energie-infrastructuren 2030» (Kamerstuk 32 813, nr. 158). Onderdeel hiervan is de vraag hoe structureel inzicht te verkrijgen is in de ontwikkeling
van het energiesysteem. Hierbij maak ik gebruik van de integrale infrastructuurverkenning
die de landelijke en regionale netbeheerders hebben uitgevoerd en tweejaarlijks gaan
uitvoeren. Deze verkenning is tevens op te vatten als een stresstest, zoals door het
lid Stoffer gevraagd.
In de integrale verkenning hebben netbeheerders in kaart gebracht waar no-regret versterkingen
in de infrastructuur moeten komen. Deze versterkingen nemen de netbeheerders mee in
hun tweejaarlijkse investeringsplannen. Daarnaast brengt TenneT jaarlijks een monitor
leveringszekerheid uit, waarin getoetst wordt of de leveringszekerheid gewaarborgd
kan blijven in de toekomst.
Optimalisatie van besluiten over onderdelen van het energiesysteem zal plaatsvinden
binnen het Programma Energiesysteem dat momenteel wordt opgezet.
Het lid Stoffer heeft eveneens gevraagd of er een Programma Energiehoofdstructuur
kan komen. Dit zal onderdeel uitmaken van het Programma Energiesysteem en bevat de
ruimtelijke keuzes die nodig zijn voor de energie-infrastructuur van nationaal belang.
Het Programma Energiesysteem zal integraal kijken en verbinding leggen tussen de programma’s
voor de sectoren industrie, elektriciteit, mobiliteit en gebouwde omgeving. In het
najaar zal ik uw Kamer nader informeren over de precieze vormgeving van het Programma
Energiesysteem en de eerste resultaten van het Meerjarenprogramma Infratructuur Energie
en Klimaat.
Kernenergie
30
Wat doen we vlak van SMRs in Nederland en kunnen we aansluiten bij projecten op Europees
verband? (Erkens, VVD)
Antwoord
Er wordt momenteel wereldwijd onderzoek naar SMRs gedaan. Nederland draagt al jaren
financieel bij aan onderzoek rondom de thorium Molten Salt reactor (ook een SMR) via
een onderzoeksubsidie aan de Nuclear Research & Consultancy Group (NRG) in Petten
en indirect via het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) aan de TU
Delft. TU Delft is goed aangesloten bij Europese projecten op dit vlak. Ook krijgt
NRG via Europese projecten kennis over de nieuwe ontwikkelingen in SMRs waardoor er
inzicht is in de technische, veiligheids- en economische kenmerken daarvan. Het deel
van de subsidie dat NRG in de periode van 2014–2020 aan thorium onderzoek heeft besteed
bedraagt bijna 6,5 miljoen euro. Hiernaast is er een VroegeFaseFinanciering van ca
350.000 euro verstrekt aan Thorizon; een startup op het gebied van thorium SMR.
31
Het IEA zegt dat fossiel afgebouwd moet worden, maar de VVD wil wel kernenergie. Gaat
de Staatssecretaris dat meenemen in de taxonomie? (Leijten, SP)
Antwoord
Kernenergie produceert CO2-vrije elektriciteit. Op basis van de Nederlandse In Depth Review van het IEA concludeert
het kabinet ook dat alle technologieën en energiebronnen nodig zijn om de energietransitie
vorm te geven en de doelen uit het Klimaatakkoord te halen (Kamerstukken 32 813 en 31 239, nr. 615).
Nederland heeft altijd gepleit en zal blijven pleiten voor een technologieneutrale
taxonomie, waarin economische activiteiten aan de hand van wetenschappelijke criteria
worden beoordeeld. Een mogelijke opname van kernenergie op de lijst met goedgekeurde,
duurzame investeringen kan helpen bij het bereiken van de emissiereductiedoelstellingen
die de Europese Unie heeft gesteld, zeker voor de mogelijkheden om de financiering
van nieuwe kernenergie te faciliteren.
De Europese Commissie heeft het Joint Research Centre (JRC) van de Europese Commissie
verzocht een technisch adviesrapport te schrijven over de «do no significant harm»-aspecten
van kernenergie. Dit rapport is eind maart gepubliceerd en aan twee groepen experts
voorgelegd voor een review. Daarna neemt de Commissie op basis van deze stukken een
beslissing of kernenergie onder de taxonomie wordt gebracht. Dit proces wordt naar
verwachting na de zomer afgerond en daarna zal uw Kamer hierover worden geïnformeerd.
Op dat moment zal ik ook informeren hoe ik omga met de motie-Erkens c.s. die vraagt
om op te trekken met Frankrijk en andere lidstaten die zich inzetten voor opname van
kernenergie in de taxonomie.
Overig
32
Kan de Staatssecretaris toezeggen zich de komende tijd maximaal in te spannen om WarmtelinQ
van de grond te krijgen? (Bontenbal, CDA)
Antwoord
Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) pleegt, in samenwerking met
verschillende publieke partijen, maximale inspanningen om het project WarmtelinQ te
realiseren.
De totale financiële bijdrage van EZK bedraagt 100 miljoen euro in de vorm van een
subsidie en maximaal 37,5 miljoen euro in de vorm van een leningsovereenkomst. De
bijdragen van EZK zijn gedekt en hierover is de Tweede Kamer geïnformeerd middels
de Voorjaarsnota. Daarnaast wordt de kamer nader geïnformeerd in een Kamerbrief die
nog deze maand verstuurd wordt.
EZK onderzoekt op welke alternatieve manier een passende stimulering van dit soort
projecten mogelijk is en kijkt daarbij in eerste instantie naar de SDE++.
33
Gekeken naar energie uit water: wil de Staatssecretaris steun uitspreken voor de opzet
van demoprojecten en proberen geld hiervoor te halen uit Brussel? (SGP, Stoffer)
Antwoord
Omdat de geografische en oceanografische condities in Nederland niet optimaal zijn
en de technologieën nog aanzienlijk duurder zijn dan zon en wind, is het beeld op
basis van de huidige kennis, dat deze technologieën niet op een significante en betaalbare
wijze kunnen bijdragen aan de Nederlandse energietransitie. Steun wordt gegeven aan
het vergroten van de mondiale kansen voor de sector. RVO.nl voert op dit moment gesprekken
om te kijken hoe deze exportkansen te verzilveren. Daarbij wordt samen met bedrijven
gekeken hoe optimaal gebruik gemaakt kan worden van nationale en Europese gelden.
Het blijft voor de sector nog steeds mogelijk om aanspraak te maken op reeds bestaande
innovatie- en subsidieregelingen zoals de DEI+ en om een beroep te doen op middelen
uit Brussel.
34
Hoe staat het met vervolgonderzoek en pilots met betrekking tot energie uit water
en tidal power uit zee? TNO lijkt conservatief te zijn als het hierover gaat? (CU, Grinwis)
Antwoord
TNO heeft onafhankelijk onderzoek uitgevoerd naar het potentieel van Elektriciteit
uit Water technieken in Nederland. Uw Kamer is hierover geïnformeerd door middel van
de Kamerbrief Verkenning EuW (Kamerstukken 32 813 en 30 196, nr. 676). Dit is gedaan langs de criteria van kostenefficiëntie en gericht op waar focus
en massa kan worden gerealiseerd. Samen met IenW zet ik mij er voor in om met Topconsortia
voor Kennis en Innovatie en kennisinstellingen de door TNO aangehaalde kennislacunes
waar nodig verder in te vullen. Deze gesprekken vinden komende zomer plaats. Dynamic
Tidal Power wordt ook in deze beschouwing meegenomen.
35
Is de focus voor massa als criterium wel de juiste voor het TNO-onderzoek? Moet onderzoek
naar getijde-energie niet sowieso gestimuleerd worden in Zeeland? (Bontebal, CDA)
Antwoord
In antwoord op de vraag van het lid Bontenbal van het CDA of kostenefficiëntie niet
een beter criterium zou zijn dan massa om elektriciteit uit water technieken te beoordelen,
kan ik antwoorden dat beide aspecten goed zijn meegenomen in het onderzoek. Ook vroeg
het lid Bontenbal of ik getijdenenergie in Zeeland vooruit wil helpen. Daarover kan
ik u mededelen dat de Ministers van IenW, Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV)
en EZK deskundigen hebben gevraagd een advies uit te brengen over de technische, juridische
en financiële haalbaarheid van het project Getij Grevelingen. De deskundigen geven
aan dat het financieel en technisch niet haalbaar is om getijdenenergie te koppelen
aan dit project. Zij adviseren dan ook om getijdenenergie niet langer mee te nemen
in het ontwerp. Het uitgangspunt van het project blijft de waterkwaliteit en de natuur
van de Grevelingen duurzaam te verbeteren. Deze uitkomsten zijn gedeeld met de regio
en het advies is begin juni openbaar gemaakt. Rijk en regio zijn hierover met elkaar
in gesprek. Zodra hier meer duidelijkheid over is, zal dit met de Kamer en de omgeving
gedeeld worden.
Indieners
-
Indiener
D. Yesilgöz-Zegerius, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.