Brief regering : Ontwerpbesluit houdende wijziging van lijst I en II, behorende bij de Opiumwet in verband met de plaatsing op lijst II van 3-MMC, alsmede plaatsing op lijst I en II van enkele andere middelen en beantwoording vragen commissie, gesteld tijdens het commissiedebat van 2 juni 2021, over drugsbeleid
35 863 Ontwerpbesluit, houdende wijziging van lijst I en II, behorende bij de Opiumwet, in verband met de plaatsing op lijst II van 3-MMC, alsmede plaatsing op lijst I en II van enkele andere middelen
A/ Nr. 1 HERDRUK1
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op
16 juni 2021.
De wens dat het in het ontwerp van de maatregel geregelde onderwerp bij wet wordt
geregeld kan door of namens een van beide Kamers te kennen worden gegeven uiterlijk
op 14 juli 2021.
Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 juni 2021
Hierbij bied ik u aan het ontwerpbesluit, houdende wijziging van lijst I en II, behorende
bij de Opiumwet, in verband met de plaatsing op lijst II van 3-MMC, alsmede plaatsing
op lijst I en II van enkele andere middelen2. Voor de inhoud van het ontwerpbesluit verwijs ik u naar de ontwerpnota van toelichting3.
De voorlegging geschiedt in het kader van de wettelijk voorgeschreven voorhangprocedure
(artikel 3a, vierde lid, van de Opiumwet) en biedt uw Kamer de mogelijkheid zich uit
te spreken over het ontwerpbesluit voordat het aan de Afdeling advisering van de Raad
van State zal worden voorgelegd en vervolgens zal worden vastgesteld.
Op grond van de aangehaalde bepaling geschiedt de voordracht aan de Koning ter verkrijging
van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State over het ontwerpbesluit
niet eerder dan vier weken nadat het ontwerpbesluit aan beide Kamers der Staten-Generaal
is overgelegd.
Er wordt gestreefd naar inwerkingtreding van het ontwerpbesluit met ingang van 1 oktober
2021.
Bij brief van heden is het ontwerpbesluit ook gezonden aan de voorzitter van de Eerste
Kamer der Staten-Generaal.
Beantwoording vragen vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
Tijdens het debat van 2 juni jl. over drugsbeleid van de vaste commissie voor Justitie
en Veiligheid van de Tweede Kamer met de Ministers van Justitie en Veiligheid en voor
Medische Zorg is aandacht besteed aan de voorgenomen plaatsing van de designerdrug
3-MMC op lijst II bij de Opiumwet. Het lid Michon heeft daarbij om een nadere toelichting
verzocht op dit voornemen, erop wijzend dat het aan 3-MMC verwante middel 4-MMC op
lijst I bij de Opiumwet staat. Ook heeft het betreffende Kamerlid gevraagd om een
toelichting op de vraag wat dit voorgenomen verbod in de praktijk betekent, mede in
relatie tot de andere middelen die op lijst II bij de Opiumwet staan. Graag maak ik
van deze gelegenheid gebruik om die toelichting te geven.
Zoals ik heb aangegeven in mijn brief van 27 mei jl. aan uw Kamer over dit onderwerp
(Kamerstuk 24 077, nr. 473), is de risicobeoordeling van 3-MMC uitgevoerd door het Coördinatiepunt Assessment
Monitoring nieuwe drugs (CAM) de aanleiding geweest voor de voorgenomen plaatsing
van 3-MMC op lijst II bij de Opiumwet. Het CAM stelt vast dat 3-MMC gezondheidsrisico’s
oplevert, gezien het aantal gemelde gezondheidsincidenten als gevolg van gebruik van
dit middel en adviseert plaatsing op lijst II bij de Opiumwet. Het CAM adviseert geen
plaatsing op lijst I, omdat er op basis van de beschikbare informatie op dit moment
onvoldoende wetenschappelijke basis is om te stellen dat 3-MMC vergelijkbare risico’s
kent als middelen (zoals 4-MMC) die op lijst I bij de Opiumwet staan.
Zowel 3-MMC als 4-MMC behoren tot de groep cathinonen en lijken in hun chemische structuur
sterk op elkaar. Van 4-MMC is echter meer wetenschappelijk bewijs van ernstige schade
voor de gezondheid dan van 3-MMC. Dat is ook de reden dat de WHO 3-MMC nog niet onder
internationale controle heeft willen brengen: er is nog onvoldoende bewijs van ernstige
schade voor de gezondheid dat rechtvaardigt dat 3-MMC internationaal verboden moet
worden. Zoals al aangegeven, kan nieuwe informatie over de schadelijkheid van 3-MMC
aanleiding vormen voor het CAM om het advies bij te stellen en alsnog plaatsing op
lijst I te adviseren.
Wat betreft het onderscheid tussen plaatsing op lijst I of lijst II, geldt voor beide
lijsten dat alle handelingen die verboden zijn voor de middelen op lijst I, ook verboden
zijn voor de middelen op lijst II. Het gaat dan om handelingen zoals het bezitten,
vervaardigen, verwerken, verkopen en afleveren van deze middelen. Ook het online aanbieden
van 3-MMC, zoals dat nu gebeurt, zal dus verboden en bestraft worden. Het verschillende
risiconiveau van de middelen op lijst I en lijst II komt tot uitdrukking in de verschillende
strafmaat voor handelingen met deze middelen. De straffen voor middelen op lijst I
zijn hoger en zwaarder dan de straffen voor middelen op lijst II bij de Opiumwet.
Plaatsing op lijst II betekent niet dat het betreffende middel onder het gedoogbeleid
valt. Het gedoogbeleid heeft uitsluitend betrekking op hennep en hasjiesj. Van het
verbod om handelingen te verrichten ten aanzien van de middelen op lijst I en lijst
II kan ontheffing worden verleend. Dit is bijvoorbeeld het geval indien deze middelen
ingrediënt zijn van een geneesmiddel dat op doktersvoorschrift kan worden verkregen.
Samenvattend wordt met plaatsing op lijst II een middel aan dezelfde beperkingen onderworpen
als met plaatsing op lijst I.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
P. Blokhuis
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport