Brief regering : Informatieplicht over ZZS in afgegeven afvalstoffen
27 664 Toekomst milieuwetgeving
Nr. 89
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 mei 2021
In mijn brief van 5 juni jl. (Kamerstuk 28 089, nr. 172) heb ik uw Kamer geïnformeerd over een voorgenomen aanpassing van het Besluit melden
bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen (hierna: Besluit melden), waarmee de verplichting wordt verduidelijkt om aanwezigheid van zeer zorgwekkende
stoffen (ZZS) in afgegeven afvalstoffen te melden aan de ontvanger van die afvalstoffen.
De afgelopen jaren is maatschappelijke zorg ontstaan over verspreiding van ZZS naar
de leefomgeving vanuit industriële afvalstromen die optrad doordat de afvalketen geen
informatie had gekregen over aanwezigheid van de ZZS. Dit was ook aanleiding voor
een door het lid Kröger c.s. op 16 mei 2019 ingediende, aangehouden motie.1 Het bepalen van de juiste vorm en reikwijdte van de informatieplicht in de afvalketen,
gericht op het beheersen van de lasten en de risico’s die deze met zich meebrengt,
gebeurt in samenspraak met de medeoverheden en het bedrijfsleven. In de voorliggende
brief bericht ik uw Kamer de stand van zaken.
Informatieplicht voor de «ontdoener»
Mijn brief van 5 juni jl. geeft aan dat de bestaande wetgeving in principe al voorziet
in verplichtingen voor een bedrijf dat een afvalstof afgeeft («ontdoener») om degene
die de afvalstof ontvangt informatie te verstrekken over aanwezige stoffen die risico’s
kunnen opleveren bij de verwerking. Op grond van bepalingen in de Wet milieubeheer
en het Besluit melden heeft de ontdoener namelijk de verplichting om de ontvanger
een omschrijving te verstrekken van de «aard, eigenschappen en samenstelling» van
de afvalstof. In dit licht heb ik, onder meer in de brief van 5 juni jl., bedrijven
en hun bevoegd gezag opgeroepen om niet te wachten op de nieuwe wetgeving en in de
tussentijd al het gesprek aan te gaan over de noodzaak om risicostoffen in afvalstromen,
met name ZZS, beter in beeld te brengen.
Reikwijdte, doelmatigheid
Een afvalverwerker heeft voor een veilige verwerking van het afval over het algemeen
voldoende aan informatie die zich beperkt tot het soort activiteit waaruit het afval
is voortgekomen (herkomst) en het soort materiaal waaruit het bestaat (metaal, kunststof,
olie, gemengd materiaal, etc.). Op grond van deze gegevens moet aan afval een zogeheten
euralcode toegekend worden volgens de Regeling Europese afvalstoffenlijst. Het Besluit melden verplicht bij het afgeven van bedrijfsafval de bijbehorende euralcode te vermelden.
Voor elke soort afval (elke euralcode) zijn in de loop der jaren maatregelen ontwikkeld
om de risico’s van blootstelling van werknemers aan gevaarlijke stoffen en emissies
van die stoffen naar het milieu te beheersen. Het gaat bijvoorbeeld om afgedekte opslag,
vloeistofdichte vloeren, luchtbeheersingstechnieken, beschermende kleding, verbranding
op voldoende hoge temperatuur om gevaarlijke stoffen af te breken, rookgasreiniging
en zuiveren van afvalwater. Om een bepaalde soort afval te kunnen innemen moet de
verwerker de maatregelen treffen die deze afvalsoort vereist. In vergunningen voor
afvalverwerking worden deze maatregelen vastgelegd, voor zover wetgeving dit nog niet
doet.
De afvalverwerking is dus ingesteld op het beheersen van de risico’s van schadelijke
stoffen, zonder dat men detailinformatie over die stoffen heeft. Dat is nodig, omdat
de overgrote meerderheid van de ontdoeners weinig of helemaal geen kennis heeft van
ZZS of andere risicostoffen in het afval dat zij afgeven. Zij werken namelijk niet
bewust met de betreffende stoffen. Mogelijk zitten ZZS in producten die ze voor hun
bedrijfsproces inkopen, maar ze hebben daar geen beeld van. Zoals hierboven is toegelicht,
is kennis over aanwezige ZZS in afval over het algemeen niet nodig voor een veilige
verwerking. Een algemene verplichting voor ontdoeners om informatie te vergaren over
risicostoffen in hun afval is daarom niet doelmatig.
Niettemin is in recente jaren duidelijk geworden dat met name chemisch afval van bedrijven
die ZZS produceren of verwerken kan leiden tot emissies van ZZS naar het milieu die
niet aanvaardbaar zijn. Voor het beheersen van deze risico’s blijkt, in aanvulling
op de huidige informatieoverdracht (de euralcode en optioneel een vormvrije additionele
omschrijving), meer specifieke informatie nodig over de in het afval aanwezige ZZS.
Het gaat hier om afval van bedrijven die actief met ZZS werken, dus redelijkerwijs
kunnen weten dat hun afval ZZS bevat. Het is daarmee ook redelijk hen te verplichten
informatie hierover door te geven aan de afvalketen. Dit hoort voor de betreffende
bedrijven in feite een logisch element te zijn (en is dat misschien al) in het eigen
beleid voor maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Aanpassing van het Besluit melden
In het Besluit melden zal bepaald worden dat een ontdoener die onder een milieuvergunning werkt waarin
sprake is van productie, vrijkomen of gebruik van een of meer ZZS de ontvanger(s)
van zijn afvalstoffen moet informeren over deze ZZS. Dit betreft een beperkte groep
ontdoeners, die weet hebben van ZZS die in hun werkproces aanwezig zijn. In het Besluit
melden zal verwezen worden naar de criteria en voorwaarden voor ZZS uit de REACH-verordening.2
De ontdoener zal ten minste een eenduidige benaming van de ZZS moeten verstrekken.
Of deze informatieplicht een ondergrens moet hebben wordt nog bezien. Géén ondergrens
hanteren, dat wil zeggen de ontvanger informeren over elke in de vergunning genoemde
ZZS ongeacht de feitelijke mate van aanwezigheid in de afvalstroom, lijkt het best
om onnodige lasten te voorkomen. Bij het hanteren van een ondergrens zal de ontdoener
namelijk moeten nagaan of een ZZS in zijn afvalstroom onder of boven de grens zit;
hij moet kosten maken voor chemische analyse, terwijl de ontvangende afvalverwerker
misschien helemaal geen behoefte aan die informatie heeft, omdat hij eenvoudig kan
beredeneren dat zijn verwerking tot vernietiging van betreffende ZZS leidt of anderszins
geen verspreidingsrisico oplevert. In het vervolg van de consultatie van de medeoverheden
en het bedrijfsleven zal worden bekeken of deze zienswijze wordt gedeeld.
Nadere informatiebehoefte van de ontvanger
Het is de ontvanger van de afvalstof die het best kan bepalen of een ZZS waarover hij geïnformeerd is
relevant is voor de risicobeheersing in zijn proces (transport, opslag, bewerking,
verbranding, recycling, etc.) en in hoeverre hij meer informatie nodig heeft dan alleen
de naam van de stof om zijn proces met voldoende risicobeheersing, oftewel milieuverantwoord
uit te voeren. Anders gezegd: informatie die hem handelingsperspectief geeft voor het borgen van doelmatig afvalbeheer (bepaalde afvalstromen gescheiden houden, extra zuiveren, aan een stringenter beheersregime
onderwerpen, weigeren, etc.).
Het lijkt dus voor een efficiënte werking van de keten en het beperken van lasten
het beste de ontvanger te laten bepalen met welke mate van nauwkeurigheid en frequentie het gehalte van de ZZS gemeten moet worden, in plaats van de ontdoener te verplichten het gehalte
van de ZZS altijd proactief te meten. Ook dit zal in de voortgaande consultatie getoetst
worden. De verwerker zou met de ontdoener kunnen afspreken wie van hen beiden voor
eventueel benodigde metingen zal zorgen. Zoals de afvalketen ontdoeners tegen betaling
«ontzorgt» voor de inzameling en verwerking van hun afval, zo kan dat ook voor eventueel
benodigde metingen van de gehalten van relevante aanwezige ZZS.
Toezicht, borging gelijk speelveld
Het bevoegd gezag van een ontvanger van een afvalstof heeft reeds de taak toe te zien
op de wijze waarop de ontvanger omgaat met risico’s van de afvalstof. Als de aanwezigheid
van ZZS bekend is, zijn voor de hand liggende vragen: bepaalt de ontvanger op adequate
wijze de relevantie van de ZZS voor zijn werkproces, de benodigde nauwkeurigheid en
frequentie waarmee het gehalte van de ZZS bepaald moet worden en de benodigde maatregelen
om de risico’s te beheersen? Op grond van de huidige regelgeving over ZZS geldt voor
alle bedrijven die onder een milieuvergunning werken, ook voor afvalbedrijven, een
minimalisatieplicht voor emissies van ZZS naar lucht en water.
Bij een nieuw aan het licht tredende ZZS in een afvalstroom moet de verwerking niet
onnodig stagneren. In principe moeten het afvalbedrijf en zijn bevoegd gezag voldoende
tijd krijgen en nemen om in overleg te bepalen welke maatregelen doelmatig zijn. Opdat
dit door de diverse omgevingsdiensten op vergelijkbare wijze gebeurt, wil ik met provincies
en gemeenten de mogelijkheid bespreken van ten eerste een digitaal forum voor uitwisseling
van ervaringen en ten tweede een adviescommissie voor relatief complex blijkende situaties.
De adviescommissie zou bestaan uit afgevaardigde experts vanuit enkele omgevingsdiensten.
Op verzoek uitgebrachte adviezen zouden een hulpmiddel zijn voor het bevoegd gezag
en de beslissingsbevoegdheid onverlet laten. Ik onderzoek momenteel hoe met zo’n uitwisselingsforum
en adviescommissie aangesloten kan worden op lopende trajecten voor kennisopbouw en
kennisuitwisseling voor omgevingsdiensten.
Tijdpad
Het vervolg van de consultatie van medeoverheden en bedrijfsleven zal zich met name
richten op de genoemde ondersteunende structuur die voor kennisopbouw en een gelijk
speelveld moet zorgen. Deze structuur moet operationeel zijn voordat de aanpassing
van het Besluit melden in werking treedt, waarvoor de beoogde termijn 1 juli 2022 is. Voor het besluit geldt
de wetgevingsprocedure met internetconsultatie en voorhang bij de Tweede Kamer.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
S. van Veldhoven-van der Meer
Indieners
-
Indiener
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat