Brief regering : Stand van zaken COVID-19
25 295 Infectieziektenbestrijding
Nr. 1241 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Ontvangen ter Griffie op 28 mei 2021.
De vastgestelde ministeriële regeling kan niet eerder inwerking treden dan op 5 juni
2021.
De vastgestelde ministeriële regeling vervalt van rechtswege indien de Kamer, op voorstel
van vijftig leden uiterlijk 4 juni 2021 te kennen geeft niet in te stemmen met de
regeling.
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 mei 2021
Alle seinen staan op groen om de volgende stap te zetten van het openingsplan. Het
gaat namelijk de goede kant op, op alle fronten. Het RIVM heeft in de afgelopen week
28 procent minder besmettingen gemiddeld over een week gemeld dan de week ervoor (3.131
t.o.v. 4.349). Tevens zet de daling van het aantal ziekenhuis- en IC-opnames door.
Ook zijn steeds minder mensen besmettelijk. De daling van deze cijfers is mede dankzij
de vaccinatiecampagne. Tegelijkertijd stijgt de immuniteit gestaag, door het aantal
doorgemaakte infecties en vooral de oplopende vaccinatiegraad. Daarom zullen wij stap
3 zetten per 5 juni.
Met deze brief informeer ik uw Kamer mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid,
de Minister voor Medische Zorg en Sport, de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport, de Minister van Infrastructuur en Waterstaat en de Minister van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Aanbiedingen regelingen
Hierbij bied ik u mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, ter uitvoering van artikel 58c, tweede
lid, van de Wet publieke gezondheid, de navolgende regelingen aan:
– Regeling van 28 mei houdende wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19
in verband met het doorvoeren van stap 3 uit het openingsplan en het inzetten van
coronatoegangsbewijzen;
– Regeling van 28 mei tot wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19
in verband met de inzet van coronatoegangsbewijzen op basis van een negatieve testuitslag1.
De overlegging geschiedt in het kader van de wettelijk voorgeschreven nahangprocedure
(artikel 58c, tweede lid, van de Wet publieke gezondheid). Op grond van de aangehaalde
bepaling treedt de regeling niet eerder in werking dan een week na deze overlegging.
Indien de Tweede Kamer binnen die termijn besluit niet in te stemmen met deze regeling,
vervalt deze van rechtswege. In verband met de beoogde inwerkingtredingsdatum van
5 juni 2021 is het van belang om deze regeling vandaag naar u toe te zenden.
– Regeling van 28 mei 2021 houdende wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen
covid-19, de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 Bonaire, de Tijdelijke regeling
maatregelen covid-19 Sint Eustatius en de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19
Saba, in verband met de invoering van aanvullende tijdelijke maatregelen voor het
internationaal personenverkeer2.
Ik doe een beroep op de spoedprocedure van artikel 58c, derde lid, van de Wet publieke
gezondheid. Het doorlopen van de standaardprocedure, zoals opgenomen in artikel 58c,
tweede lid, van de Wet publieke gezondheid zou tot gevolg hebben dat de regeling op
zijn vroegst een week na vaststelling en gelijktijdige overlegging aan beide Kamers
in werking kan treden. Het is echter van belang dat de regeling tegelijkertijd in
werking treedt met het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet publieke gezondheid vanwege
de invoering van aanvullende tijdelijke maatregelen voor het internationaal personenverkeer
in verband met de bestrijding van de epidemie van covid-19 (Kamerstuk 35 808).
Het wetsvoorstel treedt op 1 juni 2021 in werking. Belangrijke onderdelen van het
wetsvoorstel, zoals de werkwijze ten aanzien van quarantaineverklaringen, kunnen niet
daadwerkelijk ten uitvoer worden gebracht als de regeling niet gelijktijdig met het
wetsvoorstel in werking treedt. Onder de bijzondere omstandigheden van de bestrijding
van de epidemie van covid-19 die spoedeisende maatregelen vergen, is het nodig dat
het wetsvoorstel op 1 juni 2021 in werking treedt vanwege het aflopen van het maatregelenpakket
voor reizen en de aanpassing van het reisadvies. Hierdoor is het noodzakelijk om de
quarantaineplicht voor inreizigers uit zeer hoogrisicogebieden en de testverplichting
voor niet bedrijfsmatig verkeer uit hoogrisicogebieden zo snel mogelijk te regelen.
Naar mijn oordeel kan daarom de uitgestelde inwerkingtreding van ten minste een week
– die uitgangspunt dient te zijn bij de vaststelling van maatregelen op basis van
hoofdstuk Va van de Wet publieke gezondheid – in deze zeer dringende omstandigheden
niet worden afgewacht.
Toepassing artikel 58s Wpg
Met deze voortgangsrapportage voldoe ik aan de maandelijkse rapportageplicht van artikel 58s
Wpg. De situatie is op dit moment dusdanig dat het treffen van maatregelen op grond
van de Tijdelijke wet maatregelen COVID-19 (Kamerstuk 35 526) nog steeds nodig is. Een toelichting op de maatregelen is in deze brief weergeven.
Leeswijzer
In deze brief ga ik in op:
– Het OMT-advies, de sociaal maatschappelijke reflectie en de maatregelen (paragraaf
1 t/m 3);
– Het openingsplan, Coronabewijzen, quarantaine, reizen, testen en traceren, verbetering
digitale ondersteuning en vaccins (paragraaf 4 t/m 10);
– Zorg voor patiënten in de keten (paragraaf 11);
– De bescherming van mensen met een kwetsbare gezondheid (paragraaf 12);
– Andere onderwerpen, met schaarste en tekorten naalden, de toezegging van de Minister-President
t.a.v. gevangeniswezen, communicatie, arbeidsmarkt, het Caribisch deel van het Koninkrijk,
internationale zaken, sport en de publicatie van Catshuisstukken (paragraaf 13 t/m
20).
Met deze brief voldoe ik aan:
– De motie van de leden Palland en De Vries om vaccinatiebewijzen zo snel mogelijk gelijk
te stellen aan een testbewijs (Kamerstuk 35 807, nr. 42);
– De motie van het lid Westerveld die de regering oproept om specifieke afspraken te
maken met sportbonden ten aanzien van het openen van de amateursport en de toekomstbestendigheid
van de verenigingen (Kamerstuk 25 295, nr. 1198);
– De motie van de leden Kuzu en Hermans die de regering verzoekt om samen met sportscholen
te bezien of het aantal bezoekers afgestemd kan worden op de beschikbare ruimte (Kamerstuk
25 295, nr. 1215);
– De motie van het lid Van der Plas over zorgen dat mensen op het platteland net zo
soepel een sneltest kunnen doen als mensen in grote steden (Kamerstuk 25 295, nr. 1129);
– De motie van de leden Paternotte en De Vries over normen voor de bereikbaarheid van
testlocaties (Kamerstuk 35 807, nr. 36);
– De motie van het lid Van Gerven over het principe van een testsamenleving mee te nemen
bij het opstellen van de nieuwe routekaart (Kamerstuk 35 653, nr. 6);
– De motie van de leden van den Berg en Bikker met betrekking tot de wettelijke en administratieve
hindernissen voor de in de zorg in te zetten statushouders (Kamerstuk 25 295, nr. 1191);
– De motie van de leden Westerveld en Simons over extra ondersteuning in het begeleiden
van dakloze arbeidsmigranten naar werk (Kamerstuk 25 295, nr. 1144);
– De motie van het lid Den Haan over het belang van helder en eenvoudig taalgebruik
in de communicatie over coronavaccinatie (Kamerstuk 25 295, nr. 1218);
– De motie van de leden Wilders en Hermans, waarin het kabinet wordt verzocht om serieus
te kijken of kermissen in stap 3 van het openingsplan weer open kunnen (Kamerstuk
25 295, nr. 1220);
– De motie van het lid Eerdmans (JA21) om het vaccinatietempo op te schroeven en initiatieven
zoals het Prullenbakvaccin daartoe actief te ondersteunen (Kamerstuk 25 295, nr. 1211).
– De motie van de leden Kuiken (PvdA) en Paternotte (D66), die het kabinet verzoekt
in alle GGD’s mensen te informeren hoe zij, al dan niet met een (Engelstalige) stempel
het COVID-19 vaccin in het zogenoemde Gele boekje kunnen laten bijschrijven (Kamerstuk
25 295, nr. 1225).
– De toezegging aan het lid Nicolai (PvdD) het verslag van Stuurgroep Veilig & Gezond
met de luchtvaartsector van 29 april jl. toe te sturen.
– De toezegging van de Staatssecretaris van VWS aan de leden Peters en Van Beukering-Huijbregts
over het bericht «Scouting en Jeugd- en Jongerenwerk bestolen» dat een gesprek plaatsvindt
met VNG om aan hen te vragen welke acties zij inzetten om het geld te besteden aan
het beoogde doel;
– De toezegging van de Minister van MZS in de brief van 10 november jl. over het behoud
van kwaliteit, het stroomlijnen en versnellen van de toelatingsprocedure voor buitenlands
gediplomeerde zorgverleners;
– De toezegging van de Minister-President aan het lid Van Haga om terug te komen op
het regime ten aanzien van COVID-19 bij de Dienst Justitiële Inrichtingen.
Zicht op en inzicht in het virus
1. OMT-advies
114e OMT-advies deel 2
In mijn brief van 22 mei jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over deel 1 van het advies
(Kamerstuk 25 2958, nr. 1234). In mijn brief van 25 mei jl. heb ik uw Kamer deel 2
van het 114e OMT-advies doen toekomen (Kamerstuk 25 295, nrs. 1231 en 1232). Hieronder volgt een feitelijke weergave van deel 2 van het advies, waarna een reactie
van het kabinet op het advies volgt.
Deel 2 van het advies behelst de volgende onderwerpen:
1) Transmissie
2) Digital Green Certificate
3) Toegangsbewijzen
Ad1) Transmissie
Het OMT onderschrijft het advies «Transmissie na vaccinatie» van de Gezondheidsraad
van 20 mei 2021. Hoewel het aantal studies, waarop het advies is gebaseerd, beperkt
is en deze veelal indirect bewijs leveren, wijzen de resultaten erop dat vaccinatie
tenminste gedeeltelijk bescherming biedt tegen transmissie van SARS-CoV-2.
Het OMT verwacht dat de schatting in het advies van de Gezondheidsraad een onderschatting
is van het daadwerkelijke effect van vaccinatie op voorkómen van transmissie. Dit
komt door methodologische beperkingen van de gepubliceerde studies die onderliggend
zijn aan het advies. Maar de bewijsvoering voor een groter effect is vooral indirect:
uit onderzoeken is duidelijk dat vaccinatie zeer effectief is (~90–95%) om infectie
door SARS-CoV-2 te voorkomen, hetgeen een navenant effect zou kunnen hebben op virusoverdracht.
Voor het schetsen van een perspectief op langere termijn, is gekeken naar de mogelijkheid
dat met het huidige vaccinatieprogramma een nieuwe COVID-19-epidemie mogelijk is in
de winter. De conclusie is dat in een optimistische situatie met een homogene en hoge
vaccinatiegraad (75%) het reproductiegetal in de komende winter net onder de 1 kan
blijven. Het reproductiegetal kan boven de waarde van 1 komen – waardoor een uitbraak
mogelijk wordt – als er verlies in immuniteit is, als er nieuwe besmettelijkere varianten
komen, of als er heterogeniteit in de vaccinatiegraad is. Dit suggereert dat naast
het huidige vaccinatieprogramma (aanvullende) basismaatregelen nodig zullen blijven.
De prognoses op de langere termijn zijn onzeker en zullen regelmatig worden geactualiseerd.
Ad 2) Digital Green Certificate (DGC)
Het OMT is van mening dat het beleid voor reizigers uit zeerhoogrisicolanden, na invoering
van het DGC, ongewijzigd dient te blijven. Indien de NAAT-test minder dan 24 uur voor
vertrek is afgenomen, is een antigeensneltest (Ag-test) niet nodig.
Voor reizigers uit hoogrisicolanden komt alleen het dringende quarantaineadvies te
vervallen indien de reiziger volledig is gevaccineerd of immuun is door een recente
infectie. Voor alle personen afkomstig uit een hoogrisicoland blijft wel gelden dat
zij maximaal 72 uur voor aankomst negatief zijn getest met een NAAT-test (zoals een
PCR-test).
Tevens is het OMT van mening dat bij personen afkomstig uit een hoogrisicoland zonder
bewijs van volledige vaccinatie of bewijs van doorgemaakte infectie, een «quarantaineadvies»
een te vrijblijvende indruk maakt en spreekt daarom liever van een dringende indicatie
voor quarantaine.
Ten aanzien van reizigers afkomstig uit laagrisicogebieden geldt geen quarantaineadvies
of -verplichting en geen testverplichting.
Voor meer gedetailleerde informatie wordt verwezen naar de tabel in het advies en
de bijbehorende toelichting, waarbij het OMT per risicoland (zeer hoog, hoog en laag)
adviseert over testverplichting en quarantaine.
Ad3) Toegangsbewijzen
Het OMT geeft aan dat alle voorgestelde vormen van een toegangsbewijs – een recent
negatief testresultaat, een bewijs van vaccinatie of een doorgemaakte SARS-CoV-2-infectie –
een gering restrisico op besmetting met SARS-CoV-2 hebben. Besmettelijkheid van de
houder van een toegangsbewijs voor een evenement en daarmee transmissie naar andere
aanwezigen bij het evenement, is daardoor nooit volledig uitgesloten.
In lijn met het advies over het Digital Green Certificate, is het restrisico acceptabel
wanneer Nederland voldoet aan de epidemiologische eisen die voor een laagrisicoland
gelden. In die situatie zouden zowel een bewijs van volledige vaccinatie als een herstelbewijs
als toegangsbewijs kunnen worden geaccepteerd, naast degenen toegelaten op grond van
een negatieve testuitslag. Deze eisen komen niet een-op-een overeen met een risiconiveau,
maar kunnen op basis van incidentie vallen onder de risiconiveaus «zorgelijk» en «waakzaam».
Bij stap 4 in het openingsplan3, waarbij «terug naar niveau zorgelijk» wordt vermeld, zijn de epidemiologische randvoorwaarden
te verwachten om het volledige vaccinatie- en herstelbewijs als toegangsbewijs te
accepteren, een en ander onder de aanname van doorgaande vaccinatie conform de planning.
BAO-advies
Het BAO dat 25 mei bijeen is geweest, vindt het advies navolgbaar en heeft geen aanvullende
aandachtspunten. Wel is naar aanleiding van bespreking van toegangsbewijzen en het
restrisico op besmetting bij evenementen, het advies op verzoek van het BAO verduidelijkt
en aangepast. Het BAO gaat er vanuit dat de basismaatregelen bij evenementen altijd
zullen worden toegepast conform het algemene beleid voor dat type evenement. Dan is
de grootte van het restrisico afhankelijk van de prevalentie van COVID-19 in Nederland
en het aantal vatbare personen bij het evenement.
In de paragrafen Vaccins en Coronabewijzen, wordt nader ingegaan op de wijze waarop
het kabinet opvolging geeft aan het advies.
2. Sociaalmaatschappelijke en economische reflectie
Voor de besluitvorming van 28 mei 2021 is, naast het epidemiologisch beeld en OMT-advies,
opnieuw rekening gehouden met het maatschappelijk beeld volgens de inzichten van het
Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), reflecties op de maatregelen volgens de inzichten
van het SCP en de Ministeries van Financiën, Economische Zaken en Klimaat en Sociale
Zaken en Werkgelegenheid (de «Trojka») en met uitvoeringstoetsen op de maatregelen
door andere departementen, de gedragsunit van het RIVM, de Nationale Politie, de inspecties,
veiligheidsregio’s en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.
Voor deze beelden, reflecties en uitvoeringstoetsen verwijs ik uw Kamer naar de gepubliceerde
Catshuisstukken van 23 mei 2021. De gedragsreflectie van de RIVM Corona Gedragsunit
treft uw Kamer aan in de bijlage van deze brief4.
Maatschappelijk beeld en reflectie SCP
Het SCP schetst de meest zwaarwegende maatschappelijke effecten van enkele van de
maatregelen, zonder deze af te zetten tegen besmettingsrisico’s. Het wegen van epidemiologische
effecten (op basis van het OMT-advies) ten opzichte van maatschappelijke effecten
(op basis van dit advies) is volgens hen een politieke weging.
Het SCP geeft aan dat sociaal contact een belangrijke rol speelt in het welbevinden
van mensen en dat intiem sociaal contact met mensen van buiten het huishouden gemist
wordt. Daarnaast hebben de beperkingen in het persoonlijke contact tussen mensen effect
op het tijdig signaleren van angst en somberheid vanuit het informele netwerk en formele
hulpverleners. Er kan een preventieve rol uitgaan van het verruimen van de mogelijkheden
tot sociaal contact.
Als een zwaarwegend maatschappelijk effect wordt ook de beperkingen op de cultuurparticipatie
benoemd. De culturele en creatieve sector is goed voor 320 duizend banen en 4,5% van
onze totale werkgelegenheid. Creatieve ondernemers, kunstenaars en verenigingen zijn
hard geraakt door de crisis. Daarnaast doet bijna twee derde van de bevolking in de
vrije tijd eens of vaker per jaar aan cultuurbeoefening. Deze cultuurbeoefening draagt
bij aan ontplooiing, ontspanning, ontmoeting, ondersteuning en onderscheiding, en
kan er juist in tijden van tegenslag enorm toe doen. Het beperken van veel van deze
vormen van vrijetijdsbesteding is voor velen dan ook een groot gemis. Tot slot merkt
het SCP op dat beperkte (culturele) participatie mogelijk extra negatief kan uitpakken
voor kwetsbare mensen die juist daar (nog) een stuk van hun welbevinden aan ontlenen,
zoals ouderen, mensen zonder werk, en mensen met gezondheidsproblemen.
Met betrekking de 1,5 meter maatregel in het onderwijs, geeft het SCP aan dat het
loslaten hiervan en het volledig openen van het VO positieve gevolgen zal hebben voor
zowel de educatie als de socialisatie van jongeren. Hierbij wordt aangegeven dat hoe
sneller de scholen worden geopend, hoe meer positieve gevolgen er verwacht kunnen
worden voor dit schooljaar gezien de resterende korte periode tot de zomervakantie.
Het SCP geeft aan dat deze positieve effecten niet alleen gelden voor het vo, maar
ook voor het mbo, hbo en het wo.
Ook gaat het SCP in op het openen van doorstroomlocaties, dit geeft mensen meer mogelijkheden
voor activiteiten buitenshuis. Een groep mensen heeft daar sterke behoefte aan en
het openen van de locaties kan een bijdrage zijn aan een verbetering van hun (fysieke
en mentale) welbevinden. Met name mensen in steden hebben zelf vaak weinig leefruimte
en delen de buitenruimte zoals parken met velen. Het openen van doorstroomlocaties
kan de druk op die buitenruimte verlichten.
Daarnaast reflecteert het SCP op de inzet van toegangstesten. Volgens het SCP kunnen
toegangstesten bijdragen aan het verminderen van de gezondheidsrisico’s. Alternatieve
capaciteitsnormen kunnen het potentiele aantal bezoekers vergroten en zo bedrijven
en instellingen meer perspectief bieden. Aandachtspunt is dat er in verschillende
sectoren enige weerstand bestaat voor het gebruik van toegangstesten, vooral waar
het gaat om kleinschalige locaties, zalen en voorstellingen. Brancheorganisaties uiten
via de media zorgen dat de drempel van een negatieve toegangstest te hoog gaat zijn,
bezoek uitblijft of slechts incidenteel zal zijn. Er worden eveneens zorgen geuit
over het hanteren van een percentage voor maximale capaciteit op 1,5m, wat in aantallen
potentiele bezoekers vooral perspectief biedt voor grotere locaties. Het hanteren
van een maximum van 50 bezoekers per ruimte biedt meer perspectief aan o.a. kleine
theaters en bioscopen, en geeft ook meer ruimte aan grotere locaties met meerdere
zalen. De veiligheid van ontmoetingen van elkaar op terrassen, in restaurants en in
culturele instellingen is beter te waarborgen dan op andere openbare plekken vanwege
regels die dienen te worden nageleefd (waaronder gezondheidscheck, hygiëne en het
toezicht daarop door het personeel.
Samenvattend adviseert het SCP de genoemde aandachtspunten en maatschappelijke effecten
van de maatregelen COVID-19 mee te wegen in de besluitvorming in de komende week en
ook helder te communiceren dat deze afweging is gemaakt. Bovendien adviseert het SCP
bij het (verder) openen van de samenleving, stapsgewijs de zeggenschap en verantwoordelijkheid
over het leven weer meer te verleggen richting de samenleving en zo de balans terug
te brengen in de rolverdeling tussen overheid, bedrijven en burgers. Hierbij zijn
duidelijkheid, transparantie, consistentie, gelijke behandeling en representatie belangrijk
in zowel besluitvorming en beleid als in de uitvoering. Tot slot adviseert het SCP
om de effecten van eerdere versoepelingen in het oog te houden.
Sociaalmaatschappelijke en economische reflectie Trojka
De sociaalmaatschappelijke en economische reflectie van de Ministeries van SZW, EZK
en Financiën gaat in op de behoefte aan hervatting van volledig fysiek onderwijs en
de economische en sociale baten van een zo snel mogelijke heropening in zijn algemeenheid.
Met betrekking tot de hervatting van volledig fysiek onderwijs, wordt opgemerkt dat
het loslaten van de 1,5m norm in lijn is met de routekaart5. Daarnaast wordt aangegeven dat afstandsonderwijs leidt tot leerachterstanden, kansenongelijkheid
en blijvende economische schade. Te lang wachten met heropening betekent dat hervatting
van fysiek onderwijs in het vo pas effect gaat hebben in september. De VO-raad heeft
aangegeven 1 juni als uiterlijke heropeningsdatum te zien i.v.m. toetsweken en de
zomervakantie.
De behoefte aan fysiek onderwijs geldt ook voor het mbo en het ho, waarbij wordt gevraagd
om perspectief te bieden door in het openingsplan een concrete datum op te nemen voor
loslaten 1,5 meter in mbo en ho, ruim voordat de zomervakantie begint. Volledig fysiek
onderwijs in juni in het mbo en ho vergroot het welzijn van studenten, terwijl het
aantal contactmomenten beperkt is vanwege de examenperiode.
De sociaal-maatschappelijke en economische reflectie geeft aan dat een zo snel mogelijke
heropening grote economische en maatschappelijke baten heeft, zolang het effect op
de virusverspreiding niet zo groot is dat het nieuwe, zwaardere maatregelen nodig
maakt. Voor gesloten sectoren telt elke week. De economische baten van heropening
zijn groot: economische schade verdwijnt immers niet door steun. Wat verandert, is
wie de schade draagt. Weken eerder open kan miljarden aan steungeld besparen: exclusief
automatische stabilisatoren en belastinguitstel kost het steunpakket naar schatting
op dit moment circa € 700 miljoen per week.
Enkele weken open of dicht kan ook op individueel niveau een groot verschil maken
voor ondernemers. Langere sluiting is een aanslag op ondernemersambities, financieel
kapitaal en investeringen in de toekomst, en doet daarmee afbreuk aan het economisch
potentieel van Nederland. Veel ondernemers lopen op hun laatste benen, en elke week
langer uitstel vergroot het risico op faillissementen en economische schade. Helderheid
over voorwaarden waaronder stappen eerder genomen worden kan kosten besparen. Ondernemers,
studenten, werkenden en burgers weten dan waar ze aan toe zijn en kunnen hier economisch
en sociaal op anticiperen.
3. Maatregelen
Het kabinet heeft besloten om per zaterdag 5 juni 2021 stap 3 van het openingsplan
te zetten en daarmee de lockdown van Nederland te beëindigen. Het kabinet vindt deze
keuze verantwoord vanwege de positieve ontwikkelingen die het ziet: alle cijfers die
moeten dalen, dalen hard, en alle cijfers die moeten stijgen, stijgen. Zo is het aantal
positieve testuitslagen (weekgemiddelde) verder afgenomen. Daarnaast zijn er steeds
minder mensen besmettelijk en dalen de ziekenhuis- en IC-opnames. Bovendien neemt
de vaccinatiegraad met het huidige priktempo snel toe.
Daarmee ontstaat ruimte om te versoepelen en is het verantwoord de samenleving breed,
maar beperkt te openen. De resterende beperkingen zijn erop gericht om een snelle
verspreiding van het virus tegen te gaan door bijvoorbeeld groepsgrootte nog te limiteren.
Terwijl het wenselijk is om deze stap zo snel mogelijk te kunnen zetten, blijft het
nog cruciaal om stapsgewijs te handelen en om inzicht te hebben in de gevolgen die
de al gezette stappen hebben voor het verloop van de epidemie, voordat een nieuwe
stap inwerking treedt. Het kabinet blijft dat verloop daarom volgen om te verzekeren
dat stap 3 met ingang van 5 juni 2021 verantwoord genomen kan worden.
Met het zetten van deze stap wordt voor wat betreft de maatregelen overgestapt van
een stelsel van «gesloten, tenzij» naar een «open, tenzij». Hoewel aan de openstelling
van sectoren en het toestaan van evenementen nog strikte voorwaarden gesteld worden
zet het kabinet hiermee een grote stap naar normalisering van de samenleving en gaan
onder andere restaurants en musea open, mogen we thuis meer mensen ontvangen en kunnen
ook zwembaden en binnenlocaties van attractie- en dierenparken open. Waar in de stand
van zakenbrieven voorheen sectorspecifieke versoepelingen werden toegelicht zijn we
met het besluit van vandaag zo ver gevorderd in het openingsplan dat ik eerst een
passage over de regels voor openstelling van locaties toelicht alvorens er wordt ingegaan
op sectorspecifieke voorwaarden.
Besluitvorming ten aanzien van de volgende stap in het openingsplan is voorzien op
22 juni 2021.
Regels voor openstelling locaties
Voor de openstelling van locaties gelden specifieke regels. Zo dienen publiekstromen,
ook bij de aanwezige sanitaire voorzieningen, gescheiden te worden. Daarnaast dienen
1,5m maatregelen geïmplementeerd te worden, net als de hygiënemaatregelen en mogen
er reserveringen voor maximaal vier personen, met uitzondering van kinderen tot en
met 12 jaar en personen woonachtig op hetzelfde adres, worden aangenomen. Eveneens
dient er triage plaats te vinden en kan er gevraagd worden naar contactgegevens ten
behoeve van bron- en contactonderzoek. Daarnaast geldt in algemene zin een verbod
op de verkoop van alcohol tussen 22.00 uur en 06.00 uur.
Dansgelegenheden (nachtclubs en discotheken) blijven nu nog gesloten. In stap 3 is
placering, behalve bij doorstroomlocaties, een voorwaarde voor openstelling van locaties.
Verplichte placering is door de aard van de activiteit van dansgelegenheden niet haalbaar.
Ook geldt er nu nog een sluitingstijd om 22:00 uur voor horecagelegenheden, inclusief
een alcoholverbod tussen 22:00 en 06:00 uur. Daarbij is het bij dansgelegenheden evenmin
mogelijk om de veilige afstandsnorm te borgen. Het kabinet heeft dit alles ook nu
laten meewegen bij het besluit de dansgelegenheden in stap 3 nog gesloten te laten.
Vanaf stap 4 wordt het mogelijk om met de inzet van coronatoegangsbewijzen dansgelegenheden
te bezoeken. Uiteraard is het wel mogelijk voor dansgelegenheden met reguliere horecavergunning
om onder de voorwaarden voor reguliere horeca open te gaan (met bijv. bezoekers geplaceerd
met max. 4 personen aan een tafel).
Placering
Placering is, wanneer er geen sprake is van een doorstroomlocatie, verplicht.
Er geldt hierbij een maximum toegestaan aantal personen per ruimte van 50 personen
(exclusief personeel) op voorwaarde dat de 1,5 meter afstand onderling geïmplementeerd
kan worden. Voor een uitvaartplechtigheid geldt hierop een overigens reeds bestaande
uitzondering, daarbij mogen gezien de bijzondere en eenmalige aard van de bijeenkomst,
maximaal 100 personen aanwezig zijn.
Verruiming mogelijkheden voor grote geplaceerde settings en met coronatoegangsbewijzen
Om in stap 3 ook al meer ruimte te bieden aan grote geplaceerde settings met een capaciteit
van 1.000 bezoekers of meer, gaat gelden dat deze locaties max. 250 geplaceerde bezoekers
per zaal mogen ontvangen, indien bezoekers dan onderling nog steeds de 1,5 meter afstand
kunnen hanteren. Dit geldt voor grote theaterzalen, poppodia en bijvoorbeeld evenementenhallen.
Gedacht moet worden aan locaties als Carré, Ahoy, Parkstad Limburg Theaters, Poppodium
013 en het Concertgebouw. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de grotere zalen die
de capaciteit en faciliteiten hebben om veilig meer bezoekers te kunnen ontvangen.
De grens is daarbij op 1.000 plaatsen gesteld, omdat enerzijds vanaf 1.000 met recht
gesproken kan worden over de grote zalen, en anderzijds om het aantal locaties waar
250 bezoekers toegestaan worden, zo beperkt mogelijk te houden. Hiermee wordt ook
recht gedaan aan de ernst van de epidemiologische situatie in stap 3.
Met coronatoegangsbewijzen is 100% van de geplaceerde capaciteit op 1,5 meter toegestaan.
Coronatoegangsbewijzen kunnen, conform de deze week in de Eerste Kamer aangenomen
Tijdelijke wet coronatoegangsbewijzen gebruikt worden bij geplaceerde evenementen,
bij horeca en culturele instellingen en voor publiek bij professionele sportwedstrijden.
Maximum toegestaan aantal personen bij doorstroomlocaties
Op doorstroomlocaties dient voldaan te worden aan de basisregels van het RIVM en mag
maximaal één persoon per 10m2 vloeroppervlakte toegelaten worden, exclusief personeel.
Doorstroomlocaties zijn publieke plaatsen die op een manier zijn ingericht die het
rondlopen van publiek uitnodigt en waar dit ook daadwerkelijk gebeurt. Te denken valt
aan detailhandel, markten, bibliotheken, musea, monumenten, dierentuinen en pretparken.
Algemene verplichtingen en adviezen
Naast regels voor de openstelling van locaties gelden algemene regels en adviezen.
De toegestane groepsgrootte en het thuisbezoekadvies worden per 5 juni 2021 verruimd
van maximaal 2 naar maximaal 4 personen. Bovendien verandert het aanvangstijdstip
ten aanzien van het alcoholverbod op openbare plaatsen van 20.00 uur naar 22.00 uur.
De eindtijd van dit verbod, 06.00 uur blijft ongewijzigd. De verplichtingen ten aanzien
van mondkapjes en de veiligeafstandnorm blijven in stand, ook als gebruik wordt gemaakt
van toegangbewijzen. Ditzelfde geldt voor de adviezen om zoveel mogelijk thuis te
werken, de binnenlandse- en buitenlandse reisadviezen en het advies om niet te zingen
in groepsverband (behoudens de bestaande uitzonderingen hierop).
Sectorspecifieke regels
Naast de algemene regels voor locaties en personen gelden er sectorspecifieke regels.
Deze gelden in de meeste gevallen in aanvulling op de algemene regels.
Verruiming mogelijkheden horeca (incl. coffeeshops)
Na de eerdere opening van de buitenterrassen wordt het per 5 juni 2021 voor horecagelegenheden
mogelijk om zowel binnen als buiten onder voorwaarden open te gaan. Daarmee wordt
een nieuwe belangrijke stap richting de volledige heropening van de horeca gezet.
Zoals al eerder in deze brief aangegeven, voor dansgelegenheden is het helaas nog
niet mogelijk om open te gaan.
Naast de voorwaarden die in algemene zin gelden voor het openen van publieke plaatsen
gelden er voor de horeca aanvullende voorwaarden. Eetgelegenheden dienen tussen 22.00–06.00 uur
gesloten te zijn. Daarnaast is de afhaal- en bezorgfunctie van eet-en drinkgelegenheid
gesloten tussen 01.00 en 06.00 uur, mag er alleen achtergrondmuziek en geen entertainment
(liveoptredens, videoschermen) aanwezig zijn, kan er geen sprake zijn van zelfbediening
en is afhalen bij coffeeshops na 22:00 uur niet toegestaan. Eveneens mogen er geen
zitplaatsen aan de bar gecreëerd worden. Het aantal gasten per tafel is gelimiteerd
tot vier, en er wordt gewerkt met maximaal twee gecohorteerde shifts tussen 18.00
uur en 22.00 uur waarbij de gasten op een afgesproken moment, in tijdslots, arriveren.
Daarnaast wordt het personeel in de horecasector geadviseerd twee keer per week een
zelftest af te nemen.
Voor de reeds geopende buitenterrassen verandert er, behoudens de verruiming in openingstijd
tot 22.00 uur en de verruiming van het aantal personen per tafel van twee naar vier,
bij deze stap niets. De overige beperkingen blijven hetzelfde.
Verruiming openingstijden detailhandel
Het verbod op koopavonden en verplichte venstertijden voor kwetsbaren worden per 5 juni
2021 opgeheven. Hiermee is het weer mogelijk voor winkels om reguliere openingstijden
te hanteren. Wel is het verboden om na 22.00u alcohol te verkopen. Net als voor essentiële
winkels zal ook voor niet-essentiële winkels de norm 1 bezoeker per 10 m2 winkelvloeroppervlak gaan gelden.
Flinke stap richting normalisatie sport
Ten behoeve van de beoefening van sport wordt er per 5 juni 2021 een flinke stap gezet
richting normalisatie. Vanaf dat moment is het toegestaan om tijdens de sportbeoefening
de 1,5m los te laten als dat nodig is voor normale sportbeoefening, zijn groepslessen
zowel binnen als buiten toegestaan en worden kleedkamers en douches geopend. Ook wedstrijden
tegen andere clubs voor kinderen tot en met 17 jaar worden weer toegestaan.
De bestaande verboden op wedstrijden buiten de eigen sportvereniging voor personen
van 18 jaar en ouder en op toeschouwers bij amateurwedstrijden blijven intact. Voor
sportbeoefening geldt een maximum van 50 personen per binnenruimte. In lijn met de
regels van horeca mogen per 5 juni 2021 ook de binnenruimtes van sportkantines weer
open.
Bij de topsportwedstrijden die op dit moment reeds toegestaan zijn, gaat een maximum
aantal toeschouwers van 50 geplaceerde personen gelden. Bij het gebruik van coronatoegangsbewijzen
geldt de norm van 100% van de geplaceerde capaciteit op 1,5 meter.
Motie Kuzu / Hermans tav sportscholen
In reactie op de motie van de leden Kuzu en Hermans6 die verzoekt om «[...] te bezien of het aantal bezoekers afgestemd kan worden op de beschikbare ruimte
en de Kamer
daarover te informeren» het volgende. Met de versoepelingen uit stap drie wordt het toegestaan met een totaal
maximum van 50 personen per binnenruimte, te sporten. Hiermee wordt het beter mogelijk
om het aantal bezoekers af te stemmen op de beschikbare ruimte. Bij de volgende stap
wordt bezien of er nog meer ruimte kan worden gecreëerd.
Verruiming mogelijkheden kunst en cultuur
Ter verruiming van de mogelijkheid om in groepsverband kunst en cultuur te beoefenen
wordt het maximum uitgebreid van twee naar vijftig personen. Hiermee zijn groepslessen
met meer personen toegestaan. Ook het toegestane aantal als publiek per zelfstandige
ruimte is vijftig personen. Van dit maximum zijn uitgezonderd jongeren tot en met
zeventien jaar die deelnemen aan georganiseerde jeugdactiviteiten, personen die deze
activiteit organiseren en begeleiden, personen die beroepsmatige kunst- en cultuur
beoefenen en zalen met een capaciteit van meer dan 1.000 zitplaatsen. Als geen sprake
is van een georganiseerde jeugdactiviteit, tellen jongeren tot en met zeventien jaar
wel mee voor het maximum van vijftig personen per zelfstandige ruimte. Het is niet
toegestaan publiek als toeschouwer toe te laten bij de beoefening van kunst en cultuur
door amateurs. Toeschouwers zijn enkel toegestaan bij de vertoning van beroeps- of
bedrijfsmatige beoefening van kunst- en cultuur (professionals). Met coronatoegangsbewijzen
is 100% van de geplaceerde capaciteit op 1,5 meter toegestaan.
4. Openingsplan
Op dinsdag 13 april jl. is het openingsplan aan uw Kamer gepresenteerd, waarmee stap
voor stap maatregelen worden versoepeld (Kamerstuk 25 295, nr. 1105). Inmiddels zijn stap 1 en 2 van het openingsplan in werking getreden. In stap 1
hebben we de verzwaringen van de lockdown afgebouwd, en in stap 2 hebben we vooral
buiten meer mogelijk gemaakt en de mogelijkheden om te sporten zijn verruimd.
Zoals toegelicht in de paragraaf maatregelen, openen we met stap 3 van het openingsplan
– onder voorwaarden – vrijwel de hele samenleving en wordt de lockdown beëindigd.
Het voornemen was stap 3 in het openingsplan op 9 juni te zetten. Vanwege de positieve
epidemiologische ontwikkelingen die we zien, wil het kabinet echter de samenleving
eerder ruimte geven. Daarom heeft het kabinet besloten om op 5 juni stap 3 van het
openingsplan in te laten gaan. In de loop van juni besluit het kabinet over het loslaten
van de 1,5 meter in het mbo en ho per begin van het nieuwe studiejaar.
Omdat ook de verdere vooruitzichten positief zijn, voegt het kabinet stap 4 en 5 van
het openingsplan samen tot één stap. In het vervolg van deze brief is een verwijzing
naar stap 4, te lezen als de nieuwe stap 4 van het openingsplan. In deze stap worden
de beperkende voorwaarden verder afgebouwd, en wordt er nog meer mogelijk met de inzet
van toegangstesten. De basismaatregelen blijven echter ook in deze stap gelden en
van groot belang. Het kabinet is voornemens stap 4 op 30 juni te nemen.
In uitvoering van de motie van de leden Wilders en Hermans7, waarin het kabinet wordt verzocht om serieus te kijken of kermissen in stap 3 van
het openingsplan weer open kunnen, zijn de mogelijkheden hiertoe onderzocht. Stap
3 is een omvangrijke stap, die behoedzaam en met beperkende voorwaarden wordt genomen.
Binnen die stap zijn evenementen toegestaan als die vallen binnen de reguliere exploitatie
van een locatie. Evenementen die daar niet onder vallen zijn alleen toegestaan met
gebruik van toegangstesten, als daarvoor lokaal een vergunning wordt verleend en als
er wordt geplaceerd. Bij placeren gaat het om een aangewezen (zit)plaats op 1,5 meter
afstand. Doorstroom en/of ongeplaceerde evenementen zijn nog niet toegestaan in stap
3. Dit betekent dat het kabinet heeft besloten dat de opening van ongeplaceerde evenementen,
zoals kermissen, niet naar voren gehaald wordt, maar in stap 4 blijft. Met het naar
voren halen van alle ongeplaceerde evenementen zou stap 3 nog omvangrijker worden.
Wel kan in afstemming met bevoegd lokaal gezag gestart worden met de aanvraag van
vergunningen en de sector kan daarmee meteen na inwerkingtreding van stap 4 van start.
Daarmee is deze motie afgedaan.
Fieldlabs
De onderzoeksresultaten van de praktijktesten Fieldlab Evenementenindustrie en het
OMT advies daarover worden meegenomen in de doorontwikkeling van het openingsplan.
We verwachten komende week de aanbevelingen van het onderzoeksteam voor evenement
typen II en IV en het OMT advies daarover in het openingsplan op te kunnen nemen.
Eerder heeft het kabinet al een OMT-advies ontvangen over de resultaten van typen
I en III. In een volgende stand van zakenbrief zal het kabinet uw Kamer informeren
over de eventuele aanpassingen in de routekaart en het openingsplan op basis van de
lessen vanuit de Fieldlabs.
Testen voor toegang
In mijn brief van 17 mei over het openingsplan en testen voor toegang gaf ik al aan
dat het kabinet overwoog om voor stap 4 en 5, in de sectoren waar coronatoegangsbewijzen
worden ingezet, respectievelijk 50% en 75% van de reguliere capaciteit toe te staan
zonder toepassing van de 1,5 meter (Kamerstuk 25 295, nr. 1228). Het kabinet wilde, voordat hiertoe zou worden besloten, nog nader met de gemeentelijke
overheden en handhavende instanties spreken over de eventuele risico’s, wat er nodig
is om voldoende effectieve naleving en handhaving te behouden, en de begeleidende
communicatie. Mede op basis van die gesprekken heeft het kabinet besloten dat de 1,5 meter
met inzet van coronatoegangsbewijzen onder bepaalde voorwaarden kan worden losgelaten.
Dat betekent dat in stap 4, in de sectoren waar coronatoegangsbewijzen worden ingezet,
op in ieder geval 75% van de reguliere capaciteit toe is gestaan zonder toepassing
van de 1,5 meter. Met de horeca worden nog specifieke afspraken over naleving en handhaving.
Ook kunnen bepaalde sectorspecifieke voorwaarden blijven gelden.
Ik hecht er aan te benadrukken dat met het oog op de naleving en handhaving van maatregelen
voor alle sectoren belangrijke randvoorwaarden gelden voor de organisatoren. De deelnemende
organisaties zijn zelf verantwoordelijk voor heldere communicatie over het regime
waaronder zij vallen (wel of geen toegangstesten), naleving en handhaving van de regels
binnen het zorgvuldig afgebakende toegangstestgebied, maar ook buiten dit gebied dragen
zij mede verantwoordelijkheid voor de naleving en handhaving. Deze verantwoordelijkheid
ziet op het treffen van maatregelen ter voorkoming van non-compliance buiten het coronatoegangsbewijsgebied,
zoals duidelijke communicatie door organisatoren over naleving van de 1,5 meter; duidelijke
en fysieke afscheiding wat binnen en buiten het coronatoegangsbewijsgebied valt; zorgvuldige
in- en uitstroom; en het volgen van handvatten voor de integrale covid-19 evenementen
werkwijze. Burgemeesters zijn verantwoordelijk voor de vergunningsverlening bij vergunningplichtige
evenementen, dus ook voor evenementen waar met coronatoegangsbewijzen wordt gewerkt.
5. Coronabewijzen: Coronatoegangsbewijs en EU Digitaal Corona Certificaat
Verschillende ontwikkelingen maken het mogelijk om beheerst maatregelen los te laten
en om de samenleving te heropenen. Steeds meer Nederlanders zijn gevaccineerd, er
zijn meer mogelijkheden om snel te testen op COVID-19 en steeds meer Nederlanders
hebben een COVID-19-infectie doorgemaakt. Het kabinet wil deze ontwikkelingen benutten
voor het heropenen van de samenleving. Zodat straks weer meer mogelijk is, zoals het
bezoeken van voorzieningen en evenementen met een coronatoegangsbewijs, als ook op
reis gaan met een Europees Digitaal Corona Certificaat. Dit moet kunnen met test-,
vaccinatie- en herstelbewijzen. Hieronder beschrijf ik eerst de Europese verordening
over het Digitaal Corona Certificaat, gevolgd door de medische verantwoording en beleidsmatige
inzet van coronabewijzen. Daarna volgen de juridische grondslagen en technische realisatie
van de coronabewijzen. Ten slotte beschrijf ik de implementatie en communicatie rondom
de coronabewijzen.
EU/Internationaal
Op 20 mei jl. is een politiek akkoord bereikt tussen de Europese Commissie, de Raad
en het Europees Parlement op de verordening Digitaal COVID Certificaat (DCC) zoals
het Digitaal Groen certificaat nu heet. Het Comité van Permanente Vertegenwoordigers
in Brussel heeft dit akkoord op 21 mei, namens de Raad, bekrachtigd en het Europees
Parlement zal naar verwachting begin juni hetzelfde doen.
De verordening ziet op een Europees interoperabel kader voor de uitgifte van vaccinatie-,
test- en herstelbewijzen met als doel om het vrij verkeer van personen te bevorderen.
Lidstaten zijn verplicht tot de uitgifte van vaccinatie-, test- en herstelbewijzen.
De inzet van de bewijzen wordt niet in de verordening geregeld. Wel worden EU-lidstaten
opgeroepen om het doel van de verordening, het faciliteren van vrij verkeer, zoveel
mogelijk in het oog te houden. En alleen (aanvullende) maatregelen te treffen wanneer
de epidemiologische situatie daarom vraagt. De verordening treedt op 1 juli in werking
en biedt lidstaten 6 weken de tijd om de certificaten uit te geven volgens de in de
verordening afgesproken voorwaarden. De verordening kent een werkingsduur van 12 maanden
en kan eventueel verlengd worden in het kader van COVID-19.
De verordening schrijft geen gratis testen voor, maar laat lidstaten hier wel de mogelijkheid
toe. Tevens wordt opgeroepen tot het breed beschikbaar zijn van betaalbare testen.
Vanwege het non-discriminatiebeginsel, zoals neergelegd in art. 18 VWEU, zal gelijke
behandeling gelden van alle Europese burgers. Dit betekent dat als in Nederland besloten
wordt dat op basis van een vaccinatie-, test- of herstelbewijs, toegang verleend kan
worden aan een evenement vanaf stap 4, dit niet alleen zal gelden voor Nederlandse
burgers, maar ook voor Europese burgers met een DCC (EU Digitaal Corona Certificaat),
zie hiervoor de bijgevoegde ministeriële regeling.
De Commissie heeft daarnaast toegezegd 100 miljoen euro uit het noodhulpinstrument
beschikbaar te stellen voor de aanschaf van tests. Het doel is om tests betaalbaar(-der)
te maken, met name voor specifieke groepen mensen die regelmatig de grens oversteken.
De uiteindelijke tekst van de verordening past binnen de Nederlandse inzet zoals opgenomen
in de kabinetsappreciatie.
Bij het herzien van Raadsaanbeveling 2020/1475 zal een discussie worden gevoerd over
mogelijke coördinatie in de inzet van het EU Digitaal Corona Certificaat in de Unie.
De Commissie zal naar verwachting spoedig met een voorstel komen voor het herzien
van deze Raadsaanbeveling, waarna een kabinetsappreciatie door middel van de gebruikelijk
route zal worden gedeeld met uw Kamer.
Na de Europese uitwerking van het EU Digitaal Corona Certificaat zal ook worden gewerkt
aan de mondiale interoperabiliteit. Daarover zal ik uw Kamer tijdig informeren.
Testbewijzen
Ik beschrijf hieronder de inzet van het kabinet om het testbewijs8 te gebruiken voor reizen. Onder «Spoor 2 Testen om de samenleving te openen» zal
ik verder ingaan op het gebruik van het testbewijs voor toegang in Nederland.
Testbewijs voor reizen
De EU-verordening Digitaal COVID Certificaat bepaalt dat lidstaten testbewijzen op
basis van NAAT(PCR) en antigeentesten (die op de gemeenschappelijke EU lijst antigeentesten
staan9) moeten uitgeven. Lidstaten mogen zelf bepalen of zij een testbewijs eisen. De Commissie
is voornemens dit te coördineren door middel van een herziening van Raadsaanbeveling
2020/1475. Het kabinet ziet het belang van het gelijktrekken van deze maatregelen
en wil werken aan afstemming zodat zo veel mogelijk landen dezelfde eisen hanteren
om het vrij verkeer van personen zoveel mogelijk te faciliteren.
Er wordt maximaal ingezet op het borgen van voldoende testcapaciteit voor reisdoeleinden
zodat Nederland in juli voldoende testcapaciteit beschikbaar heeft voor het testen
van uitgaande reizigers en tijdig in staat is om digitale testbewijzen te leveren.
Vaccinatiebewijzen
Eerdere besluitvorming
De inhoudelijke invoering van vaccinatiebewijzen is met en in uw Kamer de afgelopen
maanden diverse malen uitvoerig aan de orde geweest. Aanleiding hiervoor vormen de
ethische en juridische aspecten die samenhangen met vaccinatie en de vraag in hoeverre
het moeten of kunnen tonen van het gevaccineerd zijn, wenselijk en proportioneel is.
Naar aanleiding van het advies van de Gezondheidsraad (GR) van 4 februari 2021 over
de ethische en juridisch aspecten ten aanzien van de inzet van vaccinatiebewijzen,
heb ik op 8 maart jl. een kabinetsappreciatie hiervan met uw Kamer gedeeld10. Hierover is op 10 maart jl. gedebatteerd. In de loop van maart werd vervolgens het
initiatief van de Europese Commissie bekend dat heeft geleid tot een verordening over
een EU Digitaal COVID Certificaat (DCC) dat per 1 juli in werking treedt, met als
onderdeel hiervan de uitgifte van vaccinatiebewijzen. In de brief van 4 mei jl. ben
ik op de stand van zaken van de ontwikkeling van vaccinatiebewijzen ingegaan.11
Toepassingsmogelijkheden van vaccinatiebewijzen
Zoals in de Kamerbrief van 4 mei jl. is toegelicht, zijn er drie mogelijke toepassingen
voor vaccinatiebewijzen binnen Nederland:
– Voor inkomende reizigers, als mogelijke vrijstelling op de quarantaineplicht of mogelijk
op de verplichte negatieve test voor reizigers uit hoog-risicogebieden (al dan niet
als onderdeel van het DCC).
– Voor uitgaande reizigers ten behoeve van een internationale reis (al dan niet als
onderdeel van het DCC, dus ook als uitzondering op de testplicht).
– Binnen Nederland, als alternatief voor een testbewijs voor toegang tot bepaalde activiteiten
en voorzieningen in Nederland.
Hierbij is het uitdrukkelijke uitgangspunt, zoals al veelvuldig benadrukt, dat er
geen sprake is of zal zijn van een directe of indirecte vaccinatieplicht.
Verder is in genoemde kamerbrief toegelicht dat – om vaccinatiebewijzen in Nederland
uit te kunnen geven – er drie afhankelijkheden zijn:
– de inzet moet medisch verantwoord zijn, dit te bepalen op basis van adviezen van de
Gezondheidsraad en het OMT,
– het moet technisch uitvoerbaar zijn, en
– de benodigde juridische grondslagen dienen goed te zijn vorm gegeven.
Op de technische uitvoerbaarheid en juridische grondslagen ga ik later in deze brief
verder in, omdat dit ook betrekking heeft op test- en herstelbewijzen. Ten aanzien
van het medische aspect van de toepassing van vaccinatiebewijzen is relevant dat op
20 mei jl. de Gezondheidsraad met een advies is gekomen over transmissie na vaccineren.
De Gezondheidsraad geeft aan dat dit een huidige samenvatting van de wetenschap betreft.
In deze samenvatting stelt zij dat er indirect bewijs is van een beperkt aantal studies,
waarin vaccinatie de transmissie van het virus lijkt te beperken. Meer onderzoek zal
echter moeten uitwijzen in welke mate, hoe lang en in welke omstandigheden vaccinatie
transmissie tegengaat. In de beschreven studies zijn andere factoren zoals het type
vaccin, virusvarianten en persoonskenmerken niet meegewogen. De studies tonen aan
dat het waarschijnlijk is dat vaccinatie tot op zekere hoogte transmissie tegengaat:
na 1 dosis BionTech/Pfizer of AstraZeneca 30–50%.
Daarnaast is het OMT gevraagd te adviseren aan welke epidemiologische randvoorwaarden
(waaronder de vaccinatiegraad van de populatie) binnen Nederland voldaan moet worden
om een bewijs van vaccinatie te accepteren als toegangsbewijs. Zoals eerder in deze
brief beschreven, is dit advies dinsdag 25 mei jl. ontvangen en met uw Kamer gedeeld.12 Het OMT stelt dat alle voorgestelde vormen van een toegangsbewijs (test, vaccinatie,
herstel) een gering restrisico op besmetting kennen, waardoor transmissie naar anderen
nooit volledig is uitgesloten. Het OMT acht dit restrisico echter acceptabel wanneer
Nederland voldoet aan de epidemiologische eisen die voor een laagrisicoland gelden.
In die situatie, zo stelt het OMT, zouden zowel een bewijs van volledige vaccinatie
als een herstelbewijs als toegangsbewijs geaccepteerd kunnen worden, naast degenen
toegelaten op grond van een negatieve testuitslag.
Het OMT is van mening dat vanaf stap 4 van het openingsplan de genoemde epidemiologische
randvoorwaarden te verwachten zijn om het volledige vaccinatie- en herstelbewijs als
toegangsbewijs te accepteren. Dit onder de aanname van doorgaande vaccinatie conform
de planning. Het OMT is bij deze analyse uitgegaan van de risiconiveaus die hoorden
bij de oorspronkelijke stap 4, namelijk een overgang naar niveau «zorgelijk». De ontwikkeling
van de cijfers is op dit moment zo dat we op het moment dat we de huidige stap 4 nemen
niet alleen naar zorgelijk, maar zelfs al richting niveau waakzaam gaan.
Alles overziend kan worden geconcludeerd dat het in ieder geval medisch verantwoord
is om vaccinatiebewijzen in te voeren voor toegang in Nederland, als stap 4 op 30 juni
kan worden gezet. Ik streef ernaar om op dat moment ook de juridische grondslagen
en de technische uitgifte gereed te hebben. Hierover informeer ik uw Kamer verderop
in deze brief.
Hiermee geef ik invulling aan de motie van de leden Palland en Aukje de Vries om vaccinatiebewijzen
zo snel mogelijk gelijk te stellen aan een testbewijs.13
Over de verdere technische uitwerking en beleidsmatige vormgeving van het vaccinatiebewijs
als onderdeel van het DCC zal ik uw Kamer de komende weken verder informeren.
Vaccinatiebewijs voor reizen
Het OMT is ook gevraagd te adviseren over welke maatregelen voor reizigers (testverplichting/quarantaineplicht/dringend
advies voor thuisquarantaine) aangepast kunnen worden – gezien wat nu bekend is over
transmissie na vaccinatie – voor reizigers met een vaccinatiebewijs. Zoals aangegeven
in paragraaf 1, adviseert het OMT alleen voor reizigers uit hoogrisicogebieden met
een vaccinatiebewijs dat er maatregelen kunnen vervallen. Het kabinet zal op korte
termijn besluiten of de adviezen op dit terrein van het OMT worden overgenomen.
Herstelbewijzen
Naast vaccinatie volgt ook na een doorgemaakte infectie een periode van immuniteit.
Daarom heb ik besloten dat mensen die recent een infectie hebben doorgemaakt, een
bewijs van herstel kunnen aanvragen, dit bewijs geldt als een coronatoegangsbewijs.
Men spreekt hier van het verlenen van een herstelbewijs. Ten aanzien van de periode
van de gelijkstelling van een herstelbewijs aan een negatief testbewijs voor toegang,
adviseert het OMT in het 114e advies deel 214, een geldingsduur van 180 dagen aan te houden. Voor de ingang van herstelbewijzen
voor toegang, adviseert het OMT dat niet te doen voordat de signaalwaarden van risiconiveau
zorgelijk zijn bereikt. Op basis van wetenschappelijke data kan een herstelbewijs
vanaf 11 dagen na een positieve test worden uitgegeven. Gedurende de geldingsduur
van het herstelbewijs (11 dagen – 180 dagen na de PCR of antigeentest) wordt daarmee
toegang verleend zonder extra testverplichting. Het kabinet neemt op dit punt het
advies van het OMT over. Daarnaast streeft Nederland naar verdere harmonisatie in
Europees verband.
Juridisch grondslagen
De Tijdelijke wet coronatoegangsbewijzen maakt het mogelijk om bij ministeriële regeling
te bepalen of en zo ja, voor welke activiteiten en voorzieningen een toegangsbewijs
verplicht is. Deze wet treedt 1 juni in werking. Begonnen wordt met coronatoegangsbewijzen
die gebaseerd zijn op negatieve testuitslagen. De ministeriële regelingen die daarvoor
nodig zijn, worden met deze brief bij uw Kamer nagehangen, zodat deze 5 juni in werking
kunnen treden. Genoemde wet biedt de mogelijkheid om deze bewijzen behalve op negatieve
testuitslagen, ook te baseren op een voltooide vaccinatie of herstel van een infectie
van COVID-19. De ministeriële regeling die daarvoor nodig is, wordt als bijlage bij
deze brief aan uw Kamer voorgelegd, tegelijk met de adviesaanvraag bij de Autoriteit
Persoonsgegevens (AP) en het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR)15. Wanneer de regeling vervolgens wordt vastgesteld, is daarop de nahangprocedure van
één week van toepassing. Gestreefd wordt naar inwerkingtreding tegelijk met de datum
van stap 4 van het openingsplan, dit conform het advies van het OMT.
Teneinde de grondslag voor de verwerking van de persoonsgegevens die nodig zijn voor
coronatoegangsbewijzen op basis van vaccinatie of herstel in de wet te verankeren,
is een wetsvoorstel in voorbereiding. Het streven is dit wetsvoorstel en de ministeriële
regeling tegelijk in werking te laten treden in de tweede helft van juni.
Per 1 juli 2021 treedt de verordening voor het EU Digitaal COVID Certificaat in werking.
Deze verordening heeft rechtstreekse werking. Bezien wordt of het in aanvulling daarop
nodig is nog regels te stellen ter uitvoering van de verordening. De grondslag hiervoor
is opgenomen in de Tijdelijke wet coronatoegangsbewijzen. Of gebruik van de grondslag
nodig is, zal blijken tijdens de voorbereidingen die worden getroffen voor de invoering
van de verordening. Dit kan vanwege de spoed aanvankelijk met een ministeriële regeling
voor de duur van drie maanden, binnen welke termijn een algemene maatregel van bestuur
tot stand gebracht dient te worden.
Technische realisatie
CoronaCheck wordt al ingezet voor binnenlands gebruik en zal daartoe stapsgewijs worden
uitgebreid met allereerst vaccinatiegegevens en daarna herstelbewijs. In week 25,
zo is de verwachting, zal het mogelijk zijn om voor binnenlands gebruik een QR-code
te maken op basis van zowel vaccinatiegegevens als een negatieve test. Met dien verstande
dat dit in ieder geval die vaccinatiegegevens betreft die beschikbaar zijn in de centrale
registratie CIMS bij het RIVM, bij de GGD of in ZKVI. Voor situaties waarin geen gegevens
worden gevonden maar er wel is gevaccineerd zal ook in week 25 een webportaal zijn
gerealiseerd waarmee de persoon die daarom vraagt alsnog een bewijs kan krijgen. Ik
ben in gesprek met de uitvoerende partijen van het vaccinatieprogramma om het proces
van deze alternatieve route verder uit te denken en zo goed mogelijk in te richten.
Op 1 juli zullen ook herstelbewijzen aan CoronaCheck worden toegevoegd – voor binnenlands
gebruik en ten behoeve van reizen – voor zover er een positieve test is afgenomen
door de GGD. Ook vanaf 1 juli zal het mogelijk zijn de Europese QR-code te genereren
(voor vaccinatie, herstel of negatieve test) in het kader van het EU Digitaal Corona
Certificaat.
Caribisch deel van het Koninkrijk
Momenteel vinden gesprekken plaats met de CAS- en BES-eilanden over het organiseren
van vaccinatie-, test- en herstelbewijzen voor de inwoners van het Caribisch deel
van het Koninkrijk. Het merendeel van de inwoners van de BES-eilanden heeft geen BSN-nummer
en daarom geen toegang tot een DigiD. Daarom wordt via een andere route gewerkt aan
het uitgeven van de bewijzen voor de BES-eilanden. Doel is dat de inwoners hiermee
een Europees Digitaal Corona Certificaat kunnen krijgen.
De Europese verordening voor het EU Digitaal COVID Certificaat geldt ook voor overzeese
gebieden en daarom ook voor de CAS-landen. Dat betekent dat zij kunnen aansluiten
op het systeem dat de EU bouwt om vaccinatie-, test en herstelbewijzen te authentiseren
en verifiëren (zodat men elkaars QR-code kan lezen). Daarom vinden technische overleggen
plaats om dit vorm te kunnen geven. Vanwege de nauwe relaties tussen de CAS-landen,
de Verenigde Staten en Latijns-Amerika is het voor hen van belang ook zo snel mogelijk
de bewijzen te kunnen uitgeven die aan de eisen van die systemen voldoen.
Communicatie
De voorbereiding van de publiekscommunicatie over de coronabewijzen is in volle gang.
De app CoronaCheck zal 30 juni gereed zijn voor het kunnen tonen van de juiste coronastatus
op basis van vaccinatie, een herstelbewijs of een recente negatief testbewijs.
De communicatie rond het testbewijs is uitgebreid beproefd rond de pilots toegangstesten
in april en mei. Op grond daarvan is de online publiekscommunicatie op rijksoverheid.nl
en testenvoortoegang.nl verder verbeterd. Ook worden organisatoren ondersteund bij
hun communicatie met klanten met behulp van praktische antwoorden op veel gestelde
vragen. Nu de Eerste Kamer heeft ingestemd met het wetsvoorstel coronatoegangsbewijzen,
wordt het bezoeken van een culturele instelling, horeca, sportwedstrijd of festival
eerder weer mogelijk. De voorbereidingen voor eenduidige publiekscommunicatie waarin
wordt uitgelegd hoe dit precies in z’n werk gaat, zijn in volle gang.
De eerste stappen zijn gezet voor het tijdig inrichten van goede publiekscommunicatie
over het gebruik van coronabewijzen voor reisdoeleinden. Dit gebeurt in nauw overleg
met onder andere de Ministeries van Buitenlandse Zaken en Infrastructuur en Waterstaat.
De uitwerking wordt afgestemd met de partijen in de reisketen, waaronder vervoerders
en reisorganisaties.
Implementatie
Voor implementatie van het EU Digitaal Corona Certificaat is het belangrijk dat, naast
de juridische grondslagen en de technische realisatie van de app die een EU Digitaal
Corona Certificaat toont, bijvoorbeeld gecontroleerd en gehandhaafd kan worden, dat
het testen van reizigers mogelijk is en dat burgers met vragen snel terecht kunnen
bij een helpdesk die hen verder helpt. Diverse departementen zijn betrokken bij de
implementatie van het EU Digitaal Corona Certificaat in nauwe samenwerking met VWS.
6. Quarantaine
Wet quarantaineplicht voor reizigers
Op 26 mei is het voorstel wijziging van de Wet publieke gezondheid vanwege de invoering
van aanvullende tijdelijke maatregelen voor het internationaal personenverkeer in
verband met de bestrijding van de epidemie van covid-19 (Kamersuk 35 808) door de
Eerste Kamer aangenomen. De wet zal op 1 juni 2021 in werking treden.
Implementatie quarantaineplicht
Vanaf 1 juni geldt voor reizigers uit aangewezen zeer hoogrisicogebieden een quarantaineplicht
en zij moeten een quarantaineverklaring bij zich hebben op het moment dat ze Nederland
in reizen. Zij kunnen deze quarantaineverklaring vanaf heden downloaden via rijksoverheid.nl/quarantaineplicht.
Informatie over de regels bij reizen kan worden verkregen via reizentijdenscorona.nl.
De verklaringen van reizigers uit zeer hoogrisicogebieden kunnen worden gecontroleerd
en de papieren verklaringen worden ingenomen door de vervoerder in de lucht- en scheepvaart,
waarna de reiziger vanaf 1 juni kan worden gebeld door een belteam namens de Minister
van VWS. Tijdens dit telefoongesprek wordt gevraagd of het de reiziger lukt om zich
aan de quarantaineplicht te houden en of ondersteuning nodig is. Als er tijdens dit
telefoongesprek signalen zijn dat iemand zich niet aan de quarantaineplicht houdt,
dan wordt de quarantaineverklaring doorgestuurd naar de gemeente die het toezicht
op de naleving van de quarantaineplicht uitvoert en kan die gemeente een toezichthouder
langs sturen. Deze controleert of de reiziger zich inderdaad op het opgegeven quarantaine
adres bevindt of sprake is van een overtreding van de quarantaineplicht. In geval
van overtreding van de quarantaineplicht kan een bestuurlijke boete en aanvullend
een last onder dwangsom worden opgelegd.
De wet regelt ook dat een negatieve NAAT-testuitslag geldt voor alle inreizigers uit
aangewezen hoogrisicogebieden, ongeacht de vervoersmodaliteit die zij gebruiken.
Toezicht en Handhaving quarantaineplicht
Rol gemeente en bekostiging
Medewerkers van het belteam zullen bij signalen van niet-naleving een melding doen,
bij de burgemeester van de gemeente die het toezicht uitvoert, dat nader onderzoek
door een toezichthouder gewenst is. Het gaat daarbij naar verwachting om wekelijks
honderd handhavingssignalen.
Bij de bekostiging van toezicht en handhaving is uitgegaan van twee toezichthouders
per regio voor een periode van zeven maanden (1 juni t/m 31 december 2021). In totaal
is daarvoor 3 miljoen euro begroot. Daarnaast worden de bezwaar- en beroepskosten
per casus aan gemeenten vergoed. Alle burgemeesters ontvangen hierover een uitgebreide
informatiebrief. Over de uitvoering in de praktijk blijft de Minister van VWS in overleg
met de VNG. Het ministerie ondersteunt de gemeenten ook met een uitgebreide handreiking
en bijbehorende modelbesluiten.
Ondersteuning aan inreizigers
Quarantainenaleving wordt gestimuleerd via de «Quarantaine Reischeck»16. Reizigers krijgen een praktisch gerichte, digitale checklist waarin verhelderd wordt
welke stappen ze moeten zetten bij terugkomst in Nederland. Daarnaast worden alle
bestaande informatiekanalen en apps voor reizigers via het Ministerie van BZ ingezet
t.b.v. communicatie.
Inreizigers uit zeer hoogrisicogebieden krijgen extra ondersteuning bij het maken
van een testafspraak bij de GGD. Vanaf 3 juni 2021 kunnen inreizigers tolkondersteuning
krijgen bij het maken van een testafspraak via de landelijke telefoonlijn van de GGD.
Naast het Engels, zullen dan ook de wereldtalen Frans, Spaans en Portugees worden
ondersteund.
Daarnaast zal tegelijkertijd vanuit GGD GHOR NL een balie op Schiphol worden geopend.
Deze balie is bedoeld om inreizigers te informeren over de maatregelen in Nederland
en de mogelijkheid voor het maken van een testafspraak vanaf dag 5 van de quarantaine.
Inreizigers kunnen daar ook direct een testafspraak inplannen, of als ze de Nederlandse
of Engelse taal onvoldoende machtig zijn, een flyer meekrijgen waarin wordt toegelicht
hoe zij het Landelijk Callcenter van de GGD kunnen bereiken voor het inplannen van
een afspraak met ondersteuning van een tolk. De balie wordt gesitueerd tussen aankomsthallen
3 en 4. Met gedragsexperts van het Rapid Response Team is gekeken naar een goede routing
vanaf de gate naar deze balie.
Deze extra ondersteuning sluit aan bij de inwerkingtreding van de wettelijke quarantaineplicht
met ingang van 1 juni 2021. De quarantaineplicht van 10 dagen kan worden verkort bij
een negatieve uitslag. Deze test moet zijn afgenomen vanaf dag 5 na de inreis in Nederland.
Inreizigers worden daarom zoveel mogelijk ondersteund en geïnformeerd over het maken
van een testafspraak, zodat de drempel wordt verlaagd. Het bevorderen van het testen
door inreizigers zorgt ook voor een beter zicht op de eventuele import van zorgwekkende
varianten van het virus.
Nahangprocedure
Bijgevoegd zend ik u, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, als bijlage in het kader van de nahangprocedure
de Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Minister van
Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
van 28 mei 2021, kenmerk 2361843-1009131-WJZ, houdende wijziging van de Tijdelijke
regeling maatregelen covid-19, de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 Bonaire,
de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 Sint Eustatius en de Tijdelijke regeling
maatregelen covid-19 Saba, in verband met de invoering van aanvullende tijdelijke
maatregelen voor het internationaal personenverkeer17. Ik doe hierbij een beroep op de spoedprocedure van artikel 58c, derde lid, van de
Wet publieke gezondheid. Het doorlopen van de standaardprocedure, zoals opgenomen
in artikel 58c, tweede lid, van de Wet publieke gezondheid zou tot gevolg hebben dat
de regeling op zijn vroegst een week na vaststelling en gelijktijdige overlegging
aan beide Kamers in werking kan treden. Het is echter van belang dat de regeling tegelijkertijd
op 1 juni 2021 in werking treedt met het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet publieke
gezondheid vanwege de invoering van aanvullende tijdelijke maatregelen voor het internationaal
personenverkeer in verband met de bestrijding van de epidemie van covid-19. Belangrijke
onderdelen van het wetsvoorstel, zoals de werkwijze ten aanzien van quarantaineverklaringen,
kunnen niet daadwerkelijk ten uitvoer worden gebracht als de regeling niet gelijktijdig
met het wetsvoorstel in werking treedt. Onder de bijzondere omstandigheden van de
bestrijding van de epidemie van covid-19 die spoedeisende maatregelen vergen, is het
nodig dat het wetsvoorstel op 1 juni 2021 in werking treedt vanwege het aflopen van
het maatregelenpakket voor reizen en de aanpassing van het reisadvies. Hierdoor is
het noodzakelijk de quarantaineplicht voor inreizigers uit zeer hoogrisicogebieden
en de testverplichting voor niet bedrijfsmatig verkeer uit hoogrisicogebieden zo snel
mogelijk te regelen. Naar mijn oordeel kan daarom de uitgestelde inwerkingtreding
van ten minste een week – die uitgangspunt dient te zijn bij de vaststelling van maatregelen
op basis van hoofdstuk Va van de Wet publieke gezondheid – in deze zeer dringende
omstandigheden niet worden afgewacht.
7. Reizen
Wijzingen verplichte negatieve testen
Met ingang van 1 juni wijzigt er ook het een en ander met betrekking tot de verplichte
negatieve testen voor reizigers. Zoals eerder aangegeven is vanaf dat moment een negatieve
NAAT(PCR)-testuitslag max maximaal 72 uur oud verplicht voor alle reizigers uit hoogrisicogebieden,
ongeacht de vervoersmodaliteit. De testplicht geldt dan ook voor automobilisten. Op
deze verplichting gelden uitzonderingen voor onder andere grenswerkers en voor kortdurend
bezoek met de auto (korter dan 12 uur).
Daarnaast zal de antigeentest van maximaal 24 uur oud voor het boarden alleen nog
verplicht zijn voor reizigers uit gebieden met een zorgwekkende virusvariant. Dat
zijn op dit moment Argentinië, Bolivia, Brazilië, Chili, Colombia, Dominicaanse Republiek,
Ecuador, Frans-Guyana, Guyana, India, Panama, Peru, Paraguay, Suriname, Uruguay, Venezuela
en Zuid-Afrika. Dit geldt ook voor de crew.
Verder wordt voor transferpassagiers de testplicht opgeheven als zij de overstapplaats
niet verlaten.
Toezegging toezenden relevante passages verslag stuurgroep Veilig & Gezond met de
luchtvaartsector
Ter afdoening van toezegging T03138, gedaan tijdens het interpellatiedebat in de Eerste
Kamer op 20 april 2021 (Handelingen I 2020/21, nr. 35, item 8) door de Minister van Justitie en Veiligheid, doe ik u hierbij de relevante passages
uit het verslag toekomen van de Stuurgroep Veilige & Gezonde Luchtvaart, van 29 april
jl.18 De Eerste Kamer heeft daar in haar brief van 25 mei jl. om gevraagd in vervolg op
mijn brief aan de Tweede Kamer van 11 mei 202119.
8. Testen en traceren
Het testbeleid heeft twee doelstellingen:
1. Testen om het virus op te sporen en te bestrijden;
2. Testen om de samenleving stapsgewijs te openen.
Hieronder vat ik samen wat de stand van zaken is en welke acties worden ondernomen
om deze twee doelen te realiseren.
Spoor 1: Testen gericht op opsporen en bestrijden
1a Testen van risicodoelgroepen
In mei is het totaal aantal testafnames afgenomen; in week 18 (3 tot 9 mei) werden
nog ca. 50.000 testen per dag inclusief klinische testen afgenomen, in week 19 (10
tot 16 mei) daalde dat naar ca. 39.000 testen per dag inclusief klinische testen en
vorige week (17 tot 23 mei) daalde dat verder ca. 34.000 testen per dag. De doorlooptijden
zijn goed, en zijn gemiddeld 32 uur van het maken van een afspraak tot het krijgen
van de uitslag. Verder zien we dat het percentage mensen dat zich laat testen zonder
klachten is gestegen naar 35,3% in afgelopen weken ten opzichte van het totaal. In
de week van 5 april jl. was dit ca. 28,4% ten opzichte van het totaal.
Op de toezegging aan het lid Paternotte (D66) tijdens het plenaire debat inzake de
ontwikkelingen van het coronavirus van 12 mei jl. (Handelingen II 2020/21, nr. 75,
debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus) om de voor- en nadelen over het
inzetten van de overcapaciteit van de GGD’en voor toegangstesten en het testen van
reizigers op een rij te zetten, kom ik terug als het kabinet een beslissing heeft
genomen over het testen van reizigers naar aanleiding van de motie-Sjoerdsma.
Met mijn collega’s van Infrastructuur en Waterstaat en Buitenlandse Zaken tref ik
gezamenlijke voorbereidingen voor het testen van uitgaande reizigers. Vanwege de verwachte
hoge piekvraag voor het zorgen voor testen van uitgaande reizigers in juli en augustus
ben ik momenteel in gesprek met GGD’en en andere partijen over (on)mogelijkheden om
(tijdelijk) bij te dragen aan het testen van reizigers. Gezien de voorziene testvraag
zal geen enkele partij alleen de testvraag kunnen vervullen. Ik zal uw Kamer informeren
over de voortgang.
1c Risicogericht testen in het voortgezet onderwijs
Zoals reeds met Uw Kamer is gedeeld, heeft het kabinet zelftesten voor het onderwijs
beschikbaar gemaakt. Met deze zelftesten kunnen leerlingen in het voortgezet onderwijs
zichzelf bij een besmetting in de klas risicogericht testen. Op 17 mei ben ik begonnen
met het leveren van zelftesten waarmee leerlingen in het voortgezet onderwijs twee
keer per week preventief getest kunnen worden. Op bijna alle scholen zijn de zelftesten
voor het preventief testen geleverd, hier wordt nader op ingegaan onder het kopje
2c Preventief testen in het onderwijs en de kinderopvang.
Spoor 2 Testen om de samenleving te openen
Naast het testen om het virus op te sporen en te bestrijden, zet het kabinet ook in
op het meer mogelijk maken van testen om de samenleving stapsgewijs steeds meer te
openen.
2a Testen gericht op veilige toegang tot het sociale leven (spoor 2a)
Op 25 mei jl. heeft de Eerste Kamer ingestemd met het wetsvoorstel Coronatoegangsbewijzen.
Dit betekent dat vanaf stap 3 in het openingsplan de coronatoegangsbewijzen op basis
van de wet kunnen worden ingezet.
In mei is gebouwd aan een testcapaciteit van 175.000 antigeentesten per dag en acht
XL-testpaviljoens met hoog-sensitieve testen. Met de opbouw en uitbreiding van het
aantal testlocaties, zijn testlocaties voor 91% van de burgers bereikbaar binnen 30
minuten enkele reis met de auto, voor 60% van de burgers is een testlocatie bereikbaar
binnen 20 minuten met de auto. Omdat regionale spreiding belangrijk is en het kabinet
het belangrijk vindt dat iedereen laagdrempelig en dichtbij een testlocaties ter beschikking
heeft, wordt gewerkt naar een landelijke dekking onder de 20 minuten enkele reis.
De testcapaciteit is verdeeld over het hele land waardoor de (streef)reistijden ook
gelden voor het platteland. Vanaf juni start de verdere opbouw van de antigeen-testlocaties
in fase 3a, deze fase bouwt op naar 225.000 antigeentesten per dag. In totaal zal
de testcapaciteit eind juni uitkomen op 300.000–350.000 testen per dag wanneer de
teststraten dubbele openingstijden hebben. Er is besloten om de opbouw van de laatste
vier extra XL-locaties nog niet te starten. Met deze opschaling en uitbreiding van
de testcapaciteit wordt een nog fijnmaziger testlandschap gecreëerd waarmee wordt
voldaan aan een gemiddelde (streef)reistijd van 20 minuten. Met de planning van de
genoemde capaciteitsopbouw voldoe ik aan de motie van het lid Van der Plas (BBB) over
zorgen dat mensen op het platteland net zo soepel een sneltest kunnen doen als mensen
in grote steden20 en de motie van de leden Paternotte (D66) en De Vries (VVD) over normen voor de bereikbaarheid
van testlocaties21.
Evaluatie pilots «testen voor toegang» in april 2021.
Zoals aangekondigd in de Kamerbrief van 6 april jl.22 vonden in april 2021, verspreid door Nederland, pilots «Testen voor toegang» plaats.
In deze pilots is onderzocht wat het toegangstesten betekent voor de burger, de organisator
van de activiteit of voorziening, de testinfrastructuur van SON en het gebruik van
de apps CoronaCheck en CoronaCheck Scanner. Dit onderzoek is uitgevoerd door KPMG
en als een bijlage bij deze Kamerbrief toegevoegd23. Er hebben ongeveer 138.000 bezoekers deelgenomen aan de activiteiten.
De IT heeft gedurende de pilots in april goed gefunctioneerd. Bezoekers van de in
april georganiseerde pilot activiteiten waren overwegend positief. De waardering van
de pilots door organisatoren liep uiteen. De onderzoekers constateren daarnaast dat
er in de samenleving ook kritische geluiden te horen waren met betrekking tot de pilots.
76% van de bezoekers is bereid om zich opnieuw te laten testen om in de toekomst weer
naar een activiteit te gaan. Deze testbereidheid ligt onder de gehele bevolking lager;
tussen de 30–52%, zo bleek uit verschillende onderzoeken. Van de bezoekers had 71%
de CoronaMelder app geïnstalleerd. Door de CoronaMelder app te gebruiken wordt het
risico op verdere verspreiding beperkt, mochten er op een evenement onverhoopt mensen
besmet raken. Uit RIVM-onderzoek blijkt dat het concept van het testbewijs als zodanig
door een ruime meerderheid van de bevolking, 65 tot 76% van de Nederlanders, wordt
gesteund.
Het kabinet herkent zich in de bevindingen van de onderzoekers en ziet ruimte voor
verbetering, wat ook de verwachting was gelet op het oefenkarakter van pilots. Het
doel van de pilots was immers om in een vroeg stadium knelpunten te signaleren en
uitvoeringsproblemen zo goed mogelijk weg te nemen in aanloop naar de brede uitrol
als de Tijdelijke wet testbewijzen covid-19 van kracht is. Daar hebben de pilots in
belangrijke mate toe bijgedragen. Hieronder zijn de vijf hoofdaanbevelingen van KPMG
weergegeven, inclusief de wijze waarop deze aanbevelingen in de verdere uitwerking
door het kabinet worden meegenomen.
1) Verbeter de communicatie naar de bezoeker.
Het kabinet constateert met de onderzoekers dat de communicatie over de april-pilots
te wensen overliet. Vanwege de korte voorbereidingstermijn konden bezoekers alleen
(zeer) kort voorafgaand aan de pilots worden geïnformeerd. Het toegangstesten is nu
integraal onderdeel geworden van het openingsplan van het kabinet en dat zal bijdragen
aan eenduidige communicatie.
2) Heroverweeg de randvoorwaarden voor het organiseren van activiteiten.
De onderzoekers constateren dat Testen voor toegang voor organisatoren werkbaarder
wordt naarmate de regionale testcapaciteit toeneemt, meer bezoekers kunnen deelnemen
en activiteiten tijdiger worden aangekondigd. De testcapaciteit wordt de komende periode
fors opgeschaald: doelstelling is om eind juni een totale testcapaciteit van maximaal
300.000–350.000 testen per dag te hebben voor toegangstesten. Daarbij wordt een landelijk
dekkend netwerk van testcentra neergezet. Verder worden de randvoorwaarden voor organisatoren
verbeterd ten opzichte van de randvoorwaarden uit de pilotfase, met onder meer ruimere
openingstijden en versoepelde regels voor bijvoorbeeld het nuttigen van consumpties.
3) Verbeter de afstemming met gemeenten en Veiligheidsregio’s.
Vanwege de korte termijn waarin de pilots in april georganiseerd moesten worden, zijn
helaas niet alle gemeenten en veiligheidsregio’s van tevoren goed geïnformeerd. Hierna
is de afstemming met gemeenten en veiligheidsregio’s geïntensiveerd. Voor de inzet
van toegangstesten in het openingsplan is het kabinet wekelijks in overleg met de
gemeenten en veiligheidsregio’s om zoveel mogelijk tot een gezamenlijke aanpak te
komen.
4) Zorg voor voldoende afstemming met betrekking tot het capaciteitsmanagement.
Het onderzoek in bij mei-pilots zal inzicht bieden in de wijze waarop het capaciteitsmanagement
werkt en mogelijk verder kan verbeteren in het huidige landschap met meerdere testaanbieders.
Bij het capaciteitsmanagement wordt gekeken hoe (lokale) testvraag en testaanbod zo
goed mogelijk gematcht kunnen worden. Vanwege het optionele karakter van de toegangstesten
voor ondernemingen en de nog ongewisse testbereidheid bij bezoekers is nog geen sluitende
zekerheid te bieden voor een optimale aansluiting van vraag en aanbod van toegangstesten.
Het kabinet zet daarom samen met Stichting Open Nederland in op mogelijkheden om snel
en flexibel testcapaciteit te kunnen inzetten, maar accepteert in voorkomende gevallen
dat er gedurende piekmomenten (regionaal) schaarste kan optreden.
5) Zorg voor passende afspraken in contractvorm inzake de IT-ondersteuning.
Ten aanzien van de IT onderkent het kabinet de door de onderzoekers benoemde risico’s
die ontstaan doordat de Stichting Open Nederland vanaf mei met een aantal nieuwe aanbieders
is gaan werken. Om die reden vindt, zoals op 17 mei jl. aan uw Kamer aangekondigd24, in de tweede helft van mei en in de eerste week van juni een beperkt aantal aanvullende
pilots plaats in de sectoren sport en cultuur.25 Bij deze pilots wordt onderzocht hoe «Testen voor toegang» werkt bij de nieuwe testaanbieders
met een nieuwe IT-infrastructuur van de Stichting Open Nederland.
Privacy Impact Assessment CoronaCheck apps
Zoals in eerdere schriftelijke beantwoording aangegeven26 is gewerkt aan een Privacy Impact Assessment (PIA) die ziet op de inzet van de CoronaCheck
en CoronaCheck Scanner apps vanaf het moment dat de Tijdelijke wet testbewijzen covid-19
in werking is getreden. Deze is gereed en wordt met deze brief aan uw Kamer meegezonden27. Voor de pilotfase is een aparte PIA opgesteld die beschikbaar is via rijksoverheid.nl.
Stand van zaken doorlopende evaluatie
Eerder28 heb ik u laten weten dat er net als bij CoronaMelder ook voor de CoronaCheck-applicaties
een doorlopende evaluatie wordt opgestart. Deze gaat, nu de Tijdelijke wet testbewijzen
covid-19 is aangenomen, formeel van start. Tijdens de pilotperiode en de Fieldlab
Evenementen zijn enkele kleinschalige vooronderzoeken uitgevoerd. De hieruit opgedane
inzichten worden gebruikt om het evaluatieprotocol aan te scherpen.
Eerder in deze brief heb ik u ingelicht over het onderzoek van KPMG gedurende de pilotperiode,
waarin ook de werking en het gebruik van de CoronaCheck app is bekeken. Hieruit volgt
dat het gebruik van CoronaCheck nog niet voor alle bezoekers aan de pilots in april
vanzelfsprekend was, wat op zichzelf verklaarbaar is doordat er voor het eerst mee
werd geoefend. Als verbeterpunt wordt door de onderzoekers aangedragen om duidelijk
te communiceren over de werking van de app. Dit herkent het kabinet ook als een belangrijk
punt. Er wordt daarom sterk ingezet op een duidelijke en veelzijdige communicatie,
onder meer via aangesloten testaanbieders, de evenementen en via algemene publiekscommunicatie.
Stand van zaken rondom niet aangesloten testaanbieders
Voordat testaanbieders kunnen aansluiten op CoronaCheck moeten zij aan een uitgebreide
set aansluitvoorwaarden voldoen. Dit betreft onder andere technische vereisten en
eisen aan de informatiebeveiliging. De aansluitvoorwaarden zijn openbaar en te vinden
via rijksoverheid.nl. De aansluitvoorwaarden vormen een juridische overeenkomst tussen
de Staat der Nederlanden (het Ministerie van VWS) en de testaanbieder bij de aansluiting
op CoronaCheck. Inmiddels hebben negentien organisaties zich aangemeld waarvan er
twee het aansluitproces volledig hebben doorlopen en aan CoronaCheck zijn gekoppeld.
Op 18 mei jl. bleek dat enkele testaanbieders al ophaalcodes voor CoronaCheck waren
gaan uitgeven terwijl deze testaanbieders nog niet waren toegelaten. Deze codes werden
daarom ook niet in de CoronaCheck app herkend. Deze testaanbieders zijn hierna direct
gestopt met het uitgeven van deze codes. Het aansluitproces van deze testaanbieders
is nog bezig waarbij op dit moment de beoordeling wordt gedaan of aan alle aansluitvoorwaarden
is voldaan. In de tussentijd kunnen bezoekers van een pilotevenement met een negatieve
testuitslag van de betreffende testaanbieders toegang krijgen tot hun evenement. De
meest actuele informatie wordt via www.coronacheck.nl aan gebruikers gemeld.
Pilots in mei en juni
In de Kamerbrief van 17 mei jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de keuze om in mei
nog een reeks pilots te organiseren om te oefenen met testen voor toegang. Daarnaast
heeft het kabinet besloten om in de week tussen de pilots in mei en stap 3 nog een
aantal specifieke activiteiten in de cultuur- en sportsector met behulp van het testbewijs
mogelijk te maken. Deze activiteiten zijn te vinden op www.rijksoverheid.nl/testenvoortoegang.nl. KMPG zal vervolgonderzoek doen naar de pilots. Dit vervolgonderzoek richt zich op
het IT-landschap van Testen voor toegang en het capaciteitsmanagement, waarbij wordt
onderzocht in hoeverre vraag naar en aanbod van testcapaciteit adequaat op elkaar
worden afgestemd. Daarnaast wordt onderzocht in hoeverre verbeterpunten die volgden
uit de april-pilots al zijn opgevolgd, specifiek met betrekking tot de gesignaleerde
risico’s en knelpunten voor organisatoren en bezoekers van activiteiten.
Openingsplan en testbewijzen
De capaciteitsopbouw bij SON loopt conform planning. De twee aanbestedingen van SON
hebben inmiddels elf testaanbieders opgeleverd. De eerste zeven zijn nu hun teststraten
aan het uitrollen, waarbij de IT voor het afsprakenportaal alsmede de teststraatapplicatie
nu al naar behoren functioneren. De overige testaanbieders gaan versneld uitrollen
om de testcapaciteit tijdig paraat te hebben. Hierbij wordt rekening gehouden met
het naar voren halen van stap 3 van het openingsplan met een week. Het aanmeldportaal,
waar organisatoren van evenementen zich moeten aanmelden, is reeds in ontwikkeling
en zal 2 juni operationeel zijn. In het aanmeldportaal wordt op basis van een regionale
en landelijke capaciteitsmatch beoordeeld of er voldoende testcapaciteit is voor het
aangevraagde evenement. Tevens kan dan op tijd eventuele extra testcapaciteit georganiseerd
worden door bijvoorbeeld dubbele diensten te draaien op een testlocatie.
Over toegangstesten in stap 4 en stap 5 van het openingsplan en het gedeeltelijk loslaten
van de 1.5 meter verwijs ik uw Kamer naar de passage van het openingsplan en de inzet
van toegangstesten. Met het testen voor toegang in stap 3 en het gedeeltelijk loslaten
van de 1.5 meter vanaf stap 4 van het openingsplan, voldoe ik aan de motie van het
lid Van Gerven over het principe van een testsamenleving mee te nemen bij het opstellen
van de nieuwe routekaart.29
2b Testen gericht op veiliger werken
Preventief testen van mensen zonder klachten en zonder bekende blootstelling kan vroegtijdig
besmettingen helpen opsporen en uitbraaksituaties voorkomen. Bovendien kunnen werkgevers
hun werknemers een veiligere werkomgeving bieden door preventief te testen. Daarbij
geldt nog steeds: thuiswerken is en blijft de norm.
Hoewel thuiswerken de norm blijft, wordt de «open house preventief testen» – die loopt
tot en met 31 mei – niet verlengd. De regeling voorziet momenteel in een vergoeding
voor het uitvoeren van testen voor begeleide zelfafname. Deze open house regeling
was bedoeld als overbrugging naar zelftesten. Deze zijn inmiddels breed verkrijgbaar
op de markt en daarom zal de open house regeling niet worden verlengd. Wel onderzoekt
het kabinet samen met VNO-NCW hoe werkgevers de komende periode ondersteund kunnen
worden bij het zelfstandig of onder begeleiding afnemen van zelftesten door werknemers.
2c Preventief testen in het onderwijs en kinderopvang
In de vorige stand van zaken brieven heb ik u geïnformeerd over de uitrol van zelftesten
naar scholen in het funderend onderwijs (PO en VO), het middelbaar beroepsonderwijs
(mbo), het hoger onderwijs (ho) en de kinderopvang (ko en bso). Op dit moment worden
de testaantallen en data vanuit de distributie nauw gemonitord. Daarnaast zal binnenkort
een onderzoeksbureau starten met een
bredere monitoring van zelftesten in het onderwijs en kinderopvang, waarin ook gedrag
en motivatie zal worden meegenomen. Hieronder wordt de stand van zaken omtrent de
uitrol van zelftesten per onderwijssector uiteengezet.
Primair en speciaal onderwijs (en kinderopvang)
De gemelde achterstand van de uitrol in het primair en speciaal onderwijs (en de kinderopvanglocaties
op hetzelfde adres als een school) die waren opgelopen vanwege een vertraging in de
levering van één van de leveranciers van zelftesten aan Dienst Testen, zijn inmiddels
ingehaald. Nagenoeg alle primaire onderwijsinstellingen zijn inmiddels van testen
voorzien. Ook voor de kinderopvang zijn inmiddels aan nagenoeg alle kinderopvangorganisaties
en gastouders zelftesten geleverd.
Voortgezet onderwijs
Zoals ik u afgelopen zaterdag heb laten weten, heeft het kabinet op basis van het
114e OMT-advies (deel I) besloten dat het voortgezet onderwijs weer volledig open
kan (zonder 1,5m afstand tussen leerlingen) met de inzet van preventief testen. Hiervoor
hebben de scholen vanaf 17 mei de testen geleverd gekregen om zowel leerlingen als
personeel twee keer per week thuis preventief te kunnen laten testen. Vóór 29 mei
zullen alle middelbare scholen de benodigde testen geleverd hebben gekregen. Scholen
kunnen dan vanaf maandag 31 mei, en uiterlijk op maandag 7 juni, weer alle leerlingen
alle dagen op school fysiek onderwijs geven.
Daarnaast kunnen scholen risicogericht testen blijven inzetten wanneer er een besmetting
is op school. Dit doen zij na afstemming met de GGD. Testen blijft altijd vrijwillig;
leerlingen die niet meedoen aan testen mogen op geen enkele manier uitgesloten worden
van onderwijs. Wel roepen we schoolleiders, onderwijspersoneel, leerlingen en hun
ouders dringend op mee te doen met het preventief testen en elkaar daarin te steunen.
Als leerling doe je het testen niet alleen voor jezelf, maar ook voor je klasgenoten,
leraren, en je ouders. Met de zelftesten hebben we een instrument in handen om fysiek
onderwijs weer zo veel mogelijk doorgang te laten vinden; zo zorgen we samen voor
meer onderwijs voor alle leerlingen.
Middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs
Sinds woensdag 5 mei jl. kunnen studenten en medewerkers van deelnemende bekostigde
instellingen in het hoger onderwijs via een landelijk portaal zelftesten kosteloos
aanvragen en laten thuisbezorgen. De overige bekostigde en niet-bekostigde hoger onderwijsinstellingen
die de distributie zelf inrichten, hebben reeds diverse leveringen van zelftesten
op locatie ontvangen. In de tweede helft van mei krijgen de scholen in het middelbaar
beroepsonderwijs (hierna: mbo) de eerste zelftesten op de instelling geleverd. Per
31 mei zullen de studenten en medewerkers van de deelnemende bekostigde mbo-scholen
ook toegang krijgen tot het aanvraagportaal.
(Begeleid) zelftesten
Stand van zaken zelftesten
Afgelopen maart ben ik een ontheffingsprocedure gestart, waarmee leveranciers van
antigeen-sneltesten een ontheffing kunnen krijgen om hun product als zelftest op de
Nederlandse markt te kunnen gebruiken. Deze procedure was nodig omdat er op dat moment
geen zelftesten op de markt toegelaten waren. Via ontheffingen zijn zelftesten versneld
beschikbaar gemaakt voor burgers, bedrijven en voor grootschalige inzet in het onderwijs.
Inmiddels zijn er zeven ontheffingen verleend. Zelftesten zijn nu breed beschikbaar
in winkels en in het onderwijs. De prijzen van zelftesten zijn de afgelopen tijd sterk
gedaald en er zijn geen tekenen van schaarste. Ook zijn er inmiddels enkele fabrikanten
die via een notified body een CE-certificaat voor gebruik van de test als zelftest
verkregen hebben en de verwachting is dat het aanbod van CE-gecertificeerde zelftesten
verder zal toenemen.
Het doel om met de ontheffingsprocedure in de opstartfase betrouwbare zelftesten beschikbaar
te maken is bereikt. Aan de markt is daarom via een nieuwsbericht30 kenbaar gemaakt dat de ontheffingsprocedure per 28 mei stopt. Testen van een leverancier
die een ontheffing hebben gekregen mogen tot 31 december 2021 onder de ontheffing
verkocht en gebruikt blijven worden.
Inzet zelftesten voor toegang
In reactie op de motie van de leden Westerveld en Paternotte (Kamerstuk 35 807, nr. 43) is een werkgroep onder de LCT opgericht die onderzoek doet naar de inzet van (begeleide)
zelftesten voor het verkrijgen van een toegangsbewijs. Het doel van het onderzoek
is om in kaart te brengen welke werkbare opties er zijn om zelftesten voor toegang,
al dan niet onder begeleiding mogelijk te maken. Daarbij wordt gekeken naar voorbeelden
uit het buitenland waarvan geleerd kan worden en naar technische mogelijkheden om
risico’s rondom het gebruik van zelftesten voldoende te mitigeren. Bij het uitwerken
van de opties zal naast aandacht voor de controleerbaarheid en gevoeligheid ook aandacht
zijn voor zaken als ICT, fraudegevoeligheid, privacy en dataveiligheid. Uw Kamer wordt
uiterlijk op 1 juli geïnformeerd over de (tussen)uitkomsten van het onderzoek.
Toezicht op testen
IGJ houdt toezicht op kwaliteit en veiligheid van coronatestaanbieders. De inspectie
heeft een overzicht van circa 200 aanbieders die testen commercieel aanbieden. Deze
lijst is niet compleet omdat een meldplicht ontbreekt en het aantal aanbieders fluctueert.
Er starten nog steeds nieuwe aanbieders en er stoppen ook aanbieders. Zodra IGJ een
nieuwe aanbieder in beeld krijgt wordt deze verzocht informatie te verstrekken over
de testafname praktijk en wijst de inspectie de aanbieder op de geldende regels.
Het toezicht richt zich in het bijzonder op voldoende betrokkenheid van de arts die
is aangesloten bij de testlocaties ivm voldoende deskundige scholing van personeel
en goede uitvoering van infectiepreventie bij de testafname. Juist bij opschaalbaarheid
van testlocaties blijft dit van groot belang. De inspectie zag de afgelopen periode
dat steeds meer commerciële test-aanbieders overstapten op beter beveiligde e-mail
systemen in hun communicatie met GGD-en. Inmiddels is het GGD-meldingen portal opengesteld
voor de niet-GGD testaanbieders. Openstelling voor andere testaanbieders wordt voorbereid.
Huisartsen krijgen – als de geteste persoon daarmee ingestemd heeft – een terugkoppeling
van positieve testuitslagen.
SON heeft in opdracht van het Ministerie van VWS contracten afgesloten met commerciële
testaanbieders op basis van een aanbestedingsprocedure voor het afnemen van testen
voor toegang tot evenementen. De stichting ziet toe op naleving van die contract-aanbestedingsvoorwaarden.
Daarbovenop ziet IGJ ook toe op de kwaliteit van zorg die commerciële testaanbieders
leveren. Deze partijen moeten net als andere partijen voldoen aan de geldende normen
en richtlijnen voor het afnemen van (snel)testen. De IGJ heeft inmiddels al verschillende
aanbieders bezocht die zijn gecontracteerd door SON. Wanneer zij tekortkomingen constateert
spreekt zij aanbieders aan en zet waar nodig handhaving in. De inspectie vindt het
essentieel dat de afname van de testen goed en veilig gebeurt, ook in het geval de
druk bij de aanbieders toeneemt door de grote aantallen burgers die getest willen
worden. Daarom hecht de inspectie eraan dat de testaanbieders die door SON worden
ingezet, zeker tijdens drukke dagen voor voldoende bekwame supervisors zorgen die
een goed beeld hebben van de kwaliteit van de testafnames en waar nodig daarop bijsturen.
Voor meer concrete informatie over commerciële testaanbieders en het toezicht hierop
verwijs ik naar de onlangs door de IGJ gepubliceerde factsheet31. IGJ voert actief toezicht uit bij commerciële aanbieders op basis van signalen,
risico’s en steekproeven.
Landelijk Expertteam Uitrol sneltesten
Stand van zaken uitrol ademtest
De robuuste verificatie van de ademtest loopt.
Stand van zaken uitrol LAMP-test
De LAMP-test is qua betrouwbaarheid bijna vergelijkbaar met de reguliere PCR-test
maar geeft een veel snellere uitslag van een PCR-test. Door de hoge betrouwbaarheid
kan de test in de meeste doelgroepen gebruikt worden, maar niet voor klinische diagnostiek
en zorgpersoneel. Momenteel worden de LAMP lijnen uitgerold op de daarvoor bestemde
locaties, verdeeld over spoor 1 en 2 en verspreid over het hele land. Op elke locatie
moet een (korte) verificatie gedaan worden. Deze lopen tot dusver naar tevredenheid.
Deze validatie is al gebeurd op drie locaties, op zes andere locaties wordt de verificatie
validatie gedaan in juni.
Labcontracten
Vorig jaar is met steun van uw Kamer ingezet op overcapaciteit voor testen en heeft
Dienst Testen meerdere labcontracten afgesloten. In de brief van 23 februari jl. heb
ik uw kamer geïnformeerd over de herijking van deze inkoopstrategie. Enerzijds omdat
nieuwe testmethoden en veranderingen in de testvraag leiden tot een andere inkoopbehoefte,
maar ook omdat in de contracten met de aangesloten laboratoria een garantstelling
is opgenomen om ervoor te zorgen dat zij voldoende capaciteit kunnen reserveren. Uw
Kamer is geïnformeerd over deze garantstellingen die oorspronkelijk een plafondbedrag
van € 307,4 miljoen hadden tot en met 15 juli 2021. Door deze bepalingen konden laboratoria
begin dit jaar een vergoeding voor niet-uitgevoerde testen tot maximaal 30% van de
door hun gereserveerde capaciteit ontvangen. Omdat hiermee forse bedragen gemoeid
zijn, werden meteen maatregelen getroffen door Dienst Testen om dit risico zo veel
mogelijk te beheersen. Dienst Testen is gevraagd om zo veel mogelijk rekening te houden
met de garantstellingen bij het inrichten van de teststromen en daarnaast is zij gevraagd
om de garanties af te bouwen bij verlenging van contracten. Bovendien is het tarief
voor PCR-testen naar beneden bijgesteld van 65 euro naar maximaal 50 euro.
De afgelopen weken is de testafname opnieuw fors gedaald en daardoor neemt de uitbetaling
op gereserveerde (niet-uitgevoerde) testen, ondanks neerwaarts bijgestelde garanties,
toe. Dienst Testen heeft ingeschat dat de kosten hiervoor in de eerste vier maanden
van dit jaar waarschijnlijk uit zullen komen op een totaal van circa 62 miljoen. De
garantstellingen lopen nog door tot 15 juli, waardoor er een reële kans is dat er
tot die tijd nog aanvullend uitbetaald zal moeten worden voor de reserveerde laboratoriumcapaciteit.
Dat we over moeten gaan tot uitbetaling van deze garantstellingen is een afgewogen
risico dat is genomen en het gevolg van de gemaakte keuze in het najaar om voldoende
testcapaciteit te kunnen zekerstellen. Momenteel ben ik aan het kijken of er behoefte
is aan centraal ingekochte laboratoriumcapaciteit voor het najaar. Uitgangspunt blijft
dat er te allen tijde voldoende testcapaciteit moet zijn om aan de testbehoefte te
voldoen. Ik zal de Kamer op korte termijn hierover informeren.
Bron- en contact onderzoek
De BCO-capaciteit van de GGD’en en GGD GHOR Nederland is volledig opgeschaald. De
GGD’en kunnen bij ongeveer 4.400 besmettingen per dag elke besmetting opvolgen met
volledig BCO inclusief monitorgesprekken op dag 5 en dag 10 of ongeveer 5.600 volledig
BCO zonder monitorgesprekken. Op dit moment voeren alle 25 GGD’en volledig BCO uit
of volledig BCO zonder monitorgesprekken op dag 5 en dag 10.
Feiten en Cijfers over Testen en Traceren
Tabel 1.Feiten en cijfers Testen en Traceren week 18–20
Indicator
Week 18
Week 19
Week 20
Totaal aantal afgenomen COVID-19 testen (GGD-testlocaties en klinische testen)1, 2
395.556 totaal per week
56.508 gemidd
eld per dag
311.710 totaal per week
44.530 gemiddeld per dag
277.375 totaal per week
39.625 gemiddeld per dag
Totaal aantal afgenomen COVID-19 testen alleen bij de GGD testlocaties1
354.165 testen per week
50.595 gemiddeld per dag
274.057 testen per week
39.151 gemiddeld per dag
240.072 testen per week
34.296 gemiddeld per dag
Percentage sneltesten van het totaal aantal afgenomen testen bij de GGD1
21,2%
23,5%
23,7%
Het aantal meldingen positieven en percentage positieve testresultaten3
47.108 meldingen bij het RIVM
43.353 positieven uit de GGD-testlocaties
12,3% positieven in GGD-testlocaties
35.142 meldingen bij het RIVM
33.281 positieven uit de GGD-testlocaties
12,2% positieven in GGD-testlocaties
25.255 meldingen bij het RIVM
24.956 positieven uit de GGD-testlocaties
10,4% positieven in GGD-testlocaties
Aantal en percentage opgestarte en afgeronde BCO2
93,4% van de contactinventarisaties i.k.v.h. BCO is uitgevoerd, 44.205 in totaal.
Dit loopt op gedurende de weken die volgen i.v.m. duur van het BCO.
94,7% van de contactinventarisaties i.k.v.h. BCO is uitgevoerd, 34.180 in totaal.
Dit loopt op gedurende de weken die volgen i.v.m. duur van het BCO.
93,0% van de contactinventarisaties i.k.v.h. BCO is uitgevoerd, 25.343 in totaal.
Dit loopt op gedurende de weken die volgen i.v.m. duur van het BCO.
Percentage mensen met nieuwe klachten dat bereid is zich te laten testen4
57% (meting 20 april–25 april)
57% (meting 20 april–25 april)
57% (meting 20 april–25 april)
Gemiddelde tijd tussen het inplannen van een afspraak en de testafname1
17,8 uur
18,3 uur
17,5 uur
Gemiddelde tijd tussen de testafname en testuitslag1
14,0 uur
15,0 uur
13,7 uur
Gemiddelde tijd tussen inplannen testafspraak en testuitslag1
31,7 uur
33,2 uur
31,2 uur
Gemiddelde tijd tussen het inplannen van een afspraak en testuitslag voor prioritair
testen (zorgpersoneel en onderwijs via GGD-testlocaties)1
30,3 uur
32,8 uur
30,9 uur
Statistische Analyse Testdata door het CBS.
X Noot
1
Bron: CoronIT en Dienst Testen lab-uitvraag (25/05/2021).
X Noot
2
Het gaat hier om het totaalaantal COVID-19 testen afgenomen door GGD teststraten en
zorginstellingen (ziekenhuizen, verpleeghuizen en huisartsen).
X Noot
3
Bron: Epidemiologische situatie Nederland, RIVM (25/05/2021).
X Noot
4
Bron: Trendonderzoek RIVM via https://www.rivm.nl/gedragsonderzoek/trendonderzoek/naleving-van-en-dra….
CBS start statistische analyse coronadata
In nauw overleg met het RIVM, de GGD-en en GGDGHOR Nederland, heb ik het CBS gevraagd
om statistische analyses uit te voeren op de beschikbare Covid-19 data uit de GGD
testlocaties. Het CBS heeft aan de GGD’en – als bronhouder van de data – verzocht
deze data te delen op grond van de CBS-wet. Het doel is dieper inzicht te verkrijgen
in het verloop van de pandemie voor verschillende groepen binnen de samenleving. Het
CBS maakt daarbij gebruik van data die het tot zijn beschikking heeft van de Nederlandse
bevolking, zoals inkomen, onderwijsniveau, arbeidspositie of woonsituatie. De statistische
analyse op de combinatie van deze informatiestromen kan inzichten opleveren ten behoeve
van de bestrijding van COVID-19 en mogelijke volgende epidemieën.
Met de nieuwe data zal meer inzicht ontstaan in de testbereidheid en testresultaten
van groepen in de samenleving. Analyses met deze data kunnen bijvoorbeeld helpen om
te identificeren welke beroepen een hoger risico kennen op een besmetting of wat bijvoorbeeld
de samenhang is tussen woon- of werkomstandigheden en positieve testen. De informatie
kan bijdragen aan meer gerichte bestrijding van het virus. Bijvoorbeeld door GGD-en
om te bepalen of extra inzet nodig is om de testbereidheid te bevorderen of door het
RIVM in de epidemiologische duiding die wordt gebruikt bij de adviezen van het OMT.
Om analyse door het CBS mogelijk te maken is het van groot belang dat de gegevensuitwisseling
veilig is en dat persoonsgegevens en privacy worden beschermd. GGD GHOR Nederland
heeft vooraf de wettelijke grondslag getoetst en maatregelen genomen voor de security
en privacy van de uitwisseling. Bijvoorbeeld wordt informatie van GGD GHOR Nederland
naar CBS versleuteld verstuurd via een gesloten platform. Direct na binnenkomst van
de data bij het CBS worden de direct identificerende persoonskenmerken vervangen door
een pseudosleutel. Ook wordt er nauwlettend gekeken of resultaten niet herleidbaar
zijn naar personen. De methode van onderzoek en de resultaten van de analyses worden
altijd openbaar gemaakt, ongeacht de vraag wat dat betekent voor het bestaande overheidsbeleid.
Het CBS is daarin onafhankelijk en objectief.
Eind juni worden de eerste analyseresultaten verwacht en de statistieken openbaar
gemaakt door het CBS. De gepseudonimiseerde brondata zullen hierna door het CBS op
korte termijn beschikbaar worden gesteld voor wetenschappelijk onderzoek. Bij alle
analyses wordt eerst een ethische, juridische en beveiligingstoets gedaan. Ook wordt
momenteel verkend of het zinvol en wettelijk mogelijk is andere data zoals vaccinatie
data beschikbaar te maken bij het CBS voor statistisch onderzoek.
9. Verbetering digitale ondersteuning/CoronaMelder
CoronaMelder
Laatste versie framework Google en Apple (GAENv2)
CoronaMelder maakt sinds 17 mei jl. gebruik van de laatste versie van het Google Apple
Exposure Notification Framework («GAENv2»). CoronaMelder gebruikt dit framework om
via bluetooth ontmoetingen te detecteren en meldingen te sturen als gebruikers in
contact zijn geweest met iemand die later besmet bleek. Door GAENv2 wordt CoronaMelder
nauwkeuriger in het sturen van besmettingsmeldingen, zo blijkt uit onderzoek dat in
opdracht van het ministerie is uitgevoerd32. Daarnaast is met deze laatste versie ook cumulatieve risicoberekening mogelijk waarmee
gebruikers die op één dag meerdere keren in contact zijn geweest met een besmet persoon
óók worden gewaarschuwd, indien deze contactmomenten bij elkaar langer dan 15 minuten
zijn. Dit sluit aan bij de LCI-richtlijn COVID-19.
In het onderzoek naar de nauwkeurigheid van de laatste versie van het framework is
ook gekeken naar de rol van obstakels zoals muren, vloeren en ramen. Dit naar aanleiding
van eerdere berichten van gebruikers dat er bijvoorbeeld sprake zou zijn geweest van
signalen van buren door muren heen. Uit het onderzoek komt naar voren dat obstakels
het bluetooth-signaal aanzienlijk verzwakken in verhouding tot open ruimtes, maar
niet helemaal wegnemen. De kans op een onterechte melding bij obstakels is ongeveer
twee keer zo klein. Met GAENv2 wordt bovendien de betrouwbaarheid van CoronaMelder
bij het sturen van besmettingsmeldingen circa 5 tot 10% hoger dan bij versie 1.
Evaluatie CoronaMelder: een overzicht na negen maanden
Het evaluatieteam van CoronaMelder, onder leiding van prof. dr. Wolfgang Ebbers, heeft
na negen maanden een overzicht van elf onderzoeken naar de app opgesteld. Het rapport
is te vinden op www.coronamelder.nl. Daar wordt binnenkort ook een publieksversie van het rapport gepubliceerd, omdat
ik het belangrijk vind dat de resultaten voor iedereen toegankelijk zijn.
Zoals ik in mijn brief van 17 augustus jl. heb aangegeven, gebruik ik de resultaten
uit de evaluatie om te bepalen of de app nog steeds noodzakelijk is.33 In dat kader kijken de onderzoekers naar drie doelstellingen, namelijk 1) met CoronaMelder
worden sneller en meer contacten bereikt na een positieve testuitslag, 2) CoronaMelder
helpt bij het tegengaan van verspreiding door gebruikers handelingsadvies te geven
bij een blootstellingsmelding en 3) bij het gebruik van CoronaMelder treden geen negatieve
of niet-beoogde effecten op.
Naast nieuwe cijfers en inzichten waar ik later op in ga, is de hoofdconclusie dat
CoronaMelder in relatie tot de genoemde doelstellingen een kleine, maar merkbare toegevoegde
waarde heeft naast het regulier BCO. Een belangrijk resultaat uit de doorlopende evaluatie
is dat, hoewel het effect klein is, meer mensen sneller worden gevonden met de app.
Dit resultaat is behaald in een periode waarin er veel maatregelen golden waardoor
er sprake was van beperkte sociale mobiliteit. De verwachting is dat de app effectiever
wordt nu de samenleving steeds verder opent. Een andere bevinding is dat de handelingsadviezen
die de app geeft niet altijd worden opgevolgd en hier nog verbetering te behalen valt.
Tot slot zijn er geen negatieve niet-beoogde effecten gevonden in de processen bij
de GGD en huisartsenpraktijken. Ook hebben de onderzoekers geen aanwijzingen gevonden
dat gebruikers van de app zich risicovol gedragen doordat zij zich onterecht beschermd
voelen.
Nieuwe cijfers
Sinds de landelijke introductie van CoronaMelder in oktober 2020 hebben in totaal
4,9 miljoen mensen CoronaMelder gedownload (ongeveer 28% van de Nederlandse bevolking,
mei 2021). Sinds kort wordt ook het actieve gebruik van de app in kaart gebracht.
Vanwege privacy by design is het niet mogelijk dat te doen aan de hand van statistieken
uit de app zelf. Onder andere in het kader van de evaluatie van CoronaMelder is het
wel van belang toch een inschatting te kunnen maken van het feitelijk gebruik. Deze
privacy-vriendelijke methode die gebruikt is om een inschatting te maken van het aantal
gebruikers houdt in dat geteld wordt hoe vaak, maar niet door wie en wanneer, de lijst
met besmette codes door CoronaMelder-apps gedownload wordt. De methode wordt ook nader
toegelicht in bijlage B van het rapport.34
Hieruit blijkt dat het percentage actief gebruik van de app ongeveer 60% van het totaal
aantal downloads betreft. Van de zes Europese landen waarvan het actief gebruik bekend
is, heeft Nederland percentueel gezien het meeste aantal actieve gebruikers ten opzichte
van het aantal downloads35. Het betekent dat bijna 3 miljoen Nederlanders de app actief gebruiken (ongeveer
17% van de Nederlandse bevolking). De app kan echter effectiever worden als het aantal
gebruikers toeneemt. Tot en met 23 mei waren er 188.927 mensen die zich lieten testen
nadat zij een notificatie via CoronaMelder ontvingen, waarvan 14.154 mensen positief
waarmee ketens van besmettingen zijn doorbroken.
Nieuwe inzichten
Het evaluatierapport van het onderzoeksteam bevat een aantal nieuwe inzichten. Allereerst
is gezamenlijk met de GGD GHOR Nederland en het Nederlandse Huisartsen Genootschap
gekeken naar de relatie tussen CoronaMelder en het regulier bron- en contactonderzoek
(BCO). Hierin komt naar voren dat van alle testuitslagen naar aanleiding van een vorm
van BCO (regulier BCO of CoronaMelder) 1 op de 10 testuitslagen afkomstig is van CoronaMelder.
Voor positieve testuitslagen is dat 1 op de 20.
Verder heeft het RIVM middels een simulatiestudie onderzocht wat het effect van CoronaMelder
is op het reproductiegetal (de R). Testen, bron- en contactonderzoek en CoronaMelder
hebben gezamenlijk geleid tot een gesimuleerde afname van de R met 12.7%, waarvan
0.3% door CoronaMelder (6.0% door testen, 6.4% door BCO). Ook wordt duidelijk dat
het effect van CoronaMelder op de R licht toeneemt bij het openen van de samenleving
door versoepelingen. Testen, BCO en CoronaMelder leiden dan naar schatting tot 8.8%
afname van de R, waarvan 0.4% door CoronaMelder. Het effect kan verder toenemen naar
2,0% als 30% van de Nederlandse bevolking de app gebruikt en zij zelf de sleutel door
kunnen geven zonder tussenkomst van de GGD.
Vervolg
Ik heb de Taskforces Gedragswetenschappen en Digitale Ondersteuning Bestrijding Covid-19
(DOBC) en de Begeleidingscommissie DOBC gevraagd om de resultaten uit de doorlopende
evaluatie te duiden. De gezamenlijke reactie zit als bijlage bij deze brief36. Zij constateren dat de resultaten uit de evaluatie aanleiding geven om het gebruik
van de app voort te zetten. Met deze positieve reactie gecombineerd met het feit dat
CoronaMelder de doelstellingen grotendeels behaalt en geen negatieve of onbedoelde
effecten heeft, is mijn inzet om voorlopig door te gaan met het gebruik van CoronaMelder.
Daarvoor moet de vervaldatum van de Tijdelijke wet notificatieapplicatie covid-19
van 10 juli 2021 worden verlengd naar 10 oktober 2021. Het ontwerpbesluit daartoe
leg ik op korte termijn aan uw Kamer voor.
Het BCO blijft de komende tijd van groot belang zolang nog niet iedereen maximaal
beschermd is. Zoals beoogd worden meer mensen sneller gevonden met CoronaMelder. Dat
effect kan toenemen nu de samenleving verder opent en mensen vaker met elkaar in contact
komen. Daarnaast is de effectiviteit afhankelijk van het aantal gebruikers. Ik continueer
daarom de communicatieactiviteiten waarbij ik specifieke aandacht heb voor doelgroepen
die de app nog relatief weinig gebruiken. Ook neem ik maatregelen, in lijn met de
adviezen van de onderzoekers, om een besmettingsmelding sneller door te geven aan
andere gebruikers van de app. Nu kan dat alleen met tussenkomst van de GGD maar straks
kunnen gebruikers die positief getest zijn dit ook zelf doen. Tot slot zijn er in
CoronaMelder verwijzingen opgenomen naar informatie over quarantainecoaches en isolatieregels
als een van de manieren om de opvolging van adviezen te verbeteren.
Adviezen 19 en 20 Begeleidingscommissie DOBC
Op 26 april jl. heeft de Begeleidingscommissie DOBC haar negentiende advies uitgebracht
welke zich richt op de Digital Green Pass (zie de bijlage)37. In dit advies adviseert de commissie om met spoed afspraken te maken over data-minimalisatie,
de beveiliging van internationale uitwisselingen, en hier ook standaarden voor digitale
toegankelijkheid in mee te nemen. Daarnaast raadt zij – bij de huidige stand van kennis
en wetenschap – hiërarchie in het gebruik van bronnen voor een dergelijk bewijs af.
Zij zijn van mening dat in dit stadium beperkt moet worden tot de inzet van alleen
vaccinatie- en testbewijzen.
Het kabinet heeft gekozen om het technisch mogelijk te maken om op drie manieren een
certificaat te verkrijgen; via een negatieve test, een vaccinatiebewijs of een eerder
positieve test na doorgemaakte infectie. Dit om zo goed mogelijk aan te sluiten bij
de plannen van de EU om deze drie bewijzen in te zetten als reisbewijs in het EU Digitaal
COVID Certificaat (DCC). Dit zal gerealiseerd worden via de CoronaCheck app. Bij de
ontwikkeling van deze app wordt al rekening gehouden met de invoering van het DCC.
Alle drie de opties worden daarnaast beschikbaar als papieren toegangs- en testbewijs.
Aan CoronaCheck stel ik diverse eisen, zo ook op het vlak van toegankelijkheid waarover
de commissie in punt 6 adviseert. Bij de ontwikkeling van de app is veel aandacht
geweest voor gebruiksvriendelijkheid en hebben ook gebruikerstesten plaatsgevonden
met diverse doelgroepen zoals bijv. ouderen en mensen met een fysieke beperking om
de app voor zoveel mogelijk mensen zo toegankelijk mogelijk te maken. De overige adviezen
van de commissie neem ik hier uiteraard ook in mee.
Ten aanzien van de overige aspecten waarover de commissie heeft geadviseerd het volgende.
Test-, vaccinatie-, en herstelbewijzen
(punten 1 en 2). Voor de laatste stand van zaken met betrekking tot test-, vaccinatie-, en herstelbewijzen
verwijs ik u graag naar de desbetreffende paragraaf over coronabewijzen in deze brief.
Data-minimalisatie en beveiliging (punten 3 en 4). De regering is via het eHealth Network van de Europese Commissie actief betrokken
bij het opstellen van de specificaties en het voorstel voor de verordening inzake
het DCC. De inbreng van Nederland daarbij is specifiek gericht op het beschermen van
de privacy van Nederlandse burgers waarbij gepleit wordt het bewijs zo min mogelijk
persoonsgegevens te laten bevatten die nodig zijn voor het doel. Zoals eerder al is
aangegeven zal het vaccinatiebewijs uit meerdere QR-codes bestaan. De QR-code ten
behoeve van internationaal reizen zal, vanwege de eisen die de Europese verordening
stelt, meer persoonsgegevens bevatten dan het bewijs voor nationaal gebruik. De verwerking
van persoonsgegevens dient veilig en conform AVG te zijn. In het kader van de DCC
wordt op Europees niveau voor elk type bewijs een minimale dataset vastgesteld voor
de QR-code die gebruikt zal worden voor buitenlandse reizen. Wat betreft de Europese
Gateway waar de Commissie aan refereert kan ik melden dat er absoluut geen sprake
is van een database waar gegevens van individuele Nederlandse burgers in komen. Het
betreft hierbij een gateway met als doel dat lidstaten elkaars digitale handtekeningen
kunnen verifiëren en via deze weg ook inzage kunnen krijgen in de inreisregels die
voor de verschillende landen zullen gaan gelden.
Op 26 april jl. heeft de begeleidingscommissie ook haar twintigste advies uitgebracht.
Dit advies betreft de digitale integratie van zelftesten in bijvoorbeeld de CoronaMelder
app (zie de bijlage)38. Nu de eerste goedgekeurde zelftesten breder in de samenleving gebruikt worden adviseert
de commissie om positieve zelftesten aanleiding te laten zijn voor het melden van
een infectie, bijvoorbeeld in CoronaMelder of CoronaCheck. Dit in lijn met het 108ste OMT advies39. Verder vinden zij dat de communicatie rondom zelftesten uitgebreid en aangescherpt
moet worden.
In mijn kamerbrief van 11 mei jl.40 heb ik geschreven over een uitvoeringstest die moet uitwijzen of het mogelijk is
om een positieve zelftest online te registreren bij de GGD. Dit n.a.v. het 110e advies van het OMT over implementatie van zelftesten. In afwachting van deze lopende
onderzoeken zal ik de mogelijkheden tot digitale integratie met bijvoorbeeld CoronaMelder,
zoals de commissie adviseert, onderzoeken zodra dit opportuun is. Wat betreft de communicatie
rondom de zelftesten wil ik u verwijzen naar de hiervoor genoemde stand van zaken
kamerbrief waarin ik nader in ga op dit thema.
Bug Bounty programma CoronaMelder
Op 20 januari 2021 om 13.37 uur is een bug bounty-programma gestart om de IT-community
uit te dagen mogelijke fouten in de app op te sporen. Dit programma is inmiddels beëindigd.
De bevindingen hieruit tonen geen kritieke risico’s voor de app die direct actie behoeven.
Er is 1 probleem gevonden met een laag beveiligingsrisico dat wordt opgepakt door
de ontwikkelaars. Een volledig overzicht van de bevindingen als ook winnaars zijn
binnenkort terug te vinden op coronamelder.nl.
ZKVI
Voor het vastleggen van vaccinaties in de ziekenhuizen is onder de verantwoordelijkheid
het Ministerie van VWS een nieuw registratiesysteem gebouwd: ZKVI (Ziekenhuizen Kunnen
Vaccinaties Invoeren). Het systeem is gebouwd op verzoek van het RIVM en de ziekenhuizen
omdat er geen ander geschikt registratiesysteem voorhanden was. De ontwikkeling van
ZKVI is ter handen genomen door dezelfde mensen die ook betrokken zijn bij de ontwikkeling
van applicaties als CoronaMelder, CoronaCheck en een andere invoerapplicatie ten behoeve
van vaccinatieregistratie (BRBA41). ZKVI is gebouwd met de grootste aandacht voor privacy en informatiebeveiliging.
De software zal binnenkort open source worden gepubliceerd via Github. Het systeem
krijgt een automatische koppeling met het centrale informatiesysteem van het RIVM
(CIMS) zodat de vaccinatiegegevens van mensen die daarvoor toestemming hebben gegeven
ook aan CIMS worden doorgegeven. Omdat de dossiervorming van ziekenhuizen de verantwoordelijkheid
van ziekenhuizen zelf betreft is ZKVI overgedragen aan en in beheer genomen door Dutch
Hospital Data (DHD). Dit is een vertrouwde partij voor ziekenhuizen als het gaat over
registratie en informatiebeheer van gegevens. In de afgelopen week is dit systeem
getest. Hierover leest u meer in de paragraaf over de stand van zaken van de voorbereidingen
op grootschalige vaccinatie in het tweede kwartaal.
10. Vaccins
De vaccinatie in Nederland tegen COVID-19 is goed op stoom. Vandaag is de negen miljoenste
prik gezet. Dat is één week na de acht miljoenste en twee weken na de zeven miljoenste
prik. Door het toenemend aantal vaccins dat Nederland in juni naar verwachting ontvangt,
zal het tempo van de vaccinatie verder toenemen. Ik ben blij dat de campagne nu zo
snel gaat en hoor ook veel positieve reacties van mensen die blij zijn dat ze gevaccineerd
kunnen worden.
Het tempo van het vaccineren is sterk afhankelijk van de hoeveelheid vaccins die worden
geleverd. Deze leveringen zijn echter met flinke onzekerheden omgeven. Dat blijkt
ook bij de levering van het Janssen-vaccin. Janssen heeft gemeld dat de leveringen
in juni aanzienlijk achterblijven bij de verwachting (een toelichting op de omvang
en oorzaken daarvan geef ik verderop). De impact van de tegenvallende leveringen van
het Janssen-vaccin op de vaccinatie-operatie is relatief beperkt. Dit komt omdat eerder
in de planning, vanwege de eerder tegenvallende leveranties door Janssen, de inzet
van het Janssen-vaccin voor de komende weken met behoedzaamheid is geraamd. Rekenend
met een vaccinatiebereidheid van 85% van de groep 18-plussers (dat zijn circa 12 miljoen
mensen), verschuift het moment dat een ieder die dat wil, een eerste prik heeft gehad,
hierdoor van begin juli naar medio juli.
Onderstaande figuur laat de gerealiseerde aantallen vaccinaties zien tot en met week
20 (vorige week) en de verwachting tot en met week 30 (eind juli). De zwarte lijn
geeft het totaal aantal prikken weer, de blauwe lijn het aantal mensen dat minimaal
één prik heeft gehad. En de oranje lijn laat het aantal volledig gevaccineerde volwassen
mensen zien. Dat zijn mensen die een tweede prik van BioNTech/Pfizer, Moderna of AstraZeneca
hebben gehad of het Janssen-vaccin hebben gekregen. De gele lijn geeft het aandeel
weer van de Nederlandse volwassen bevolking dat gevaccineerd wil worden, en nog geen
prik heeft gehad.
Figuur 1. Aantal prikken gezet en mensen gevaccineerd
Uit het laatste onderzoek van het RIVM blijkt dat de vaccinatiebereidheid is gestegen
naar een gemiddelde van 84% (RIVM-enquête van 17 mei). In alle leeftijdscategorieën
is de vaccinatiebereidheid gestegen, zie ook de onderstaande figuren. Het is goed
nieuws dat meer mensen aangeven zich te willen laten vaccineren. Het onderzoek naar
de vaccinatiebereidheid wordt elke drie weken uitgevoerd en de uitkomsten daarvan
worden getoond op het coronadashboard. Uiteraard heeft ook het percentage mensen dat
zich daadwerkelijk laat vaccineren, invloed op wanneer het moment er is dat iedereen
die dat wil een eerste prik heeft gehad.
Figuur 2: Percentage personen met eerste prik per leeftijdscategorie op basis van
de gegevens van de GGD
Figuur 3: Percentage personen met tweede prik per leeftijdscategorie op basis van
de gegevens van de GGD
Aankoop vaccins en leveringen
Leveringen
Hieronder staat het actuele overzicht van de vaccinleveringen. Met name van belang
is op te merken dat de leveringen van Janssen achterblijven bij de verwachtingen.
Reden hiervoor zijn de problemen met hun fabriek in de Verenigde Staten, gecombineerd
met een upgrade van de productiefaciliteit in Leiden. Dit leidt tot lagere leveringen
en vooral onzekerheid hierover. In onderstaand overzicht is voor de maand juni uitgegaan
van een worst case scenario. Janssen bevestigt dat dit scenario, op dit moment het enige zekere scenario is.
Indien de Amerikaanse Food and Drug Administration (FDA) en het Europees Geneesmiddelenbureau
(EMA) op korte termijn de reeds in de VS geproduceerde batches vrijgeven, dan kunnen
de leveringen voor Nederland in juni nog significant toenemen tot een totaal van maximaal
1,2 miljoen doses. Janssen zal niet kunnen voldoen aan de eerdere toezegging om in
het tweede kwartaal 3 miljoen vaccins te leveren. Op dit moment schatten we de leveringen
in Q2 in tussen 1 en 1,5 miljoen doses.
Tabel 1. Gerealiseerde en indicatieve vaccinleveringen (stand 28 mei 2021)
Weeknummer
BT/Pfizer
Moderna
AstraZeneca
Janssen
Totalen
1 (04/01)
123.8251
123.825
2
184.8601
13.200
198.060
3
92.430
92.430
4
191.880
19.200
211.080
5 (01/02)
159.120
72.000
231.120
6
159.120
38.400
86.400
283.920
7
193.050
146.400
339.450
8
200.070
72.000
134.900
406.970
9 (01/03)
208.260
196.800
405.060
10
218.790
86.400
305.190
11
218.790
96.000
40.800
355.590
12
326.430
40.800
367.230
13 (29/03)
326.430
145.200
391.200
862.830
14
487.890
50.400
538.290
15
487.890
121.200
129.600
79.200
817.890
16 (19/4)
487.890
69.600
38.400
595.890
17 (26/04)
680.940
79.200
580.800
66.000
1.406.940
18
651.690
115.200
0
766.890
19
651.690
115.200
117.600
72.000
956.490
20
651.690
115.200
96.000
96.000
958.890
21(24/05)
651.690
115.200
508.800
223.200
1.498.890
22
1.019.070
115.200
0
161.180
1.295.450
23
903.000
115.200
145.500
75.286
1.238.486
24
1.019.070
122.400
nnb
67.000
1.208.470
25 (21/06)
1.020.240
129.600
nnb
50.750
1.200.590
26
1.020.240
129.600
nnb
142.000
1.291.840
27
nnb
153.600
nnb
nnb
28 (12/06)
nnb
153.600
nnb
nnb
29
nnb
153.600
nnb
nnb
30 (26/06)
nnb
153.600
nnb
nnb
X Noot
1
T/m week 2 is BioNTech/Pfizer geleverd als 5 doses per flacon, daarna als 6 doses
per flacon.
Tabel 2. Indicatief leveringsoverzicht per kwartaal (in miljoenen doses)
Dec 2020
1Q 2021
2Q 2021
3Q 2021
4Q 2021
1Q 2022
Totaal
BioNTech/
Pfizer
0,165
2,6
9,85
8,4
2,6
23,6
Moderna
0
0,4
1,4
5
7,4
–
14,2
AstraZeneca
0
1,2
4,3
6,2
–
–
11,7
CureVac
0
0
0
4
4
2,7
10,7
Janssen
0
0
1,0
5,3
5,0
–
11,3
Sanofi
0
0
0
0
5,85
5,85
11,7
Totaal
0,165
4,2
16,55
28,9
24,85
8,55
83,2
Donaties van vaccins
Nederland heeft bij de aanschaf van COVID-19-vaccins ter risicospreiding grootschalig
ingekocht bij diverse producenten. Het is duidelijk dat Nederland (net als veel andere
EU-lidstaten) zeer waarschijnlijk na de zomer met een overschot aan vaccins te maken
zal hebben. Het wereldwijde tekort aan vaccins en de verdeling ervan is een groot
mondiaal vraagstuk. Premier Rutte heeft vrijdag 21 mei jl. tijdens de G-20 Global Health Summit aangekondigd dat ook Nederland voornemens is in-kind donaties te gaan doen. Minister
van Ark heeft deze aankondiging ook gedaan tijdens de World Health Assembly die plaats vindt van 24 mei t/m 1 juni 2021.
Het is steeds de Nederlandse en Europese inzet geweest om met de gezamenlijke inkoopkracht
van de EU tevens bij te dragen aan de beschikbaarheid van vaccins in landen die deze
toegang zelf niet kunnen realiseren. Het kabinet heeft besloten om ons mogelijke surplus
aan vaccins voornamelijk in te zetten voor donatie aan derde landen die hier zelf
niet in kunnen voorzien (vooral lage- en midden-inkomenslanden). Donatie via de multilaterale
kanalen (COVAX/GAVI/WHO) wordt daarbij als de primaire weg gezien, idealiter via het
EU Vaccine Sharing Mechanism. Bilateraal doneren is ook mogelijk.
Het totaal aantal en het soort vaccins dat Nederland zal kunnen gaan doneren, zal
mede afhankelijk zijn van het totaal aantal vaccins dat aan Nederland feitelijk zal
worden geleverd, het gebruik van de vaccins in Nederland en de noodzaak om nog te
leveren vaccins in te zetten voor onze nationale vaccinatie-response in 2022–2023.
Recent heeft de Surinaamse regering de Nederlandse regering opnieuw verzocht bij te
dragen aan de bestrijding van de COVID-pandemie in Suriname. In een eerder stadium
heeft de Nederlandse regering Suriname al ondersteund met twee uitgebreide COVID-19
steunpakketten ter waarde van 6,5 miljoen euro, bestaand uit onder andere ventilatoren,
persoonlijke beschermingsmiddelen en medicatie. Inmiddels bevindt Suriname zich in
een derde golf, en verslechtert de situatie nog steeds elke dag. Vaccins vormen een
belangrijk instrument in het bestrijden van de pandemie aldaar. Suriname heeft zich
aangesloten bij het Covax-initiatief, maar als gevolg van de wereldwijde schaarste
aan vaccins, zijn via deze weg tot op heden slechts zeer kleine aantallen vaccins
aan Suriname geleverd.
Zoals toegezegd tijdens het COVID-19-debat van 12 mei jl. informeer ik u over de verdere
inzet van Nederland om Suriname bij te staan in de strijd tegen de pandemie. De Surinaamse
Minister van Volksgezondheid heeft mij een brief gestuurd met daarin het verzoek tot
additionele steun in hun strijd tegen de pandemie. Gezien onze bijzondere relatie
met Suriname en de nauwe verwantschap tussen onze samenlevingen, ligt het voor de
hand Suriname te helpen. Ik heb hierover deze week overleg gevoerd met mijn Surinaamse
collega en aangegeven dat ik voornemens ben na week 25, mits de leveringen het toelaten,
vaccins van AstraZeneca te doneren aan Suriname. Het exacte aantal te doneren vaccins
wordt momenteel nader bepaald, maar zal gezien de bevolkingsopbouw van Suriname, alsmede
de vaccinatiebereidheid, liggen tussen de 500.000 en 750.000 doses.
Tevens heeft mijn Surinaamse collega een verzoek gedaan tot het beschikbaar stellen
van geneesmiddelen, medische hulpmiddelen en de inzet van Nederlands medisch personeel.
Gezien de acute behoefte aan medicinaal zuurstof zal met ondersteuning van Defensie
zo spoedig mogeljk een tweetal zuurstofcontainers worden ingezet. Komende dagen brengen
we samen met Suriname verdere vraag en aanbod bij elkaar. Oud-directeur-generaal van
het RIVM, dr. M. Sprenger, zal vanuit Nederland de coördinatie hiertoe op zich te
nemen. Samen met de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) en de Nederlandse
Federatie van Universitair Medische centra (NFU) kijkt hij naar een zo spoedig mogelijke
inzet van medisch personeel in Suriname. Ik zal u blijven informeren over de inzet
van Nederland om de pandemie in Suriname te bestrijden.
Voorraden
Het coronadashboard geeft een wekelijkse update van de voorraadstanden per vaccin.
Op dit moment is er een relatief hoge voorraad van AstraZeneca aanwezig in de centrale
opslag. Dit is het gevolg van de leeftijdsrestrictie die op AstraZeneca van toepassing
is. Alle vaccins bestemd voor het zetten van de eerste prik AstraZeneca door de huisartsen
aan de leeftijdsgroep 60 tot en met 64 zijn naar de priklocaties uitgereden. De vaccins
van AstraZeneca nu in voorraad zijn dus bedoeld voor het zetten van tweede prikken.
In de brief 21 mei jl.42 heb ik mijn beslissing om het prikinterval voor AstraZeneca aan te passen toegelicht.
Deze beslissing zal ervoor zorgen dat er sneller vaccins van AstraZeneca worden uitgereden
ten behoeve van de tweede prik.
Vaccinatiestrategie
Vaccineren zwangere vrouwen
In eerdere adviezen vanuit de Gezondheidsraad (24 december, 11 januari, 4 februari
en 17 maart jl.) is aanbevolen aan vrouwen die zwanger willen worden of zwanger zijn
zich niet te laten vaccineren, tenzij een medische noodzaak daarvoor is geïndiceerd
door een arts. Dit advies kwam voort uit het feit dat nog onvoldoende bekend was of
de vaccins veilig waren voor moeder en kind. In een recent verschenen Amerikaanse
studie is bevestigd dat mRNA-vaccins veilig gegeven kunnen worden aan zwangere vrouwen.
Op 30 april heeft het RIVM de richtlijn hier op aangepast43.
Daarnaast is bekend geworden dat het risico op een ernstig beloop van COVID-19 bij
een zwangere vrouw en/of de gevolgen voor het kind klein zijn, maar deze toch vergroot
zijn vergeleken met zwangere zonder COVID-19-infectie. Overlijdensgevallen zijn in
Nederland niet gemeld.
Ik heb overwogen de groep zwangere vrouwen te prioriteren. De groep zwangeren die
het hoogste risico lopen worden echter al grotendeels bereikt met het vaccineren van
de groepen met een medische indicatie. Als zij hier niet onder vallen zullen ze op
basis van hun leeftijd snel uitgenodigd worden. Dat betekent dat voor zwangere vrouwen
met een mogelijk hoger risico de tijdswinst die met prioriteren bereikt kan worden
klein is, mede gezien het huidige hoge tempo van vaccineren. De haalbare tijdswinst
is klein, ook omdat de uitvoering hiervan (een persoonsgerichte uitnodiging) veel
tijd zou vragen. De groep mensen tussen de 20 en de 30 jaar zal nu al naar verwachting
binnen enkele weken, in juni, een uitnodiging voor hun vaccinatie krijgen. Verdere
prioritering is dus vanwege het hoge tempo van vaccineren niet nodig. Omdat vaccinatie
ook voor zwangere vrouwen belangrijk is werd en wordt er uitgebreid en gericht met
deze doelgroep gecommuniceerd
Lopende adviesaanvragen Gezondheidsraad
In mijn adviesaanvraag van 2 maart jl. heb ik onder meer gevraagd naar de mogelijkheid
van het combineren van twee verschillende vaccins binnen een vaccinatieschema, de
beschermingsduur van de beschikbare vaccins en de inzet van vaccins voor de groep
onder de 18 jaar. De Gezondheidsraad geeft aan de uitkomsten van enkele relevante
en nog te publiceren onderzoeken bij deze adviezen te willen betrekken, waardoor deze
adviezen in de loop van juni verwacht worden. Zo heeft het EMA vandaag hun oordeel
bekend gemaakt dat het BioNTech/Pfizer-vaccin veilig aan jongeren vanaf 12 jaar kan
worden toegediend. Ook zal ik op korte termijn de Gezondheidsraad om advies vragen
over de vaccinatiecampagne op middellangere termijn, richting 2022 en 2023.
Verdere stappen in de uitvoering
Mensen tot en met het geboortejaar 1975 kunnen deze week een afspraak voor vaccinatie
maken bij de GGD44. Na de aankondiging van het geboortejaar kan via de website al een afspraak gemaakt
worden en hoeft niet op de uitnodigingsbrief gewacht te worden. De geboortejaren volgen
elkaar snel op, waardoor nog steeds de verwachting is dat iedereen tot en met 18 jaar
uiterlijk medio juni een afspraak kan gaan maken. Via onder meer www.coronavaccinatie.nl45 is de actuele informatie beschikbaar over welke geboortejaren een afspraak kunnen
maken.
Tevens is het Janssen-vaccin inmiddels ingezet bij de GGD’en, onder meer voor de mensen
uit het geboortejaar 1967 en 1968.
In mijn brief van 11 mei jl.46 heb ik toegelicht dat de grote groep 18- tot 60-jarigen met een medische indicatie
hun uitnodiging hebben ontvangen via de huisarts en geprikt worden door de GGD. Deze
groep betreft ruim 1,7 miljoen mensen. Inmiddels hebben zo’n 940.000 mensen uit deze
groep gereageerd en een deel van hen heeft ook al hun eerste vaccinatie gehad. De
laatste circa 13.000 mensen zijn afgelopen week nog uitgenodigd. Huisartsen kunnen
nu ook nog uitnodigen. Zo’n 450.000 mensen uit deze groep waren naar verwachting al
uitgenodigd via een andere route (zorgmedewerkers, medische hoog-risicogroep of op
basis van hun leeftijd).
Binnenkort ontvangen ook de mensen met een indicatie voor de Wet langdurige zorg (Wlz)
die 18 jaar of ouder zijn en thuis wonen een uitnodiging om op een GGD-locatie een
vaccinatie te ontvangen. Mogelijk is of wordt een deel van deze groep al eerder uitgenodigd
voor vaccinatie, op grond van hun leeftijd of omdat zij in aanmerking komen voor de
jaarlijkse griepvaccinatie. Mensen met een Wlz-indicatie hebben echter ook een verhoogd
risico op ziekte na besmetting met COVID-19. Ik heb het CAK bereid gevonden mee te
werken om deze doelgroep uit te nodigen om er zeker van te zijn dat zij een afspraak
kunnen maken.
Ten slotte worden de vaccinaties van een aantal deeltrajecten voortgezet en gestart.
Bij de instellingen worden nog altijd de zogenoemde veegrondes uitgevoerd voor degene
die nog niet eerder gevaccineerd konden worden of die nieuw zijn opgenomen. De niet-mobiele
thuiswonende hoog-risicogroepen onder de 60 jaar met het syndroom van Down, morbide
obesitas of neurologische aandoeningen en ademhalingsondersteuning worden gevaccineerd
door Thuisvaccinatie.nl. De regionale GGD’en vaccineren de komende weken via gerichte
aanpakken de groepen die moeilijker bereikbaar zijn (ongedocumenteerden, dak- en thuislozen
en asielzoekers) waarbij de samenwerking wordt gezocht met onder andere gemeentes,
opvanginstellingen, straatdoktoren, Centraal Orgaan opvang asielzoekers en GezondheidsZorg
Asielzoekers. Ook arbeidsmigranten worden op leeftijd uitgenodigd voor vaccinatie
bij de GGD. Het bereiken van deze groepen is complex en vergt in een aantal gevallen
maatwerk. Ik ben blij dat de GGD’en dit oppakken en zich er op deze wijze voor inzetten
dat de vaccinatiegraad ook in deze groepen zo groot mogelijk wordt.
Stand van zaken voorbereidingen grootschalige vaccinatie in tweede kwartaal
In eerdere Kamerbrieven van 23 februari47 en 8 maart48 en 11 mei jl. heb ik u geïnformeerd over de voorbereidingen die worden getroffen
om klaar te staan voor de grootschalige vaccinatie, voor wanneer de aantallen geleverde
vaccins fors toenemen. In de laatste Kamerbrief heb ik toegelicht dat de GGD’en zich
voorbereiden om maximaal 2 miljoen vaccinaties per week te kunnen toedienen en dat
ik ziekenhuizen heb gevraagd zo nodig te kunnen vaccineren, voor de situatie waarin
het aantal toegeleverde vaccins groter is dan 2 miljoen per week.
Zo’n 67 ziekenhuizen, verspreid over Nederland, hebben aangegeven bereid te zijn om
indien nodig groepen burgers in de leeftijdsgroep 18 tot 60 jaar te vaccineren. Het
Landelijk Netwerk Acute Zorg heeft zich in samenwerking met de NFU en de NVZ hierop
voorbereid.
Voor de vaccinatie in de ziekenhuizen zijn de ICT-voorzieningen voor het aanmelden
en de registratie gereed gemaakt. In de afgelopen week is dit systeem van aanmelden
en registreren via een door VWS ontwikkelde registratiesysteem (het ZKVI) getest.
Hiervoor is een groep van bijna 10.000 medewerkers van de zelfstandige klinieken uitgenodigd
voor een vaccinatie in één van de deelnemende ziekenhuizen. Deze pilot is succesvol
verlopen. Hiermee is verzekerd dat ziekenhuizen met deze ICT-voorzieningen ook grotere
aantallen mensen kunnen vaccineren.
De leveringscijfers voor de komende weken laten nu zien dat het scenario waarin we
wekelijks meer dan 2 miljoen vaccins geleverd krijgen zich niet meer lijkt voor te
doen. Uit de verwachte leveringen (zie tabel 1) valt af te leiden dat met de stabiele
leveringen van de BioNTech/Pfizer- en Moderna-vaccins en de nu bekende leveringen
van het Janssen-vaccin tussen de 1,2 en 1,3 miljoen vaccins per week worden verwacht
in de komende weken.
GGD’en vaccineren inmiddels steeds grotere aantallen per week en zorgen ervoor dat
de prikcapaciteit is toegerust op het aantal te leveren vaccins. Met de ondersteuning
van huisartsen, ziekenhuispersoneel en medewerkers van Defensie wordt voorzien in
de benodigde personeelsbehoefte.
Gelet op bovengenoemde te verwachten leveringsaantallen constateer ik dat de inzet
van ziekenhuizen voor de grootschalige vaccinatie in juni niet aan de orde is. Het
is bijzonder dat zo’n 67 ziekenhuizen naast hun drukke werkzaamheden voor de COVID-zorg
en ook het weer opschalen van de reguliere zorg hebben aangegeven bereid te zijn om
indien nodig groepen burgers in de leeftijdsgroep van 18 tot 60 jaar te vaccineren.
Bovendien is het fijn dat ziekenhuizen met de ondersteuning van ziekenhuispersoneel
op een aantal GGD-vaccinatielocaties bijdragen aan de opschaling. Het aanbod van de
ziekenhuizen om hiermee de benodigde flexibiliteit in de operatie in te bouwen heb
ik zeer gewaardeerd. Hiermee staan we te allen tijde klaar om grote aantallen snel
te kunnen toedienen. In geval de leveringen in juli zo hoog uitvallen dat inzet van
ziekenhuizen toch nodig zou zijn, dan hoop ik in goed onderling overleg toch nog een
beroep te kunnen doen op de inzet van ziekenhuizen.
Met de genoemde voorziene aantallen blijven de GGD’en goed in staat de te verwachten
vaccins snel toe te dienen. Ik ben alle regionale GGD’en zeer veel dank verschuldigd
dat zij in deze maanden het vaccinatietempo enorm hebben weten op te schroeven. Miljoenen
Nederlanders worden nu gevaccineerd en ik ontvang zeer positieve signalen over de
wijze waarop dit op de locaties is georganiseerd.
Vaccinatie door huisartsen met het AstraZeneca-vaccin
De vaccinatie van de groep mensen in de leeftijdscategorie van 60 tot en met 64 jaar
loopt gestaag door. In de vorige Kamerbrief heb ik u geïnformeerd over de mogelijkheid
om het interval tussen de eerste en de tweede prik te verkorten. Het RIVM maakt nu
afspraken met de huisartsen voor het uitleveren van de vaccins voor de tweede vaccinatierondes.
De uitleveringen worden nu met zo’n twee tot vier weken vervroegd.
Huisartsen komen ondertussen richting het einde van dit traject van de vaccinatiecampagne.
De vaccins die zij overhouden bij de eerste vaccinatierondes kunnen zij bewaren voor
de tweede prik of herverdelen met andere huisartsen, zo nodig via de vaccinmakelaar
van het RIVM. Ook zie ik dat huisartsen zelf onder andere via het initiatief prullenbakvaccin.nl
de spillage proberen te vermijden. Zoals aangegeven in het debat van 12 mei jl. heb
ik niet het beeld dat huisartsen veel vaccin overhouden. Mochten huisartsen grote
aantallen vaccins overhouden dan gaat dit uiteraard terug naar het RIVM. In de uitvoering
blijven wij voortdurend in gesprek met de huisartsen om hen te ondersteunen, zodat
zo weinig mogelijk vaccin wordt verspild. Hiermee voldoe ik aan de motie van het lid
Eerdmans (JA21)49.
Nederlanders buiten Nederland
Op verzoek van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport ga ik hierbij
in op de brief van de Stichting Nederlanders buiten Nederland (SNBN) over corona en
reizen naar Nederland. De stichting vertegenwoordigt de belangen van Nederlanders
in het buitenland. Vanuit de stichting wordt aangegeven dat Nederlanders in het buitenland
uitkijken naar een bezoek aan hun vrienden en familie in deze zomermaanden, maar daarbij
nog tegen een aantal beperkingen aanlopen. Zij noemen in hun brief een aantal punten.
Twee van die punten worden elders in deze brief behandeld, dat gaat om de testverplichting
voor de reizigers (zie de paragraaf over reizen) en de erkenning van buitenlandse
vaccinaties (zie de paragraaf over coronabewijzen). De overige punten gaan over vaccineren.
De stichting noemt het moeten hebben van een BSN en een DigiD een hoge drempel, vraagt
om het Janssen-vaccin voor deze groep en vraagt om het verstrekken van vaccins aan
Nederlanders in het buitenland.
Ik wil hierover aangeven dat de vaccinatiestrategie zich richt op het voorkomen van
zoveel mogelijk (ernstig) zieke mensen en mensen die sterven als gevolg van het coronavirus.
Hiermee willen we zoveel mogelijk mensen in Nederland beschermen en de druk in de
Nederlandse ziekenhuizen verminderen. Met het vaccinatiebeleid richten we ons dus
op mensen die langer in Nederland verblijven, daar komt ook de vereiste van een maand
in Nederland verblijven vandaan die in de uitvoeringsrichtlijn van het RIVM staat.
Personen die langer dan een maand in Nederland verblijven komen in aanmerking voor
een vaccin. Wie in het buitenland staat ingeschreven, wordt in dat land in principe
ook uitgenodigd voor vaccinatie. Mensen die in de Basisregistratie Personen (BRP)
bij een gemeente in Nederland staan ingeschreven krijgen een uitnodiging voor een
vaccinatie. Nederlanders die in het buitenland staan ingeschreven krijgen die uitnodiging
niet. Zij kunnen dan net als de Nederlanders in Nederland met hun DigiD online een
afspraak maken. Op deze manier kunnen we de leeftijd controleren en daarmee ook of
diegene al in aanmerking komt voor vaccinatie. Omdat we op dit moment nog steeds te
kampen hebben met schaarste van vaccins, is het niet mogelijk om deze groep een keuze
te geven voor een bepaald vaccin. Onder andere door middel van COVAX werkt Nederland
mee aan het verstrekken van vaccin aan andere landen. Indien Nederlanders zich in
het buitenland onveilig voelen en besluiten voor langere tijd in Nederland te verblijven
dan komen zij, zoals gezegd, in aanmerking voor vaccinatie in Nederland.
Opkomst COVID-19 vaccinatie bij mensen van 65 jaar en ouder
In de brief van 11 mei jl. ben ik ingegaan op de vaccinatiebereidheid en het bevorderen
hiervan. Het RIVM rapporteert vanaf volgende week de gegevens over de opkomst voor
tenminste één COVID-19 vaccinatie per gemeente in de wekelijkse rapportage met vaccinatiecijfers
van het RIVM. Deze informatie kan, waar nodig, ook behulpzaam zijn in de aanpak om
de vaccinatiebereidheid te bevorderen.
In onderstaand figuur is te zien dat tot nu toe minimaal 87% van de mensen van 65
jaar en ouder tenminste eenmaal is gevaccineerd tegen COVID-19. In een aantal gemeenten
uit de Biblebelt en in een aantal grote steden ligt de vaccinatieopkomst lager.
Het gaat om ruim 2,9 miljoen gevaccineerde boven de 65 jaar. Dit aantal gevaccineerden
is gebaseerd op cijfers uit het landelijk vaccinatieregister CIMS aangevuld met informatie
van de GGD. Het betreft vaccinaties door alle uitvoerders van het programma (de GGD,
huisartsen, instellingen en ziekenhuizen).
Figuur 4: Percentage opkomst voor tenminste één COVID-19-vaccinatie bij mensen van
65 jaar en ouder, naar gemeente, week 1 t/m 20, 2021
Bron: CIMS, aangevuld met procesinformatie uit CoronIT (Noemergegevens: Aantal mensen
van 65 jaar en ouder naar gemeente, CBS, 2020)
Registraties
Registraties CIMS
In voorgaande brieven heb ik steeds de stand van zaken aangegeven ten aanzien van
de registratie van het vaccinatieprogramma, tevens in de laatste brief van 11 mei
jl. Ik heb uiteengezet dat het registreren van de COVID-19-vaccinaties primair plaatsvindt
in de bronsystemen van de uitvoerende partijen. Wanneer mensen toestemming hebben
gegeven hun data te delen met het COVID-vaccinatie Informatie- en Monitoringsysteem
(CIMS) van het RIVM, worden deze data doorgegeven. Is deze toestemming er niet dan
worden alleen geanonimiseerde gegevens gebruikt (procesinformatie), zodat het RIVM
toch bijvoorbeeld de vaccinatiegraad en effectiviteit van de vaccins kan monitoren.
Het verkrijgen van al deze informatie is van groot belang ter ondersteuning van het
beleid en de uitvoering van het omvangrijke vaccinatieprogramma en de mogelijke bijsturing
daarop (berekeningen vaccinatiegraad en effectiviteit van vaccins), maar ook om snel
mensen te kunnen benaderen als er bijvoorbeeld iets aan de hand is met (een batch
van) een vaccin. Tevens wordt met de naderende zomervakantie het belang van registraties
in toenemende mate van belang voor het kunnen reizen op basis van een vaccinatiebewijs.
Aan alle uitvoerende partijen in het vaccinatieprogramma is gevraagd snel en accuraat
data aan te leveren. Alle hiervoor benodigde ICT-koppelingen met CIMS zijn gereed.
In de vorige stand van zaken brief heb ik toegelicht dat we met name bij de huisartsen
en de instellingen zorgen hebben over de onvolledigheid van de registraties die zijn
doorgeleverd aan CIMS. Er is een taskforce onder leiding van het RIVM opgericht om
in een kort tijdsbestek samen met de koepelorganisaties van deze vaccinerende partijen
en de softwareleveranciers ervoor te zorgen dat de registraties in CIMS volledig up
to date worden gebracht. Deze taskforce heeft in de afgelopen weken duidelijkheid
kunnen scheppen in de factoren die een rol spelen in het achterblijven van de data
in CIMS. Zo blijkt dat sommige huisartsen nog niet hebben geregistreerd, maar blijkt
ook dat ook in een aantal gevallen nog niet is aangevinkt dat gevaccineerden toestemming
hebben gegeven dat hun vaccinatiegegevens worden gedeeld met het RIVM. Hierdoor zijn
de ingevoerde data van diegene die daar toestemming voor hebben gegeven nog niet doorgeleverd
aan CIMS. Er zijn verschillende acties ingezet om de registratie te bevorderen. De
softwareleveranciers attenderen hun klanten (huisartsen en zorginstellingen) als zij
in de registratiegegevens zien dat er bij een specifieke huisarts of instelling nog
geen registratie is ingevoerd of als het geven van toestemming voor doorlevering van
gegevens aan het RIVM nog niet (goed) is aangegeven. Het RIVM maakt op basis van de
uitgereden vaccins en de registraties die in CIMS staan een analyse van wie de gegevens
nog ontbreken en zoekt vervolgens proactief contact met de betreffende partijen. Tevens
zullen de huisartsenkoepels het stappenplan van registreren (nogmaals) bij hun leden
onder de aandacht brengen. Bij al deze acties zal worden benadrukt dat registeren
van belang is voor het goed in kaart krijgen van de epidemiologische situatie, het
zicht hebben op de voortgang van het vaccinatieprogramma, het kunnen uitgeven op basis
van registratie in CIMS van een vaccinatiecertificaat als mensen toestemming hebben
gegeven voor het verwerken van hun gegevens en dat het een voorwaarde is voor het
betalen voor de gezette prikken.
Monitoring bijwerkingen Lareb
Bijwerkingencentrum Lareb geeft aan dat tot en met 24 mei 60.301 meldingen met 338.418
vermoede bijwerkingen zijn ontvangen en bekeken. De meldingen gaan over ongeveer 8.5 miljoen
gegeven vaccinaties. De meeste bijwerkingen die worden gemeld zijn bekend. Het gaat
met name om hoofdpijn, je niet lekker voelen, spierpijn en reacties op de prikplek.
Lareb geeft aan dat deze tijdelijke klachten zijn toe te schrijven aan de reactie
van het afweersysteem op de vaccinatie. Bij 132 meldingen waren er klachten die passen
bij een heftige allergische reactie. Alle patiënten zijn snel en adequaat behandeld
en hersteld. Daarnaast krijgt Lareb ook meldingen van overlijdens na vaccinatie. Tot
en met 9 mei zijn 351 meldingen binnengekomen. Daarbij benadrukt Lareb dat overlijden
na vaccinatie niet betekent dat het overlijden is veroorzaakt door de vaccinatie.
Wel is gebleken dat soms bekende bijwerkingen kunnen bijgedragen aan het verslechteren
van een al kwetsbare gezondheidssituatie. Lareb heeft op zijn website een overzicht
gepubliceerd van de meldingen met een overlijden in de eerste 8 weken van de vaccinatiecampagne50.
Zeldzame ernstige bijwerking
Zoals in de brief van 11 mei jl.51 aan uw Kamer is vermeld, is de zeldzame maar ernstige bijwerking van een laag aantal
bloedplaatjes in combinatie met uitgebreide trombose aan de bijsluiter van het AstraZeneca
vaccin en het Janssen vaccin toegevoegd. Tot en met 24 mei ontving Lareb 16 meldingen
hiervan na toediening van 1,9 miljoen AstraZeneca-vaccins. De klachten ontstonden
7 tot 20 dagen na vaccinatie. Het gaat om 13 vrouwen en 3 mannen. Hiervan waren 5
personen tussen 20 en 40 jaar, 3 personen tussen 40 en 60 jaar en 8 personen ouder
dan 60 jaar. Sinds 8 april ontvangen vooral 60-plussers dit vaccin. Twee mensen zijn
overleden. Zoals ik ook in mijn vorige brief aangaf, blijven de voordelen van het
AstraZeneca-vaccin afhankelijk van de leeftijd en epidemiologische situatie opwegen
tegen deze zeldzame bijwerking. Er zijn tot nu toe nog geen meldingen ontvangen van
deze bijwerking op 150.000 gegeven vaccins van Janssen in Nederland, maar deze worden
bij voortgaand gebruik van het vaccin wel verwacht.
Ik volg met betrekking tot de inzet van het Janssen-vaccin de berichtgeving en adviezen
van het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA), het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen
(CBG) en de Gezondheidsraad. De veiligheid staat voorop bij de inzet van vaccins.
Trombose zonder laag aantal bloedplaatjes
Tot nu toe is trombose (bloedpropjes) geen bekende bijwerking van de coronavaccins.
Trombose en longembolieën hebben verschillende oorzaken en komen best vaak voor, namelijk
ongeveer bij 1 op de 1.000 mensen per jaar. Lareb heeft tot en met 14 april 399 meldingen
gehad van trombose, maar het Lareb kan op basis van deze meldingen niet concluderen
dat de trombose door de vaccinaties is veroorzaakt. Daarom adviseert het Lareb hier
verder onderzoek naar te doen. Meer informatie hierover staan in het overzicht «Meldingen
van trombose en embolieën na coronavaccinatie»52.
Laag aantal bloedplaatjes zonder trombose
De bijwerking «laag aantal bloedplaatjes» is toegevoegd aan de bijsluiter van het
AstraZeneca vaccin. Mensen kunnen hierdoor blauwe plekken, een bloedneus of puntbloedinkjes
in de huid krijgen. Het gaat om een tijdelijk en niet ernstige bijwerking en bij de
meeste mensen gaat het vanzelf over. Wel benadrukt het Lareb dat het belangrijk is
uit te sluiten dat iemand met een laag aantal bloedplaatjes niet ook trombose heeft
(de bekende zeer zeldzame maar ernstige bijwerking).
Gele boekje
Naar aanleiding van de motie van de leden Kuiken (PvdA) en Paternotte (D66) over het
COVID-19-vaccin en het Gele boekje ga ik hierbij in op de registratiekaart in combinatie
met het Gele boekje53. De motie verzoekt het kabinet in alle GGD’s mensen te informeren hoe zij, al dan
niet met een (Engelstalige) stempel het COVID-19 vaccin in het zogenoemde Gele boekje
kunnen laten bijschrijven; hoe zij het Gele boekje dienen samen te voegen met de registratiekaart
en dat zij de registratiekaart goed dienen te bewaren. Voor de uitvoering van deze
motie hanteer ik de volgende lijn.
Op dit moment zijn er nog geen internationale afspraken over een vaccinatiebewijs
COVID-19 vaccinatie. Nederland geeft ook nog geen vaccinatiebewijzen uit voor COVID-19-vaccinaties.
De EU en Nederland werken hard aan de verordening over het Digitaal Corona Certificaat
(DCC). Elders in deze brief ga ik hier verder op. Onderdeel van de verordening is
dat lidstaten vaccinatiebewijzen uitgeven die fraudebestendig zijn en voldoen aan
de interoperabiliteitseisen. Door deze interoperabiliteitseisen kunnen de vaccinatiebewijzen
die in Nederland worden uitgegeven, ook aan de grenzen van andere lidstaten gelezen
en erkend worden. Naast het digitale certificaat wordt ook gewerkt aan een papieren
certificaat.
Op dit moment is het dus belangrijk dat je de registratie van een vaccinatie goed
bewaart. Als iemand wordt gevaccineerd wordt dit geregistreerd in decentrale bronsystemen,
hiervan krijgen mensen een registratiekaartje of -brief op papier mee naar huis (en
als men toestemming heeft gegeven voor delen van de data met het RIVM/CIMS kan men
een uitdraai maken via mijn.RIVM.nl). Dit registratiekaartje is bedoeld voor de eigen
administratie, zodat iemand weet welk vaccin hij heeft ontvangen of als hij een bijwerking
wil melden bij het Lareb. Het is dan ook heel belangrijk dat mensen dit registratiekaartje
goed bewaren. Het is goed denkbaar dat dit met het Gele boekje kan worden bewaard.
De GGD’en informeren mensen dat zij – indien zij over het Gele boekje beschikken –
de registratiekaart daar bij kunnen voegen. De GGD'en zullen mensen tevens informeren
over het belang de registratiekaart goed te bewaren.
Op sommige GGD-locaties wordt de bijschrijving van de COVID-19 vaccinatie in het Gele
boekje gefaciliteerd. We zijn op het moment nog bezig met de grootschalige vaccinatieoperatie.
Gelet op het minimaliseren van administratieve last bij het vaccineren zal ik de GGD’en
niet verplichten de bijschrijving nu te faciliteren. Komende weken schalen de GGD’en
op naar ruim anderhalf miljoen vaccinaties per week. Een verplichting de aanvullende
aantekening in het Gele boekje op te nemen in de vorm van een stempel of handtekening
zou bij zulke aantallen een onnodige extra administratieve last zijn die geen meerwaarde
heeft ten opzichte van het bewaren van het registratiekaartje.
Daarbij speelt dat buiten Europa als gezegd nog geen internationale afspraken bestaan
over een vaccinatiebewijs voor de COVID-19-vaccinatie. Dat geldt ook voor bijschrijven
in het Gele boekje.
Het Gele boekje is de internationaal erkende drager voor door de International Health
Regulations (IHR) erkende certificaten en andere vaccinatieregistraties kunnen hierin
bijgeschreven worden. De IHR verplicht alleen een officieel certificaat voor gele
koorts. Op basis van Annex 9 uit het Verdrag van Chicago uit 194454 zijn er afspraken gemaakt voor de burgerluchtvaart waarin de acceptatie van vaccinatiebewijzen
onder de IHR aan de grens door middel van het Gele boekje gefaciliteerd wordt. Strikt
genomen geldt dit enkel voor het door de IHR vastgestelde certificaat vaccinatie tegen
gele koorts.
Gelet op de onzekerheden verplicht ik de GGD nu niet tot een extra administratieve
last. Te meer daar het Gele boekje ook niet voldoet aan de eisen van het Digitaal
Corona Certificaat, zowel in digitale als papieren vorm. Die indruk wil ik ook niet
wekken door een verplichte bijschrijving te introduceren. Vanzelfsprekend neem ik
het Gele boekje mee in de uitwerking van de papieren versie van het COVID-19-bewijs
en hoe dat te combineren is met het Gele boekje zodat Nederlandse reizigers ook in
landen waar het DCC niet wordt geaccepteerd kunnen reizen dan wel voordelen hebben
als ze gevaccineerd zijn.
Mijn.RIVM.nl
Tijdens het debat van 12 mei jl. heb ik aan het lid Van der Plas (BBB) toegezegd om
te kijken naar de juistheid van de informatie die op mijn.RIVM.nl wordt verstrekt
en dat mensen hier actief worden geïnformeerd dat de mijn.RIVM.nl pagina er is.
Het RIVM zorgt voor de regie op en de coördinatie van de uitvoering, registratie,
bewaking en evaluatie van het rijksvaccinatieprogramma, waaronder COVID-19. Om deze
taak goed uit te kunnen voeren heeft het RIVM, op basis van de wet, toegang tot persoonsgegevens
uit de Basisregistratie Personen (BRP). Het RIVM heeft deze gegevens nodig voor de
uitvoering van het vaccinatieprogramma, bijvoorbeeld om mensen een uitnodiging voor
vaccinatie te sturen. Er is voor het gebruik van deze gegevens dus een wettelijke
grondslag. Het cliëntportaal mijn.RIVM.nl is een beveiligde persoonlijke omgeving
(inlog via DigiD), waar burgers inzage hebben in de vaccinatiegegevens die het RIVM
van hen heeft. Elke Nederlander heeft een mijnRIVM-pagina, de pagina is ook continu
in ontwikkeling. De vaccinatiegegevens worden alleen met toestemming van de gevaccineerde
met het RIVM gedeeld. Iedereen die toestemming heeft gegeven kan dus zijn of haar
gegevens over de ontvangen coronavaccinatie(s) op mijn.RIVM.nl terugvinden. Dit overzicht
is geen officieel vaccinatiebewijs. Is geen toestemming gegeven en/of nog niet geprikt,
dan zijn geen gegevens over vaccinatie zichtbaar. Er staat dus niet dat iemand niet
gevaccineerd is, iemand kan er ook voor gekozen hebben zich wel te laten vaccineren
maar zijn vaccinatiegegevens niet met het RIVM te delen.
De landelijke registratie van vaccinatiegegevens is belangrijk. Het RIVM gebruikt
de informatie over de coronavaccinatie voor onderzoek om te kijken of de vaccins goed
werken, eventuele bijsturing van de pandemiebestrijding, bijvoorbeeld via het meten
van de vaccinatiegraad, en om snel mensen op te kunnen sporen en te waarschuwen bij
mogelijk bijwerkingen van een bepaald vaccin.
Op grond van de wet bewaart het RIVM vaccinatiegegevens in principe 20 jaar. Mensen
kunnen de gegevens altijd laten verwijderen door middel van het indienen van een verzoek.
Hoe je dit kunt doen staat op de website van het RIVM beschreven. Deze mogelijkheid
is wettelijk vastgelegd in de AVG.
Het RIVM informeert mensen over het gebruik van hun gegevens op de website. Ook via
de mijn.RIVM-pagina kun je doorklikken naar deze informatie.
Zorg voor patiënten in de keten
11. Zorg voor patiënten in de keten
Het aantal COVID-patiënten in de ziekenhuizen was een lange tijd erg hoog waardoor
de druk op de totale zorgsector groot was. Gelukkig zien we nu dat de instroom van
COVID-patiënten in de ziekenhuizen en de bezetting van zowel de IC- als klinische
bedden aan het dalen is. Dit is goed nieuws en maakt ook dat er weer ruimte komt voor
inhalen van uitgestelde zorg en herstel van de zorgprofessionals. De Minister voor
MZS heeft op 26 mei een brief55 aan uw Kamer gestuurd waarin zij uitgebreid toelicht hoe dit zal plaatsvinden.
Actueel beeld COVID-zorg in de ziekenhuizen
Sinds enkele weken is er een constante daling van het aantal COVID-patiënten in de
ziekenhuizen. De gemiddelde instroom van COVID-patiënten daalt evenals de bezetting
van zowel de IC- als klinische bedden. De verwachting van het Landelijk Coördinatiecentrum
Patiënten Spreiding (LCPS) op basis van de beschikbare data is dat daling zich verder
doorzet.
Gezien deze ontwikkeling heeft het Landelijk Netwerk Acute Zorg (LNAZ) verzocht om
het besluit tot afkondiging van fase 2D in te trekken. De Minister voor MZS heeft
de Kamer hier per brief56 van 26 mei 2021 over geïnformeerd. Door het intrekken van de afkondiging van fase
2D kan het aantal operationele, bemenste IC-bedden weer worden teruggebracht naar
1.350 bedden. De personele capaciteit die daarmee vrij komt, kan worden ingezet voor
de reguliere (inhaal)zorg en ook om zorgpersoneel de mogelijkheid tot herstel te geven.
Het Opschalingsplan blijft gewoon van kracht en de afgeschaalde IC-bedden worden niet
opgedoekt; indien de pandemische situatie daar noodzakelijkerwijs weer om vraagt kan
de IC-capaciteit weer opgeschaald worden naar maximaal 1.700 bedden.
Op dit moment (stand 28 mei 2021) zijn volgens het LCPS in totaal 1.439 patiënten
met COVID-19 in de Nederlandse ziekenhuizen opgenomen, waarvan 520 COVID-patiënten
op de IC en 919 COVID-patiënten in de kliniek. Om de instroom van nieuwe COVID-patiënten
op te vangen en om de druk op de IC- en verpleegafdeling zo goed mogelijk over de
ziekenhuizen te verspreiden, blijft de (boven)regionaal samenwerking en patiëntenspreiding
voorlopig in stand.
Ook de IGJ volgt de situatie in de ziekenhuizen nauwgezet en informeert de Minister
voor MZS hier geregeld over. De IGJ benadrukt dat effecten te zien zijn van landelijke
lagere COVID-besmettingen in de ziekenhuizen waardoor er de non-COVID bezetting op
de IC’s (iets) gestegen is en zorgverleners meer verlof kunnen opnemen. Van bestuurders
en professionals hoort de IGJ dat de langdurige hoge druk en het mentale effect wel
zijn tol eist: nu de piek is geweest en de vooruitzichten gunstig lijken, voelen zorgverleners
de vermoeidheid. De IGJ brengt daarbij het belang van het (kunnen) opnemen van verlof
onder de aandacht. Tegelijkertijd is de druk in de ziekenhuizen nog steeds hoog en
zijn de IC’s nog steeds opgeschaald om de noodzakelijke COVID- en non-COVID zorg te
kunnen bieden. De IGJ geeft aan dat de afgelopen week er op enkele momenten een forse
onbalans was tussen het aantal overplaatsingsverzoeken en de aangeboden capaciteit.
Het LCPS acteert hier goed op en ook de Nederlandse Vereniging voor Intensive Care
(NVIC) bespreekt met regio-intensivisten het blijvende belang van spreiding waardoor
knelpunten in patiëntenzorg kunnen worden voorkomen of tijdig opgelost.
Actueel beeld COVID-zorg in eerstelijnsverblijf
De GGD-GHOR houdt middels de Monitor Zorgcontinuïteit niet-ziekenhuiszorg elke week
bij hoe het staat met de eerstelijnsverblijfbedden die beschikbaar zijn voor COVID-patiënten
die niet naar het ziekenhuis hoeven, of die het ziekenhuis juist mogen verlaten, maar
voor wie het niet mogelijk is om (direct) thuis te worden verzorgd.
Op dit moment is er een capaciteit beschikbaar van 834 eerstelijnsverblijfbedden,
waarvan er 266 bedden bezet zijn (cijfers 28 mei 2021). Vergeleken met vorige week
is dit een daling in het aantal beschikbare bedden (–29) maar ook een daling in het
aantal bezette bedden (–65). In alle 25 veiligheidsregio’s is de situatie rondom personeel,
middelen en processen beheersbaar. De actuele bedbezetting is in lijn met de prognoses.
Doordat de bedbezetting al geruime tijd de prognoses volgt verwacht de GGD GHOR niet
dat er nog een nieuwe piek zal ontstaan. Ook zien zij tot nu toe geen verschuiving
naar inzet van bedden voor patiënten jonger dan 70 jaar, wat ook duidt op het uitblijven
van een nieuwe piek.
Stand van zaken reguliere zorg
De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) meldde57 op 20 mei jl. dat de druk op de ziekenhuiszorg als gevolg van COVID-19 hoog blijft,
maar wel iets af lijkt te nemen. Zo zijn er meer operatiekamers in gebruik dan in
de voorgaande week; en neemt het aantal ziekenhuizen af dat aangeeft de kritiek planbare
zorg (zoals kankerbehandelingen) niet meer volledig volgens planning te kunnen leveren.
Uit de Landelijke Ketenmonitor58 van 24 mei jl. volgt een vergelijkbaar beeld.
Beleidsbrief inhalen van reguliere zorg
Op 26 mei jl. heeft de Minister voor MZS de beleidsbrief over ondersteuning van de
zorg tijdens de Covid-crisis, herstel van zorgprofessionals en het inhalen van reguliere
zorg aan de Tweede Kamer gestuurd. Daarin is uitgewerkt hoe in de komende periode
het herstel van zorgprofessionals en het opschalen van zorg hand in hand moeten gaan.
Samen met de NZa en diverse zorgpartijen is daarom het Kader Passende Inhaalzorg voor
de medisch specialistische zorg opgesteld. In het Kader zijn heldere afspraken gemaakt
om patiënten die te maken hebben met uitgestelde behandelingen zo snel mogelijk te
helpen. Regionale verschillen tussen het tempo waarin zorg kan worden ingehaald worden
zo veel mogelijk voorkomen. Daarom is afgesproken om ook de komende periode covid-patiënten
te blijven spreiden en zo de druk te verdelen. Daarnaast is afgesproken dat elk ziekenhuis
in kaart brengt hoeveel zorg er ingehaald moet worden en een plan maakt hoe deze uitgestelde
zorg alsnog gegeven gaat worden.
Het streven is dat alle uitgestelde behandelingen worden ingehaald in 2021 met een
mogelijke uitloop naar de eerste maanden van 2022. Ziekenhuizen werken daarbij maximaal
samen met zelfstandige klinieken en zorgaanbieders uit andere delen van de keten,
zoals de huisartsen, de verpleeghuis- en revalidatiezorg en wijkverpleging. Op deze
manier wordt de beschikbare capaciteit zo effectief mogelijk ingezet om patiënten
zo snel mogelijk te helpen. De zorgverzekeraars en de NZa houden zicht op de totale
omvang van de uitgestelde zorg en het inhalen hiervan. Ook gaan de zorgaanbieders
en -verzekeraars patiënten actief informeren over de wachttijden en de mogelijkheden
om op een andere plek sneller te worden geholpen.
Omdat ook in deze fase de zorgprofessionals een cruciale rol vervullen, hebben de
FMS en V&VN met betrokkenheid van VWS en de NZa het initiatief genomen om in kaart
te brengen wat nodig is om de zorgprofessionals die de afgelopen tijd onder zware
druk hebben gestaan, te laten herstellen.
Bescherming van mensen met een kwetsbare gezondheid
12. Kwetsbare personen in instellingen voor langdurige zorg en thuis
Verpleeghuiszorg
Cijfers
De huidige situatie ten aanzien van het aantal COVID-19-besmettingen en COVID-19-sterfte
in verpleeghuizen is op dit moment als volgt:
Bewoners
• Uit de cijfers van het RIVM (peildatum 24 mei 2021) blijkt dat in de afgelopen twee
weken (week 19 en 20 59) circa 187 bewoners positief getest zijn op COVID-19. Het aantal nieuwe besmettingen
en de sterfte zijn snel afgenomen, nadat de bewoners zijn gevaccineerd. Deze trend
komt ook naar voren uit de cijfers van Verenso.
• Het RIVM schat dat sinds het uitbreken van de crisis bij circa 41.815 bewoners van
verpleeghuizen een COVID-19-besmetting is bevestigd. Van dit aantal zijn circa 8.575
mensen als overleden gemeld. Een groot deel van de mensen die besmet zijn, herstelt
gelukkig, mede door de goede verzorging die zij ontvangen.
• In week 20 zijn dertien bewoners overleden bij wie COVID-19 is vastgesteld.
In onderstaande figuur is de ontwikkeling van het aantal nieuwe besmettingen en sterfte
vanaf 1 juli 2020 weergegeven.
Figuur 5. Cijfers COVID-19-verpleeghuiszorg
Locaties
• Het aantal locaties met een besmetting is in de eerste maanden van het jaar 2021 flink
afgenomen.
• Wekelijks raken nog nieuwe locaties besmet. Het gaat in totaal om 53 locaties in de
afgelopen twee weken (27 in week 19 en 26 in week 20).
• Op een aantal locaties waar sprake was van een besmetting, zijn in de afgelopen 28
dagen geen nieuwe besmettingen vastgesteld. Het gaat in totaal om 79 locaties in de
afgelopen twee weken (38 in week 19 en 41 in week 20).
• De laatste weken is het aantal nieuwe locaties met een besmetting lager dan het aantal
locaties waar de besmetting ten einde is, zodat per saldo het aantal locaties met
een of meer besmettingen geleidelijk verder afneemt. Het RIVM schat dat op 22 mei
2021 bij 126 verpleeghuislocaties in de afgelopen vier weken sprake was van een of
meer vastgestelde COVID-19-besmettingen. Dat is circa 5% van het aantal locaties.
Het hoogst aantal besmette verpleeghuislocaties was op 8 januari. Toen waren er besmettingen
op 858 locaties.
Het bovenstaande beeld is zichtbaar in de onderstaande grafiek. De lijn in de figuur
geeft op de linker y-as het totaal aantal verpleeghuislocaties met een of meer vastgestelde
besmettingen in de tijd weer. De staven boven de horizontale as geven op de rechter
y-as het aantal nieuwe besmette locaties per week weer.
De staven onder de horizontale as geven op de y-as het aantal nieuwe besmettingsvrije
locaties weer.
Figuur 6. Verpleeghuislocaties met een of meer besmettingen
Cijfers thuiswonende ouderen
De stand van het aantal COVID-19-besmettingen en COVID-19-overlijdens van thuiswonende
70-plussers is op dit moment als volgt:
• Het aantal nieuwe meldingen van COVID-19-besmettingen bij ouderen die ouder zijn dan
70 jaar en thuis wonen, neemt de laatste weken af. Uit de cijfers van het RIVM blijkt
dat in de afgelopen twee weken (week 19 en 20) het aantal nieuwe besmettingen circa
2.600 bedraagt. Dit is fors minder dan de 4.600 in de voorgaande twee weken (week
17 en 18). De sterfte aan COVID-19 onder deze groep is vanaf het begin van het jaar
2021 geleidelijk afgenomen.
• Het RIVM schat dat vanaf 1 juli 2020 bij ruim 103.700 personen van boven de 70 jaar
die thuis wonen een COVID-19-besmetting is bevestigd, van wie ongeveer 4.065 mensen
als overleden zijn gemeld.
Figuur 7. Cijfers COVID-19 ouderen thuis (70-plus)
Geleverde zorg aan Wet langdurige zorg (Wlz)-cliënten – aantal opgenomen cliënten
De laatste weken zien we een geleidelijke herbezetting van lege verpleeghuisplekken.
Het aantal opgenomen cliënten neemt weer toe, doordat de sterfte in de verpleeghuizen
als gevolg van het vaccineren flink is afgenomen. De sterfte in de Wlz is volgens
het CBS nu lager dan op grond van de gebruikelijke sterfte rond deze tijd van het
jaar verwacht kan worden.60
Na de eerste golf is het aantal opgenomen cliënten in instellingen voor ouderenzorg
met circa 5.000 gedaald. Dat is een afname van 4% ten opzichte van de 127.000 opgenomen
personen voor de eerste golf. In de zomermaanden is de leegstand afgenomen door herbezetting.
Tijdens de tweede golf nam de leegstand weer toe door hogere sterfte in de verpleeghuizen
als gevolg van COVID-19. De ontwikkeling is te volgen dankzij de weekcijfers over
het aantal Wlz-cliënten naar leveringsvorm, die het CBS op mijn verzoek publiceert.61
Figuur 8. Opgenomen personen in de sector Verpleging en verzorging
Mensen met een beperking in gehandicaptenzorginstellingen en thuis
Bewoners
De situatie ten aanzien van het aantal COVID-19-besmettingen en COVID-19-sterfte in
instellingen voor gehandicaptenzorg is op dit moment als volgt:
• Het aantal besmettingen en de sterfte in de gehandicapteninstellingen is momenteel
zeer laag. Uit cijfers van het RIVM blijkt dat in de afgelopen twee weken (week 19
en 20) 41 bewoners besmet zijn geraakt. In de twee weken daarvoor waren het er 58.
• Het RIVM schat dat sinds 1 juli 2020 bij 7.170 bewoners van instellingen sprake is
van een bevestigde COVID-19-besmetting, van wie 123 mensen zijn overleden.
Bij de instellingen voor gehandicaptenzorg zien we dus dat het aantal nieuwe meldingen
van COVID-19-besmettingen (linker y-as) de afgelopen periode is gedaald. De sterfte
onder de bewoners blijft gelukkig laag (rechter y-as). In onderstaande figuur is de
ontwikkeling vanaf 1 juli 2020 weergegeven.
Figuur 9. Cijfers COVID-19 gehandicaptenzorg
Locaties
Het RIVM schat dat op 22 mei bij 28 locaties voor gehandicaptenzorg sprake was van
een vastgestelde COVID-19-besmetting. Dat is ongeveer 1% van het totaal aantal locaties.
Het aantal besmette locaties schat het RIVM in op basis van het aantal locaties waar
in de afgelopen 28 dagen sprake is geweest van ten minste één vastgestelde COVID-19
besmetting op basis van een positieve test. Het beeld is zichtbaar in onderstaande
grafiek.
De lijn in de figuur geeft op de linker y-as het totaal aantal locaties met een of
meer vastgestelde besmettingen in de tijd weer. De staven boven de horizontale as
geven (op de rechter y-as) het aantal nieuwe besmette locaties per week weer. De staven
onder de horizontale as geven (op de rechter y-as) het aantal nieuwe besmettingsvrije
locaties weer.
In week 20 zijn drie nieuwe locaties besmet geraakt. Op circa dertien locaties was
de afgelopen 28 dagen geen nieuwe besmetting meer gemeld. Per saldo is het aantal
locaties met een of meer besmettingen in week 20 dus weer wat verder afgenomen. Vanaf
januari is een flinke afname te zien van het aantal locaties met besmettingen.
Figuur 10. Locaties gehandicaptenzorg met een of meer besmettingen
Pgb
Regeling doorbetaling niet geleverde pgb-zorg in uitzonderingssituaties
De pgb-regeling voor doorbetaling van niet-geleverde zorg – die afgelopen najaar opnieuw
werd ingevoerd – is voor alle wetten (Wlz, Wmo2015, Jeugdwet en Zvw) met twee uitzonderingsituaties
uitgebreid. Het gaat om het doorbetalen van niet-geleverde zorg in de situatie waarin
een zorgverlener niet buiten werktijd gevaccineerd kan worden of de situatie dat er
geen zorg geleverd kan worden doordat er geen persoonlijke beschermingsmiddelen (pbm)
kunnen worden gebruikt door een uitzondering op de mondkapjesplicht.
Deze regeling gaat in met terugwerkende kracht en is geldig van 1 oktober 2020 tot
en met 31 december 2021.
Maatschappelijke ondersteuning
Expertsessie over mensen met een beperking in coronatijd
Op 20 mei jl. sprak de Minister voor MZS met verschillende experts uit de praktijk
en wetenschap over de effecten van COVID-19 en de coronamaatregelen op mensen met
een beperking. Om zo te leren van de lessen en inzichten uit deze crisis ten aanzien
van de doelgroep, voor de periode hierna en om in het achterhoofd te houden bij een
eventuele volgende crisis. Zij benadrukten onder andere het belang van het in stand
houden van sociale activiteiten en structuur (zoals dagbesteding en een steunend netwerk
in de wijk), om bijvoorbeeld vereenzaming, angst en psychische problematiek te voorkomen.
Daarbij benoemden zij specifiek het belang van persoonlijk contact tussen doelgroep
en zorgprofessional. Daarnaast uitten zij ook de behoefte aan een regiehouder vanuit
de zorg, wanneer verschillende delen van die zorg en ondersteuning tijdelijk wegvallen
of wijzigen. Een aandachtspunt voor deze doelgroep is het kunnen beschikken over de
digitale vaardigheden en middelen (devices) die nodig zijn wanneer het zorgaanbod meer digitaal en op afstand plaatsvindt. Ook
de druk op naasten en mantelzorgers kwam ter sprake, waarbij het belang van (voldoende
plek voor) respijtzorg voor mantelzorgers werd onderstreept. Bovendien wees men op
de behoefte aan specifieke en begrijpelijke communicatie en informatie voor deze groepen,
zoals mensen met een LVB. VWS evalueert daarnaast de communicatie en informatie over
corona gericht op specifieke doelgroepen, waaronder mensen met een verhoogd gezondheidsrisico.
VWS heeft naast deze expertsessie structureel overleg met cliëntenorganisaties voor
mensen met een beperking. In dit overleg wordt de komende periode ook stilgestaan
bij de lessen uit de coronaperiode. Bij de vorming van toekomstig beleid met betrekking
tot mensen met een beperking blijven we in gesprek met zowel ervaringsdeskundigen
als experts uit de wetenschap.
Buurt- en gemeenschapshuizen
Onderdeel van de versoepeling in fase 3 van het Openingsplan is het breder openstellen
van buurt- en gemeenschapshuizen.
Deze voorzieningen zijn een belangrijke spil in het dagelijks contact tussen mensen
in buurten, wijken, dorpen en steden. Dit zijn plekken waar men samen kan zijn, elkaar
ontmoet en eventueel (in gezelschap) een kop koffie kan drinken. De afgelopen periode
waren de mogelijkheden voor buurt- en gemeenschapshuizen beperkt en de openstelling
was vooral gericht op individuele ondersteuning en dagbesteding voor kwetsbare personen.
De roep om deze lokale voorzieningen weer de mogelijkheid te geven breder open te
gaan is groot. Het past bij fase 3 van het Openingsplan om deze voorzieningen die
mogelijkheid, onder voorwaarden, te bieden. Deze week wordt een handreiking uitgewerkt,
waarin de voorwaarden staan waarbinnen buurt- en gemeenschapshuizen de deuren weer
veilig kunnen openen voor een breder publiek.
Scouting en Jeugd- en Jongerenwerk
In antwoord op eerdere vragen van de Kamerleden Peters en Van Beukering-Huijbregts
over het bericht «Scouting en Jeugd- en Jongerenwerk bestolen», is door de Staatssecretaris
van VWS toegezegd dat een gesprek plaatsvindt met VNG om aan hen te vragen welke acties
zij inzetten om het geld te besteden aan het beoogde doel. Uw Kamer zou daarna worden
geïnformeerd over de uitkomst van dit gesprek (Aanhangsel Handelingen II 2020/21,
nr. 1289).
Inmiddels heeft dit gesprek plaatsgevonden en heeft VNG hier in zijn ledenbrieven
aandacht geschonken door zijn leden erop te wijzen dat de gelden voor de steunmaatregel
bedoeld zijn om scoutingverenigingen en jeugd- en jongerenwerkclubs te compenseren
voor geleden inkomstenderving als gevolg van de coronacrisis. Hiermee is uitvoering
gegeven aan de toezegging.
VNG Dashboard Sociale Impact Corona
In een eerdere brief62 heb ik u op de hoogte gesteld van het VNG Dashboard Sociale Impact Corona. Het dashboard
geeft overheden en andere organisaties inzicht in de sociale gevolgen van de coronacrisis
op de volgende thema’s: Werk & inkomen, mentale weerbaarheid, onderwijs, gedrag en
sociale cohesie. Ieder thema wordt gevuld door diverse bestaande indicatoren. Het
dashboard wordt tweemaandelijks gepubliceerd; de eerste pilotversie werd begin april
gepubliceerd, en vrijdag 21 mei is de eerste update uitgevoerd63. Het dashboard toont in mei een vergelijkbaar beeld als in april.
Het dashboard illustreert dat corona een zwaardere wissel heeft getrokken op de gemoedstoestand
van jongeren, dan op de gemoedstoestand van ouderen. Voor het thema «mentale weerbaarheid»
put het dashboard voornamelijk uit het gedragsonderzoek van de RIVM64. Het gedragsonderzoek van de RIVM toont dat de psychische gezondheid van jongeren
(leeftijdscategorie 16–24) tussen juli 2020 en mei 2021 is gedaald (van 81,2% naar
61,6%) en de eenzaamheid voor deze groep is in dezelfde periode gestegen (van 53,8%
naar 74,5%). Bij andere leeftijdsgroepen waren deze ontwikkelingen stabieler. De meest
recente ontwikkeling in het gedragsonderzoek biedt wel perspectief; bij de leeftijdscategorie
16–24 steeg de psychische gezondheid tussen maart en mei (van 48,9% naar 61,6%) en
daalde de eenzaamheid (van 80,2% naar 74,4%).
Dak- en thuisloze mensen
In de vorige stand van zakenbrief is aangegeven dat de noodopvang voor dak- en thuisloze
mensen open zou blijven tot stap 2 van het openingsplan. Met de ingang van stap 2,
op 18 mei jl., is de afbouw van de noodopvang gestart. Gemeenten hebben twee weken
(tot 2 juni) de tijd om de opvang af te bouwen. Via de richtlijn voor de opvang van
dak- en thuisloze mensen65 heeft de Staatssecretaris van VWS gemeenten opgeroepen om de afbouw aan te laten
sluiten op de vaccinatie van de doelgroep die in de noodopvang verblijft. De vaccinatie
van deze doelgroep is inmiddels gestart.
In het kader van de motie van de leden Westerveld en Simons66 zijn de Ministeries van VWS en SZW in gesprek gegaan met gemeenten over extra ondersteuning
in het begeleiden van dakloze arbeidsmigranten naar werk. Voor het deel van deze doelgroep,
dat aan het werk kan, zijn een aantal praktische verbeteringen doorgevoerd. Bijvoorbeeld
via een directe lijn van opvanginstellingen naar EURES, een uitvoeringsorganisatie
van het UWV die arbeidsmigranten aan werkgevers koppelt. Een groot deel van deze doelgroep
heeft echter te maken met multi-problematiek, waardoor de stap naar werk te groot
is. In dat kader is de Staatssecretaris van VWS gestart met een werkgroep die werkt
aan een Plan van Aanpak dat gemeenten handvatten moet bieden om de situatie van dakloosheid
voor deze groep te voorkomen dan wel op te lossen. Daarnaast hebben gemeenten in samenwerking
met de Ministeries van VWS, SZW en JenV aan het Stichting Instituut voor Onderzoek
naar Leefwijzen & Verslaving (IVO) de opdracht gegeven onderzoek te doen naar de problemen
van deze specifieke groep en te bezien welke interventies succesvol zijn om deze groep
sneller naar werk of het land van herkomst te begeleiden. Structurele onderliggende
problemen worden reeds opgepakt in het kader van de implementatie van de aanbevelingen
van de commissie Roemer (Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten). De scope van de
werkgroep dakloosheid EU-migranten is afgestemd op het proces van de implementatie,
zodat geen dubbelingen ontstaan. Met de ingezette acties is uitvoering gegeven aan
de motie.
Andere onderwerpen
13. Schaarste en tekorten naalden
Tijdens recente gesprekken met de ROAZ-en en andere veldpartijen zijn signalen ontvangen
over schaarste aan naalden en spuiten. Door de toegenomen wereldwijde vraag staat
de internationale markt voor deze producten op dit moment onder druk. Het RIVM geeft
aan dat zij genoeg naalden en spuiten hebben ingekocht en op voorraad hebben voor
de Covid-19-vaccinaties. Maar sommige zorginstellingen ervaren tekorten, waar het
naalden met ingebouwd veiligheids- en beschermingsmechanisme betreft. Dat geldt bijvoorbeeld
voor de jeugdgezondheidsorganisaties (JGZ-organisaties) betrokken bij het Rijksvaccinatieprogramma
(RVP). Het RIVM heeft geadviseerd om bij een tekort (tijdelijk) over te stappen op
conventionele naalden.
Het gebruik van naalden met ingebouwd veiligheids- en beschermingsmechanisme is een
verplichting die voortvloeit uit de Arbeidsomstandighedenregelgeving. Om te voorkomen
dat het Rijksvaccinatieprogramma of de COVID-19-vaccinatie te maken krijgen met ongewenste
onderbrekingen heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid besloten dat
de Inspectie SZW voor de duur van 6 maanden het gebruik van conventionele naalden
mag gedogen. Aan het eind van deze periode zal worden bezien of deze periode verlengd
moet worden.
Bij gebruik van conventionele naalden, is de werkgever verplicht om maatregelen te
nemen.
Dit betekent:
• het hanteren van een goede werkwijze (niet terugzetten van doppen op naalden);
• het gebruiken van de juiste hulpmiddelen (naaldencontainers);
• het geven van duidelijke werkinstructie en procedures (waaronder een postexpositieprotocol)
en het houden van toezicht daarop.
Dit moet zo nodig worden aangevuld met extra maatregelen die in het specifieke geval
nodig zijn. De werkgever is daarvoor verantwoordelijk. Inspectie SZW zal daar toezicht
op houden.
Intussen voert de Minister voor MZS continu overleg met koepels, leveranciers en andere
betrokken partijen om de knelpunten snel vast te stellen. Via veldpartijen en GGD
GHOR NL wordt bijvoorbeeld (regionaal) vraag en aanbod in kaart gebracht.
Tot slot informeer ik u dat de Minister voor MZS, om het zekere voor het onzekere
te nemen, het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) opdracht heeft gegeven om een
beperkte marktconforme aankoop te doen van verschillende naalden en spuiten. Daarbij
wordt de expertise van het RIVM en veldpartijen betrokken.
Hiermee hebben we straks een extra buffer voor de zorg achter de hand mocht dat echt
nodig zijn.
14. Toezegging Minister-President tav gevangeniswezen
In het vorige debat heeft de Minister-President toegezegd om terug te komen op het
regime ten aanzien van COVID-19 bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). De Minister
voor Rechtsbescherming zal, zoals toegezegd in het commissiedebat gevangeniswezen
en tbs van 20 mei jl., medio juni komen met een stappenplan voor de mogelijke versoepelingen
bij de DJI.
15. Communicatie
Vaccinatie
Het kabinet besteedt veel aandacht aan de publiekscommunicatie over vaccinatie. Naast
twee nieuwe radiospots, nieuwe achtergrondverhalen voor op coronavaccinatie.nl en
video’s, animaties en visuals voor op social media, informeren wij uw Kamer graag
over de volgende recente ontwikkelingen.
Nieuwe televisiespot
Vanaf komende week is er een nieuwe televisiespot te zien, gericht op een jongere
doelgroep omdat zij nu aan de beurt komen. Doel is om ook hen te motiveren om zich
te laten vaccineren, door te laten zien dat er dan meer mogelijk is.
Verspreiding informatiemateriaal bij huisartsen
In 1750 wachtkamers van huisartsen, apotheken en ziekenhuizen in kwetsbare wijken
ligt nu informatiemateriaal over vaccineren, zoals informatiekaarten in verschillende
talen en posters. Ook worden op de doelgroep afgestemde filmpjes op de wachtkamerschermen
vertoond. Vooral in kwetsbare wijken is de rol van de huisarts groot en hebben mensen
vaak veel vertrouwen in hun huisarts. Deze week worden de middelen ook verspreid onder
de resterende huisartspraktijken in Nederland (ongeveer 3.500).
Keuzehulp
Voor mensen die vragen of twijfels over het coronavaccin hebben, ontwikkelden TNO
en het Radboudumc een objectieve keuzehulp: coronavaccinatie-keuzehulp.nl. Dit is een belangrijke toevoeging aan de manier waarop mensen worden ondersteund
in het maken van een keuze. Op de site staan naast een aantal stellingen ook een kennistest
en informatie over vaccinaties, alles in zo eenvoudig mogelijke taal.
Gesponsorde content
Om in te spelen op de informatiebehoeften van specifieke doelgroepen qua leeftijd
en levensfase, zetten we gesponsorde content in. Hierbij is de rijksoverheid als afzender
duidelijk zichtbaar. We werken samen met titels als Viva, Margriet, Ouders van Nu,
Telegraaf, Volkskrant, RTL, Linda en Linda Meiden, AD en Nu.nl. De content bestaat
uit video’s, artikelen en interviews die op de lezers/kijkers worden toegespitst en
ingaan op de specifieke vragen die bij hen leven. Daarnaast vindt er voor de jongerendoelgroepen
een samenwerking plaats met FunX en Vice, waarbij commercials en artikelen over coronavaccinatie
worden ontwikkeld.
Communicatie toolkit
Om iedereen zo goed mogelijk te informeren over het vaccineren, staan in de online
communicatietoolkit coronavaccinatie (https://news.pressmailings.com/hvdm/communicatietoolkit-coronavaccinatie) kant-en-klare communicatiemiddelen die organisaties als gemeenten, GGD-en en anderen
kunnen gebruiken voor hun eigen communicatie. De toolkit wordt continu bijgewerkt.
Er is nu een aparte toolkit voor de communicatie met specifieke doelgroepen. Deze
wordt nog uitgebreid met goede voorbeelden van gemeenten, GGD-en en andere organisaties.
Communicatie in heldere taal
De communicatie over het vaccinatieprogramma is gericht op het informeren van alle
inwoners van Nederland. Zowel VWS en het RIVM als lokale partijen (GGD, huisarts,
gemeente, etc.) besteden op landelijk en lokaal niveau veel tijd en aandacht aan het
bereiken en informeren van specifieke doelgroepen, zoals laaggeletterden en mensen
met een migratieachtergrond. In de brief van 11 jl. mei is uitgelegd welke activiteiten
er worden uitgevoerd.
De motie De Haan67 verwijst specifiek naar het belang van helder en eenvoudig taalgebruik in de communicatie
over coronavaccinatie en haalt daarbij de uitnodigingsbrief voor vaccinatie aan.
Naast het inzetten van meer gesproken en visuele middelen wordt altijd aandacht besteed
aan heldere taal. Zo wordt de informatie op de website zoveel mogelijk geschreven
op B1-niveau, is er meertalig informatiemateriaal met pictogrammen en zeer eenvoudige
tekst over zwangerschap en vaccinatie, bijwerkingen en waarom vaccineren belangrijk
is. Bij de ontwikkeling van deze materialen is gebruik gemaakt van de expertise van
organisaties als Pharos, Stichting Lezen en Schrijven en ABC.
De uitnodiging waar in de motie naar is verwezen, was een van de eerste brieven, bestemd
voor 65-plussers. Bij de totstandkoming was nauw overleg met de koepelorganisaties
(LHV, NHG en GGD GHOR Nederland) en de Gedragsunit van het RIVM. De brief is lang
geworden omdat het op dat moment belangrijk was om veel aandacht te besteden aan de
bereikbaarheid van de vaccinatielocaties. In de bijlage zat een «eenvoudige uitleg
over de vaccinatie», met een overzicht van de belangrijkste zaken. De opzet van de
bijlage is ook bij eerdere vaccinaties gebruikt. Uit tests blijkt dat zo’n bijlage
goed wordt ontvangen. De informatie over de registratie is op het laatste moment toegevoegd,
en werd afgestemd met juristen en de Autoriteit Persoonsgegevens. Door tijdsdruk is
deze bijlage minder goed toegankelijk geworden dan gewild.
De brief is in februari 2021 tussentijds getest onder ouderen. De resultaten daarvan
waren positief. Wel werd besloten om volgende brieven in te korten en verder te verbeteren,
ook met het oog op de groep 18–60 jaar waarvan het bekend is dat daar veel laaggeletterden
tussen zitten. Daarom staat in de nieuwe versie van de brief alleen informatie over
de afspraak. In de bijlagen staat informatie over de vaccinatie in relatie tot gezondheid.
De brief is bekeken en waar nodig herschreven door stichting Pharos en uitgebreid
voorgelegd aan taalambassadeurs.
Quarantaineplicht
De Eerste Kamer heeft ingestemd met de invoering van de quarantaineplicht. De invoeringsdatum
is 1 juni 2021. De informatie hierover op rijksoverheid.nl en wijsopreis.nl is aangepast
met gerichte informatie over de verplichtingen die reizigers vanaf deze datum hebben
bij inreizen in Nederland. Zowel voor binnen- en buitenlandse reizigers als zakenreizigers
en speciale doelgroepen zoals arbeidsmigranten. Daarbij wordt duidelijk gecommuniceerd
welke landen of gebieden een zeer hoog risico zijn, welke landen in de categorie «hoog
risico» vallen en wat het verschil is qua verplichtingen is.
Via de alom gecommuniceerde Quarantaine Reischeck kunnen reizigers zeer snel en op
maat zien aan welke verplichtingen zij moeten voldoen wanneer zij een land of gebied
aangeven. Deze service wordt continu actueel gehouden met de indeling van de landen
en gebieden in de betreffende risiconiveaus.
Daarnaast wordt, in lijn met de campagne Wijs op reis, gedurende een langere periode
een intensieve communicatiecampagne gevoerd via uiteenlopende media met gerichte informatie
voor alle doelgroepen. Ook wordt samengewerkt met organisaties in de vervoerssector
en de reisbranche.
Leefstijlcampagne
De coronacrisis maakt extra zichtbaar hoe belangrijk een gezonde leefstijl is. In
2020 hebben artsen, wetenschappers en bestuurders in een gezamenlijke oproep benadrukt
dat overgewicht bij COVID-19 patiënten de kans op een ongunstig ziektebeloop vergroot.
Daarbij geven de experts duidelijk aan dat ook kleine veranderingen in leefstijl – bijvoorbeeld
dagelijks bewegen en meer groente eten – binnen enkele weken een positief effect kunnen
hebben op de weerstand. Ook het risico op aandoeningen als kanker, hart- en vaatziekten
en depressie wordt verkleind met een gezondere leefstijl. In Nederland heeft de helft
van de volwassenen overgewicht. Overgewicht komt vaker voor bij mensen met een lage
sociaal economische status.
Daarom lanceerde het kabinet op donderdag 20 mei 2021 de leefstijlcampagne «Fit Op
Jouw Manier». Deze campagne bestaat onder andere uit televisie- en radiospotjes, buitenreclame,
online, socials en de website fitopjouwmanier.nl. Met deze eerste fase van de campagne
willen we mensen laten zien dat je niet meteen heel je leven hoeft om te gooien om
je fitter te voelen. Gezondere leefstijlkeuzes zijn voor iedereen haalbaar en kleine
stappen helpen. We geven ontelbare tips die helpen fitter te worden. Het is aan mensen
zelf om te kiezen wat het beste bij hen past.
De tweede fase van de campagne richt zich ook op het volhouden van gezondere leefstijlkeuzes.
Want keuzes maken die bij je leven passen, maken dat je het volhoudt. Aan die fase
van de campagne wordt nu gewerkt.
16. Arbeidsmarkt
Extra Handen voor de Zorg
Extra Handen voor de Zorg is opgericht als crisisfaciliteit, waar organisaties in
acute nood een beroep op kunnen doen. De volgende fase waarin inhaalzorg en herstel
van personeel hand in hand moeten gaan, vraagt van zorgorganisaties dat zij met een
goede strategische personeelsplanning vooruitkijken en gerichte acties op het gebied
van werven en opleiden inzetten. Dat is een ander type vraag dan waarvoor EHvdZ bedoeld
is.
We zien ook dat de afnemende pandemische druk op de zorg zich uit in een afnemend
aantal aanvragen bij Extra Handen voor de Zorg (EHvdZ). Dit is de afgelopen drie weken
sterk afgenomen, naar gemiddeld vier aanvragen per week. Met Extra Handen voor de
Zorg heeft de Minister voor MZS de afspraak gemaakt dat zorgorganisaties tot 1 september
een beroep kunnen doen op de matchingsfaciliteiten bij EHvdZ. Parallel daaraan werkt
EHvdZ aan een plan om de mensen in het bestand zoveel mogelijk te behouden voor de
zorg. In dat plan vraagt de Minister voor MZS expliciet aandacht voor zorgvuldige
communicatie naar de verschillende doelgroepen in het bestand, zoals potentiële zij-instromers,
herintreders of als zorgreservist voor een de Nationale Zorgreserve waarvan de mogelijkheden
momenteel worden verkend (zie hieronder). Het plan wordt momenteel uitgewerkt door
EHvdZ. In een volgende voortgangsbrief zal de Minister voor MZS u hierover nader informeren.
Verlenging subsidieregeling Coronabanen in de Zorg
Dat de pandemische druk op de zorg over het hoogtepunt heen is, betekent niet dat
de druk op de zorgprofessionals ook afneemt. De komende periode moeten inhaalzorg
en herstel van zorgprofessionals hand in hand gaan. Omdat de druk op de zorg in het
najaar naar verwachting hoog blijft, onder andere vanwege de inhaalzorg, en omdat
uit een analyse van het eerste tijdvak blijkt dat de factor tijd de belangrijkste
belemmering was voor zorgorganisaties om subsidie voor coronabanen aan te vragen,
heeft het kabinet besloten om de subsidieregeling Coronabanen in de Zorg (COZO) opnieuw
open te stellen. Voor het tweede tijdvak is € 40 mln. beschikbaar. Het subsidieloket
opent op zo kort mogelijke termijn. Subsidie is mogelijk voor een periode van maximaal
zes maanden, binnen de periode van 1 juli 2021 tot en met 31 december 2021. De voorwaarden
blijven nagenoeg gelijk aan die van het eerste tijdvak. Inhoudelijke wijzigingen betreffen
aandacht voor de Algemeen Gegevensbeheer (AGB)-registratie, ook moeten medewerkers
uiterlijk 1 oktober daadwerkelijk in dienst komen.
Campagne Nationale Zorgreserve
In lijn met de motie van de leden Pieter Heerma en Wilders inzake het starten van
een landelijke wervingscampagne (Kamerstuk 25 295, nr. 1038) is de wervingscampagne voor «De Nationale Zorgreserve» van Extra Zorg Samen begin
mei gestart. In deze campagne wordt gebruik gemaakt van online kanalen (Facebook,
Instagram, LinkedIn, Twitter & Google), advertenties in landelijke/regionale media
en radiospots. In de eerste drie weken van de campagne zijn ca. 600.000 mensen via
Facebook, ca. 500.000 mensen via Google Display en ca. 100.000 mensen via LinkedIn
bereikt. Daarnaast is het bereik van de landelijke en regionale kranten circa 2,7 miljoen
mensen per geplaatste advertentie. Gedurende vijf weken wordt er wekelijks een advertentie
geplaatst. Tot op heden heeft dit 336 aanmeldingen opgeleverd. Extra Zorg Samen streeft
ernaar dat eind 2021 ca. 2.000 mensen zich bij het initiatief «de Nationale Zorgreserve»
hebben aangemeld. Dit in aanvulling op de potentiële zorgreservisten bij EHvdZ. Of
dit aantal genoeg is, zal moeten blijken uit de VWS-verkenning naar een Nationale
Zorgreserve die thans wordt uitgevoerd. De initiatieven EHvdZ en «De Nationale Zorgreserve»
maken deel uit van die verkenning. Over de voortgang van de verkenning wordt u voor
de zomer geïnformeerd.
In dit kader is ook relevant te melden dat de Minister voor MZS onze Chief Nursing
Officer (CNO), Evelyn Finnema, heeft gevraagd te adviseren over de vraag hoe de Wet
BIG zich verhoudt tot de inzet van de personen uit de Nationale Zorgreserve en welke
aandachtspunten daarvoor gelden.
Bonus 2021
Met haar brief van 14 april jl. (Kamerstukken 29 282 en 25 295, nr. 436) en in het debat met u op 15 april jl. (Handelingen II 2020/21, nr. 69, item 14) heeft de Minister voor MZS u geïnformeerd over de mogelijkheden die zij ziet voor
de vormgeving van de bonus 2021. Met haar brief van 11 mei jl. heeft de Minister voor
MZS u aangegeven de bonus 2021 uit te werken conform variant 2: zorgverleners in alle
branches binnen de sector Zorg en Welzijn kunnen in aanmerking komen voor een bonus;
afhankelijk van het aantal aanvragen bedraagt het bonusbedrag netto tussen de € 200
tot € 240.
Om zorgprofessionals niet onnodig lang op de bonus te laten wachten, is de Minister
voor MZS ondertussen gestart met de uitwerking van de regeling. Deze regeling wordt
naar verwachting uiterlijk 15 juni as. gepubliceerd.
Op dinsdag 15 juni 2021 om 09.00 uur opent DUS-I het aanvraagloket voor zorgaanbieders.
Het loket sluit op dinsdag 27 juli 2021 om 18.00 uur. Zorgaanbieders hebben hiermee
zes weken de tijd om hun aanvraag in te dienen. Deze periode moet voldoende zijn om
de zorgaanbieder de gelegenheid te bieden de aanvraag voor te bereiden en in te dienen;
tegelijkertijd wordt de doorlooptijd tot aan de uitbetaling aan de zorgprofessional
zoveel als mogelijk beperkt.
Ook aan pgb-budgethouders wordt de mogelijkheid geboden de bonus 2021 aan te vragen
voor de voor hun werkzame pgb-zorgverleners die werkzaamheden verrichten, bekostigd
uit de Wmo 2015, Jeugdwet en Wlz. Ook de budgethouders kunnen in de periode van dinsdag
15 juni 2021 09.00 uur tot dinsdag 27 juli 2021 18.00 uur hun aanvraag indienen. De
budgethouders dienen hun aanvraag in bij de SVB.
Na sluiting van de aanvraagloketten van DUS-I en SVB worden de tijdig ingediende aanvragen
beoordeeld. Nadat alle beoordelingen zijn afgerond, kan de hoogte van de bonus worden
vastgesteld. De hoogte van de bonus 2021 en de pgb-zorgbonus 2021 wordt bepaald door
het budget te delen door het aantal zorgprofessionals en pgb-zorgverleners uit de
positief beoordeelde bonusaanvragen, inclusief de over deze bonussen verschuldigde
belasting. De Minister voor MZS verwacht u medio oktober te kunnen informeren over
de hoogte van het bonusbedrag. Zij verwacht gelijktijdig de uitbetalingen te kunnen
doen. Dat betekent dat zorgaanbieders nog dit jaar de middelen tot hun beschikking
krijgen om de bonus aan de betreffende medewerkers uit te betalen, en pgb-zorgverleners
de bonus nog voor het einde van jaar door de SVB uitbetaald kunnen krijgen. Pgb-zorgverleners
waarvoor de bonusaanvraag 2020 is goedgekeurd, hebben inmiddels de bonus van netto
€ 1.000,– door SVB uitbetaald gekregen.
Verantwoording zorgbonus 2020 boven € 125.000 verzet naar 2022
Voor een deel van de zorgaanbieders die subsidie voor de zorgbonus hebben ontvangen,
zal de uiterste datum van verantwoording met een jaar worden verzet. Dit betreft zorgaanbieders
die meer dan 125.000 euro aan subsidie ontvingen.
Vanwege de hoogte van het subsidiebedrag verantwoorden zij dit door middel van een
protocol. Gelet op de aard en de omvang van de bonusregeling werkt de Minister voor
MZS aan een protocol waarbij een beperkte administratieve druk voor zorgaanbieders
en voldoende informatie voor een rechtmatigheidsoordeel met elkaar in balans zijn.
Een protocol dat aan beide eisen tegemoetkomt, is nog niet afgerond. Hierdoor heeft
deze groep van zorgaanbieders het protocol niet kunnen betrekken bij de totstandkoming
van de jaarrekening.
Om deze reden is besloten om voor deze groep zorgaanbieders de uiterste datum van
verantwoording met een jaar te verzetten van 3 juni 2021 naar 3 juni 2022. Bij dit
besluit tot uitstel van de uiterste datum van verantwoording betrok zij de Koninklijke
Nederlandse Beroepsvereniging voor Accountants (NBA).
De groep zorgaanbieders zal actief worden geïnformeerd over het verzetten van de uiterste
datum van verantwoording naar 3 juni 2022. Ook zal de wijziging gepubliceerd worden
op de website van de uitvoerder van de regeling, DUS-I.
De inhoud en wijze van verantwoording wordt nader uitgewerkt in samenspraak met de
NBA, waarbij het evenwicht tussen beperkte regeldruk en voldoende inzicht voor een
rechtmatigheidsoordeel centraal staat. Het protocol dat hier het resultaat van is,
zal zorgaanbieders tijdig bereiken, opdat zij dit kunnen gebruiken bij de verantwoording
over de jaren 2020 en 2021.
Inzet Statushouders
Zoals in het COVID-debat van 12 mei jl. als reactie op de motie van de leden van den
Berg (CDA) en Bikker (CU)68 met betrekking tot de wettelijke en administratieve hindernissen voor de in de zorg
in te zetten statushouders is aangegeven, ontvangt uw Kamer hierbij nadere informatie
over de ingezette activiteiten. Een reactie op het NOS bericht: «Adviescommissie: zorg heeft asielzoekers nodig voor vervullen vacatures», ontvangt uw Kamer conform het verzoek van het Kamerlid Paternotte (D66) voor het
zomerreces. Eveneens ontvangt uw Kamer voor het zomerreces een schriftelijke reactie
op de vragen van het Kamerlid Van den Hil (VVD) over het bericht «statushouders komen amper aan de bak in de zorgsector».
In het COVID-debat van 12 mei jl. is gesproken over het rapport «Van asielzoeker tot
zorgverlener»69 van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ) dat op 11 mei jl. is verschenen.
De Minister voor MZS heeft met veel interesse kennisgenomen van het rapport van de
ACVZ. Het rapport geeft een breed beeld van de knelpunten waar asielzoekers tegenaan
lopen voordat ze aan de slag kunnen in Nederland. In het rapport wordt onder meer
aangegeven wat de obstakels zijn in de asielprocedure, zoals bij het verkrijgen van
een verblijfsvergunning en de taal- en inburgeringstrajecten. Asielmigranten zouden
beter moeten worden begeleid naar de arbeidsmarkt en wettelijke en administratieve
hindernissen voor de arbeidsdeelname van asielmigranten zouden weggenomen moeten worden.
In deze brief informeert de Minister voor MZS uw Kamer alvast over de aanbevelingen
die zien op het helpen van asielmigranten die in de zorg aan de slag willen en op
het proces van erkenning van buitenlandse diploma’s en de mogelijkheid deze procedure
te versnellen en te vereenvoudigen. Een inhoudelijke integrale kabinetsreactie op
het ACVZ-rapport ontvangt uw Kamer deze zomer van mijn ambtgenoot van Justitie en
Veiligheid.
Om te bezien waar de toelatingsprocedure voor buitenlands gediplomeerde zorgverleners,
met behoud van kwaliteit, gestroomlijnd en versneld kan worden, is het ministerie,
conform de toezegging in de brief van 10 november 202070, in gesprek gegaan met de Commissie Buitenslands Gediplomeerden Volksgezondheid (CBGV),
de Vereniging Buitenlands Gediplomeerde Artsen (VBGA), het UAF en Vluchtelingenwerk.
Met genoemde partijen en de beroepsorganisaties KNMG, KNMT en V&VN, werkgeversorganisaties
Actiz en VGN, het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, instituut Babel
en de uitvoeringsorganisatie CIBG is een werkgroep ingesteld, waarbij diverse knelpunten
en oplossingen zijn geïnventariseerd. Deze zijn vervolgens geclusterd in thema’s en
gaan over het erkenningsproces zelf, het vereiste kwaliteitsniveau van zorgverleners
en de informatievoorziening over de procedure. Daarnaast zal worden gekeken naar de
meer praktische gevolgen van de vereisten en de arbeidsmarktpositie. In de werkgroep
zullen betrokken partijen de komende periode per thema bepalen door wie, wanneer en
op welke wijze de geconstateerde knelpunten het beste kunnen worden opgelost. Over
de ingezette activiteiten zal zij uw Kamer in het najaar nader informeren.
In de motie van het lid Van den Berg en Bikker heeft uw Kamer tevens verzocht een
plan van aanpak op te stellen voor het begeleiden van statushouders die in de zorg
aan de slag kunnen en willen gaan. Zoals in het debat van 12 mei jl. aangegeven, vindt
de Minister voor MZS het belangrijk om in deze vooral praktisch te zijn en heeft zij
het gevraagde plan van aanpak zo geïnterpreteerd dat zij u in deze brief informeert
over lopende activiteiten om hindernissen en belemmeringen weg te nemen.
Mensen met afstand tot de arbeidsmarkt, waaronder vaak ook statushouders die in de
zorg aan de slag willen, hebben vaak wat extra’s nodig om aan de slag te komen. Hierbij
gaat het naast scholing ook om extra begeleiding tijdens de opleiding en op het moment
dat iemand aan de slag gaat. Dat vraagt echt iets extra’s van zorgorganisaties. Een
van de aandachtspunten uit het huidige Actieprogramma Werken in de zorg is het beter benutten van de talenten van mensen met afstand tot de arbeidsmarkt.
Dit betreft een brede groep mensen waaronder statushouders. Via SectorplanPlus is
subsidie beschikbaar voor scholing, training en cursussen die ervoor kunnen zorgen
dat mensen (beter) inzetbaar zijn in de zorg.
Gelukkig zijn er organisaties die deze extra stappen al zetten. Er zijn goede voorbeelden
die onder andere via het ActieLeerNetwerk worden gedeeld. Een voorbeeld hiervan is
het samenwerkingstraject «Statushouders in de zorg», waarin twaalf partijen samenwerken om statushouders kennis te laten maken met de
zorg en hen door te laten stromen naar een betaalde baan. Hiernaast loopt het Koplopersinitiatief
«Kleurrijk zorgen», dat focust op de potentie en talenten van statushouders in plaats van op competenties
en diploma’s. Ook is het Koplopersinitiatief «In de zorg – uit de zorgen» in dit kader noemenswaardig: een programma waarin erkende vluchtelingen de kans krijgen
op een loopbaan in de zorg met een maatwerktraject gericht op taal, een snuffelstage,
werknemersvaardigheden en leren-leren.
Kortom: er zijn diverse initiatieven en activiteiten om buitenlands gediplomeerden
in de Nederlandse zorg aan de slag te krijgen. Dat neemt niet weg dat dit vraagstuk
om aandacht blijft vragen. De Minister voor MZS waardeert dat alle betrokken partijen
hier een steentje aan bijdragen en op deze manier samen aan oplossingen werken.
Motie van het lid Kwint over een plan voor structurele waardering voor zorgverleners
Op dinsdag 25 mei jl. is de motie van het lid Kwint71 aangenomen, die de regering verzoekt om uiterlijk deze zomer in overleg met zorgpersoneel
en hun vertegenwoordigers tot een plan te komen voor structurele waardering voor zorgverleners,
waarin betere arbeidsvoorwaarden en een beter salaris kunnen worden gerealiseerd.
Op 12 mei 2021 heeft de Minister voor Medische Zorg en Sport tijdens het debat over
de ontwikkelingen rond het coronavirus aangegeven dat het kabinet gezien de demissionaire
status geen nieuw beleid en fundamentele keuzes met budgettaire gevolgen van structurele
aard kan doorvoeren. Het is aan een nieuw kabinet om hier voorstellen voor te doen,
vergezeld van een financiële dekking. In de beleidsbrief over ondersteuning van de
zorg tijdens de COVID-crisis, herstel van zorgprofessionals en het inhalen van reguliere
zorg die de Minister voor MZS op 26 mei aan uw Kamer verzond, gaf ze aan dat verheugd
te zijn met het brede en integrale advies en dit de komende periode samen met de verschillende
betrokken partijen ter hand te nemen om te bezien hoe vervolg kan worden gegeven aan
het SER-advies «Aan de slag voor de zorg». Het advies stelt de zorgprofessional centraal
en geeft duidelijke handvatten aan de verschillende betrokken partijen om de aantrekkelijkheid
van de zorg via allerlei facetten te vergroten. Het kabinet wil graag samen met partijen
nagaan hoe het advies in concrete opties kan worden vervat ten behoeve van een nieuw
kabinet. De Minister voor MZS zal uw Kamer hierover informeren.
Zeggenschap
Zoals de Minister voor MZS in haar beleidsbrief over ondersteuning van de zorg tijdens
de COVID-crisis, herstel van zorgprofessionals en het inhalen van reguliere zorg72 van 26 mei 2021 heeft aangekondigd, hebben werkgevers- en werknemerspartijen en V&VN
een plan opgesteld hoe zij verder willen met het thema «zeggenschap» voor o.a. de
verpleegkundige en verzorgende beroepsgroep. Op basis van dit gezamenlijke plan, hetgeen
branche specifiek nog nadere uitwerking behoeft, en het recent verschenen SER-advies
heeft onze Chief Nursing Officer, Evelyn Finnema, een aantal belangrijke thema’s gesignaleerd.
Zo valt te denken aan een onafhankelijke monitoring van de mate waarin de verpleegkundige
beroepsgroep zeggenschap ervaart, het opzetten van trajecten om naast structuurveranderingen,
de voor professionele zeggenschap gewenste cultuurverandering binnen zorginstellingen
verder te brengen en hoe dit in de diverse zorgdomeinen en regio’s te realiseren.
Naar aanleiding van haar signalering heeft de Minister voor MZS de CNO gevraagd om
haar over deze voornoemde thema’s te adviseren.
17. Caribisch deel van het Koninkrijk
De laatste gegevens van 26 mei 2021 van het Caribisch deel van het Koninkrijk laten
het volgende besmettingsbeeld zien:
Bonaire
St. Eustatius
Saba
Curaçao
Aruba
Sint Maarten
Aantal actieve COVID patiënten
(cumulatief)
19
(1.585)
0
(20)
0
(7)
45
(12.271)
77
(10.951)
84
(2.394)
Aantal actuele ziekenhuisopnamen verpleegafdeling
(op de IC)
0
(0)
0
0
10
(9)
10
(4)
2
(0)
Aantal patiënten overleden
17
0
0
122
107
28
Het aantal besmettingen en ziekenhuisopnames op de benedenwindse eilanden blijft stabiel
laag. Ook de positivity rate is dalende. Op Sint Maarten neemt het aantal nieuwe casussen langzaam toe. Er zijn
geen positieve gevallen te melden op Saba en Sint Eustatius.
De maatregelen op de benedenwindse eilanden worden, zoals ook in de vorige stand van
zakenbrief aangegeven, langzaam versoepeld. Dit leidt vooralsnog niet tot het weer
oplopen van de besmettingen. De benedenwindse eilanden versoepelen daarom langzaam
verder en houden samen met het RIVM de situatie nauwlettend in de gaten. Tijdens de
uitbraken op de benedenwindse eilanden is extra personeel ingevlogen vanuit Nederland
en via het internationale uitzendbureau AMI. Omdat op dit moment de ziekenhuisbezetting
daar aanleiding toe geeft, wordt dit nu weer afgebouwd.
Wegens het toenemende aantal besmettingen op Sint Maarten worden daar op advies van
het RIVM aanvullende maatregelen genomen. Hieronder valt onder meer een verbod op
het open hebben van publiekelijk toegankelijke lokaliteiten zoals bars en restaurants
tussen 23:00 en 06:00. Met het ziekenhuis op Sint Maarten zijn afspraken gemaakt over
opschaling van de IC-capaciteit wanneer dit nodig is.
Vaccinatiecampagnes Caribisch deel van het Koninkrijk
Zoals in eerdere brieven aangekondigd wordt in het Caribische deel van het Koninkrijk
de vaccinatiecampagne momenteel versneld uitgevoerd. De versnelde campagnes hebben
ertoe geleid dat inmiddels meer dan 60% van de volwassen bevolking op Curaçao en Aruba
minimaal één keer gevaccineerd is. Op Sint Maarten betreft dit 32%. Op Bonaire is
72% van de 18-plussers minstens éénmaal gevaccineerd. De vaccinatiecampagne op Saba
is zo goed als afgerond, ruim 90% van de 18-plussers is tweemaal gevaccineerd. Op
Sint Eustatius is momenteel 45% van de volwassenen ten minste één keer gevaccineerd.
Zoals in de vorige stand van zakenbrief aangegeven wordt op dit moment op alle eilanden
extra ingezet op groepen die lastiger te bereiken zijn, zoals ongedocumenteerde inwoners,
mensen zonder vervoer en mensen die twijfelen. Speciale mobiele teams gaan naar de
wijken toe om mensen ter plekke te vaccineren.
De Staatssecretaris van VWS en ik maken ons zorgen over de vaccinatiebereidheid op
Sint Maarten en Sint Eustatius. Er zijn op beide eilanden veel inspanningen geleverd
om de vaccinatiegraad te verhogen, maar dit heeft tot op heden niet de gewenste effecten.
Dit is een risico voor verspreiding van het virus op de twee eilanden. Er zijn diverse
gesprekken gevoerd met publieke opinieleiders zoals kerkelijk leiders, onder meer
door de vaccinatiegezant voor het Caribisch deel van het Koninkrijk. Hierin wordt
het belang van de vaccinatiecampagne herhaaldelijk onderstreept. Het streven is om
voor het orkaanseizoen klaar te zijn met alle vaccinatiecampagnes en dat gaat op Sint
Maarten en Sint Eustatius niet lukken, dat is zorgelijk. Gezamenlijk wordt momenteel
gekeken naar manieren om de vaccinatiegraad verder te kunnen ophogen. Bijvoorbeeld
door het houden van workshops waarin best practices worden uitgewisseld. Verder worden de voordelen van het gevaccineerd zijn meer benadrukt
richting de inwoners. Hierbij speelt het vaccinatiecertificaat een cruciale rol. Er
is intensief overleg tussen de eilanden en VWS om dit vaccinatie certificaat zo snel
mogelijk te realiseren.
18. Internationale zaken
Op 21 mei jl. heeft een informele videovergadering van EU gezondheidsministers plaatsgevonden.
De vergadering stond in het teken van de vaccinatieaanpak in Europa voor 2022 en 2023
en de stand van zaken rondom Covid-19 varianten. De Commissie, het Europees Centrum
voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) en de lidstaten benadrukten dat voorzichtigheid,
goede monitoring en sequencing essentieel is bij de ontwikkelingen rondom varianten.
Dit vanwege de enerzijds stabiliserende situatie door vaccinaties, maar anderzijds
een infectiecijfer dat vier keer zo hoog is als deze tijd een jaar geleden.
Ten aanzien van de aankoop van vaccins hebben Lidstaten tijdens het overleg opgeroepen
in EU verband te blijven optrekken bij de aankopen. Ik heb hierbij benadrukt dat het
van belang is dat er een goede portfolio wordt gebouwd qua aanbieders en qua type
vaccins. Ik heb bovendien benadrukt dat wij gezamenlijk moeten kijken naar wetenschappelijk
advies over de noodzakelijke volume voor 2022 en 2023.
19. Sport
De motie van het lid Westerveld73 roept de regering op om sport specifieke afspraken te maken met sportbonden ten aanzien
van het openen van de amateursport en de toekomstbestendigheid van de verenigingen.
Er vindt wekelijks overleg plaats met de sportsector over de implicaties van de corona-maatregelen
voor de sportsector. Hierbij wordt gesproken over de manier waarop maatregelen in
de praktijk uitwerken en de financiële situatie in de sportsector. Hoewel het de ambitie
van het kabinet is om zoveel mogelijk met generieke maatregelen te werken, is hierbij
nadrukkelijk oog voor de uitwerking van de maatregelen voor specifieke sporten. Dit
heeft er onder meer in geresulteerd dat specifiek voor binnensport de groepslessen
per 5 juni weer mogelijk zijn. Daarnaast mogen volwassenen tijdens het sporten de
1,5 meter loslaten indien dat nodig is voor normale sportbeoefening. Hierdoor zijn
weer meer sporten normaal te beoefenen. Ook ten aanzien van de financiële steunmaatregelen
blijft het kabinet kijken naar de specifieke situatie in de sportsector, waarbij de
bestendigheid van de sportorganisaties, zoals bonden en verenigingen, voorop staat.
Het herstel van de sportsector en het herstel van een gezonde en actieve leefstijl
van Nederlanders wordt meegenomen in bredere herstelplannen waar momenteel aan wordt
gewerkt.
Hiermee beschouw ik de motie van het lid Westerveld als uitgevoerd.
20. Catshuisstukken
In de brief van 8 december jl.74 heeft het kabinet aangegeven de presentaties die voorliggen in de informele overleggen
over de coronacrisis in het Catshuis openbaar te maken. De stukken worden op de website75 van rijksoverheid gedeeld voor zover daar geen zwaarwegende belangen76 in de weg staan. Hier zijn vanaf heden ook de stukken die besproken zijn in het Catshuis
dd. 22 mei 2021 raadpleegbaar.
Slot
Het kabinet verheugt zich op de nieuwe mogelijkheden die de versoepelingen uit stap 3
ons allen gaan bieden, en die ons leven weer een beetje dichterbij het normaal brengen.
Het vaccineren gaat in hoog tempo door, en de corona toegangsbewijzen creëren nieuwe
kansen voor de tijd dat nog niet iedereen gevaccineerd is. We hebben het volste vertrouwen
dat de dalende trend doorzet zodat we 5 juni de volgende stap zetten naar het heropenen
van de samenleving.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge
Indieners
-
Indiener
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport