Brief regering : Evaluatierapporten WOT Genetische Bronnen, WOT Voedselveiligheid en WOT Besmettelijke Dierziekten
27 428 Beleidsnota Biotechnologie
26 991 Voedselveiligheid
29 683 Dierziektebeleid
Nr. 379 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 mei 2021
Hierbij bied ik uw Kamer, mede namens de Minister voor Medische Zorg en Sport, de
evaluatierapporten1 aan over de uitvoering van de wettelijke onderzoekstaken op het gebied van genetische
bronnen (hierna WOT-GB), voedselveiligheid (hierna WOT-VV) en besmettelijke dierziekten
(hierna WOT-BD) over de periode 2015–2020. De evaluatieonderzoeken zijn in opdracht
van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) uitgevoerd door
de bureaus Technopolis (WOT-GB en WOT-BD) en Dialogic (WOT-VV). De uitvoering van
deze evaluaties is aangekondigd in de LNV-begroting 2020.
In deze brief ga ik kort in op de wettelijke onderzoekstaken en de drie WOT-programma’s,
beschrijf ik per WOT-programma de belangrijkste conclusies en aanbevelingen uit de
evaluaties en geef ik daarna mijn beleidsreactie. Voor voorbeelden van WOT-projecten
verwijs ik uw Kamer naar het WOT-magazine: https://magazines.wur.nl/wot-magazine/wot/.
Korte typering wettelijke onderzoekstaken
De wettelijke onderzoekstaken op de terreinen genetische bronnen, voedselveiligheid
en besmettelijke dierziekten zijn ondergebracht in WOT-programma’s. Deze programma’s
voorzien de overheid van kennis, expertise, methoden, analyses en faciliteiten, die
nodig zijn om te voldoen aan haar verplichtingen voor de uitvoering van (inter)nationale
wet- en regelgeving en andere overheidstaken van nationaal en/of algemeen belang.
Onderdelen van Wageningen Universiteit en Researchcentrum (WUR) voeren de WOT-programma’s
uit. Het Centrum voor Genetische Bronnen Nederland (CGN), Wageningen Food Safety Research
(WFSR)2 en de WOT-unit binnen Wageningen Bioveterinary Research (WBVR) werken respectievelijk
aan de wettelijke onderzoekstaken op het gebied van genetische bronnen, voedselveiligheid
en besmettelijke dierziekten.
Gegeven het publieke belang van de wettelijke onderzoekstaken, stelt de overheid extra
eisen aan de onafhankelijkheid, betrouwbaarheid en transparantie van de uitvoering
van deze taken. Deze eisen zijn in 2001 vastgelegd in het zogenaamde Wettelijke en
Dienstverlenende Taken (WDT) statuut, een overeenkomst tussen het toenmalige Ministerie
van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en Wageningen UR. In 2018 is deze overeenkomst
herzien en vastgelegd in de Overeenkomst Wettelijke Onderzoekstaken. Hiermee zijn
de WOT-organen binnen Wageningen UR formeel erkend als nationale instellingen voor
uitvoering van publieke taken.
Elk WOT-programma wordt aangestuurd door een Opdrachtgeversoverleg. De leden zijn
afkomstig uit de relevante onderdelen van het Ministerie van LNV en Volksgezondheid,
Welzijn en Sport (VWS). Zij bepalen de strategie van de WOT en keuren de jaarplannen
en het jaarverslag goed. De Opdrachtgeversoverleggen worden geadviseerd door adviescommissies,
bestaande uit deskundigen van betrokken ministeries, het Rijksinstituut voor Volksgezondheid
en Milieu (RIVM), de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), Planbureaus en
universiteiten.
Omschrijving WOT-GB, WOT-VV en WOT-BD
De WOT-GB is hoofdzakelijk gericht op het beheer, behoud en onderzoek naar genetische
bronnen. Door collectiebeheer wordt de genetische diversiteit van ex situ collecties
behouden, wordt het in situ-behoud ondersteund en wordt het gebruik van zowel in situ-
als ex situ-collecties bevorderd. Door het beheren en leveren van uitgangsmateriaal
voor de plantenveredeling, dierfokkerij en landschapsinrichting, en daaraan gekoppelde
kennis en adviezen, draagt de WOT-GB bij aan voedselzekerheid, een meer duurzame landbouw,
aanpassing aan klimaatverandering, de vooraanstaande economische rol van de Nederlandse
veredeling en fokkerij, natuur- en plattelandsontwikkeling en een meer effectief en
duurzaam wereldwijd systeem van behoud van genetische bronnen.
De WOT-VV werkt met name aan chemische voedselveiligheid. Deze WOT ondersteunt de
Ministeries van LNV en VWS en de NVWA door snelle en betrouwbare monsteranalyses,
robuuste crisisparaatheid, advisering en borging van de uniformiteit binnen de EU
door de taak van Europees en Nationaal referentielaboratorium. Om deze taken efficiënt
en effectief uit te voeren en te anticiperen op nieuwe wet- en regelgeving en signalering
van nieuwe risico’s werkt de WOT-VV daarnaast aan de ontwikkeling van analysemethoden,
modellen ten behoeve van risicobeoordeling, het op peil houden van sleutelexpertises
en advisering in (inter)nationale gremia. Hiermee draagt de WOT-VV bij aan het hoge
niveau van diervoeder- en voedselveiligheid in Nederland, het consumentenvertrouwen
en het vertrouwen van handelspartijen in de kwaliteit van producten die Nederland
produceert, importeert, exporteert of doorvoert.
De WOT-BD heeft vergelijkbare taken als de WOT-VV, maar dan op het gebied van dierziekten.
De WOT-BD voert diagnostiek uit voor de NVWA bij verdenkingen van dierziekten (24/7),
is verantwoordelijk voor confirmatie van uitbraken, monitort de ontwikkelingen van
dierziekten en voert certificeringsdiagnostiek uit voor export van levende dieren.
Daarnaast ontwikkelt en onderhoudt de WOT-DB expertise op het gebied van besmettelijke
dierziekten, met name de aangifteplichtige dierziekten, zoönosen en antimicrobiële
resistentie. Voorbeelden zijn vogelgriep en COVID-19 bij nertsen. De WOT-BD functioneert
als Nationaal referentielaboratorium en heeft een parate crisisorganisatie. De WOT-BD
draagt hiermee bij aan de borging van de diergezondheid en garandeert de gezondheid
van dieren in de handelsstromen door certificering.
Werken met besmettelijke dierziekten moet in een laboratorium met Bio Safety Level
3 (BSL3) of BSL4 plaatsvinden. Ziekteverwekkers kunnen daaruit niet ontsnappen. Deze
faciliteit is beschikbaar in de High Containment Unit in Lelystad en is eigendom van
Wageningen Research (onderdeel van WUR).
Conclusies en aanbevelingen evaluatierapporten
De centrale vraag van de door Technopolis en Dialogic uitgevoerde evaluaties is of
er sprake is van een doelmatige en correcte uitvoering van de wettelijke onderzoekstaken
overeenkomstig de eisen van de WOT-overeenkomst en de uitvoeringsovereenkomsten voor
de WOT-programma’s.
De conclusies van Technopolis en Dialogic ten aanzien van de drie evaluaties zijn
over het algemeen positief. Er is over het algemeen sprake van een efficiënte en effectieve
opzet en uitvoering van de wettelijke onderzoekstaken.
Naar aanleiding van de aanbeveling uit de beleidsdoorlichting van het agrodomein door
SEO3, zijn Technopolis en Dialogic gevraagd om indicatoren voor te stellen om de effectiviteit
van de drie WOT-programma’s beter te kunnen evalueren. Bij de voorgestelde indicatoren
wordt aangegeven dat veranderingen in scores van mogelijke indicatoren vaak moeilijk
te koppelen zijn aan veranderingen in effectiviteit, aangezien vaak andere factoren
een rol spelen, die niet vanuit de WOT-programma’s beïnvloedbaar zijn. Dialogic stelt
een meer narratieve aanpak voor bij toekomstige evaluaties.
WOT-GB
Technopolis concludeert dat de WOT-GB doeltreffend en doelmatig wordt uitgevoerd.
De sturing en toezicht op het CGN zijn strak en redelijk effectief. De kwaliteit van
diensten is hoog. In vergelijking met centra voor genetische bronnen in andere landen
blijkt dat het CGN efficiënt te werk gaat. CGN wordt gezien als een van de koplopers
wat betreft genenbanken voor dieren en planten wereldwijd. De gebruikers hebben grote
waardering voor de genenbank. Zowel het CGN als gebruikers van het CGN achten een
uitbreiding van de collectie van het CGN noodzakelijk. Technopolis is eveneens van
mening dat het verruimen van de collectie en activiteiten aandacht verdient, vooral
met het oog op klimaat- en milieuverandering. Door in te blijven zetten op een kwalitatief
sterke genenbank kan Nederland een leidende rol blijven spelen in de internationale
samenwerking in het beheer van plantaardige en dierlijke genenbanken (ook internationale
genenbanken van de CGIAR). Er zou meer ruimte kunnen komen voor het ondersteunen van
in situ-behoud van genetische bronnen, maar dit mag niet ten koste gaan van ex situ-behoud,
zoals de samenwerking binnen de EU in het ex situ-beheer van dierlijke genetische
bronnen.
WOT-VV
Dialogic geeft aan dat het relatief goed haalbaar is om de doelen van de WOT-VV te
bereiken, vanwege het stabiele karakter van zowel de doelstellingen, het takenpakket
als het budget. Naar aanleiding van de fusie tot WFSR zijn de verantwoordelijkheden
opnieuw belegd en duidelijk afgebakend en is de aansturing van de uitvoering verbeterd.
De Nederlandse inzet en prestaties van de WOT-VV zijn ongeveer gelijk aan vergelijkbare
programma’s van Denemarken en Duitsland.
Dialogic concludeert dat het huidige budget net voldoende is om de taken uit te voeren.
Investeringen van WFSR in kennis en vaardigheden, zoals data science, blijven belangrijk,
evenals investeringen in (informele) Europese netwerken om goed aangehaakt te blijven
bij nieuwe uitdagingen in het voedselveiligheidsdomein. Het Opdrachtgeversoverleg
wordt geadviseerd om platformen, zoals het in 2019 opgerichte Signaleringsplatform
Voedselveiligheid, te gebruiken om nieuwe ontwikkelingen op het gebied van voedselveiligheid
en -integriteit op te pikken en te bepalen of deze van invloed zijn op de uitvoering
van de WOT-VV. Daarbij is het advies dat het Opdrachtgeversoverleg vaststelt of de
toekomstige ontwikkelingen in balans zijn met de taken en huidige doelstellingen.
Dialogic beveelt daarbij aan om een afwegingskader op te stellen.
WOT-BD
Technopolis geeft aan dat met het WOT-BD-programma de wettelijk vastgelegde doelen
worden behaald. De effectiviteit kan vergroot worden door een sterkere afstemming
van het WOT-BD-programma met de wetenschappelijke programma’s van het RIVM en de betrokken
Nederlandse universiteiten. Tevens zou de regierol op de private laboratoria moeten
worden versterkt.
De WOT BD werkt de facto planmatig aan kennisontwikkeling. Er is echter geen meerjarenplanning
waardoor een systematische en transparante keuze tussen onderzoeksprojecten niet goed
kan worden gemaakt. Hierdoor is het niet mogelijk om de resultaten van deze projecten
te toetsen aan de doelen van de kennisontwikkeling. Dit kan worden verbeterd als het
WOT-BD-programma zelf, en het aansturende departement, een duidelijke middellange
termijnstrategie ontwikkelen die nadrukkelijk anticipeert op langduriger crises, als
onderdeel van de Europese agenda.
Technopolis adviseert om de strategische en tactische aansturing van het programma
te versterken. Dit kan gerealiseerd worden door een bredere samenstelling van de adviescommissie,
door een meer sturende taakopvatting van de adviescommissie en van het Opdrachtgeversoverleg
en doordat de WOT-BD in zijn tactische besturing van programmalijnen en operationele
jaarplanning en rapportages duidelijker keuzes en prioriteiten aanbiedt aan de adviescommissie
en het Opdrachtgeversoverleg.
Met het verschuiven van de verantwoordelijkheid voor de High Containment Unit (HCU)
van de WOT-BD naar WBVR in 2015, lijkt er meer ruimte te zijn ontstaan voor marktwerking
en optimalisatie van het gebruik van de HCU. Het gebruik van de HCU voor en door derden
wordt hierbij gestimuleerd. Hierdoor zijn de HCU-kosten beter gedekt waardoor de efficiëntie
is verhoogd. Wat betreft de kosten en financiering van de HCU, zijn er afspraken gemaakt
over de hoogte van de sectorbijdrage voor de exploitatie van de HCU. De HCU realiseert
investeringen in lijn met vastgestelde doelen en de meerjarenplanning. Wetswijzigingen
worden op de voet gevolgd en waar nodig worden investeringen voorbereid, ten bate
van het dierenwelzijn, en ook ter realisatie van de klimaatdoelstellingen. Deze investeringen
worden voldoende besproken in de adviescommissie HCU, waarmee toezicht op de investeringen
wordt gewaarborgd.
Het aantonen van het belang van de HCU voor de sector is een punt van aandacht. Bedrijven
ervaren dat zij een relatief hoge bijdrage moeten leveren. Een eventuele verhoging
van de sectorbijdrage vereist een heldere argumentatie en verantwoording van de gemaakte
kosten binnen de HCU.
Beleidsreactie op evaluatierapporten WOT-programma’s
Ik ben over het geheel genomen tevreden over de uitkomsten van de evaluaties. Het
beeld uit de rapporten is positief ten aanzien van de opzet en uitvoering van de wettelijke
onderzoekstaken. De aanbevelingen van Technopolis en Dialogic neem ik op hoofdlijnen
over. Voor de WOT-GB wordt er in de komende maanden gewerkt aan een nieuw vijfjarenplan.
Bij de invulling van dit nieuwe vijfjarenplan worden de conclusies van Technopolis
meegenomen in de beoordeling van eventuele intensiveringsvoorstellen.
De WOT-VV moet inspelen op veranderingen in wet- en regelgeving en op maatschappelijke
en methodische ontwikkelingen. In 2021 wordt een afwegingskader opgesteld, dat helpt
bij de prioritering van de jaarlijkse activiteiten. Het afwegingskader vormt samen
met de visie WOT-VV de basis voor de dialoog binnen het Opdrachtgeversoverleg voor
de integrale afweging van de activiteiten voor de wettelijke onderzoekstaken. Dit
moet borgen dat ontwikkelingen met de hoogste prioriteit qua voedselveiligheidsrisico’s
en de belangrijkste maatschappelijke en beleidsmatige gevolgen, als eerste opgenomen
worden in het onderzoek dat noodzakelijk is voor het goed kunnen uitvoeren van de
wettelijke taken. Uitgangspunt voor het inzichtelijk maken van risico’s is een multidisciplinaire
benadering, waaronder inbreng vanuit platforms (bijvoorbeeld het Signaleringsplatform),
data-analyse en resultaten uit verbeterde analysemethoden.
We hebben kennis genomen van de conclusie dat het budget net voldoende is voor de
uitvoering van het kwalitatief hoogwaardige onderzoek dat WFSR uitvoert voor de WOT-VV.
Binnen dit budget kan worden ingespeeld op een effectieve en efficiënte beheersing
van nieuwe, opkomende en bestaande risico’s door verbetering van analysemethoden (efficiënter
en nauwkeuriger) en modellen. Daarnaast werkt WR vanuit de onderzoeksagenda van de
Kennisbasis aan strategisch onderzoek aan nieuwe voedselveiligheidsrisico’s. Acute
voedselveiligheidsissues (incidenten/crisis) zijn onderdeel van de werkzaamheden binnen
de WOT-VV.
De WOT-BD gaat een visie met meerjarige strategie opstellen. Hierbij worden de Ministeries
van LNV en VWS, het RIVM, de NVWA en een aantal universiteiten (UU, EUR) betrokken.
Deze strategie zal ook gebruikt worden als afwegingskader voor de keuze voor toekomstig
onderzoek. Door een sterkere afstemming van het WOT-BD-programma met de wetenschappelijke
programma’s van het RIVM en de betrokken Nederlandse universiteiten zal de efficiëntie
worden vergroot. Ook expertgroepen, zoals de expertgroep zoönose zal hierbij worden
betrokken. Het gaat om kennisontwikkeling over o.a. nieuwe dierziekten als gevolg
van klimaatverandering, zoönose en antibioticaresistentie.
De meetbaarheid van effectiviteit en efficiency zal ook worden verbeterd. De rollen,
taken en samenstelling van de adviescommissie en het Opdrachtgeversoverleg worden
duidelijk in kaart gebracht.
De WOT-programma’s worden elke vijf jaar door een extern bureau geëvalueerd. In 2024
vinden de nieuwe evaluaties van de drie WOT’s plaats. Ik ben verheugd over de positieve
evaluaties die nu voorliggen en zal de aanbevelingen van de evaluatoren gebruiken
om de kwaliteit van de drie WOT-programma’s nog verder te doen toenemen.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.