Brief regering : Verslag Landbouw- en Visserijraad 26-27 mei 2021
21 501-32 Landbouw- en Visserijraad
Nr. 1304 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 juni 2021
Met deze brief informeer ik uw Kamer over de uitkomsten van de Landbouw- en Visserijraad
die op 26 en 27 mei jl. in Brussel plaatsvond. Daarnaast informeer ik uw Kamer middels
deze brief over de onderhandelingen over visserijmogelijkheden bij de Faeröer-eilanden
en het afsluiten van de gecombineerde opgave van 2021.
I. Verslag Landbouw- en Visserijraad
Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB)
Deze Raad stond in het teken van de hervorming van het GLB en de triloogonderhandelingen.
De Raad liep parallel aan de zogenaamde jumbotriloog tussen het Portugese voorzitterschap
van de Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie over het totale hervormingspakket
(Strategisch Planverordening, Horizontale verordening en de wijzigingsverordening
voor de Gemeenschappelijke Marktordening), in de hoop tot een politiek akkoord te
komen. Belangrijke nog openstaande onderwerpen waren de groene architectuur, doelgerichtheid
van directe betalingen, sociale conditionaliteit, het nieuwe uitvoeringsmodel en een
aantal punten in het kader van de gemeenschappelijke marktordening. Na ruim twee dagen
onderhandelen is het de drie instellingen helaas niet gelukt om tot een akkoord te
komen over het GLB. De Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie konden
de onderlinge verschillen nog niet overbruggen.
De grootste verschilpunten waren het ambitieniveau voor de groene architectuur van
het GLB, inclusief de mate waarin de doelen van de Green Deal een plaats moeten krijgen
in het GLB, en de wens van het Parlement om inkomenssteun te verbinden aan het naleven
van wet- en regelgeving op het gebied van arbeid- en werkomstandigheden (sociale conditionaliteit).
Voor beide onderwerpen bleken de voorstellen van de Raad en het Parlement te ver uit
elkaar liggen om nu tot een compromis te kunnen komen. Daarnaast waren belangrijke
voorstellen te weinig uitgewerkt om de consequenties goed te kunnen overzien.
Tijdens de onderhandelingen heb ik vooral de specifiek Nederlandse prioriteiten uitgedragen,
waaronder een ambitieuze oormerking voor ecoregelingen, subsidiabiliteit voor natte
teelten, het meetellen van investeringssteun in het minimum steunpercentage voor jonge
boeren en verduidelijking van de erkenningscriteria van producentenorganisaties. Bij
de laatste onderhandelingsronde heb ik aangegeven dat Nederland nog wel aanknopingspunten
zag in het laatste voorstel van het Parlement, maar de meeste lidstaten vonden verder
onderhandelen niet zinvol.
Groene architectuur
De Raad en het Europees Parlement hebben nog geen overeenstemming bereikt over het
percentage middelen uit de eerste pijler dat geoormerkt wordt voor de ecoregelingen
en de mate van flexibiliteit in de beginperiode van invoering hiervan. Ook het percentage
middelen uit de tweede pijler dat geoormerkt wordt voor klimaat en leefomgeving is
nog een punt van onderhandeling.
Verder is de concrete invulling van de conditionaliteit – de basisvoorwaarden waaraan
boeren moeten voldoen voor de basisinkomenssteun, waaronder de goede landbouw- en
milieucondities (GLMC’s) – nog onderwerp van discussie. Hier speelden met name de
bescherming van veengrond, de breedte van bufferstroken, het opnemen van gewasdiversificatie
als optie naast gewasrotatie en het verplichte percentage aan hoog diverse landschapselementen
op bouwland nog een rol.
Ik heb aangegeven een ambitieuze oormerking voor de ecoregelingen te kunnen steunen.
Daarnaast heb ik benadrukt dat subsidiariteit van belang is en dat vanwege de verschillen
tussen de lidstaten, de verplichtingen van de conditionaliteit aangepast moeten kunnen
worden aan de landelijke omstandigheden. Dit geldt ook voor de breedte van de bufferstroken.
Sociale conditionaliteit
Opname van de sociale conditionaliteit in het GLB is een speerpunt voor het Parlement.
Het voorzitterschap koerste, ondanks tegenspraak van verschillende lidstaten, op een
compromisvoorstel dat al een aanmerkelijke verzwaring van de uitvoering voor lidstaten
zou betekenen en waarin naast conditionaliteit, de sociale dimensie ook een doel van
het subsidie-instrumentarium van het GLB zou worden. Ik heb benadrukt dat Nederland
zich volop inzet voor goede arbeidsomstandigheden in de agrarische sector. Lidstaten
hebben al specifieke handhavingspraktijken om te zorgen voor de naleving van de bestaande
voorschriften. Ik heb daarom aangegeven dat het opnemen sociale conditionaliteit overbodig
is en voor veel administratieve en uitvoeringslasten zal zorgen. Daarnaast heb ik
over het compromisvoorstel gezegd, dat het niet de bedoeling kan zijn werkgevers via
subsidies te belonen voor zaken en handelingen die zij toch al zouden moeten doen.
Doelgerichte betalingen
In de onderhandelingen over de doelgerichtheid van betalingen (gericht op een eerlijke
verdeling van de directe betalingen) kwamen Parlement en Raad uiteindelijk dicht bij
elkaar uit, met een verplichting om minimaal 10% van de directe betalingen toe te
wijzen aan kleinere (en middelgrote) bedrijven. Een uitzondering zou gelden voor lidstaten
die kunnen aantonen dat de gewenste herverdeling op een andere manier tot stand komt.
Het EP wilde echter niet akkoord gaan met een uitzondering voor landen waar de verschillen
in betalingen al relatief klein zijn, zoals Nederland.
Gemeenschappelijke marktordening
In de onderhandelingen lag de focus tijdens deze Raad in mindere mate bij de wijziging
van de gemeenschappelijke marktordening (GMO). Er is wel gesproken over de voorstellen
van het Parlement om handelsbarrières op te (kunnen) werpen tegen producten van derde
landen die onder lagere duurzaamheidsstandaarden zijn geproduceerd dan in de EU. Men
streeft hier naar een gezamenlijke verklaring als alternatief voor het opnemen van
de amendementen van het Parlement. Over de definitieve tekst van de verklaringen is
nog geen overeenstemming bereikt.
Daarnaast heb ik aangegeven tevreden te zijn dat het Parlement zijn amendement over
uitbreiding van de bepalingen voor de bescherming van het gebruik van zuivel aanduidingen
heeft laten vallen. Daarmee heb ik tevens invulling gegeven aan de motie van het lid
Vestering.1 Ook heb ik benadrukt dat het voor Nederland van belang is dat wordt verduidelijkt
dat leden van producentenorganisaties contact mogen hebben met kopers mits het daarbij
niet gaat om afspraken over volume en prijzen, zodat het vertrouwen in de steunregeling
voor de groente- en fruitsector in Nederland hersteld wordt.
Vervolg
Nu de Raad van 26 en 27 mei niet tot een politiek akkoord over de GLB-voorstellen
heeft geleid, zal het Voorzitterschap samen met de Commissie en het Parlement een
pad moeten uitstippelen om de onderhandelingen voort te zetten en tot een goed einde
te brengen. Inzet is om in de Raad van 28 en 29 juni wel tot een akkoord te komen.
Studie Europese Commissie over de bestaande wetgeving over plant reproductief materiaal
(PRM)
De Europese Commissie gaf een toelichting op de studie die is uitgevoerd naar de bestaande
wetgeving waar plant reproductief materiaal onder valt. Commissaris Kyriakides opende
het agendapunt door het belang van plant reproductief materiaal te benadrukken voor
het vinden van oplossingen voor voedselzekerheid. De zadensector is erg innovatief
en de studie gaf aan dat de huidige wetgeving niet meer geschikt is voor huidige stand
van ontwikkelingen, aldus de commissaris.
Ik heb aangegeven dat Nederland het eens is met de conclusie uit de studie waarin
gesteld wordt dat de huidige regelgeving over de marketing en verkoop van PRM voornamelijk
focust op de kwaliteit van de zaden en dat deze focus te smal is. Duurzaamheid en
biodiversiteit zouden een sterkere rol moeten spelen. We hebben inderdaad gemoderniseerde
wetgeving nodig maar niet alle problemen die de studie identificeert kunnen alleen
door nieuwe wetgeving worden opgelost. Ik heb verder aangegeven dat een goede impact
assessment nodig is om zeker te zijn dat eventuele voorgestelde wijzigingen er niet
voor zorgen dat de huidige succesvolle en diverse zadenmarkt in de EU ondermijnd wordt.
Studie Europese Commissie over de status van nieuwe genomische technieken
De Europese Commissie gaf een toelichting over de studie naar de status van nieuwe
genomische technieken. Uit deze studie blijkt dat de huidige EU-wetgeving verouderd
is en dat nieuwe technieken een belangrijke rol kunnen spelen voor de verduurzaming
van de land- en tuinbouw. Commissaris Kyriakides gaf aan dat het van belang is dat
we de discussie over nieuwe technologieën gaan voeren, aangezien het over belangrijke
zaken gaat. Planten die voortkomen vanuit de nieuwe technieken kunnen een hogere weerbaarheid
voor klimaatomstandigheden en ziektes hebben en ze kunnen bevorderlijk zijn voor de
voedselzekerheid en de gezondheid van consumenten. Maar de Commissie hoort ook de
zorgen vanuit de maatschappij en verzekerde dat veiligheid van producten een fundamentele
basisvoorwaarde is. Verder gaf de Commissaris aan snel aan de slag te gaan met een
effectenbeoordeling met het oog op een mogelijke aanpassing van de wetgeving.
Ik heb aangegeven blij te zijn met de publicatie van de studie en heb het belang benadrukt
van biotechnologie en innovatie voor de moderne samenleving. Nieuwe innovatieve technieken
kunnen bijdragen aan de Sustainable Development Goals (SDGs) en de doelen van de Green
Deal en de «Van boer tot bord»-strategie. Dit betekent dat Europa actie moet ondernemen
om de kansen te benutten van biotechnologie. Natuurlijk wel met volledige eerbiediging
en versterking van de grondbeginselen van veiligheid, transparantie en vrije keuze.
Ethische en sociale overwegingen moeten natuurlijk meegewogen worden. Daarnaast heb
ik aangegeven dat de wetgeving future-proof moet zijn en dat er constructief samengewerkt moet worden om een gezamenlijke science-based aanpak te kunnen vinden.
Het EU-actieplan voor biologische productie
Commissaris Wojciechowski heeft tijdens de Raad het biologisch actieplan van de Europese
Commissie toegelicht. Om productie- en consumptie te verduurzamen en daarmee bij te
dragen aan de klimaatdoelen van de Green Deal, wil de Commissie het EU-areaal biologische
landbouw verhogen tot 25% in 2030. Dit heeft, volgens de Commissaris, directe positieve
effecten op dierenwelzijn, biodiversiteit, het klimaat en de «Van boer tot bord»-strategie.
De Commissie zal € 49 miljoen vrijmaken uit het EU-promotiebudget voor landbouwproducten
om de doelen uit het actieplan te behalen. Daarnaast nodigde de Commissie de lidstaten
uit om ook nationale plannen te maken om biologische productie te vergroten.
Verschillende lidstaten gaven aan al een nationaal plan te hebben of bezig zijn om
dit op te zetten. Ook benadrukten meerdere lidstaten dat het niet alleen van belang
is om naar de biologische productie te kijken, maar om ook aandacht te besteden aan
de vraag naar deze producten zodat vraag en aanbod in balans komen.
Ik heb aangegeven dat Nederland het actieplan van de Commissie verwelkomt. Nederland
kent momenteel nog een kleine biologische landbouwsector maar ik heb aangegeven dat
er desondanks veel kansen en mogelijkheden liggen. Daarnaast zijn er, naast biologische
productie, ook andere vormen van duurzame landbouw zoals kringlooplandbouw en natuur-inclusieve
landbouw. Ik heb benadrukt dat er geen one size fits all-oplossing is en dat we moeten leren en gebruik moeten maken van alle vormen van positieve
en duurzame praktijken. Ook heb ik aangegeven dat Nederland ook een nationale strategie
op zal zetten.
Raadsconclusies over de EU-prioriteiten voor de 2021 VN Food Systems Summit
Tijdens deze Raad werden de Raadsconclusies over de EU-prioriteiten voor de Food Systems
Summit van de VN gepresenteerd. De Europese Commissie en de lidstaten hebben de Raadsconclusies
gezamenlijk voorbereid. Het voorzitterschap en Commissaris Kyriakides gaven een korte
toelichting bij de opgestelde Raadsconclusies. Het voorzitterschap gaf aan dat de
EU koerst op een ambitieuze actieagenda. De EU-prioriteiten omvatten een groot aantal
onderwerpen gericht op de visie van een duurzame en klimaat-neutrale toekomst, waarbij
de Green Deal en de «Van boer tot bord»-strategie belangrijke onderdelen zijn.
De Raad keurde de Raadsconclusies over de EU-prioriteiten voor de Food Systems Summit
goed. De lidstaten waren het eens over het belang van de VN-top als een echte kans
om voedselsystemen op mondiaal niveau opnieuw vorm te geven. Ik heb aangegeven dat
Nederland toegewijd is en hoge verwachtingen heeft voor de VN-top. Daarnaast heb ik
benadrukt dat het van belang is om met een brede blik naar voedselsystemen te kijken
en te erkennen dat voedsel en landbouw nauw verbonden zijn met o.a. klimaatverandering,
het beheer van natuurlijke hulpbronnen, water, infrastructuur en ontwikkeling van
de particuliere sector.
AOB-punt: consultaties over vangstmogelijkheden met het VK
Commissaris Sinkevicius gaf een toelichting op de laatste stand van zaken van de consultaties
met het Verenigd Koninkrijk over de vangstmogelijkheden voor 2021. Belangrijkste ontwikkeling
is dat het VK begin mei heeft aangegeven aan te willen koersen op een deelakkoord
op de punten waarover wel al voorlopige afspraken zijn gemaakt. De Commissaris refereerde
aan het gesprek van 17 mei jl. waar over deze ontwikkeling is gesproken met de meest
betrokken visserijministers, waaronder Nederland. In dat gesprek heb ik aangegeven
dat we niet in kunnen stemmen met een deelakkoord, gezien de precedentwerking en implicaties
voor het gelijk speelveld. Dit standpunt werd unaniem gedeeld. Ook tijdens de Raad
gaven de betrokken lidstaten aan geen deelakkoord te willen. De Commissie heeft dit
standpunt in een brief aan het VK duidelijk gemaakt en de oproep gedaan aan het VK
om weer terug naar de onderhandelingstafel te keren. De Commissaris benadrukte dat
hij de kwestie breed bekijkt en in nauw contact is met Vicepresident Sefcovic. Meerdere
lidstaten benoemden tijdens de Raad ook het belang van quotaruilen in het kader van
het uitblijven van een akkoord met het VK, waarbij Nederland de Commissie opriep pragmatisch
om te gaan met de gevolgen daarvan.
AOB-punt: WTO-onderhandelingen over visserijsubsidies
Spanje vroeg mede namens een aantal andere lidstaten, waaronder Frankrijk, de Raad
om aandacht voor de lopende onderhandelingen in de WTO over visserijsubsidies. De
onderhandelingen binnen de WTO gaan over afspraken over het tegengaan van schadelijke
visserij subsidies die leiden tot overbevissing en illegale, niet gerapporteerde en
ongereguleerde visserij (IUU-visserij). Ondanks dat dit ook behandeld wordt in het
handelscomité, wilden Spanje en Frankrijk dit ook met de visserijministers en de Europese
Commissie bespreken. In hun ingestuurde paper, en tijdens de Raad, vroegen Spanje
en Frankrijk aan de lidstaten om steun te verlenen voor een aangescherpte inzet door
de Europese Commissie, onder andere bedoeld om het onderhandelingsproces te versnellen.
Spanje wees erop dat er met het gemeenschappelijk visserijbeleid al veel bereikt is
waar we trots op kunnen zijn maar dat er nieuwe ontwikkelingen in de WTO-onderhandelingen
plaatsvonden die Spanje zorgen baarden. Dit ging met name over de discussie over de
belastinguitzondering voor brandstof en IUU-visserij. Volgens Spanje moet het duurzame
visserijmodel van de EU verdedigd worden.
Meerdere lidstaten sloten zich aan bij de positie van Spanje en Frankrijk. Zij stelden
dat er geen ondermijning van de resultaten van EU-beleid mocht plaatsvinden en steun
voor een groene transitie en duurzame visserij is het kerndoel. Nederland heeft aangegeven
dat het belangrijk is om schadelijke subsidies te stoppen in lijn met de VN Sustainable
Development Goal 14.6. Om deze reden steunde Nederland een ambitieuze opstelling van
de Europese Commissie hierbij.
Commissaris Sinkevicius reageerde door te stellen dat een betekenisvol en effectief
akkoord nodig is, onder andere voor het laten functioneren van het multilateraal systeem
en het bereiken van de Sustainable Development Goals. De mogelijkheid voor niet-schadelijke
steun, inclusief belastingvrijstellingen moeten we blijven handhaven, aldus de Commissaris.
De Commissie deelt de belangrijke zorgen van de lidstaten wat betreft de tekstvoorstellen
van de onderhandelingen en zal de huidige EU-wetgeving verdedigen. De Commissaris
gaf aan dat een akkoord moet bijdragen aan meer duurzame visserij en dat er geen steun
mag zijn voor IUU-visserij.
AOB-punt: Gezamenlijk verklaring Visegrad +3 over de «Van boer tot bord»-strategie
De landbouwministers van de Visegradlanden, Bulgarije, Roemenië en Kroatië hebben
een gezamenlijke verklaring opgesteld over de kansen en uitdagingen van de «Van boer
tot bord»-strategie. In het document wordt onder andere de wens uitgesproken om de
lasten die voortvloeien uit de «Van boer tot bord»-strategie evenredig over de voedselketenpartners
te verdelen en dat deze niet vooral bij kleinere, primaire producenten terecht komen.
Polen heeft dit tijdens de Raad nogmaals herhaald en het belang genoemd dat de «startpositie»
van de verschillende lidstaten moet worden meegenomen bij de implementatie van de
strategie. Daarnaast heeft Polen aangegeven dat de groep landen pleiten voor een ex
ante effectbeoordeling van de gehele «Van boer tot bord»-strategie op milieu-, sociale
en economische aspecten, voorafgaand aan de uitrol van de strategie.
Nederland heeft, net als de overige lidstaten, de verklaring aangehoord. Commissaris
Wojciechowski benadrukte het belang van effectenbeoordelingen en dat de Commissie
heeft aangegeven dat er voor alle wetgevende onderdelen uit de strategie een effectenbeoordeling
zal volgen.
AOB-punt: vorstschade
Frankrijk, Griekenland en Italië hebben door middel van een gezamenlijke verklaring
gevraagd om EU-solidariteit met de sectoren die dit voorjaar te lijden hebben gehad
van extreme vorst. Vorstschade is met name opgetreden in de wijnsector en de groente-
en fruitsector. Griekenland heeft deze oproep tijdens de Raad herhaald. Voor de wijnsector
heeft Griekenland de eerdere oproep van de Raad van 22 maart jl. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1283) om extra steun, vanwege de gevolgen van de COVID-19 pandemie en de invoertarieven
in de VS, herhaald. Daarnaast heeft Griekeland voor de andere sectoren om steun gevraagd
op grond van de GMO-verordening. Zij hebben aangegeven dat het van belang is dat er
snel steun wordt geboden en dat dit ook staatssteun kan zijn.
Meerdere lidstaten (Spanje, Cyprus, Kroatië en Polen) hebben aangegeven de ondertekenaars
van de gezamenlijke verklaring te steunen in hun oproep. Nederland heeft de gezamenlijke
verklaring aangehoord. Commissaris Wojciechowski heeft aangegeven bewust te zijn van
de ernst van de situatie en dat de Commissie de situatie nauwlettend volgt.
II. Onderhandelingen visserijmogelijkheden Faeröer eilanden
In mijn brief van 6 mei jl. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1293), het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 26 april, heb ik uw Kamer aangegeven
dat de onderhandelingen tussen de EU en de Faeröer-eilanden over visserijmogelijkheden
voor 2021, moeizaam verliepen. Er is alsnog geen overeenkomst bereikt, aangezien er
geen overeenstemming over de uitruil van bestanden heeft kunnen plaatsvinden. Van
de kant van de Faeröer werd een zo grote hoeveelheid «Groenlandse garnalen» gevraagd
dat dit onacceptabel bleek voor de lidstaten die hierin een belang hebben. Het afketsen
van een overeenkomst voor dit jaar betekent dat Europese vaartuigen geen toegang hebben
tot de wateren van de Faeröer, en vice versa, en dat er geen uitruil is van enkele
visserijbestanden. De inzet van de EU is nu om voor volgend jaar wel een wederzijds
gunstige overeenkomst te kunnen bereiken.
III. Gecombineerde opgave 2021 goed verlopen
De openstelling van de Gecombineerde opgave (GO) 2021 is afgerond. Zaterdag 15 mei
was de laatste dag waarop opgaven konden worden ingediend. Nu is de kortingsperiode
die daarop volgt gestart (16 mei–11 juni). Gedurende de kortingsperiode kunnen nieuwe opgaven ook nog worden
ingediend, maar dan geldt een korting op de aangevraagde subsidies. Na half juni worden
ingediende opgaven afgewezen.
Er zijn 61.834 uitnodigingen verstuurd om de GO in te dienen. Tot en met 15 mei heeft
RVO 56.233 opgaves ontvangen. In de kortingsperiode verwacht RVO nog een klein deel
(in 2018 1.300, in 2019 1500). Ongeveer de helft van de opgaven is door een adviseur
ingediend, net als eerdere jaren.
Vanaf de openstelling begin maart zijn er tot en met 15 mei circa 6000 telefoontjes
ontvangen met een piek in de laatste twee weken waarin circa 500 telefoontjes per
dag werden geteld. Deze zijn volgens de afgesproken normen afgehandeld. Er volgt nog
een onderzoek naar de klanttevredenheid. In de eerste week van juli verwacht RVO hier
de resultaten van.
Via de GO worden verschillende subsidies aangevraagd die de komende maanden door de
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland in behandeling worden genomen. Hieronder volgt
een overzicht per 15 mei.
Subsidieaanvragen (aantallen)
20211
Uitbetaling betalingsrechten en vergroeningsbetaling
43.371
(tot en met 15 mei)
Extra betaling jonge landbouwers
9.271
Graasdierpremie schaap
196
Graasdierpremie rund
121
Tegemoetkoming premie brede weersverzekering
2.789
Subsidie Natuur en Landschap (SNL-a)
1192
X Noot
1
Sommige relaties dienen meerdere aanvragen in voor subsidies en sommige geen. Daarom
komen de totalen van de subsidieaanvragen niet overeen met de totalen van het aantal
ingediende opgaves.
X Noot
2
De SNL is een aflopende subsidie, het aantal aanvragen neemt t.o.v. eerdere jaren
af.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit