Brief regering : Jaarrapport 2021 Visitatiecommissie Defensie & Veiligheid
34 919 Defensienota
Nr. 81 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 juni 2021
Hierbij bieden wij u het jaarrapport 2021 aan van de Visitatiecommissie Defensie en
Veiligheid (hierna de commissie)1. Het is het derde en daarmee laatste jaarrapport, getiteld «Ruimte voor veiligheid».
De commissie toetste tussen 2018 en 2020 de voortgang en de doelbereiking van het
plan van aanpak «Een veilige defensieorganisatie» (Kamerstuk 34 919, nr. 4). Wij zijn de commissie zeer erkentelijk voor haar werk. Zij hebben ons daadwerkelijk
een spiegel voorgehouden. In deze aanbiedingsbrief reageren wij op de bevindingen
en aanbevelingen van de commissie. Daarnaast gaan wij in deze brief, zoals aangekondigd
in onze brief van 1 februari 2021 (Kamerstuk 34 919, nr. 79), nader in op de overdracht van de werkzaamheden van de commissie.
Ook voor dit jaar geldt dat de commissie bij haar bezoeken en gesprekken rekening
moest houden met de maatregelen in verband met de COVID-19 pandemie. Ondanks dat deze
maatregelen van kracht waren voor bijna de helft van de onderzoekstermijn van drie
jaar, heeft de commissie telkens een constructief rapport opgeleverd. In deze rapporten
beperkt zij zich niet tot valideren en signaleren, maar denkt de commissie ook mee
over oplossingen. Wij hebben deze herkenbare aanpak steeds gewaardeerd.
Bij ons aantreden troffen wij een organisatie aan met een aantal prangende veiligheidsvraagstukken.
Dit bleek onder meer uit enkele ernstige incidenten en een aantal dodelijke ongevallen.
Het verbeteren van de veiligheid binnen Defensie was voor ons daarom van meet af aan
een topprioriteit. Met de oprichting van de Directie Veiligheid en de Inspectie Veiligheid
Defensie (IVD) heeft veiligheid weer een prominente plek in de organisatie gekregen.
Het plan van aanpak is opgesteld en de resultaten daarvan worden nu zichtbaar. Wij
zijn verheugd dat de commissie deze positieve ontwikkelingen ook ziet. Het plan van
aanpak heeft een natuurlijk vervolg gekregen met de Agenda voor Veiligheid. In deze
Agenda wordt aan de hand van vijf thema’s2 veiligheid verder verankerd in de bedrijfsvoering en taakuitvoering, in lijn met
het eerste inrichtingsprincipe van de Defensievisie 2035 (Kamerstuk 34 919, nr. 71). In het eerste inrichtingsprincipe staat het unieke personeel van Defensie centraal,
één van de doelstellingen is dan ook de verankering van fysieke en sociale veiligheid
in de bedrijfsvoering van Defensie. Met de Agenda kunnen de defensieonderdelen richting
geven aan de verdere verbetering van veiligheid. Op het gebied hoog-risico processen,
zoals schieten, munitie, duiken, hitteziekte en sociale veiligheid zijn concrete verbeteringen
bewerkstelligd, maar er is ook nog werk te verzetten. Deze verbeteringen waren hard
nodig, want Defensie komt van ver en is er nog niet.
In haar laatste rapport concentreert de commissie zich in haar bevindingen op vijf
concrete punten die Defensie nog verder moet verbeteren. In deze beleidsreactie staan
wij stil bij wat deze aanbevelingen voor de organisatie betekenen. Daarbij onderstrepen
we dat wij de aanbevelingen van de commissie omarmen. Wij constateren net als de commissie
dat veiligheid een belangrijkere plek heeft gekregen op de agenda van Defensie, maar
ook wij zijn nog niet tevreden.
Deskundigheid in de organisatie en aan de top
De commissie constateert dat de veiligheidscapaciteit weliswaar is vergroot, maar
nog niet altijd kwantitatief en kwalitatief voldoende. Met de presentatie van het
plan van aanpak «Een veilige defensieorganisatie» (hierna plan van aanpak) kwam structureel
€ 25 miljoen beschikbaar voor het versterken van veiligheid. Vanaf 2021 is dit verhoogd
tot € 30 miljoen. Hiermee is voornamelijk de veiligheidsorganisatie van Defensie opgebouwd.
Inmiddels is het merendeel van de aangemaakte functies gevuld. Mede door deze versterking
van de veiligheidsorganisatie is veiligheid een belangrijk onderdeel van de reguliere
bedrijfsvoering geworden. Het vullen van enkele specialistische functies duurt langer
omdat het werven van schaarse veiligheidsexpertise of het opleiden van deze functionarissen
meer tijd kost. Het plan van aanpak wordt op dit moment geëvalueerd door de Auditdienst
Rijk (ADR). Daarbij is de relatie tussen toegekend budget en uitvoering van de maatregelen
een onderdeel. Aanbevelingen en conclusies uit deze evaluatie zullen worden meegenomen
bij de besluitvorming rondom de begroting van 2022 en verder.
Wij zijn het met de commissie eens dat verdere versterking van de capaciteit vereist
is. In oktober 2020 hebben de defensieonderdelen op verzoek van de Commandant der
Strijdkrachten (CDS) concrete plannen gemaakt om de doelen, zoals beschreven in de
Agenda voor Veiligheid, te behalen tot zover zij daar invloed op hebben. Om de effecten
uit de Agenda volledig te realiseren zijn investeringen in de gehele bedrijfsvoering
nodig, zoals bijvoorbeeld in vastgoed en IT. Bij de oplevering van deze plannen hebben
de defensieonderdelen gemeld dat verdere versterking van hun veiligheidsorganisatie
vereist is om deze plannen te realiseren. Het gaat dan onder andere over audit- en
onderzoekscapaciteit. Om de defensieonderdelen ondersteuning te bieden bij de uitvoering
van de plannen hebben wij besloten om voor de komende jaren extra financiële middelen
te reserveren. Hiermee kan de versterking van de veiligheidsorganisaties binnen Defensie
worden voortgezet.
Een ander advies van de commissie betreft de mogelijkheid te bezien om specifieke
functionarissen langer een functie te laten bekleden. Hierdoor wordt het kennisniveau
hoger en blijft de kennis langer voor het defensieonderdeel behouden. Er bestaat een
lijst van 85 functiegroepen die voor zes of zeven jaar kunnen worden toegewezen. Deze
lijst kan, na goedkeuring van de bonden, worden uitgebreid. Recentelijk is dit gebeurd
met functies als onderofficier beeldanalyse, onderofficier cyber warfare en onderofficier
avionica techniek. Er ligt een voorstel van Defensie om functies in het veiligheidsdomein,
zoals op het gebied van het vervoer van gevaarlijke stoffen, toe te voegen aan deze
lijst. Na hervatting van het overleg met de bonden, wat eind 2020 als gevolg van arbeidsvoorwaarden-onderhandelingen
is opgeschort, hopen we ten aanzien van dit voorstel spoedig tot overeenstemming te
komen. Vooruitlopend hierop heeft de CDS in december 2020 de defensieonderdelen de
opdracht gegeven om een langere functieduur voor militairen in leidinggevende en veiligheidsspecifieke
functies te stimuleren. Er wordt gewerkt aan een wijziging van de IT-systemen om de
gemiddelde functieduur voor een groep militairen te kunnen bepalen. Zo kunnen we het
effect van deze opdracht meten.
Daarnaast zijn er relevante ontwikkelingen in het kader van de HR-transitie, zoals
gemeld op 28 mei jl. (Kamerstuk 35 570, nr. X, nr. 91). Om het carrièreperspectief te vergroten en concrete (specialistische) loopbaan-
of carrièrepaden mogelijk te maken, kunnen leidinggevenden en medewerkers in de toekomst
ontwikkel- en carrièreafspraken maken op wederkerige basis. Hierbij wordt, uitgaand
van de taakstelling van de organisatie, rekening gehouden met de wensen en de ambities
van het personeel. Zo worden er meer mogelijkheden geboden voor maatwerk, bijvoorbeeld
als het gaat om de doorontwikkeling van een medeweker binnen een bepaald vakgebied
of specialisme, zoals veiligheid. Een loopbaanpad of de functieduur zijn aspecten
waarover deze afspraken gemaakt kunnen worden. Ook worden nieuwe aanstellingsvormen
gecreëerd voor functies waarvoor aangepaste militaire basiseisen gelden afgestemd
op de functie. Daarmee ondersteunt deze nieuwe aanstellingsvorm de mogelijkheden om
de doelgroep voor specialistische functies te vergroten en een specialistisch loopbaanpad
te kunnen volgen.
Veiligheidsbeleid: niet meer, maar beter en in verhouding tot het risico
Binnen Defensie worden goede initiatieven opgestart op het gebied van veiligheid,
maar de commissie ziet dat deze plannen niet altijd de juiste samenhang vertonen.
Dit kan leiden tot spanningen tussen beleid en uitvoering, waarbij de plannen niet
altijd worden waargemaakt. Wij delen de conclusie van de commissie dat de nadruk op
de uitvoering van de bestaande plannen moet liggen. Daarom richten wij ons in de toekomst
met prioriteit op de uitvoering van de resterende maatregelen uit het plan van aanpak
en de plannen voor de Agenda voor Veiligheid. De uitvoering van deze maatregelen en
plannen helpt ons bij het verder inrichten en optimaal benutten van ons veiligheidsmanagementsysteem.
Dit systeem bestaat uit het geheel van beleid en regelgeving, (bedrijfsvoerings)procedures
ten behoeve van het managen van risico’s, het waarborgen van veiligheid en het verbeteren
van het veiligheidsbewustzijn. Elementen van het veiligheidsmanagementsysteem zijn
o.a. risicomanagement, kwaliteitsbewaking, borging en compliance-management. Het beoordelen
en verbeteren van al deze elementen is een continu proces. Het veiligheidsmanagementsysteem
komt tot uiting in de bedrijfsvoering van Defensie, bijvoorbeeld in de opleidingen
of bij het maken van een risicoanalyse.
Van belang is, zoals de commissie terecht aanhaalt, dat deze plannen moeten worden
uitgevoerd zodat kan worden gestuurd op de doelbereiking. De CDS neemt hierin een
centrale rol. De defensieonderdelen hebben inmiddels de opdracht gekregen van de CDS
om de door hen opgestelde plannen ten behoeve van de Agenda voor Veiligheid uit te
voeren. Deze opdracht is gegeven in de Aanwijzing Gereedstelling Defensie (AGDEF).
Door ook veiligheidsopdrachten daarin te verwerken maken ze onderdeel uit van de reguliere
bedrijfsvoering en taakuitvoering van de defensieonderdelen. Over de voortgang van
deze plannen rapporteren zij aan de CDS, zodat hij deze kan monitoren en indien nodig
kan bijsturen. In 2021 en volgende jaren rapporteren de defensieonderdelen in ieder
geval drie keer per jaar aan de CDS over de voortgang van de openstaande maatregelen
van het plan van aanpak en van hun eigen plannen.
Daarnaast moeten de defensieonderdelen worden ondersteund bij de uitvoering van deze
plannen. De commissie constateert dat er nog geen budget is toegekend voor de plannen
van de defensieonderdelen, terwijl dit wel randvoorwaardelijk is voor de uitvoering
hiervan. Om de defensieonderdelen te faciliteren bij het uitvoeren van de plannen
reserveren wij alvast extra financiële middelen. Voor de jaren 2022 en 2023 tezamen
wordt € 32,2 miljoen gereserveerd uit eigen begroting. Dit is bovenop de reeds toegekende
€ 30 miljoen die elk jaar beschikbaar is voor veiligheid en bovenop investeringen
die niet noodzakelijkerwijs veiligheidsspecifiek zijn, maar wel de veiligheid verbeteren.
Omdat veiligheid meer aandacht heeft gekregen in de organisatie en onderdeel is geworden
van de reguliere bedrijfsvoering en taakuitvoering, wordt bij relevante investeringen
en vernieuwingen rekening gehouden met veiligheid. Zo komen bijvoorbeeld vastgoedinvesteringen
de veiligheid ten goede. Zoals vermeld voert de ADR op dit moment de evaluatie naar
het plan van aanpak uit. Daarbij onderzoeken zij de realisatie en borging per maatregel.
Eventuele conclusies en aanbevelingen over de in 2018 toegekende middelen zullen worden
meegenomen bij het opstellen van de begroting van 2022 en verder.
Het vijfde thema van de Agenda voor Veiligheid betreft het invoeren van risicomanagement.
Risicomanagement binnen Defensie wordt doorontwikkeld zodat het integraal in de bedrijfsvoering
wordt gewaarborgd. Het is immers een van de thema’s van de Agenda voor Veiligheid.
Een ondersteunend IT-systeem is hierbij noodzakelijk. Dit IT-systeem is een van de
producten die wordt gefaciliteerd vanuit het programma IRM. Op dit moment wordt de
verwerving van het systeem voorbereid en de financiering hiervoor wordt ingebracht
in het reguliere begrotingsproces. Het gaat, zoals de commissie aangeeft, nog enkele
jaren duren voordat het IT-systeem volledig is ontwikkeld en geïmplementeerd. Naast
het IT-systeem zorgt het programma ook voor kaderstellend beleid waarmee de bedrijfsvoering
wordt ingericht en de aanwezigheid van voldoende kennis en ondersteuning bij gebruik.
Al deze producten worden op dit moment ontwikkeld. Doordat dit programma op centraal
niveau wordt uitgevoerd zijn de defensieonderdelen hiervan afhankelijk voor het volledig
realiseren van de Agenda voor Veiligheid. Wij zijn het met de commissie eens dat de
uitvoering van dit programma prioriteit moet krijgen, om zo de defensieonderdelen
optimaal te ondersteunen.
Opleiden en leren
Om veiligheid voor het personeel als kernwaarde van Defensie te waarborgen bevat het
plan van aanpak maatregelen over veiligheid in opleidingen. Huidig personeel willen
we bijscholen (maatregel 8) en instromend personeel wordt in de initiële opleidingen
aangeleerd dat veilig werken en veilig met elkaar omgaan de norm is (maatregel 12).
Op die manier leren nieuwe generaties militairen direct dat veiligheid belangrijk
is bij Defensie, terwijl leidinggevenden en commandanten worden getraind om hun verantwoordelijkheden
beter waar te maken. De commissie constateert dat het oppakken van deze maatregelen
lang heeft geduurd, maar tegelijkertijd ziet zij ook dat veel werk wordt verzet.
De commissie bevestigt dat maatregelen 8 en 12 uit het plan van aanpak nog niet gereed
zijn. Maatregel 8 heeft als doel dat leidinggevenden en medewerkers zich laten trainen
op het gebied van veiligheid. Dat gebeurt en het aanbod is de afgelopen jaren verruimd.
Al het personeel kan de beschikbare cursussen en trainingen voor risicomanagement,
integriteit en fysieke/sociale veiligheid volgen. Veelal gebeurt dit vanuit eigen
motivatie en behoefte, naast dat deze voor specifieke functies opleidingen en training
verplicht zijn. Kwalificaties, ook op het gebied van veiligheid, worden vastgelegd
als onderdeel van het programma «Kwaliteit in Beeld». Hiermee wordt duidelijker welke
opleiding of training verplicht en gewenst is voor elke functie. Hierdoor kunnen de
bestaande trainingen en cursussen gerichter worden ingezet. Tegelijk wordt gewerkt
aan nieuwe mogelijkheden om medewerkers gedurende hun loopbaan te scholen in hun rol
op het gebied van veiligheid. Dit willen we zoveel mogelijk in samenhang en als doorlopende
leerlijn aanbieden, bijvoorbeeld als onderdeel van de militaire basisvaardigheden,
via e-learning, vanwege specifieke casuïstiek bij een eenheid of in het kader van
loopbaanontwikkeling.
Maatregel 12 betreft het vergroten van de aandacht voor sociale en fysieke veiligheid
in initiële, kader- en loopbaanopleidingen van Defensie. De kern hierbij is dat veiligheid
niet alleen als apart thema moet worden behandeld, maar moet worden verwerkt in alle
onderdelen van opleidingen. De commissie herkent dat op dit moment een grote slag
wordt gemaakt in het herzien van de curricula van opleidingen binnen de organisatie.
Defensie kent meer dan 3.500 zeer diverse opleidingen en trainingen, dat maakt dat
het herzien van alle curricula enige jaren zal duren. Prioriteit hierbij hebben de
initiële opleidingen, zodat de nieuwe instroom direct wordt gevormd en geschoold,
en de loopbaanopleidingen. Deze laatste worden gevolgd door (toekomstige) kaderleden
en commandanten. Dit zijn de leidinggevenden die de komende jaren de ingezette cultuurverandering
moeten voortzetten.
Defensie wil zich als lerende organisatie verder ontwikkelen. Onderzoek naar en leren
van voorvallen is hierbij cruciaal. De oprichting in 2018 van de IVD, die zich uitsluitend
richt op de leervraag, betekende een belangrijke stap in de verdere professionalisering
van het onderzoek naar voorvallen binnen Defensie. Wij zijn het eens met de commissie
dat onderzoeken die strekken tot lering strikt moeten worden gescheiden van onderzoeken
naar eventuele verwijtbaarheid. Om die reden hebben de IVD en het Openbaar Ministerie
dan ook afspraken gemaakt over de samenloop van onderzoeken. In die afspraken is onder
andere gewaarborgd dat de leervraag en de schuldvraag niet door elkaar lopen. De afspraken
dienen er ook toe alle betrokkenen daarover de benodigde helderheid te bieden, namelijk
dat de IVD niet naar verwijtbaarheid of schuld kijkt en dat onderzoeken van de IVD
en van het Openbaar Ministerie strikt gescheiden blijven. Dit neemt niet weg dat Defensie
als werkgever wel degelijk de verantwoordelijkheid heeft om bij ernstig verwijtbaar
gedrag betrokkenen verantwoordelijk te houden. En ook is Defensie bij strafbaar handelen
gehouden de KMar en het Openbaar Ministerie in positie te brengen. Los van dit eventuele
strafrechtelijke onderzoek dient een incident of risico nader onderzocht te worden.
Dit kan gebeuren door de IVD, maar ook door een interne commissie van onderzoek (CVO)
voor de kleinere voorvallen. Niet om een schuldige aan te wijzen, maar, zoals de commissie
aangeeft, om ervan te leren.
Open en eerlijk communiceren over risico’s intern en naar buiten toe
Heldere communicatie over risico’s is belangrijk voor risicomanagement. Het bekend
zijn met de risico’s en de communicatie over risico’s is de verantwoordelijkheid van
de commandant. Hiervoor kan onder andere de risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E)
worden gebruikt. De commandant wordt hierbij ondersteund door zijn veiligheidsorganisatie,
die sinds 2018 op elk niveau is uitgebreid.
Het doel van risicoanalyse is het identificeren van risico’s om ze vervolgens te kunnen
mitigeren. Indien dat niet (geheel) mogelijk is, blijft er een restrisico. Dit restrisico
kan door de commandant worden geaccepteerd of, afhankelijke van de grootte, in de
lijn worden geëscaleerd. Hierdoor kan op het juiste niveau risico-acceptatie plaatsvinden.
Heldere communicatie in de lijn is hierbij een cruciaal.
In zijn algemeenheid is het van belang dat Defensie duidelijk communiceert over de
aard van de werkzaamheden die worden uitgevoerd. Feit is en blijft dat de mannen en
vrouwen van Defensie vaak risicovol werk verrichten. Dit werk moet zo veilig mogelijk
uitgevoerd worden, vandaar de grote aandacht hiervoor. Echter is niet elk risico uit
te sluiten, dit hoort bij de taakstelling van Defensie. De opvatting van de commissie
dat heldere communicatie hierover bijdraagt aan risico-acceptatie delen wij. Het bijbehorende
advies om meer oog voor deze communicatie te hebben in de toekomst nemen wij dan ook
over. Daarom gaan wij aan de slag met dit vraagstuk. Het doel daarbij zal zijn om
concreet te maken op welke wijze wij meer over risico’s kunnen communiceren, zowel
intern als extern. Een onderdeel daarbij is het verschil in risico-acceptatie tijdens
de verschillende werkzaamheden. Zo wordt bijvoorbeeld tijdens een opleiding minder
risico geaccepteerd dan tijdens inzet. Wij willen bij dit vraagstuk de leden van de
commissie betrekken.
In onze brief van 1 februari 2021 over het vervolg van de werkzaamheden van de Visitatiecommissie
(Kamerstuk 34 919, nr. 76) hebben wij transparantie als kernelement aangeduid. Wij delen de mening van de commissie
dat de externe communicatie over risico’s en veiligheid het vertrouwen in Defensie
bevordert. Daarom is transparantie, als het zevende inrichtingsprincipe, onderdeel
van de Defensievisie 2035. Ook helpt het duidelijk te zijn over de keuzes die worden
gemaakt over de acceptatie van risico’s. De commissie heeft hierin een belangrijke
rol gespeeld; drie jaar lang heeft zij op transparante wijze verslag gedaan van de
veiligheidssituatie bij Defensie. Deze benadering willen wij de komende jaren voortzetten.
Sinds dit jaar zijn de jaarverslagen van alle interne toezichthouders openbaar. In
voorgaande jaren zijn hier ook stappen in gezet, zo wordt in het jaarverslag een overzicht
van alle voorvalmeldingen gegeven en wordt elke voorvalmeldingen gerelateerd aan chroom-6
gepubliceerd op de website van Defensie. Vanaf volgend jaar wordt, zoals aangekondigd
in de brief van 1 februari jl, de veiligheidsparagraaf in het Jaarverslag Defensie
verder uitgebreid, onder andere met de opvolging van de aanbevelingen van toezichthouders.
Geen verantwoordelijkheid zonder bevoegdheid
De commissie onderstreept het belang van de rol die commandanten hebben op het gebied
van veiligheid. Zij constateert dat de commandant verantwoordelijk is voor de veilige
werkomgeving van zijn of haar eenheid, maar niet altijd de bevoegdheden heeft om dit
waar te maken. Het klopt dat er diensten centraal zijn geregeld, waarvan de commandant
afhankelijk is. De bedoeling van regelingen zoals de Zelfstandig Kleine Aanschaf (ZKA)
is deze processen waar mogelijk te versnellen. Zorgen dat commandanten genoeg bevoegdheden
hebben om hun verantwoordelijkheden waar te maken is en was één van onze aandachtspunten.
Zo is het proces voor behoeftestelling in 2020 vereenvoudigd in samenwerking met de
defensieonderdelen en hebben commandanten meer mogelijkheden gekregen om voor projecten
reservisten tijdelijk in dienst te stellen. De komende periode zal dit een aandachtspunt
blijven. Dit begint bij het geven van uitvoerbare opdrachten. Inmiddels is de uitvoerbaarheid
van de te geven opdrachten een belangrijk thema bij het opstellen van de AGDEF. Op
deze manier wordt aan de voorkant al duidelijk welke opdrachten eventueel niet uitgevoerd
kunnen worden. Daarnaast hebben commandanten altijd de bevoegdheid om het werk stop
te zetten wanneer zij vinden dat risico’s te groot worden.
Vorig jaar constateerde de commissie dat de ZKA-regeling een waardevol instrument
is voor commandanten om hun verantwoordelijkheid vorm te geven. Dit jaar stelt de
commissie de vraag of er voldoende financiële mogelijkheden zijn voor de uitvoering
van de ZKA-regeling. Op dit moment maken de defensieonderdelen zelf de afweging hoeveel
budget ze vrij maken binnen hun begroting om behoeften in het kader van ZKA te financieren.
Omdat de defensieonderdelen steeds minder mogelijkheden daartoe ervaren, wordt het
lastiger om de benodigde middelen vrij te maken. Voor de hele Defensiebegroting geldt
dat extra ruimte maken voor het een ten koste gaat van iets anders. Hierdoor kunnen
de belemmeringen en de kwetsbaarheid die de commissie omschrijft ontstaan, terwijl
dit uiteraard niet het uitgangspunt van de regeling is. Het gebruik van de regeling
wordt periodiek gemonitord zodat beperkingen of belemmeringen vroegtijdig worden gesignaleerd
en er zo nodig bijgestuurd kan worden.
Overdracht werkzaamheden Visitatiecommissie
In onze brief van 1 februari 2021 (Kamerstuk 34 919, nr. 76) schetsten wij de kaders waarbinnen een vervolg zal worden gegeven aan de werkzaamheden
van de commissie na het verschijnen van haar eindrapport. Wij hebben de drie elementen
beschreven die daarbij centraal staan, namelijk het versterken van de auditcapaciteit,
het vergroten van de transparantie over veiligheid en de rol van de IVD. De uiteenzetting
in de brief berust mede op een schriftelijk advies van de commissie waar wij haar
op verzoek van uw Kamer om hadden gevraagd. Dat advies is op 1 februari 2021 meegezonden
als bijlage bij onze brief.
In haar eindrapport vestigt de commissie in een vooruitblik nog eens kort de aandacht
op de overdracht van haar werkzaamheden. Twee zaken zijn in haar visie nadrukkelijk
van belang, namelijk dat Defensie zelf beoordeelt in hoeverre het organiseren van
veiligheid systematisch plaatsvindt en dat beleid, toezicht en handhaving doorontwikkelen
tot effectieve toepassing en naleving van veiligheid bij Defensie.
De commissie vat in deze zinnen kernachtig de opdracht samen die Defensie zich voor
de komende jaren heeft gesteld. Het is inderdaad zaak de komende jaren alle elementen
van ons veiligheidsmanagementsysteem stelselmatig te beoordelen en verbeteren, mede
door middel van audits en systeemgericht toezicht. Zoals gemeld in de brief van 1 februari
jl. (Kamerstuk 34 919, nr. 76), zal de auditcapaciteit bij de defensieonderdelen worden uitgebreid en dichterbij
de werkvloer worden ingericht, waardoor de praktische toepasbaarheid van de auditresultaten
wordt versterkt. Het is aan commandanten om op grond van de analyse van auditresultaten
de benodigde maatregelen te treffen. Zoals toegezegd is het systeem van auditing verder
ontwikkeld. Om de kwaliteit en het lerende effect van audits te vergroten zal er vanaf
2022 capaciteit beschikbaar komen onder de CDS om auditresultaten te analyseren. Relevante
analyses zullen met alle defensieonderdelen worden gedeeld ter versterking van het
leereffect. Als eindverantwoordelijke voor de uitvoering ziet de CDS hierop toe.
De commissie stelt in haar vooruitblik terecht dat beleid, uitvoering en toezicht
de gezamenlijke opdracht hebben de veiligheid bij Defensie te verbeteren en de effectieve
toepassing en naleving van normen en regels te waarborgen. Wij hebben uw Kamer reeds
gemeld tevreden te zijn over de onafhankelijke positie van de IVD die past bij de
duidelijke scheiding tussen beleid, uitvoering en toezicht die Defensie voorstaat
(Kamerstuk 34 919, nr. 76). Door deze scheiding sluit een systeem, zoals het Britse, van een regelgevende autoriteit,
waarbij beleid en toezicht worden samengevoegd, minder goed aan bij de bedrijfsvoering
van Defensie. Bovendien is de positie van de IVD in lijn met de aanwijzing inzake
de rijksinspecties. In de brief van 1 februari van dit jaar hebben wij nadrukkelijk
stilgestaan bij de positie en de rol van de IVD als toezichthouder. Nu de commissie
haar werkzaamheden heeft beëindigd, is het aan de IVD de defensieorganisatie scherp
te houden en te bewegen voldoende aandacht aan veiligheid te besteden. Haar onafhankelijke
positie als rijksinspectie is hierbij van grote waarde, evenals het beginsel van openbaarheid.
Tot slot
De bevindingen, conclusies en aanbevelingen van de commissie bevestigen dat we op
de goede weg zijn. Wij vervolgen die weg door de aanbevelingen van de commissie op
te volgen. Op korte termijn geven wij prioriteit aan het faciliteren en uitvoeren
van de plannen van de defensieonderdelen. Het advies van de commissie om de benodigde
middelen te reserveren volgen we dan ook graag op. De defensieonderdelen krijgen in
2022 en 2023 de beschikking over € 32,2 miljoen, bovenop bestaande middelen, om de
plannen uit te voeren. Daarbij is veiligheid, zoals de commissie ook constateert,
een belangrijk thema binnen Defensie geworden. Hierdoor kunnen wij stellen dat veiligheid
steeds meer onderdeel van de reguliere bedrijfsvoering wordt en daarmee ook een rol
speelt bij investeringen die niet veiligheidsspecifiek zijn, zoals vastgoed. Dit is
ook nodig om alle effecten uit de Agenda volledig te realiseren, wat dan ook nog veel
aandacht en investeringen vraagt. De andere aanbevelingen van de commissie zullen
de komende periode ook aandacht krijgen. Daarnaast evalueert de ADR op dit moment
het plan van aanpak uit 2018. De evaluatie van de ADR wordt eind van de zomer verwacht
en met uw Kamer gedeeld.
Met de aanbieding van dit jaarrapport komt een einde aan de opdracht van de commissie.
De commissie heeft ons met haar rapporten geconfronteerd, geadviseerd en gestimuleerd
om de veiligheid bij Defensie te verbeteren. We danken de commissie van harte voor
alle inspanningen. Wij zijn er zeker van dat het werk van de commissie nog lang effect
zal hebben, nogmaals onze dank.
Tot slot willen wij stilstaan bij onze eigen mensen. De mannen en vrouwen die zich
elke dag inzetten voor de veiligheid in ons land en de wereld, soms in gevaarlijke
omstandigheden. Het is voor hen dat veiligheid een topprioriteit voor ons is. Tijdens
werkbezoeken merken we de passie waarmee het werk wordt gedaan. Daarbij is het goed
om te zien dat veiligheid steeds belangrijker wordt en prominent op de agenda staat.
Het is voor deze mensen dat we blijven werken aan het verbeteren van de veiligheid.
Want hoewel de veiligheid bij Defensie merkbaar is verbeterd, is het nog te vroeg
om tevreden te zijn.
De Minister van Defensie, A.Th.B. Bijleveld-Schouten
De Staatssecretaris van Defensie, B. Visser
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.Th.B. Bijleveld-Schouten, minister van Defensie -
Mede ondertekenaar
B. Visser, staatssecretaris van Defensie