Brief regering : Reactie op de initiatiefnota van de leden Bromet en Boswijk over groen in de stad
35 742 Initiatiefnota van de leden Bromet en Boswijk over groen in de stad
Nr. 4 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 mei 2021
Hierbij geef ik op verzoek van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
mijn reactie op de initiatiefnota van de leden Bromet en Von Martels over groen in
de stad (Kamerstuk 35 742, nr. 2). De initiatiefnota doet een aantal constateringen die ik herken en doet een aantal
concrete voorstellen. De voorstellen passen in het beleid dat het kabinet nastreeft.
Ook andere overheden zijn hierbij betrokken.
Alleen het in stand houden van de natuur in natuurgebieden is onvoldoende. We moeten
naar een natuurinclusieve samenleving om de biodiversiteit te behouden, te versterken
en te herstellen. Dat streven we niet alleen vanuit het kabinet na, ook in Europees
verband (EU Green deal en EU Biodiversiteitsstrategie en Gemeenschappelijk Landbouwbeleid)
en wereldwijd (CBD, UNFCCC, SDG’s) komt dit met steeds meer urgentie op de agenda.
Ook andere overheden die de daadwerkelijke uitvoering van natuurbeleid onder hun verantwoordelijkheid
hebben voelen dat zo, dit blijkt ook uit het Handvest Natuurinclusief (Kamerstuk 33 576, nr. 244).
Samen met Rijkspartners en de provincies werk ik aan de Agenda Natuurinclusief vanuit
het programma Natuur (Kamerstuk 35 334, nr. 131 en bijlage). De ambitie daarbij is een natuurinclusieve samenleving met een goede
basiskwaliteit van de natuur in het hele ruimtelijke domein (binnen én buiten natuurgebieden),
inclusief het stedelijk gebied.
Ik ga hierna in op de voorstellen uit de initiatiefnota. Rond de zomer zal ik samen
met collega-bewindslieden uitgebreider ingaan op groen in de stad. Dan geef ik ook
een appreciatie van het knelpuntenonderzoek over natuurinclusief bouwen dat binnenkort
wordt afgerond. Ik zal dan ook ingaan op de moties aangaande een binnenstedelijke
groennorm (Kamerstuk 35 517, nr. 57), de motie aangaande het aanpassen van het Bouwbesluit (Kamerstuk 33 570 XIV, nr. 27) en de motie over het monitoren van groen in de stad (Kamerstuk 35 570 XIV, nr. 24). Ook zal ik dan diepgaander ingaan op een aantal voorstellen uit de initiatiefnota.
Geld vrij te maken voor de scholing van bermbeheerders
Zoals ik in mijn reactie op het amendement over het opleidingsfonds (Kamerstuk 35 570 XIV, nr. 13) heb aangeven is de financiering van opleidingen niet het grootste obstakel voor
het ecologisch bermbeheer (Handelingen II 2020/21, nr. 29, item 9). Bovendien zijn er ook al bestaande programma's, zoals Kennis op maat, die mogelijkheden
bieden voor de verbetering van scholing. Ik heb aangegeven bereid te zijn om het gesprek
daarover aan te gaan met relevante partijen. Ecologisch bermbeheer vind ik belangrijk
en het verspreiden van kennis daarover kan via verschillende initiatieven die worden
ondersteund door het Ministerie van LNV.
Via het programma Kennis op Maat kan wetenschappelijke kennis worden vertaald naar
scholingsmateriaal over de beheerpraktijk. Dit materiaal kan worden gebruikt voor
de scholing van de groenbeheerders. De via het programma Kennis op Maat gemaakte producten
worden op Groen Kennisnet geplaatst. Dit helpt de verspreiding van dit materiaal.
Ook het kennisnetwerk OBN kan benut worden voor de ontwikkeling en verspreiding van
kennis over het herstel en beheer van natuurkwaliteit.
Ik zal op korte termijn in gesprek gaan met de opdrachtgevers en uitvoerders van bermbeheer,
het Groen Kennisnet en het Kennisnetwerk OBN om samen te bekijken hoe de scholing
voor bermbeheerders kan worden verbeterd. Ik zie daarbij vooral kansen op het vlak
van kennisverspreiding en professionalisering van docenten en opleiders (train the trainers). Hiervoor is eerst een inventarisatie nodig van welke kennis en scholing beschikbaar
zijn, welke spelers er zijn en wie gebruik maakt van de opleidingsmogelijkheden.
In het dossier groen in de stad zie ik overigens breder mogelijkheden voor kennisbenutting
en -verspreiding naar doelgroepen. Zo wordt bijvoorbeeld met het Kennis op maat project
de Nieuwe Hovenier gewerkt aan vernieuwing van de opleiding en scholing van hoveniers
en groenvoorzieners voor groen in stedelijk gebied.
Daarnaast is er een NWO-SIA call voor praktijkgericht onderzoek gericht op natuurinclusief
bouwen, inclusief ecologisch bermbeheer. Verder wordt via de Green Deal Natuur-inclusieve
Landbouw in het onderwijs de verbinding gelegd met ecologisch bermbeheer. Ecologisch
bermbeheer is ook van belang in het kader van de Nationale Bijenstrategie, in verband
met voedsel en nestmogelijkheid voor bestuivers. Het Ministerie van LNV is partner
in de werkgroep Infranatuur van het Deltaplan Biodiversiteitsherstel, samen met onder
meer Rijkswaterstaat, netbeheerders en de NS. Deze werkgroep bestudeert bijvoorbeeld
hoe beheerders met gezamenlijke doelen voor ecologisch bermbeheer kunnen werken.
Via het Groenpact ondersteun ik het onderwijs en de sectorpartijen uit het groen domein
bij de vernieuwing van het groen onderwijs en een betere doorwerking van kennis in
de praktijk, ook voor groen in de stad.
Een subsidieregeling op te stellen vanuit het Rijk voor soortenmanagementplannen
Ik sta positief tegenover soortenmanagementplannen als brede proactieve aanpak om
populaties van soorten in het stedelijk gebied in samenhang met hun leefcondities
in beeld te brengen en planmatig aan herstel of duurzame instandhouding te kunnen
werken. In februari heb ik door Arcadis een grove doorrekening laten maken van de
kosten van een subsidieregeling voor soortmanagementplannen. Deze berekening schat
de totale kosten van soortmanagementplannen voor alle gemeenten op € 16.500.000. In
de knelpuntenanalyse over natuurinclusief bouwen komen soortmanagementplannen ook
aan de orde als een van de instrumenten. Ik zal hier ook nog op terugkomen als ik
mijn reactie op het knelpuntenonderzoek aan uw Kamer stuur in afstemming met andere
departementen, natuurorganisaties, provincies en gemeenten, met wie een aanpak verder
is vorm te geven. Ook de financiering zal daarbij nog een aandachtspunt vormen. Er
is op dit moment geen dekking voor een subsidieregeling.
Te streven naar een afstandsnorm van bebouwing tot groen van 350 meter, en eisen te
stellen aan nieuwbouwwoningen in het bouwbesluit
Groene netwerken die zo dicht mogelijk bij huis beginnen/eindigen en die zowel voor
de mens als de natuur verbindingen vormen, hebben vele maatschappelijke voordelen.
De Minister van BZK en ik onderzoeken, in afstemming met IenW, VWS en gemeenten en
provincies, de meerwaarde van en de mogelijkheden voor het instellen van een groennorm
(bijv. per woning), onder meer naar aanleiding van de motie aangaande een binnenstedelijke
groennorm (Kamerstuk 35 517, nr. 57) en de publicatie van het Manifest Bouwen voor Natuur. Daarnaast onderzoeken we of
natuurinclusiviteit opgenomen kan worden in het Besluit Bouwwerken en Leefomgeving
(Kamerstuk 35 570 XIV, nr. 27), bijvoorbeeld door het aanbrengen van voorzieningen voor natuurontwikkeling aan
gebouwen. Potentieel is ook een combinatie met klimaatadapatief bouwen (BZK) en circulair
bouwen (I&W) een versterking van dit streven. Over de uitkomsten en mijn appreciatie
zal ik uw Kamer in de eerder genoemde brief informeren.
Te zorgen voor meer «uitdagend» groen voor kinderen
In het kader van het programma Jong Leren Eten hebben de Minister van IenW en ik in
het verleden een aantal projecten en onderzoeken gefinancierd op het gebied van het
vergroenen en klimaatadaptief inrichten van schoolpleinen (www.klimaatadaptatienederland.nl). De positieve effecten van een groene schoolomgeving zijn wetenschappelijk aangetoond.
Natuur- en milieueducatie wordt veelal lokaal, via NME-centra, uitgevoerd en wordt
gestimuleerd via het programma Duurzaam Door. Dit programma draagt bij aan het tot
stand komen van natuurspeelplaatsen, samen met kinderen beheerde groenstroken, groene
binnenruimte van scholen en geveltuintjes.
Steeds meer provincies en gemeenten zijn ook (co)financier van het vergroenen van
schoolpleinen en de inzet van speelnatuur. Ik ga met VWS in gesprek over nieuwe projecten
op dit thema bij de verdere uitwerking van het Programma Gezonde Groene Leefomgeving.
Hierbij worden ook het Ministerie van OCW en het Ministerie van IenW betrokken.
Ook wil ik uw Kamer wijzen op het initiatief van Stichting Nationale Boomfeestdag
die samen met andere partijen de groene omgeving van basisscholen in kaart heeft gebracht
en via hun website toont. Ze heeft zowel scholen als gemeenten benaderd om hierop
verder actie te nemen1.
Groene bedrijventerreinen mogelijk te maken met behulp van bijvoorbeeld investeringsfondsen
en private fondsen
Juist op bedrijventerreinen liggen veel kansen om natuur en biodiversiteit ruimte
te geven. LNV zet zich in voor het vergroenen van bedrijventerreinen door middel van
financiering van het programma DuurzaamDoor en de Stichting Tijdelijke Natuur. Ik
heb recent een marktonderzoek aangekondigd naar de behoeften en mogelijkheden naar
aanleiding van een recente motie (Kamerstuk 33 576, nr. 229). Dit onderzoek is na de zomer gereed. De resultaten van dit onderzoek kunnen gebruikt
worden voor de Groeifondsaanvraag Groene Bedrijventerreinen die op initiatief van
IVN in ontwikkeling is. Ter ondersteuning van deze ontwikkeling is LNV van plan om
het MVO Nederland project «Natuurlijk kapitaal op bedrijventerreinen» te subsidiëren,
dat een systematische aanpak voor groene bedrijventerreinen wil ontwikkelen. Het Ministerie
van BZK heeft een subsidie gegeven voor het «Versnellingsprogramma verduurzaming bedrijventerreinen».
Bedrijventerreinen hebben naast de opgave te vergroenen ook de opgave te verduurzamen
en bij te dragen aan de energietransitie, klimaatadaptatie en gezondheid. Deze opgaven
worden bij voorkeur in combinatie opgepakt, vanwege de meerwaarde van in één ronde
vergroenen en verduurzamen.
Een jaarlijkse uitreiking van de «In groene doen» award voor de meest natuurinclusieve
stad te organiseren
Stichting Steenbreek organiseert momenteel een competitie. Staatsbosbeheer is daarbij
betrokken. Tot in 2018 organiseerde Stichting Entente Florale Nederland ruim 20 jaar
de verkiezing van de groenste stad en het groenste dorp van Nederland. In de jaren
daarvoor nam het enthousiasme van gemeenten om deel te nemen aan die competitie al
af. Om in aanmerking te komen, moesten gemeenten een stevig «bidbook» produceren.
Veel gemeenten vonden dat een te zware belasting. Bovendien hadden veel gemeenten
in de loop der jaren al eens aan de competitie meegedaan. In 2019 is de organisatie
Entente Florale opgegaan in de Stichting Steenbreek. Na een evaluatie van de groencompetitie
is dat jaar besloten om de verkiezing niet in de klassieke vorm voort te zetten. In
plaats daarvan is de Steenbreektrofee op een nieuwe leest geschoeid. Belangrijk verschil
is dat de Steenbreektrofee wordt toegekend aan innovatieve projecten voor het vergroenen
van stad of dorp, die door burgers, bewonersgroepen, maatschappelijke organisaties
of professionals (zoals corporaties, ontwikkelaars, beheerders bedrijvenparken) zijn
geïnitieerd. Via de Steenbreektrofee worden projecten in de spotlights gezet, om op
deze manier anderen te inspireren en succesvolle casussen te delen. Staatsbosbeheer
heeft afgelopen periode meegedacht over de vernieuwde opzet van de competitie en is
aangesloten bij Stichting Steenbreek omdat het werk van de stichting goed aansluit
bij de doelen en activiteiten van het programma Groene Metropool dat Staatsbosbeheer
uitvoert.
Ook is er bijvoorbeeld de jaarlijkse impactprijs groen onderwijs. In de afgelopen
jaren zijn in dit verband meerdere projecten op het thema groen in stad in beeld geweest
zoals de natuurlijke speeltuin, duurzame en watervriendelijke tuinen, het verbinden
van tuinen, een handboek Prettig (groen) Wonen dat samen met een woningbouwcorporatie
is uitgewerkt, operatie steenbreek en kruidenrijk grasland.
In deze trant organiseert het Ministerie van IenW samen met een grote groep groene
organisaties en brancheverenigingen dit jaar het NK Tegelwippen. Dit NK maakt onderdeel
uit van de campagne «Een groener Nederland begint in je eigen tuin». Tijdens het NK
nemen gemeenten het tegen elkaar op om samen met hun inwoners zoveel mogelijk tegels
te verruilen voor groen. Via de website NK-tegelwippen.nl kunnen inwoners hun gewipte
tegels registreren. Begin oktober zal duidelijk zijn welke gemeente de gouden tegel
wint.
Ik ben van mening dat het organiseren van een aanvullende competitie op dit moment
geen meerwaarde heeft.
Provincies en gemeentes meer ondersteuning te bieden
Ik ben me bewust van de vraag om meer ondersteuning. Samen met het Ministerie van
BZK heb ik een verkenning uitgevoerd naar de kennisbehoeften bij provincies en gemeenten.
Hieruit komt een aantal concrete suggesties naar voren, zoals een digitaal platform
natuurinclusieve verstedelijking, het beschikbaar stellen van een ecoloog voor kleinere
gemeenten en het investeren in communicatie en één aanspreekpunt bij de rijksoverheid
voor natuurinclusiviteit.
Een andere vorm van ondersteuning is bijvoorbeeld het lerend netwerk vernieuwing natuurbeleid,
van provincie-ambtenaren Natuur en Wageningen UR, dat ervoor zorgt dat actuele kennis
ook ter beschikking staat van andere overheden (www.vernieuwingnatuurbeleid.nl). Dit netwerk kan structureel worden versterkt door het te koppelen met Groen Kennisnet.
Ik sta positief tegenover meer ondersteuning bieden en beraad me over de vorm. Ik
ga hierover in gesprek met de Ministeries van BZK, IenW, VWS, provincies en gemeenten.
Een goede aansluiting op en bijdragen aan bestaande initiatieven zoals de Atlas Natuurlijk
Kapitaal, het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie, het Overleg Standaarden Klimaatadaptatie,
het Programma Gezonde Groene Leefomgeving of Groenpact zijn daarbij voor mij belangrijke
uitgangspunten.
Inwoners door kennisverspreiding te stimuleren
Ik onderschrijf het belang van betrokkenheid van burgers. Op dit moment steun ik de
informatiecampagne van het Deltaplan Biodiversiteitsherstel, dat burgers praktische
tips geeft over vergroening. Daarnaast financier ik de start-up in residence challenge
over het verbinden van burger en natuur, en loopt er een NWO-SIA call voor praktijkgericht
onderzoek over het natuurinclusief gedrag van burgers. Een bijzondere positie is die
van «jonge burgers» in de zin van kinderen en jongeren, die ook in hun omgeving een
band met natuur moeten kunnen opbouwen, zodat ook in de toekomst betrokkenheid bij
natuur geborgd is. Het Ministerie van LNV investeert daarom ook in vormen van natuur-
en milieueducatie binnen en buiten het onderwijs. Dat gebeurt grotendeels via de reeds
genoemde programma’s Jong Leren Eten en DuurzaamDoor.
IenW organiseert daarnaast de campagne «Een groener Nederland begint in je eigen tuin!».
De komende twee jaar worden er door een groot aantal organisaties activiteiten georganiseerd
gericht op het vergroenen van de particuliere omgeving, met als doel klimaatadaptatie
en biodiversiteitsherstel. De activiteiten, informatie en inspiratie zijn bijeengebracht
op nlvergroent.nl. Een activiteit onder deze campagne is het bovengenoemde NK Tegelwippen.
Ik wil graag met IenW in gesprek over het vervolg van de campagne «Een groener Nederland
begint in je eigen tuin». Daarop aansluitend ga ik samen met IenW, Groenpact en Tuinbranche
Nederland verkennen hoe Groenpact het concept van klimaatpleinen in de tuincentra
kan versterken.
Ook geeft Milieucentraal al sinds jaar en dag advies aan burgers en de invloed die
zij kunnen uitoefenen op hun eigen leefomgeving, o.a. via www.milieucentraal.nl. Daarnaast is de burger en diens invloed op de leefomgeving ook het centrale thema
van het Programma Gezonde Groene Leefomgeving. Over de invulling en te organiseren
activiteiten in het kader van dat programma ben ik in gesprek met VWS.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten
Indieners
-
Indiener
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.