Brief regering : Ontwikkelingen in de sport van het afgelopen half jaar en contouren van de toekomst van de sport in Nederland
30 234 Toekomstig sportbeleid
Nr. 264
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 juni 2021
Voor u ligt de Kamerbrief waarin ik graag de ontwikkelingen in de sport met u deel
van het afgelopen half jaar en tevens de voorzichtige contouren schets van de toekomst
van de sport in Nederland. Corona heeft de sport in Nederland in al haar facetten
hard geraakt. De topsport en de amateursport en het hele (ondersteunde) netwerk om
de sport heen hebben deels stilgestaan door de crisis. Het herstel van deze tijdelijke
stilstand van de sport zal mogelijk nog jaren duren. Tegelijkertijd heeft corona ook
laten zien, dat sport en bewegen bijdragen aan het fysiek en mentaal weerbaarder maken
van de bevolking. Sport en bewegen zou dan ook voor iedere Nederlander een wezenlijk
onderdeel moeten zijn van zijn of haar leven.
In deze brief geef ik u allereerst kort inzicht in de gevolgen van corona voor de
deelname aan sport en neem ik u op hoofdlijnen mee in een aantal bepalende dossiers
in het sportdomein de afgelopen tijd. Vervolgens ga ik in deel 2 in op de stand van
zaken ten aanzien van de moties en toezeggingen die ik eerder heb gedaan. Tot slot
treft u in de bijlagen1 bij deze brief de recent verschenen (onderzoeks)monitors, alsmede het financieel
addendum van het rapport «De opstelling van het speelveld» van de NLsportraad aan.
De bijgevoegde monitors van het Mulier Instituut schetsen een beeld van de stand van
de sport in Nederland op dit moment. U kunt hierin lezen dat de deelname aan sport
is gedaald, maar dat een deel van de mensen ook wel alternatieven vond om aan de beweegrichtlijn
te blijven voldoen (onder meer door huishoudelijk werk, klussen/tuinieren en wandelen).
Een onzichtbaar maar belangrijk onderdeel van deze conclusie is dat de verschillen
tussen groepen groter zijn geworden. De kloof tussen zij die niet sporten en degenen
die dit wel doen is breder en hardnekkiger geworden door corona. Vanzelfsprekend gingen
(veel) sporters op zoek naar alternatieve vormen van sport (hardlopen, wielrennen,
thuisfitness, etc.) en vonden die. De meer incidentele sporters konden die alternatieven
niet vinden en zijn juist minder gaan sporten.
Deze cijfers tonen aan hoe noodzakelijk het is om te blijven investeren in sport en
bewegen. Corona heeft ondanks de steunmaatregelen een (sociale) impact op het verenigingsleven
gehad. Voor veel vrijwilligers waar onze sportinfrastructuur sterk op leunt, is het
moeilijk geweest de moed erin te houden. Ik ben dan ook trots op al die mensen die
trouw zijn gebleven aan hun club of vereniging. Echter, niet alleen het verenigingsleven
is geraakt. Wat te denken van al die wandel- en fietsclubjes die voor veel mensen
zo belangrijk zijn voor sociale contacten en bewegen, maar stillagen door corona.
Maar ook de ondernemende sportaanbieders hebben het lastig gehad in de coronacrisis.
Deze ondernemers verdienen een groot compliment voor de getoonde veerkracht en creativiteit
om de Nederlanders op allerlei manieren toch aan het sporten en bewegen te houden.
Ik zie gelukkig dat de meeste ondernemingen overeind zijn gebleven en dat er inmiddels
weer meer vertrouwen is richting de toekomst.
En ook de topsport is het afgelopen jaar hard geraakt door corona. Door inzet van
met name de topsport zelf is het verantwoord gebleken om onder strikte voorwaarden
een uitzonderingspositie te creëren. Het doet mij dan ook deugd dat in deze moeilijke
tijden topcompetities en topsportwedstrijden doorgang hebben kunnen vinden. De Olympische
en Paralympische equipe die zich voor Tokio heeft gekwalificeerd, is groter dan ooit.
Dat biedt veel perspectief om de maatschappelijke waarde van topsport en evenementen
in de komende jaren te verstevigen en uit te bouwen.
Door corona is de «kloof» verscherpt tussen degenen die actief zijn en degenen die
te weinig sporten en bewegen. Er zijn blijvende investeringen in sport en bewegen
nodig om een groter deel van de Nederlanders te bereiken en zo die kloof te dichten.
Hiertoe is er de afgelopen maanden hard gewerkt aan een gezamenlijke inzet op rijksniveau
om bewegen te stimuleren. Op 20 mei jl. heeft u het resultaat hiervan ontvangen met
de brief «Nederland vitaal en in beweging». Vijf departementen zijn betrokken om te laten zien dat de beweegopgave in Nederland
een gezamenlijk gedragen missie is. Het gaat hierbij over het betrekken van de sport
bij de opgave om 75% van Nederland in 2040 aan de dagelijkse beweegnorm te laten voldoen.
Hierbij is de professionalisering van de sportsector en meer specifiek van het menselijk
kapitaal zoals dat in de Human Capital Agenda wordt vormgegeven van groot belang (zie
voor nadere toelichting verderop in deze brief). Bij het stimuleren van sporten en
bewegen verdienen mensen met een handicap extra aandacht. De sportdeelname onder deze
groep mensen is nog steeds laag. Daarom moet de toegankelijkheid nog verder vergroot
worden, hebben aanbieders meer ondersteuning nodig bij het realiseren van passend
aanbod en hebben de potentiële sporters meer begeleiding nodig bij het gaan sporten
en bewegen. Ik heb dan ook extra financiële ondersteuning gegeven aan partners zoals
Fonds Gehandicapten Sport, Special Olympics Nederland, Special Heroes enMEE Nederland
om hier nog harder op in te zetten.
Het stimuleren van bewegen heeft echter een bredere aanpak nodig dan enkel vanuit
de sportsector, ook in andere gebieden kunnen mensen meer in beweging worden gebracht.
Te denken valt bijvoorbeeld aan een buitenschools sportaanbod voor kinderen, meer
bewegend leren tijdens de schooldag, diverse initiatieven om fietsen te stimuleren
en het slimmer gebruik van de leefomgeving om bewegen te stimuleren.
De richting die we hiermee gezamenlijk willen gaan inzetten is wat mij betreft belangrijk
om bewegen meer integraal onderdeel te laten uitmaken van het dagelijkse leven van
meer Nederlanders. Het is echter aan het nieuwe kabinet om het ambitieniveau te bepalen
voor deze blijvende interdepartementale samenwerking. De recente leefstijlcampagnes
laten zien dat we als kabinet ook vandaag de dag aandacht vragen voor het belang van
een gezonde leefstijl. Dit kan een vervolg krijgen via het interdepartementale traject
om bewegen te stimuleren.
Ook de NLsportraad adviseert in het advies «De opstelling op het speelveld» (inclusief
financieel addendum) dat er meer nodig is om sporten en bewegen voor iedereen toegankelijk
te maken en meer mensen aan de beweegnorm te laten voldoen. De sportraad heeft het
hierbij over het opzetten van een robuust toekomstbestending sportstelsel, waarbij
de stelselverantwoordelijkheid voor sport een wettelijke basis krijgt. Ik zie duidelijke
raakvlakken tussen dit advies en de inzet in de brief «Nederland vitaal en in beweging». Een belangrijke vraag daarbij is wie er precies in beweging moet worden gebracht,
en welk sturingselementen, interventies en verhoudingen daarbij passen. Ik vind het
dan ook van belang om samen met onze partners (waaronder NOC*NSF en VSG) het advies
van de NLsportraad nader te verdiepen, zodat een nieuw kabinet hierop kan voortbouwen
en keuzes kan maken. Ik licht dit nader toe in het tweede deel van deze brief.
Om sporten breder en sterker in de (lokale) samenleving in te bedden zijn we in 2018
begonnen met de sportakkoorden. Deze akkoorden lopen nog door tot 2022. De energie
die dit lokaal teweeg heeft gebracht lijkt nog immer aanwezig. De zes pijlers van
het akkoord zijn in veel gemeenten leidend in het lokale sportbeleid. Er is veel gebeurd
op het gebied van agendering, bewustwording en kennisoverdracht. Ik denk dat we bij
een vervolg nog beter in staat zullen zijn om, leunend op de bestaande akkoorden,
gemeenten, sportverenigingen en andersoortige sportorganisaties meer op maat te faciliteren.
Ik sorteer dan ook voor op de doorontwikkeling van deze akkoorden omdat we er nu pas
echt de vruchten van gaan plukken. Op basis van de uitkomsten van de monitor is het
hierbij van belang om oog te hebben voor de samenhang tussen de verschillende pijlers.
Met name door de onderwerpen Inclusief sport- en bewegen, Positieve sportcultuur en
Van jongs af aan vaardig in bewegen slimmer met elkaar te verbinden. Daarnaast moeten
nog de nodige stappen worden gezet zodat alle maatregelen, instrumenten en vormen
van ondersteuning zowel de sportaanbieders als andere «eindgebruikers» bereiken.
Meer mensen aan het sporten en bewegen krijgen is belangrijk voor de fysieke en mentale
gesteldheid. Maar sporten moet natuurlijk altijd kunnen plaatsvinden in een veilige
omgeving voor alle betrokkenen. Daarom wil ik alvast kort stilstaan bij het op 28 april
jl. gepubliceerde onderzoeksrapport «Ongelijke leggers»2. Het onderzoek geeft een duidelijk beeld van de aard en omvang van het grensoverschrijdend
gedrag in de turn- en gymsport. Ik heb persoonlijk met een aantal (oud)turnsters gesproken.
De verhalen die ik heb gehoord en de uitkomsten van het onderzoek vind ik buitengewoon
ernstig en zorgwekkend. Ik vind het ontzettend moedig dat (oud)turnsters naar buiten
zijn gekomen met hun verhaal en ik ben ontzettend onder de indruk van de mentale veerkracht
die ik bij (oud)turnsters heb gezien. In een aparte brief informeer ik u over de opvolging
van de aanbevelingen van het rapport.
Vooruitlopend hierop wil ik wel aangeven dat ik het goede ontwikkeling vind dat de
KNGU haar verantwoordelijkheid neemt voor zowel de oud-sporters als de huidige sporters.
Gezamenlijk moeten we er alles aan doen om grensoverschrijdend gedrag in de sport
tegen te gaan en een positieve sportcultuur te creëren.
Tot slot
Het coronavirus heeft een enorme impact op ons allen gehad. Ook de sportsector heeft
een flinke klap gehad. Ik heb er echter alle vertrouwen in dat we de komende tijd
weer kunnen gaan bouwen aan een vitale en krachtige sportsector zodat we met z’n allen
kunnen genieten van een rijke sportzomer en alles wat sport ons brengt. Sporten en
bewegen is vooral leuk om te doen en geeft ons allen plezier. Sport en bewegen leveren
ook een aanzienlijke bijdrage aan onze fysieke en mentale gezondheid. Als corona ons
iets heeft geleerd is dat sport en bewegen juist onderdeel van een oplossing hiervoor
zijn.
In deel 2 van deze brief ga ik zoals aan het begin aangegeven in op eerder gedane
toezeggingen.
De Minister voor Medische Zorg,
T. van Ark
Moties en toezeggingen
Hieronder ga ik in op de stand van zaken bij eerder gedane toezeggingen en moties
van uw Kamer. Ik heb deze waar mogelijk op thema gegroepeerd.
Sport en corona
Motie Heerema: financiële tegemoetkoming sportbonden met topsportprogramma’s
Naar aanleiding van de gewijzigde motie van het lid Rudmer Heerema3 ben ik met NOC*NSF in gesprek gegaan over de financiële druk die bij sportbonden
is ontstaan door terugloop van inkomsten als gevolg van corona. Het is van belang
dat onze topsporters zich optimaal kunnen blijven voorbereiden, niet alleen op de
aankomende Spelen in Tokyo, maar ook de Winterspelen in Beijing die kort daarop volgen.
NOC*NSF heeft een uitgebreide inventarisatie gedaan onder de bonden met topsport-
en opleidingsprogramma’s en de topsportcentra die deze programma’s faciliteren en
is tot een sluitend voorstel gekomen voor de invulling van de € 5 mln. Dit voorstel
is inmiddels bij mijn ministerie ingediend en op korte termijn zal deze tegemoetkoming
verleend worden. Hiermee beschouw ik de motie en bijbehorende toezegging als afgedaan.
Motie Aartsen: laatste loket voor steun aan sportbonden
Ik heb invulling gegeven aan de motie van het lid Aartsen c.s.4 om, indien nodig, ook sportbonden te steunen vanuit het sportspecifieke steunpakket.
Dit kan gebeuren via een «laatste loket», waar sportbonden zich kunnen melden als
alle mogelijkheden zijn uitgeput om financiële schade op te vangen en zij alsnog dreigen
om te vallen. De uitwerking van dit laatste loket pak ik samen met NOC*NSF op. De
motie beschouw ik hiermee als afgedaan.
Advies «De opstelling op het speelveld» van de Nlsportraad
Uw Kamer heeft mij verzocht om te reageren op het belang van sport en bewegen in de
coronacrisis, en een beleidsreactie te sturen op het advies «De opstelling op het
speelveld» dat de NLsportraad op 19 november 2020 heeft uitgebracht. Als nadere aanvulling
op dit adviesrapport heeft de NLsportraad op 6 april jl. ook een wettelijk en financieel
addendum uitgebracht, dat ik bij deze ook graag formeel aan uw Kamer aanbied.5
Allereerst wil ik de NLsportraad bedanken voor het uitgebreide advies over de organisatie
en financiering van de sport. Het is goed dat er nu een omvattend beeld ligt van de
manier waarop de sportsector nu is opgezet, en de NLsportraad zet meerdere ideeën
uiteen om sporten en bewegen verder in de samenleving te verankeren. Daarmee is dit
advies in mijn ogen een belangrijk onderdeel van het proces om tot nieuw en toekomstbestendig
sportbeleid te komen.
De NLsportraad heeft in haar advies lijnen aangegeven waar toekomstig sportbeleid
zich op kan richten. In het advies wordt een forse financiële impuls in de sportsector
voorgesteld, met als doel om in 2030 75% van de Nederlanders te laten voldoen aan
de beweegnorm – 4 miljoen mensen meer dan in 2020 aan deze norm voldeden. Aanvullend
aan die forse impuls is de NLsportraad van mening dat sport een publieke voorziening
moet worden. De raad stelt voor om de stelselverantwoordelijkheid voor sport via een
sportwet te beleggen bij de rijksoverheid.
Ik ondersteun het streven om meer mensen te laten sporten en bewegen, en dat daarvoor
een extra investering nodig is. Ik vind het daarbij wel van belang om nader te verdiepen
welke doelgroepen we met sportbeleid in beweging kunnen en willen krijgen. Vanuit
die doelstelling kan dan ook dieper worden gekeken naar de instrumenten (ook de wettelijke
en financiële) die daarvoor kunnen worden ingezet, en de effecten die dat instrumentarium
heeft op de verhoudingen in financiële en organisatorische zin binnen en tussen de
sport en overheden. Bovendien zie ik raakvlakken tussen het advies van de NLsportraad,
mijn huidige beleidsinzet en het beleidsadvies dat met de brief «Nederland vitaal
en in beweging» aan uw Kamer is gestuurd, die ook vragen om een uitgebreidere verdieping
naar de relatie tussen doelen en in te zetten middelen.
Ik start deze verdiepingsslag samen met partners als NOC*NSF en VSG op, en laat het
vervolgens aan een nieuw kabinet om de uitkomsten van die verdiepingsslag te betrekken
in het vormgeven van het instrumentarium in het komende sportbeleid. Uw Kamer wordt
eind 2021 op de hoogte gebracht van de voortgang van deze verdiepingsslag.
Human Capital Agenda
In het Wetgevingsoverleg van 2020 heb ik u toegezegd om uw kamer voor de zomer 2021
te informeren over de ontwikkelingen binnen de arbeidsmarkt van de sport en u de Human
Capital Agenda toe te sturen. Aanleiding was een eerdere motie van kamerleden Diertens
(D66) en Heerema (VVD)6 om samen met stakeholders binnen de sport in gesprek te gaan over arbeidsmarktvraagstukken
in de sport. Vervolgens dienden kamerleden Diertens, Kerstens en Westerveld een motie7 in om met vertegenwoordigers van de sportbranche een gezamenlijk plan op te stellen
voor het professionaliseren van de sportsector en hierbij lopende trajecten zoals
de Human Capital Agenda te betrekken. Ik heb uw kamer het afgelopen anderhalf jaar
op de hoogte gehouden van dit proces8. Hierbij geef ik gehoor aan mijn toezegging om u te informeren over de ontwikkelingen,
en beschouw ik de twee genoemde moties als afgedaan.
Naar aanleiding van de genoemde moties ben ik in verschillende (online) bijeenkomsten
intensief in gesprek gegaan met betrokken partijen uit de sportsector en aanpalende
sectoren, zoals sportbonden, sportkoepel NOC*NSF, ondernemende sportaanbieders, sportservicebureaus,
mbo- en hbo-opleidingen, werkgevers- en werknemersorganisaties, gemeenten, trainers
en coaches.
Aangezien uit de eerste gesprekken met de sportsector bleek dat de kennis over de
arbeidsmarkt versnipperd was, heb ik het Mulier Instituut gevraagd om een arbeidsmarktonderzoek
uit te voeren. Het onderzoek geeft een beeld van actuele feiten en cijfers over de
arbeidsmarkt binnen de sportsector en sportbanen buiten de sportsector (bijlage 5).
De input van alle stakeholders uit het veld én de onderzoeksresultaten van het Mulier
Instituut hebben gezamenlijk geleid tot een Human Capital Agenda, die ik u hierbij
aanbied (bijlage 4)9.
De input van de stakeholders in de Human Capital Agenda is samen te vatten in vier
thema’s. Deze vier thema’s hebben onderling een sterke samenhang en kunnen niet geheel
los van elkaar worden gezien, namelijk:
– Sectorbreed structureel overleg:
Een algemene conclusie is dat partijen onvoldoende samenwerken op gebied van professionalisering.
Dit maakt het lastig om toe te werken naar gedeelde ambities. De sector geeft aan
behoefte te hebben aan een sectorbreed structureel overleg om de aandachtspunten uit
de Human Capital Agenda, zoals die zijn verwoord in thema 2, 3 en 4, gezamenlijk op
te pakken.
– Baanperspectief:
Binnen een deel van de sportsector is het baanperspectief beperkt. De dienstbetrekking
is relatief vaak klein en flexibel van aard.
– Verder professionaliseren van het menselijk kapitaal in de sportsector:
Om sport en bewegen voor uiteenlopende groepen zo toegankelijk en plezierig mogelijk
te houden en maken, geven stakeholders aan meer professionals nodig te hebben om vrijwilligers
beter op te leiden en te begeleiden. Het gaat hierbij zowel om organisatorische functies
in de sport (bv. verenigingsmanagers) als om sporttechnische functies (bv. trainers).
Daarnaast zou er een visie gevormd moeten worden op de eisen die de sector stelt aan
werkenden en vrijwilligers in de sport.
– Verder professionaliseren van de samenwerking met andere sectoren:
De sector kan een nog grotere maatschappelijke meerwaarde hebben voor andere sectoren
als het menselijk kapitaal binnen de sport verbetert. Hoewel er al veel buurtsportcoaches
zijn die samenwerken met andere sectoren, is er behoefte aan meer van dit type professionals.
De oproep tot verdere professionalisering die de sector in de Human Capital Agenda
doet, herken ik uit andere ontwikkelingen binnen de sport, zoals de aanbevelingen
uit het onderzoekrapport «Ongelijke leggers» naar grensoverschrijdend gedrag in de
turnsport. Echter, deze discussie moet vanuit een breder perspectief bekeken worden
en hangt samen met strategische vraagstukken zoals het brede advies van de NLsportraad
over de organisatie en financiering van de sport, waarover ik uw kamer apart heb geïnformeerd.
Het vraagstuk over extra investeringen in een professionaliseringsslag is bovendien
van dusdanige omvang dat ik dit aan het nieuwe kabinet overlaat.
Uit de gesprekken met de stakeholders blijkt dat er veel enthousiasme is om deze Human
Capital Agenda verder invulling te geven. Daarbij hecht ik eraan om aan te geven dat
een aantal knelpunten in de Human Capital Agenda reeds wordt aangepakt in de uitwerking
van het Nationale Sportakkoord. Echter, de sector geeft duidelijk aan behoefte te
hebben aan bundeling en eenduidigheid van deze initiatieven, gekaderd binnen een gezamenlijke
visie. Vanuit daar is een integrale aanpak van de genoemde vraagstukken mogelijk.
Een gezamenlijk sectorbreed overleg over de arbeidsmarkt kan de eerste stap zijn om
het menselijk kapitaal in de sport te versterken. De sector geeft aan zelf niet in
staat te zijn dit te organiseren, vanwege de versnippering, het ontbreken van een
brede brancheorganisatie en de diverse belangen binnen het brede speelveld van de
sportsector. Ik ga de sportsector ondersteunen met het opzetten van dit sectorbreed
overleg over menselijk kapitaal en de betrokken partijen in staat stellen om samen
de inhoudelijke thema’s die in de Human Capital Agenda beschreven staan aan te pakken.
Overige sportparticipatie dossiers
Motie Marijnissen: plan om mensen meer in beweging te krijgen (Kamerstuk 25 295, nr. 437).
Samen met enkele collega bewindspersonen heb ik op 20 mei de brief «Nederland Vitaal
en in beweging» verstuurd naar de Kamer (Kamerstuk 32 793, nr. 552). De brief is ondertekend door 5 ministeries. Naast deze kamerbrief is een beleidsplan
over Bewegen 2021–2040 verstuurd: het bevat de eerste kansrijke en vernieuwende ideeën
om bewegen echt te stimuleren in én met de samenleving. Keuzes uit deze ideeën zijn
onderwerp voor de formatietafel en zijn aan het volgend kabinet. Hiermee is de motie
afgehandeld.
Deelname minderjarige asielzoekers aan amateurvoetbalwedstrijden
Bij het beantwoorden van uw Kamervragen op 30 oktober 2020 over het niet kunnen voetballen
van jonge asielzoekers heb ik u toegezegd u te informeren over de voortgang omtrent
de gesprekken tussen de KNVB en FIFA.10 FIFA heeft op 11 december 2020 een uitzonderingspositie aan de KNVB afgegeven voor
de internationale overschrijving en eerste registratie van minderjarige spelers. Dit
betekent dat de procedure voor internationale overschrijving van jeugdspelers (10–18
jaar) is vereenvoudigd. Hierdoor kan de KNVB een groot deel van de internationale
overschrijvingen en eerste registraties van spelers (minors) zelfstandig afhandelen.
Deze hoeven niet meer ter goedkeuring aan FIFA te worden voorgelegd. Deze uitzondering
geldt niet voor clubs in het betaald voetbal en verenigingen waarvan het eerste elftal
uitkomt in de Tweede of Derde divisie. Wanneer zij een internationale overschrijving
aanvragen, dient het verzoek wel eerst aan FIFA worden voorgelegd. Daarnaast heeft
de KNVB afspraken gemaakt met COA om in voorkomende gevallen samen te werken in het
geval het minderjarige asielzoekers betreft. Ik beschouw de toezegging hiermee als
afgedaan.
Evaluatieonderzoek Buurtsportcoaches
In het wetgevingsoverleg van 30 november 2020 heb ik uw Kamer toegezegd u te informeren
over het evaluatieonderzoek van de Brede regeling Combinatiefuncties11. In maart 2021 is het evaluatieonderzoek gestart. Het doel hiervan is te achterhalen
of de wijze waarop de regeling wordt uitgevoerd, de technische en administratieve
werking ervan en de bestuurlijke visie passen bij hetgeen de rijksoverheid en gemeenten
met de Brede Regeling Combinatiefuncties willen bereiken. Regioplan en Cebeon voeren
dit onderzoek uit. De resultaten worden in het najaar van 2021 verwacht.
Sporthulpmiddelen voor mensen met een handicap
Het Uniek Sporten Hulpmiddelen fonds is in december 2020 live gegaan. Ik heb tijdens
het wetgevingsoverleg van 30 november 2020 toegezegd uw Kamer voor het commissiedebat
in het voorjaar van 2021 te informeren over de voortgang12. Uniek Sporten geeft aan in het eerste half jaar ruim 50 aanvragen voor een sporthulpmiddel
binnen te hebben gekregen. Hiervan zijn er inmiddels 16 afgehandeld. In het eerste
jaar hoopt Uniek Sporten informatie binnen te krijgen over de redenen waarom aanvragen
afgewezen worden bij de WMO of een zorgverzekeraar, over de hoeveelheid aanvragen
en het soort aanvragen. Daarnaast ook over de onderhoudskosten die een hulpmiddel
met zich meebrengt. Al deze informatie geeft zowel het fonds als het ministerie handvatten
om dit onderdeel steeds beter te regelen voor mensen met een handicap. Ik beschouw
mijn toezegging om u voor het commissiedebat te informeren over de voortgang van het
sporthulpmiddelenfonds hiermee als afgedaan.
Daarnaast is stichting Special Heroes bezig om de handreiking voor gemeenten te optimaliseren
en ook een kennisloket13 in te richten voor beleidsmedewerkers en andere professionals om mensen met een handicap
zo goed mogelijk te kunnen begeleiden bij het zoeken en vinden van een passend hulpmiddel
om mee te kunnen sporten en bewegen14. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de motie van de leden Van Nispen en Diertens
over één landelijk loket voor informatie over de vergoeding van sporthulpmiddelen15. Ik informeer de Kamer in het najaar over de voortgang van het loket.
Motie Bruins-Slot c.s. inzake experimenteerruimte lokale sportakkoorden (Kamerstuk
35 000 XVI, nr. 97)
In het Wetgevingsoverleg van 30 november 2020 heb ik toegezegd uw kamer te informeren
over de stand van zaken rond de motie van mevrouw Bruins-Slot inzake de experimenteerruimte
binnen lokale sportakkoorden. Deze motie is afgehandeld bij de Kamerbrief van 6 maart
201916. In deze brief geeft Minister Bruins aan dat regio’s en gemeenten die al een sportakkoord
hadden afgesloten vooruitlopend op het Nationaal Sportakkoord toch gebruik mochten
maken van het beschikbare uitvoeringsbudget. Hiermee is deze toezegging afgehandeld.
Beleidsreactie Initiatiefnota Buitenspelen
Ik heb uw Kamer een beleidsreactie toegezegd op het manifest «Laat kinderen buitenspelen»17. Het manifest laat zien dat er maatschappelijke betrokkenheid is voor dit thema.
Daarvoor wil ik de opstellers van het manifest bedanken. Deze betrokkenheid is een
belangrijke voorwaarde voor het samen verbeteren van de mogelijkheden voor kinderen
om buiten te spelen en op deze manier aan hun dagelijks bewegen te komen. Het manifest
doet concrete voorstellen waarvan ik er een aantal onderschrijf. Ik kan echter niet
aan al uw punten gehoor geven. Ik beantwoord ze puntsgewijs.
Meer en betere speelruimtes voor iedereen
U stelt dat er een norm moet komen om meer kwalitatieve, kwantitatieve en toegankelijke
buitenspeelruimte te creëren, welke niet zonder instemming van de directe woonomgeving
mogen worden gesloten of verwijderd. De rol van de landelijke overheid is hierin beperkt.
Speeltuinen zijn primair een aangelegenheid van het lokale niveau. Binnen de kaders
van landelijke wet- en regelgeving voor veiligheid en gezondheid is de lokale overheid
eerstverantwoordelijk voor het beleid ten aanzien van speeltuinen en speelruimte.
VWS kan gemeenten echter wél inspireren en voorzien van innovatieve ideeën. Ik doe
dit door de actieve rol die VWS heeft in de Buitenspeelcoalitie en het mede ondertekenen
van het SamenSpeelakkoord. Hiermee is er opnieuw een start gemaakt met de bewustwording
van het belang van (inclusief) buitenspelen. Daarnaast heb ik in 2019 via Sportinnovator
twee challenges uitgezet die zich richtten op méér buitenspelen en (inclusief) samenspelen,
welke nu in de afrondende fases zitten.
Zowel VWS als de coalitie heeft juist in deze coronatijd ook specifieke aandacht voor
jongeren. Vanuit het steunpakket Welzijn Jeugd steunt VWS de Summergames 2021 (vervolg
op de Wintergames 2020) waarbij op lokale Krajicek en Cruyff courts activiteiten worden
georganiseerd.
Onderwijs
Met de start van de routekaart »bewegen het nieuwe normaal» is een interdepartementale
werkgroep samengesteld die het maatschappelijk belang van voldoende bewegen benadrukt
en samen tot een rijksbrede aanpak probeert te komen. Binnen deze plannen wordt gekeken
naar de uitbreiding en verruiming van programma’s die bewegen in en rondom school
en opvang faciliteren, waardoor kinderen en jongeren worden uitgedaagd om te bewegen,
waarbij ook de verruiming van aanbod op bewegen/ beweegvriendelijke schoolpleinen
en een beweegvriendelijke omgeving niet wordt vergeten.
De gemiddelde beweegintensiteit van kinderen bij buitenspelen op schoolpleinen en
speelplaatsen is relatief hoog, waardoor het toegankelijk maken van schoolpleinen
een goed initiatief is. Echter, ligt de verantwoordelijkheid hiervoor nog altijd bij
de lokale overheid. In samenspraak met de coalitie zal ik kijken hoe deze openstelling
op een veilige manier wél kan worden gestimuleerd.
Buitenspeelbeleid, informatie en gemeenten
Ik beaam de noodzaak van feitelijke gegevens en sturingsinformatie ten aanzien van
buitenspelen. Er is een Kennisagenda ontwikkeld in het verlengde van het in 2020 uitgebrachte
rapport «Buitenspelen» door het Mulier instituut, waarmee we kunnen komen tot een
gefundeerdere selectie van factoren waarop landelijk en lokaal beleid zich effectiever
kan richten.
Buitenspeelbeleid is in een aantal gemeenten opgenomen in de lokale sportakkoorden.
Hierbij aanhakend is de ontwikkeling gestart van een handreiking lokaal buitenspeelbeleid.
Gemeenten kunnen hiermee gestimuleerd worden om meer in te gaan zetten op buitenspelen
en bijvoorbeeld te gaan werken met Buurtspeelcoaches. Ook de activiteiten van de coalitie
en de buitenspeelweek in juni 2021 dragen hieraan bij door de verrijking van kennis,
vaardigheden en competenties.
Uw voorstel voor de toevoeging van een apart akkoord naast het sportakkoord en de
extra middelen om buitenspeelbeleid uit te kunnen werken acht ik niet opportuun. Het
is aan gemeenten, lokale partners en de lokale sport zelf om de keuze te maken waar
het uitvoeringsbudget naartoe gaat. Als coalities hebben zij het beste in beeld welke
problematiek er in welke wijk of doelgroep speelt.
Met het bovenstaande beschouw ik mijn toezegging als afgedaan.
Vrijwilligers in de sport
Navraag NOC*NSF over behoefte van schrapsessies bij vrijwilligers in de amateursport
Tijdens het wetgevingsoverleg van 2 december 201918 is een toezegging gedaan om bij NOC*NSF navraag te doen naar de uitkomsten van de
schrapsessies bij vrijwilligers in de amateursport. Naar aanleiding hiervan heeft
NOC*NSF het handboek wet- en regelgeving sportverenigingen geactualiseerd, waarbij
het onderwerp regeldruk een specifiek onderdeel is. De komende periode zal NOC*NSF
toetsen of het handboek begrijpelijk en handzaam is voor sportbestuurders en welke
regels sportclubs graag zouden willen schrappen. Deze verkenning zou eind 2020 al
worden gedaan, maar is vanwege de coronacrisis vertraagd. Voor de zomer 2021 wordt
dit traject alsnog afgerond en ik informeer u over de uitkomsten voor het volgende
wetgevingsoverleg sport.
Proeftuin Maatschappelijke Diensttijd
Ik heb toegezegd19 om u voor het commissiedebat te informeren over de proeftuin maatschappelijke diensttijd.
Omdat eerder bleek dat de sportbonden en verenigingen onvoldoende aan bod kwamen in
de eerste rondes van de Maatschappelijke Diensttijd (MDT) is er een proeftuin ontwikkeld
die specifiek is gericht op de sportsector. Deze proeftuin is eind 2019 gestart door
een consortium van sportbonden. In verband met de beperkende maatregelen rondom COVID-19
is dit project vertraagd. Wel zijn diverse activiteiten verricht om MDT in de sportsector
goed te kunnen inregelen; er is een wervingscampagne voor jongeren gestart en een
handboek MDT Sport ontwikkeld voor alle sportverenigingen. Dit handboek geeft sportverenigingen
alle informatie en handvatten om met MDT aan de slag te kunnen. Hierbij zijn ook de
bestaande opleidingen van bonden die passend zijn voor jongeren geïntegreerd, bijvoorbeeld
opleidingen voor scheidsrechter, trainers en bestuursfuncties. Ook zijn samenwerkingsafspraken
gemaakt met maatschappelijke organisaties die veel ervaring hebben met het werven
en begeleiden van kwetsbare jongeren. Door de beperkende coronamaatregelen is normale
sportbeoefening nog steeds niet mogelijk en ligt het verenigingsleven grotendeels
stil. Sportverenigingen geven aan te wachten op verruiming van de coronamaatregelen
om daadwerkelijk deel te kunnen nemen aan Maatschappelijke Diensttijd. Hiermee doe
ik mijn toezegging om u over de proeftuin MDT te informeren gestand.
Topsport en evenementen
Gewijzigde motie Westerveld en Diertens: Een gelijk speelveld voor voetbalclubs
In reactie op de gewijzigde motie van de leden Westerveld en Diertens20 over het creëren van een gelijk speelveld voor voetbalclubs, kan ik u melden dat
ik de financiële kwetsbaarheid door hoge transferkosten en het gelijke speelveld voor
voetbalclubs besproken heb in de Raadswerkgroep Sport, waar verschillende lidstaten
dit probleem herkenden. De Europese Commissie heeft hierop aangegeven dit onderwerp
later te bespreken met de UEFA. Ik beschouw de motie hiermee als afgedaan.
Motie Diertens c.s.: Ondersteuning bij het organiseren van grote sportevenementen
Het lid Diertens c.s.21 heeft eerder een motie ingediend over ondersteuning bij het organiseren van grote
sportevenementen op een zo veilig mogelijke manier. Ik sta in goed contact met de
organisatoren van de door u genoemde sportevenementen. Ik heb er dan ook voor gekozen
om geen nieuwe taskforce op te stellen. Er wordt gebruik gemaakt van bestaande structuren,
zoals het traject testen voor toegang, zodat topsportevenementen op een veilige manier
door kunnen gaan. De motie beschouw ik hiermee al afgedaan.
Verder heb ik toegezegd om uw Kamer te informeren over de uitwerking van het evenementenbeleid,
met name over de uitwerking van de samenwerking tussen de betrokken departementen
en met het Coördinatie- en Informatiepunt Topsportevenementen (CIT) met betrekking
tot sportevenementen, en over een te financieren onderzoeksprogramma naar de maatschappelijke
betekenis van sportevenementen.
Op 30 november heb ik u geïnformeerd over de ontwikkelingen en ambities van de partners
van het sportakkoord op het gebied van topsportevenementen. Inmiddels is het Coördinatie-
en Informatiepunt Topsportevenementen van kracht. De provincies en G5 zijn goed aangesloten
en binnenkort zal een eerste partnerbijeenkomst plaatsvinden. Het toelichten van de
breed gedragen evenementenstrategie staat hier centraal. Ook verwacht ik dit najaar
een dashboard online te plaatsen waarin de voortgang van de strategie zichtbaar is.
De ontwikkeling van een maatschappelijk activatieprogramma ligt nu bij de gemeentes
en bonden.
Tot slot ontvang ik deze maand een verkenning van de HAN en HHS ten behoeve van het
onderzoeksprogramma topsportevenementen. Dit voorstel bevat een mogelijke onderzoeksvragen
en een voorstel tot samenwerking tussen onderzoeksinstellingen. Ik zal uw Kamer daarover
in het najaar informeren.
Toezegging Diertens: Knelpunten WW, WIA en Wajong
Kamerlid Diertens heeft mij verzocht22 in kaart te brengen welke mogelijkheden er zijn om maatwerk te bieden voor topsporters
met WW-uitkeringen bij trainingskampen en de WIA- en Wajong-rechten van paralympiërs.
Het gaat hier om twee verschillende typen knelpunten.
Het ene knelpunt concentreert zich rondom de combinatie van het hebben van een uitkering
én verblijf buiten Europa.
Het andere knelpunt zou gaan om enkele paralympische sporters die ermee geconfronteerd
worden dat vanwege het ontvangen van een stipendium (dat als inkomen aangemerkt wordt),
hun rechten op WIA of Wajong zouden kunnen wegvallen of veranderen. Beiden liggen
op het terrein van het Ministerie van SZW en zijn zeer afhankelijk van de specifieke
situatie van een sporter. Dat maakt dat er bij de beoordeling door het UWV altijd
sprake is van maatwerk en we niet kunnen spreken over een generiek probleem met een
eenduidige oplossing. Ook zijn sinds 1 januari 2021 de regels voor de Wajong veranderd.
Er zijn op dit moment nog geen signalen bij NOC*NSF binnengekomen over sporters die
daardoor negatief geraakt worden. Er zijn goede contacten tussen NOC*NSF, SZW en het
UWV en indien nodig zullen zij op basis van concrete signalen met elkaar in gesprek
gaan op zoek naar een gepaste oplossing. Ik beschouw hiermee de toezegging als afgedaan.
Antidopingbeleid
Aan het begin van deze kabinetsperiode heb ik u, bij brief van 4 juli 201823, geïnformeerd over een elftal maatregelen die ik heb genomen die dienen ter versterking
van het antidopingbeleid. De elf maatregelen zien op de aanpak van de handel in doping,
op de entourage van de sporter, op de sporter zelf, en tot slot op de internationale
context van het antidopingbeleid. Met de uitvoering van deze maatregelen beschouw
ik alle toezeggingen in die brief als afgedaan. De voortgang op al deze punten zal
meegenomen worden in een evaluatie van de Wet uitvoering antidopingbeleid, alsmede
van het bredere antidopingbeleid, die zal worden uitgevoerd in de eerste helft van
2022.
De maatregelen betreffende handel in doping zetten in op betere samenwerking en een
beter beeld van handel in doping in Nederland. Ik heb u bij brief van 29 mei 201924 geïnformeerd over de totstandkoming van samenwerkingsprotocollen tussen de Dopingautoriteit
en diverse andere instanties die vanuit hun eigen wettelijk kader betrokken zijn bij
de aanpak van handel in doping. Het vastleggen van duidelijke afspraken in protocollen
over onder andere het delen van informatie moet de effectiviteit van de samenwerking
vergroten. Met name in het contact tussen Dopingautoriteit en Douane, NVWA en IGJ
zie ik verbetering. Gezien de aard van de informatie die wordt verzameld, is het voor
deze organisaties eenvoudiger om informatie te delen dan voor de opsporingsinstanties.
Voor een beter beeld van handel in doping heb ik Bureau Beke onderzoek laten doen.
Het rapport Sterk Spul, over de aard, omvang en ernst van handel in doping in Nederland,
heb ik u op 14 december 202025 toegestuurd. De beleidsreactie daarop volgt binnenkort.
Er zijn ook stappen gezet betreffende de entourage van de sporter en de sporter zelf.
Voor de binding van professionele begeleiders aan de nationale dopingregels is door
Dopingautoriteit en NOC*NSF voorwerk gedaan. Het voornemen is deze binding onderdeel
te maken van de minimale kwaliteitseisen die NOC*NSF aan haar bonden stelt. Dit behoeft
echter nog de goedkeuring van de Algemene Vergadering van NOC*NSF; het onderwerp staat
voor de eerstvolgende Algemene Vergadering op de agenda. Over de educatie van ouders
van sporters kan ik melden dat daar inmiddels een aparte leerlijn voor is ontwikkeld,
de belangstelling daarvoor groeit gestaag. Voor de implementatie van educatie aan
alle doelgroepen, waaronder topsporters (inclusief aanstormende talenten en jeugd)
en topsportbegeleiders (inclusief ouders) voert de Dopingautoriteit nu structureel
implementatiegesprekken met de sportbonden. Het educatieprogramma wordt gemonitord
en jaarlijks geëvalueerd. De continuïteit van deze aanpak, gesteund door de per 1 januari
2021 in werking getreden nieuwe WADA-standaard voor educatie, maakt dat we daar nu
de vruchten van plukken.
Tot slot kan ik u melden dat het aangekondigde onderzoeksbudget voor de Dopingautoriteit
sinds 2019 een vaste post op hun begroting is. De genoemde financiële voorziening
voor juridische ondersteuning voor sporters verwikkeld in tuchtrechtzaken rond doping
is eind 2019 met mijn steun gerealiseerd door NOC*NSF 26. In maart 2021 heb ik de Raad van Europa uitgenodigd om in september van dit jaar
een monitoring visit te brengen aan ons land en te kijken naar onze implementatie
van de Anti-Doping Conventie van de Raad van Europa.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Ark, minister voor Medische Zorg
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.