Brief regering : Wijziging basispakket van de Zorgverzekeringswet (Zvw) in het jaar 2022
29 689 Herziening Zorgstelsel
Nr. 1103 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 juni 2021
Met deze brief informeer ik u over de volgende onderwerpen die verband houden met
het basispakket van de Zorgverzekeringswet (Zvw) in het jaar 2022.
1. Wijzigingen in het Besluit zorgverzekering en het Besluit uitbreiding en beperking
werkingssfeer Wmg per 1 januari 2022:
– Gemaximeerde vergoeding van verblijf nabij expertziekenhuis na CAR-T-celtherapie;
– Declaratie van elektriciteitskosten bij mechanische ademhalingsondersteuning in de
thuissituatie;
2. Motie over anticonceptie boven 21 jaar in het basispakket;
3. Stand van zaken omtrent de huidige trajecten van Voorwaardelijke Toelating en de subsidieregeling
Veelbelovende Zorg;
4. Stand van zaken onderzoek naar veiligheid en effectiviteit van reconstructieve behandelingen
bij vrouwelijke genitale verminking;
5. Stand van zaken onderzoek naar uitzonderen eigen risico bij plaatsing spiraal;
6. Nieuw programma Health Technology Assessment (HTA)-methodologie;
1. Wijzigingen in het Besluit zorgverzekering en het Besluit uitbreiding en beperking
werkingssfeer Wmg per 1 januari 2022
Vergoeding verblijf bij CAR-T-celtherapie
Op 1 mei 2020 is CAR-T-celtherapie na succesvolle prijsonderhandelingen uit de geneesmiddelensluis
toegelaten tot het basispakket. Momenteel passen vier expertziekenhuizen verspreid
door het land deze behandeling toe. Een aantal andere ziekenhuizen zit momenteel in
het certificeringstraject en volgt spoedig.
Vanwege de mogelijke ernstige complicaties die kunnen optreden na de behandeling stelt
de European Medicines Agency in de kwaliteitseisen dat patiënten tijdens de maand
waarin de complicaties kunnen optreden, in of nabij een expertziekenhuis verblijven.
De eerste twee weken na de behandeling verblijven de patiënten in het expertziekenhuis.
In de twee daarop volgende weken daalt de kans op deze complicaties zodanig dat de
patiënten naar huis mogen, mits zij binnen 60 minuten in een expertziekenhuis kunnen
zijn.
Voor patiënten die verder dan 60 minuten van een expertziekenhuis wonen, is het van
belang dat ze voor de laatste twee weken elders in de buurt verblijven (bv. een hotel
of vakantiewoning). De aanwezigheid van een mantelzorger is daarbij voldoende. Voor
deze groep patiënten worden de kosten van het verblijf in de buurt van een expertziekenhuis
vergoed ten laste van de Zorgverzekeringswet.
Het verblijf voor deze patiënten wordt per 1 januari 2022 uitgezonderd van de prestatie-
en tariefregulering door de NZa, zodat de patiënt daardoor de kosten rechtstreeks
in rekening kan brengen bij de zorgverzekeraar; het hoeft niet via de zorgaanbieder
(ziekenhuis) te lopen. Daarnaast worden vakantieverblijven, zoals o.a. hotels en vakantiehuizen
niet gereguleerd via prestaties en tarieven. Het past ook niet dat de NZa tarieven
en prestatiebeschrijvingen vaststelt voor aanbieders van verblijf in de vrije sector,
die het leveren van zorg niet als kerntaak hebben.
Door deze uitzondering kunnen patiënten in het vervolg hun verblijfskosten rechtstreeks
declareren bij de zorgverzekeraar. Voor de hoogte van de vergoeding zal worden aangesloten
bij de logeervergoeding (artikel 2.14 lid 6 Besluit zorgverzekering), en deze vergoeding
zal in de Regeling zorgverzekering worden vastgelegd. Ook in de overgangssituatie
tot 2022 zullen de verblijfskosten vergoed worden door de zorgverzekeraars.
Declaratie van elektriciteitskosten bij mechanische ademhalingsondersteuning in de
thuissituatie
Het Zorginstituut Nederland (hierna: Zorginstituut) heeft geoordeeld dat elektriciteitskosten
bij mechanische ademhalingsondersteuning in de thuissituatie onderdeel zijn van de
aanspraak medisch specialistische zorg. Voor medisch-specialistische zorg geldt prestatie-
en tariefregulering van de NZa. Op grond van de Wet marktordening gezondheidszorg
(Wmg) kan de zorgaanbieder de medisch specialistische zorg declareren bij de zorgverzekeraar
als dit overeenkomt met de vastgestelde prestatiebeschrijvingen en tarieven door de
NZa. Bij mechanische ademhalingsondersteuning in de thuissituatie maakt de patiënt
zelf kosten voor de elektriciteit en ligt het voor de hand dat de patiënt die kosten
rechtstreeks kan declareren bij de verzekeraar. Dat gebeurt nu in de praktijk ook
al. Om deze reden sluit de voorgenomen wijziging van het Besluit uitbreiding en beperking
werkingssfeer Wmg tarief- en prestatieregulering voor dit onderdeel uit.
De patiënt kan de elektriciteitskosten voor mechanische ademhalingsondersteuning in
de thuissituatie rechtstreeks van de zorgverzekeraar vergoed krijgen.
2. Motie over anticonceptie boven 21 jaar in basispakket
Tijdens het VAO geboortezorg van 25 februari 2021 (Handelingen II 2020/21, nr. 59, item 14) heeft uw Kamer de motie van het lid Kuiken1 aangenomen. De motie roept op om anticonceptie in het basispakket op te nemen, omdat
iedere verzekerde toegang moet hebben tot optimale anticonceptie en de keuze hiervoor
niet bepaald mag worden uit financiële overwegingen. Opvolging geven aan deze motie
past niet bij de demissionaire status van het kabinet. Het gaat om een beleidsrijke
wijziging met een budgettair beslag van minstens 25 tot 60 miljoen euro (afhankelijk
van welke beleidskeuzes worden gemaakt). Daarnaast meen ik dat hetgeen beoogd wordt
door partijen met deze motie, namelijk gratis anticonceptie, niet wordt bereikt door
opname in het basispakket. Dit komt doordat anticonceptie onder het eigen risico zal
vallen. De meeste verzekerden die anticonceptie gebruiken maken hun eigen risico niet
vol, waardoor zij de facto alsnog zelf betalen voor hun anticonceptie.
Daarnaast krijgen veel verzekerden op dit moment anticonceptie wel volledig vergoed
via hun aanvullende verzekering (waarvoor het eigen risico niet geldt). Door opname
in het basispakket verandert dit. Vanwege deze redenen en de demissionaire status
van het kabinet kan ik nu geen uitvoering aan de motie geven. Het is aan een volgend
kabinet om te bepalen of zij vergoeding van anticonceptie willen regelen en op welke
wijze.
3. Stand van zaken omtrent de huidige trajecten van Voorwaardelijke Toelating en de
subsidieregeling Veelbelovende Zorg
Momenteel zijn twaalf interventies2 voorwaardelijk toegelaten tot het basispakket. Voor deze interventies loopt het voorwaardelijke
toelatingstraject nog.
De Voorwaardelijke Toelating (VT) loopt door tot alle lopende trajecten zijn afgerond.
Jaarlijks wordt een voortgangsrapportage3 over de VT uitgebracht.
Standpunt percutane transforaminale endoscopische discectomie4
Het Zorginstituut heeft mij laten weten dat in 2020 een onderzoek binnen de VT is
afgerond. Het betreft percutane transforaminale endoscopische discectomie (PTED) bij
de behandeling van lumbosacraal radiculair syndroom (LRS) bij lumbale hernia. Bij
dit traject was de conclusie dat PTED bij de behandeling van LRS bij lumbale hernia
voldoet aan «de stand van de wetenschap en praktijk», waardoor deze behandeling per
1 december 2020 onderdeel blijft van het basispakket.
Voortgang onderzoek naar borstreconstructie met autologe vettransplantatie
Dit betreft een lopend traject in de voorwaardelijke toelating. Het Zorginstituut
heeft mij geadviseerd om financiering beschikbaar te stellen voor het afronden van
de behandeling bij patiënten die vóór 1 april 2022 zijn gestart met de behandeling,
mits het maximumaantal studiedeelnemers van 250 in het nevenonderzoek niet is bereikt.
Het Zorginstituut komt om de volgende redenen tot dit advies:
• De COVID-19 pandemie de start van het nevenonderzoek heeft vertraagd;
• De interim-resultaten positief waren waardoor de kans dat de behandeling niet voldoet
aan de «stand van de wetenschap en praktijk» kleiner is geworden;
• In de afgelopen jaren borstimplantaten negatief in het nieuws zijn geweest;
• Het een behandeling betreft waarbij het gemiddeld een jaar duurt voordat de reconstructie
is afgerond en de deelnemende ziekenhuizen niet kapitaalkrachtig zijn;
• En het maximale budget voor de nevenstudie niet overschreden wordt.
Met deze financiering kunnen naar verwachting de patiënten die nu op de wachtlijst
staan behandeld worden gedurende het voorwaardelijk toelatingstraject. Gelet op bovenstaande
argumenten ben ik voornemens het advies van het Zorginstituut op te volgen. Financiering
komt uit het reeds beschikbaar gestelde budget voor autologe vettransplantatie. Dit
budget bleek afdoende te zijn.
Subsidieregeling Veelbelovende Zorg
Op 1 februari 2019 is het beleid tot Voorwaardelijke Toelating tot het basispakket
(gefaseerd) vervangen door de subsidieregeling Veelbelovende Zorg (VeZo), met als
doel het versnellen van de toegang van de patiënt tot potentieel veelbelovende en
innovatieve zorg via het basispakket5. Voor de subsidieregeling is eind 2020 een tussentijdse evaluatie6 uitgebracht.
Sinds de lancering van VeZo zijn tot en met 1 januari 2021 76 projectideeën en 20 uitgewerkte
aanvragen ingediend. In 2020 zijn de eerste vijf subsidies7 voor veelbelovende zorg verleend:
• Onderzoek naar de werking van «in huis» geproduceerde CAR T‐cellen
door het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG).
• Onderzoek naar effectiviteit van endolymfatische ductus blokkade
(EDB) bij patiënten met niet‐controleerbare ziekte van Ménière.
• Onderzoek naar het gebruik van nieuwe geavanceerde FFRct‐techniek
bij de diagnostiek van patiënten met pijn op de borst.
• Onderzoek naar doelmatigheid en kosteneffectiviteit van orale
esketamine ten opzichte van elektroshocktherapie bij patiënten met
ernstige, niet‐psychotische, behandelingsresistente depressie.
• Onderzoek naar de effectiviteit van afsluiting van het linker hartoor bij
patiënten met atriumfibrilleren die geen antistolling kunnen gebruiken.
Ik vind het mooi om te zien hoe VeZo waardevolle onderzoeken aantrekt en bijdraagt
aan het stimuleren van bewezen effectieve innovatieve zorg.
Het lid Renkema diende een motie8 in over het mogelijk maken van subsidieverlening naar veelbelovende diagnostiek binnen
de subsidieregeling VeZo. Naar aanleiding van deze motie merk ik op dat het al mogelijk
is om onderzoek te subsidiëren naar veelbelovende diagnostiek. Ik acht de motie hiermee
dan ook afgedaan.
4. Stand van zaken onderzoek naar veiligheid en effectiviteit van reconstructieve
behandelingen bij vrouwelijke genitale verminking
In mei 2020 heeft mijn ambtsvoorganger uw Kamer geïnformeerd dat reconstructieve behandelingen
zoals omschreven in de «Leidraad Medische zorg voor vrouwen en meisjes met vrouwelijke
genitale verminking»9 (hierna: de leidraad) onderdeel uitmaken van het basispakket.
Het Zorginstituut heeft namelijk in 2020 op basis van de leidraad geconcludeerd dat
indien er sprake is van somatische klachten reconstructieve behandelingen voor de
in de leidraad genoemde interventie-indicatie combinaties ten gevolge van uitgevoerde
besnijdenis voldoen aan de stand van de wetenschap en de praktijk. Het betreft geneeskundige
zorg zoals bedoeld in artikel 2.4 Besluit zorgverzekering en behoort tot het verzekerde
basispakket.
Professionals en patiëntvertegenwoordigers betrokken bij de leidraad, het Zorginstituut
en de WHO ontraden op dit moment reconstructieve behandelingen bij vrouwen zonder
somatische klachten omdat de risico’s voor hen onaanvaardbaar zijn. Bij het ontbreken
van lichamelijke klachten wegen de risico’s van een reconstructieve behandeling niet
op tegen de baten. Er is op dit moment te weinig bekend over de gevolgen van een hersteloperatie
als het gaat om mentaal welbevinden. Er zijn sterke aanwijzingen dat een hersteloperatie
verdere schade kan berokkenen. Voor vrouwen zonder somatische klachten maken de reconstructieve
behandelingen daarom geen onderdeel uit van het basispakket.
Volgens de beroepsgroep gaat het om maximaal 100 vrouwen per jaar die in aanmerking
komen voor een reconstructieve behandeling. Gezien het feit dat er (wereldwijd) weinig
bewijs is over de veiligheid en effectiviteit van reconstructieve operaties, wordt
in Nederland de zorg gecentraliseerd in het Amsterdam UMC.
Op deze manier wordt kennis en expertise vergaard om de kwaliteit van deze zorg te
borgen. Omdat ik het van belang vind dat meer evidence wordt vergaard over reconstructieve
behandelingen na genitale verminking, worden de beschikbaar gestelde gelden van het
amendement10 van het lid Ploumen ingezet ten behoeve van onderzoek naar veiligheid en effectiviteit
van de behandelingen bij zowel vrouwen met somatische klachten als vrouwen zonder
somatische klachten.
ZonMw is hiervoor momenteel in opdracht van VWS bezig met het inrichten van een onderzoeksronde
gericht op het verkrijgen van inzicht in de indicatiestelling, veiligheid en effectiviteit
van multidisciplinaire herstelzorg bij vrouwelijke genitale verminking (VGV), vanuit
een «follow up systeem» gekoppeld aan een referentiecentrum. Binnen het onderzoek
zal daarbij ingezet worden op drie sporen; reconstructie met somatische klachten,
reconstructie met psychische en/of seksuele klachten, geen reconstructie.
5. Stand van zaken onderzoek naar uitzonderen eigen risico bij plaatsing spiraal
In 2019 is de motie van het lid Ellemeet (Kamerstuk 34 104, nr. 260) aangenomen, die verzoekt «om de mogelijkheid om het plaatsen van het spiraaltje
door de verloskundige buiten het eigen risico te houden nader te (laten) onderzoeken,
en de Kamer hier voor het AO pakketbeheer (Kamerstuk 29 689, nr. 1073) over te informeren». Vorig jaar heeft mijn ambtsvoorganger aangekondigd dat hij
het Zorginstituut zou consulteren over het bredere vraagstuk van de aanspraken, de
taakverdeling tussen verschillende zorgverleners, het bevorderen van de juiste zorg
op de juiste plek en hoe het eigen risico daaraan kan bijdragen. Daarbij heeft hij
toegezegd om dit jaar op dit punt terug te komen. Hiermee doe ik gestand aan die toezegging
en de eerdere motie.
Ik ben het Zorginstituut erkentelijk voor de notitie die het heeft opgesteld.
Deze treft u aan als bijlage bij deze brief11. Hierin beargumenteert het Zorginstituut dat het eigen risico altijd van toepassing
zou moeten zijn bij het plaatsen van een spiraal. Dat geldt ongeacht de zorgverlener
die de handeling verricht; dus zowel bij de huisarts als bij de verloskundige als
bij de gynaecoloog.
VWS en het Zorginstituut hebben over deze uitkomst gesproken met de Landelijke Huisartsen
Vereniging (LHV) en Zorgverzekeraars Nederland (ZN). Hieruit komt het beeld naar voren
dat verzekerden in de praktijk nooit eigen risico betalen als zij een spiraal laten
plaatsen bij de huisarts. Zorgverzekeraars hebben de bevoegdheid om zorgkosten geheel
of gedeeltelijk buiten het eigen risico te plaatsen, onder andere indien de verzekerde
zich wendt tot een door de zorgverzekeraar aangewezen zorgaanbieder.
De analyse van het Zorginstituut laat zien dat meerdere verzekeraars deze bevoegdheid
ook inzetten bij het plaatsen van een spiraal door verloskundigen. Dat vind ik positief.
Anders dan destijds werd beargumenteerd in de motie, hoeven verzekerden dus niet altijd
eigen risico te betalen indien een spiraaltje wordt geplaatst door een verloskundige.
Jaarlijks kunnen verzekerden zelf een polis kiezen die het beste aansluit bij hun
zorgbehoeften. Er kan gekozen worden voor een polis waarbij je geen eigen risico betaalt
als een spiraal wordt geplaatst door een verloskundige. Daarom zie ik geen aanleiding
om landelijke wijzigingen aan te brengen in de toepassing van het eigen risico. Ik
beschouw de motie hiermee dan ook als afgedaan.
Tot slot wil ik het volgende benadrukken. Vorig jaar heeft mijn ambtsvoorganger in
zijn brief over het basispakket van de Zorgverzekeringswet aangegeven dat er geen
eigen risico geldt bij de huisarts, omdat de huisarts als poortwachter van het stelsel
toegankelijk moet zijn voor iedereen, zonder financiële drempel.
Om onduidelijkheden te voorkomen, geldt deze uitzondering ook als de huisarts medische-specialistische
handelingen verricht. Dat sluit aan bij het beeld dat naar voren komt uit de gesprekken
met LHV en ZN over de praktijk.
Er wordt geen eigen risico in rekening gebracht bij handelingen die verricht worden
door de huisarts. Voor 2022 zal ik daar geen landelijke wijzigingen in aanbrengen.
6. Nieuw programma Health Technology Assessment (HTA)- methodologie
Hierbij informeer ik uw Kamer over het nieuwe programma HTA methodologie, dat in opdracht
van VWS is opgezet door ZonMw in samenwerking met het Zorginstituut. Het programma
gaat zich richten op de (door)ontwikkeling van passende nieuwe en bestaande onderzoeksmethoden
en uitkomstmaten die relevant zijn voor de patiënt. Het programma helpt het veld bij
het toepassen van gepaste onderzoeksmethoden voor het aantonen van de veiligheid,
effectiviteit en doelmatigheid van interventies.
De scope van het programma is breed, bevat verschillende zorgdomeinen en richt zich
op vraagstukken over onder andere MedTech en langdurige zorg.
Dit programma is een manier om het pakketbeheer van de overheid beter te doen aansluiten
bij de ontwikkelingen en behoeften vanuit de maatschappij. Ook het veld heeft de behoefte
uitgesproken om betere handvatten te krijgen bij het doen van onderzoek, zoals ook
benoemd in de actielijst MedTech12.
Het programma levert een lerend gestructureerd overzicht op, dat gebruikt kan worden
door onderzoekers om het juiste onderzoek op te zetten. Een dergelijk onderzoek kenmerkt
zich door aan te sluiten op de behoeften van zowel de samenleving als de benodigdheden
om te kunnen beoordelen of de zorg tot het basispakket behoort.
Aan de voorkant van het pakket draagt het programma bij aan een passender bewijslast
ter ondersteuning van pakketbeheer. Aan de achterkant draagt het programma bij aan
gepaster gebruik van de zorg in de praktijk. Het sluit dan ook mooi aan op de stappen
die worden gezet om gepast gebruik te bevorderen.
Het programma is in april van start gegaan.
De Minister voor Medische Zorg, T. van Ark
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Ark, minister voor Medische Zorg