Brief regering : Uitkomsten Bestuurlijk Overleg Omgevingswet 26 mei jl.
33 118 Omgevingsrecht
Nr. 190 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 mei 2021
Onlangs heb ik u geïnformeerd over verschillende onderwerpen in het kader van de implementatie
van de Omgevingswet1 en de stand van zaken van toezeggingen en moties2. Daarbij gaf ik aan dat ik op 21 april 2021 indringend met mijn bestuurlijke partners
heb gesproken over de voortgang van de implementatie van de Omgevingswet. Samen concludeerden
we dat we nog steeds volledig achter de invoering van de Omgevingswet staan. Ook constateerden
we dat er extra tijd nodig was om tot definitieve besluitvorming te komen over de
datum waarop de Omgevingswet verantwoord in werking kan treden.
Met deze brief infomeer ik u over de uitkomsten van een tweede bestuurlijk overleg
dat heeft plaatsgevonden op 26 mei jl. De tussenliggende weken zijn benut om scherp
te krijgen hoe we een zorgvuldige en verantwoorde inwerkingtreding mogelijk kunnen
maken. Hierbij zijn meerdere planningsopties (1 januari, 1 april en 1 juli 2022) overwogen.
Daarbij zijn naast VNG, IPO, UvW en de rijkspartijen ook een groot aantal kleine en
grote gemeenten, provincies, softwareleveranciers en stedenbouwkundige bureaus betrokken,
die veel van de werkzaamheden voor deze overheden verrichten.
Startdatum Omgevingswet op 1 juli 2022
Er bestaan uiteenlopende wensen en ambities ten aanzien van de inwerkingtreding van
de Omgevingswet. Alles afwegende ben ik met de bestuurlijke partners tot de conclusie
gekomen dat het nodig is om de inwerkingtredingsdatum van de Omgevingswet met een
half jaar te verplaatsen naar 1 juli 2022. Er is meer tijd nodig om het Digitale Stelsel
Omgevingswet opgeleverd, ingeregeld en stabiel werkend te krijgen. 1 juli is volgens
de bestuurlijke partners een verantwoorde keuze waarbij het belang van de continuïteit
van dienstverlening aan burgers en bedrijven en de doorgang van urgente gebiedsontwikkelingen
centraal staan. Daarvoor is het wel noodzakelijk dat de laatste minimale functionaliteiten
van de landelijke voorziening van het DSO die nodig zijn voor inwerkingtreding uiterlijk
oktober 2021 gereed zijn en werken. De komende maanden hou ik samen met de bestuurlijke
partners vinger aan de pols om te bezien of we de voortgang maken die we beogen.
Werkende ketens
Het werkend krijgen van het stelsel van de Omgevingswet is een gezamenlijke verantwoordelijkheid,
omdat er gewerkt wordt in ketens en overheden daarmee van elkaar én van derden afhankelijk
zijn. Dit is een punt dat ik met de bestuurlijke partners steeds heb benadrukt: we
doen dit samen, ieder vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid. Voor een verantwoorde
inwerkingtreding is het daarom binnen de gestelde minimale criteria noodzakelijk dat
we er gezamenlijk voor zorgen dat iedereen momentum blijft houden en dat we voortdurend
de vinger aan de pols houden op alle elementen die ervoor zorgen dat een werkend stelsel
ontstaat.
Dit betekent niet alleen dat het landelijke deel van het DSO (DSO-LV) wordt opgeleverd
en stabiel is, maar ook dat softwareleveranciers hun software aanpassen en bevoegd
gezagen zich aansluiten. Het betekent ook dat de ketens voor vergunningverlening en
planvorming elk op zich en in samenhang moeten werken. Daarvoor is het nodig dat er
voldoende inregel- en oefentijd is. Bevoegd gezagen hebben weliswaar losse onderdelen
van het stelsel – en met name van de voor burgers en bedrijven cruciale keten «van
aanvraag tot afhandeling» – al kunnen beproeven. Maar het is ook nodig dat bevoegd
gezagen dat kunnen met het hele stelsel en met werkelijke content.
Voortgang ontwikkeling DSO-LV
Zoals aangegeven zijn onderdelen van DSO-LV stabiel en beschikbaar. Er wordt bijvoorbeeld
al geoefend met de voorziening waarmee overheden kunnen samenwerken aan het afhandelen
van vergunningaanvragen (samenwerkfunctionaliteit). Ook de systemen voor toepasbare
regels en vergunningverlening zijn beschikbaar voor inregelen en oefenen. Bevoegde
gezagen sluiten hierop aan. Het overbrengen van al deze onderdelen naar een daadwerkelijke
productiesituatie vergt inregeltijd.
Ook de planketen vordert, maar geeft nog een te gemêleerd beeld: de ontwikkeling van
de landelijke voorziening DSO is in het laatste stadium, maar het is de verwachting
dat op basis hiervan de laatste softwareleveranciers pas in oktober van 2021 hun systemen
in gereedheid hebben kunnen brengen. Vanaf dat moment kunnen de bevoegde gezagen,
die van de software van deze leveranciers gebruik maken, ook aansluiten en oefenen
en hun stedenbouwkundige bureaus daarin betrekken. Diverse gemeenten zijn echter al
verder en op koers om aangesloten en ingericht te zijn. Ook hiervoor geldt dat vervolgens
de overstap naar productie ingeregeld moet worden voor de gemeenten, die dit voor
inwerkingtreding willen doen. Er zijn ook gemeenten die aangeven in eerste instantie
gebruik te zullen maken van de mogelijkheden in het geboden overgangsrecht.
Voldoende tijd voor inregelen, beproeven en oefenen
Naast de techniek is het dus belangrijk dat er voldoende tijd is voor de uitvoeringspraktijk
en de eindgebruikers (burgers en bedrijven) om de inhoud van het stelsel te beproeven
en ermee te oefenen. De oorspronkelijke afspraak was dat één jaar voor inwerkingtreding
een stabiele versie van de wet- en regelgeving beschikbaar moest zijn3.
In de gekozen pragmatische aanpak is met de bestuurlijke partners aanvullend afgesproken,
dat bevoegd gezagen zes maanden effectieve inregel- en oefentijd hebben met het gehele
stelsel en de daartoe benodigde content. Gezien alle voorbereidingen die bevoegd gezagen
reeds getroffen hebben, is de inschatting dat zes maanden voldoende tijd is. Onderdeel
van de uitvoeringspraktijk is dat veel bevoegde gezagen deze activiteiten hebben uitbesteed
bij marktpartijen die zich ook op de veranderingen moeten voorbereiden. Voor een zorgvuldige
invoering is het van belang het stelsel voorafgaand aan inwerkingtreding ook tot op
dit niveau ingericht te krijgen. Dit wordt ook benadrukt door softwareleveranciers,
stedenbouwkundige bureaus en door vertegenwoordigers van ondernemers.
Tijdelijke alternatieve maatregelen
In mijn brief over het kritieke pad naar inwerkingtreding per 1 januari 2022 van de
Omgevingswet heb ik ook melding gemaakt van tijdelijke alternatieve maatregelen (TAM)
die ingericht kunnen worden om die inwerkingtreding op die datum te verzekeren. Dit
in opvolging van de adviezen van het BIT om deze maatregelen in te richten zodanig
dat de Omgevingswet met de gereed zijnde onderdelen van het DSO van start kan gaan.
Deze maatregelen zijn uitgewerkt met de bestuurlijke partners en besproken met (software)leveranciers
en stedenbouwkundige (advies) bureaus en liggen in het verlengde van het overgangsrecht.
Ze bieden bevoegde gezagen naast de zogenaamde «hoofdroute» tijdelijk een alternatieve
route wanneer voor het betreffende bevoegd gezag het realiseren van een mijlpaal onder
druk komt te staan of een systeem nog niet beschikbaar is.
Hoewel de aanwezigheid van deze maatregelen bijdraagt aan het verzekeren van de continuïteit
van dienstverlening, zijn ze geen vervanging van het DSO-LV. Ook geven deze maatregelen
niet wezenlijk meer inregeltijd voor, en oefentijd met, het nieuwe stelsel en alle
betrokken partijen in de hele keten. Dat kan alleen via de hoofdroute. Wel geven ze
bevoegde gezagen meer handlingsperspectief in het geval van tegenvallers. Het betekent
dat we de implementatieaanpak vol doorzetten, op onderdelen aanvullen en de bevoegde
gezagen met de hun ondersteunende leveranciers blijven ondersteunen en ze zo helpen
zo snel mogelijk aan te sluiten en in te regelen. Met de bestuurlijke partners heb
ik afgesproken dat de tijdelijke alternatieve maatregelen een half jaar voor inwerkingtreding
ingeregeld en gereed zijn om mee te oefenen.
Momentum behouden
Vasthouden aan de inwerkingtredingsdatum van 1 januari 2022 betekent dat de partijen
die er inmiddels klaar voor zijn, slechts beperkt het nieuwe stelsel kunnen benutten.
Het betekent echter ook dat de partijen die nog niet zo ver zijn, maar vooral ook
partijen die met meer ambitie aan de slag willen, onvoldoende oefentijd hebben om
het stelsel in te regelen en werkend te krijgen. Ook de tijd die er dan nog is voor
het oplossen van bevindingen en onvolkomenheden door ofwel leveranciers van lokale
systemen ofwel de beheerorganisatie is naar verwachting te krap. Ook de optie van
inwerkingtreding per 1 april 2022 is om deze reden afgevallen.
Uitstel van de wet betekent niet uitstellen van activiteiten. Met de nieuwe datum
van 1 juli 2022 krijgt de uitvoeringspraktijk duidelijke richting waartoe bewogen
moet worden. Dat is essentieel voor een goede voorbereiding op de invoering van de
Omgevingswet en het continueren van de inspanningen en energie die nu door alle betrokken
partijen wordt geleverd. Behoud van momentum is voor alle partijen van groot belang
zodat het instrumentarium van de Omgevingswet zo snel als mogelijk kan worden ingezet
voor de realisatie van belangrijke maatschappelijke opgaven. De voorbereidingen van
voorontwerpen en ontwerpbesluiten voor gebiedsontwikkeling, zoals voor de woningbouw,
de energietransitie, etc., kunnen daar dan nu al op worden gericht. Punt van aandacht
is wel dat de start per 1 juli 2022 tijdens de zomerperiode valt en vlak nadat bij
de gemeenten nieuwe colleges zijn geïnstalleerd. Met de bestuurlijke partners hou
ik vinger aan de pols en bezie ik of dit leidt tot knelpunten die verdere beheersmaatregelen
behoeven.
Navolgend ga ik nader in op het besluit en de consequenties voor wetgeving, voorhang
ontwerp-KB en financiën.
Consequenties uitstel voor wetgeving en voorhang ontwerp-KB
Gevolgen voor de wet- en regelgeving
De wet- en regelgeving van het stelsel van de Omgevingswet (hoofdspoor, invoeringsspoor
en aanvullingssporen) zal in juli 2021 zijn vastgesteld en bekendgemaakt. De regels
zijn voor iedereen kenbaar en kunnen worden gebruikt bij de voorbereiding op de invoering
van de Omgevingswet. In de periode tot de inwerkingtreding wordt er in onderhoud voorzien
om de geldende regelgeving en het nieuwe stelsel actueel te houden.
De nieuwe startdatum vormt geen belemmering voor verdere ontwikkelingen. Wijzigingen,
bijvoorbeeld ter implementatie van Europese wet- en regelgeving, worden tot de datum
van inwerkingtreding zo veel mogelijk vormgegeven als dubbelwijzigingen (wijzigingen
van het huidige recht en het stelsel van het Omgevingsrecht). Dit zorgt ervoor dat
de inwerkingtreding van die wijzigingen niet afhankelijk is van de Omgevingswet of
omgekeerd. De wijzigingen kunnen daarmee doorgang vinden, zoals voorzien. De Wet kwaliteitsborging
voor het bouwen blijft, gelet op de gezamenlijke implementatievoorbereidingen, gekoppeld
aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet.
De latere inwerkingtreding heeft geen gevolgen voor het in de wetgeving opgenomen
overgangsrecht. Dat blijft onverkort van toepassing. Ook de duur ervan wijzigt niet.
De tijdstippen tot wanneer het overgangsrecht geldt, bijvoorbeeld voor waterschapsverordeningen
en omgevingsplannen, worden bij koninklijk besluit (KB) bepaald. Die tijdstippen zijn
in overleg met bestuurlijke partners op maat te maken.
Proces voorhang KB
Tijdens de behandeling van de wetgeving heeft het parlement te kennen gegeven de vinger
aan de pols te willen houden wat het moment betreft van de inwerkingtreding van het
nieuwe stelsel. Om die reden is de Omgevingswet aangevuld met een bepaling dat het
ontwerp van het inwerkingtredings-KB bij beide Kamers voor instemming wordt voorgehangen
(art. 23.10 lid 2). Het op een dergelijke wijze voorhangen gebeurt niet vaak en geeft
het parlement maximale invloed op de beslissing over het moment van inwerkingtreding.
Dit past bij het bijzondere karakter van deze omvangrijke stelselherziening die in
nauw samenspel tussen regering en parlement tot stand is gekomen. Op 17 december 2020
heb ik het ontwerpbesluit tot inwerkingtreding van de Omgevingswet aan uw Kamer aangeboden
(Handelingen II 2020/21, nr. 59, item 6). Dit heeft uiteindelijk geleid tot een afsluitend debat op 25 februari 2021 (Kamerstuk
33 118, nr. 172).
Het is belangrijk dat in beide Kamers een zorgvuldige behandeling kan plaatsvinden.
Ik heb bij de behandeling van het ontwerp-KB in de Eerste Kamer dan ook aangegeven
dat ik het ontwerp niet ter bekrachtiging aan de Koning voorleg totdat het parlement
met de voorgestelde datum heeft ingestemd. Daarnaast heb ik uiteengezet dat, mocht
door omstandigheden 1 januari 2022 niet haalbaar blijken te zijn, ik een nieuw voorstel
doe voor een inwerkingtredingsdatum. Nu dat, zoals ik hierboven heb toegelicht, het
geval is, heb ik besloten de voorhang van het ontwerpbesluit te beëindigen. Ik zal
vervolgens na de zomer een nieuw ontwerpbesluit bij beide Kamers voorhangen, met 1 juli
2022 als datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet. Dit ontwerpbesluit doorloopt
de volledige voorhangprocedure, met de waarborgen voor beide Kamers zoals beschreven
in de brief van 13 januari jl.4 en besproken in het debat met de Eerste Kamer op diezelfde dag.
Ik ga graag met uw Kamer in gesprek over het vervolgproces op weg naar de parlementaire
besluitvorming over de nieuwe datum. Daarnaast doe ik u de gebruikelijke voortgangsinformatie
(waaronder de aansluitcijfers en een voortgangsbrief in juli) toekomen.
Financiële consequenties
In het eerder aan uw Kamer toegezonden Integrale Financiële Beeld (IFB) heb ik uiteengezet
wat de betekenis was van het eerdere uitstel. Evident is dat het verschuiven van de
inwerkingtredingsdatum van 1 januari naar 1 juli 2022 ook financiële impact heeft
op de bevoegde gezagen en mijn ministerie. Inhoudelijk gaat het om de financiële consequenties
voor de bevoegde gezagen, te weten extra implementatiekosten, het langer overeind
houden van bestaande koppelingen naast de nieuwe en indien nodig het treffen van tijdelijke
alternatieve maatregelen. Voor mijn ministerie en de bestuurlijke partners gaat het
om het langer in de lucht houden van de programmaorganisatie en de bestaande, landelijke
systemen en het ondersteunen van tijdelijke alternatieve maatregelen.
Daarnaast is de ontwikkeling van de DSO-LV complexer dan voorzien (met name de zogenoemde
planketen). De precieze financiële impact van een besluit tot uitstel en de ontwikkeling
van het DSO-LV wordt nu in kaart gebracht. Het vergt nog nader overleg, zowel binnen
het kabinet als interbestuurlijk over de wijze waarop dat wordt opgevangen. Wanneer
hier duidelijkheid over is, zal ik uw Kamer daarover nader informeren.
Afsluitend
In ons bestuurlijk overleg en de daaraan voorafgaand gevoerde gesprekken blijkt dat
uitstel met een half jaar partijen enerzijds het vertrouwen geeft dat ze hun organisaties
beter kunnen voorbereiden op de komende veranderingen en anderzijds voldoende nabij
is om geen momentum te verliezen. Invoering per 1 januari 2022 betekent dat de bestuurlijke
partners en ik met onzekerheid over zouden stappen. Invoering per 1 juli 2022 geeft
alle bevoegd gezagen minimaal zes maanden effectieve oefen- en inregeltijd. Het maakt
het mogelijk te oefenen met een werkende keten, er is beter zicht de werking van DSO-LV
en de lokale systemen, er zijn meer partijen aangesloten. Bovendien is er meer tijd
om ook op het alle niveaus te checken op het behoud van dienstverlening en eventuele
vraagstukken op te lossen. Dat komt burgers en bedrijven ten goede.
Een goede start van de Omgevingswet betekent dat burgers en bedrijven goed bediend
kunnen worden. De primaire processen van vergunningverlening en planvorming bij bevoegde
gezagen moeten zo min mogelijk hinder ondervinden terwijl de dienstverlening op peil
blijft. Dit is waarom we nu meer tijd nemen. Uiteraard wordt na de nieuwe datum verder
gewerkt aan de bestuurlijk afgesproken ambities, zodat de dienstverlening komende
jaren verder kan groeien.
Ik zal u aan de hand van de gebruikelijke monitoring, testresultaten en een bijgesteld
pad naar inwerkingtreding (Route 2022) blijven informeren over onze vorderingen. In
een aparte brief zal ik op korte termijn ingaan op uw gestelde vragen.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren
Indieners
-
Indiener
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.