Brief regering : Reactie op het verzoek van het lid Madlener, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 6 april 2021, over de herziening van de migratiedeal met Turkije
21 501-20 Europese Raad
19 637 Vreemdelingenbeleid
Nr. 1699 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 juni 2021
Tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 6 april, heeft uw Kamer verzocht om een
reactie op bericht «Vernieuwing Turkijedeal: is een nieuwe migratieruzie op komst?»1 Mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken stuur ik uw Kamer hierbij de verzochte
reactie.
Hoewel de titel van het artikel deze indruk geeft, is er op dit moment geen sprake
van een vernieuwing van de EU-Turkije Verklaring uit maart 2016. Voor zover bekend
is hierover ook niet gesproken tijdens het gezamenlijke bezoek van Voorzitters van
de Europese Raad en de Europese Commissie op 6 april jl.
Tijdens de Europese Raad in december 2020 heeft de Raad benadrukt bereid te zijn om
financiële steun te blijven verlenen aan Syrische vluchtelingen en gastgemeenschappen
in Turkije. Dit heeft de Europese Raad op 25 maart jl. nogmaals bevestigd. De Europese
Raad sprak opnieuw waardering uit voor de opvang van bijna vier miljoen vluchtelingen
door Turkije en verzocht de Commissie om aan de Raad een voorstel voor te leggen voor
de voortzetting van de financiering voor Syrische vluchtelingen in Turkije, evenals
in Jordanië, Libanon en andere landen in de regio.
De EU-Turkije Verklaring uit maart 2016 heeft de afgelopen vijf jaar haar aanzienlijke
belang voor de Europese Unie bewezen. In navolging van het Gezamenlijke EU-Turkije
Actieplan uit november 20152, heeft de Verklaring in grote mate bijgedragen aan het verbeteren van de situatie
van (Syrische) vluchtelingen in Turkije en het terugdringen van de ongecontroleerde
toestroom naar de Griekse eilanden alsook de verdrinkingen die hiermee gepaard gingen.
In 2015 kwamen vanuit Turkije bijna 857.000 vluchtelingen en irreguliere migranten
aan op de Griekse elanden.3 In 2020 was dat gedaald tot circa 9.700 personen. Ondertussen zijn meer dan 29.000
kwetsbare Syrische vluchtelingen vanuit Turkije op een veilige en legale wijze in
de EU hervestigd. Ook Nederland draagt hieraan bij. Op verschillende momenten is uw
Kamer gemeld dat voor het kabinet de effectieve uitvoering van de EU-Turkije Verklaring
het uitgangspunt blijft.4 Het kabinet acht het van groot belang dat de EU met Turkije blijft samenwerken om
migratiebewegingen richting de EU te beheersen en de smokkelindustrie te bestrijden.
Ook dient de terugkeer van de Griekse eilanden naar Turkije zo snel mogelijk te worden
hervat. Gelet op het feit dat Turkije met circa vier miljoen mensen het grootste aantal
vluchtelingen in de wereld opvangt, meent het kabinet dat het vanzelfsprekend is dat
Turkije daarbij steun verdient, zowel met financiële middelen als door middel van
de hervestiging van kwetsbare (Syrische) vluchtelingen op basis van het 1:1-mechanisme
dat onderdeel is van de EU-Turkije Verklaring.
Het streven naar voortzetting van de Verklaring neemt niet weg dat de samenwerking
tussen de EU en de lidstaten enerzijds en Turkije anderzijds op verschillende aspecten
van de Verklaring beter kan. Het betreft met name de terugkeer vanaf de Griekse eilanden
van afgewezen en niet-ontvankelijk verklaarde asielzoekers en irreguliere migranten
naar Turkije. Maar ook de situatie van vluchtelingen in Turkije en de samenwerking
bij de bestrijding van mensensmokkel behoeven meer aandacht. Het feit dat van veilige
terugkeer naar Syrië nog geen sprake is, zoals UNHCR aangeeft en ook uit het meest
recente ambtsbericht blijkt, maakt de situatie langdurig en complex. Daarom is het
van belang dat de steun voor de opvang van vluchtelingen in Turkije geleidelijk overgaat
van humanitaire hulp naar meer duurzame vormen van assistentie. De ontwikkeling van
een hierop gerichte transitiestrategie, verbetering van het klimaat voor de werkzaamheden
van NGO’s en toegang tot primaire data moeten hierbij in de aankomende periode prioriteit
krijgen. Het is van belang dat de EU en Turkije hierover met elkaar in gesprek blijven.
De intensivering van contacten en andere investeringen in de goede betrekkingen moeten
dit verder mogelijk maken.
In dit verband wijst het kabinet erop dat de leden van de Europese Raad in maart jl.
concludeerden dat, mits de huidige de-escalatie in de Oostelijke Middellandse Zee
wordt voortgezet en Turkije zich constructief opstelt, de Europese Unie bereid is
om, in het kader van het positieve spoor, de samenwerking met Turkije op een aantal
gebieden van gemeenschappelijk belang op een gefaseerde, proportionele en omkeerbare
wijze te intensiveren en verdere besluiten te nemen tijdens de bijeenkomst van de
ER in juni a.s. De leden van de ER concludeerden tevens dat een dialoog over mensenrechten
en de rechtsstaat een integraal onderdeel van de betrekkingen tussen de EU en Turkije
blijft.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, A. Broekers-Knol
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid