Brief regering : Rapport Commissie Onderzoek Regeling Vervroegde Uittreding Militairen
35 570 X Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2021
Nr. 102 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 juni 2021
Op 18 december 2020 heb ik de Commissie Onderzoek Regeling Vervroegde Uittreding Militairen
ingesteld naar aanleiding van de motie van het lid Bosman c.s. (Kamerstuk 35 300 X, nr. 80). Ik dank de commissie onder voorzitterschap van de heer drs. P.R. Heij voor de voortvarende
wijze waarop zij haar werkzaamheden heeft uitgevoerd en het gedegen rapport dat ik
uw Kamer hierbij aanbied1.
Het rapport gaat in op de bijzondere positie van de militair en schetst de hoofdlijnen
van de uittredingsregelingen voor militairen en burgers in dienst van het Ministerie
van Defensie. Tegen deze achtergrond worden de relevante regelingen bij Defensie geplaatst.
Ook worden deze vergeleken met de regelingen bij twee vergelijkbare sectoren, de politie
en de brandweer. Vervolgens worden op basis van een aantal toetsingscriteria die de
commissie heeft gebruikt mogelijke aanpassingen van het leeftijdsontslag militairen
geschetst. De commissie concludeert dat er drie alternatieven zijn die aan de meeste
toetsingscriteria voldoen. Dit zijn het bij wet uitzonderen van de UGM van de RVU-heffing,
de UGM openstellen voor alle militairen ongeacht hun leeftijd en het tussentijds verlof
opnemen via de inverdienregeling.
Voor Defensie is niet alleen het fiscale regime rond het leeftijdsontslag militairen
belangrijk, maar daarnaast ook het effect van deze regeling op de operationele inzetbaarheid
van Defensie en de goede werking van het personeelsmodel. Met name de inbedding van
de diensteinderegeling in het nieuwe personeelsmodel verdient daarbij de onverkorte
aandacht. Vanuit die optiek zal Defensie aan de hand van dit rapport verdere vervolgstappen
in kaart brengen. In dit verband wijs ik er overigens op dat over eventuele aanpassingen
van het leeftijdsontslag militairen met centrales van overheidspersoneel tot overeenstemming
gekomen moet worden. De commissie heeft ook met de voorzitters van de militaire vakbonden
gesproken over de verschillende alternatieven van aanpassing van de vervroegde uittredingsregeling
voor militairen. De conclusie van dit rapport wordt dan ook met de centrales besproken.
De Kamer wordt in de Personeelsrapportage geïnformeerd over het nieuwe HR-model en
daarmee ook over innovatie van de diensteinderegeling.
Tot slot heb ik kennis genomen van de conclusie van de commissie dat de AOW-gatcompensatie
niet als een vertrekregeling kwalificeert en daarmee niet als RVU kan worden aangemerkt.
Ik ga hier op korte termijn het overleg met Financiën en de Belastingdienst aan. Ik
zal u over de uitkomsten in de Personeelsrapportage informeren.
De Staatssecretaris van Defensie,
B. Visser
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B. Visser, staatssecretaris van Defensie