Brief regering : Reactie op verzoek commissie over de voortgang van de implementatie van twee Europese richtlijnen (EU 2018/843 en EU 2019/879)
31 477 Bestrijden witwassen en terrorismefinanciering
Nr. 59
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 mei 2021
Uw Kamer heeft mij verzocht om nadere informatie over de voortgang van de implementatie
van Richtlijn (EU) 2019/879 van het Europees parlement en de Raad van 20 mei 2019
tot wijziging van Richtlijn 2014/59/EU met betrekking tot de verliesabsorptie- en
herkapitalisatiecapaciteit van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en Richtlijn
98/26/EG (PbEU 2019, L 150/296) («BRRD II») en Richtlijn (EU) 2018/843 van het Europees parlement en de Raad van 30 mei tot
wijziging van Richtlijn (EU) 2015/849 inzake de voorkoming van het gebruik van het
financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, en tot wijziging
van de Richtlijnen 2009/138/EG en 2013/36/EU (PbEU 2018, L 156/43) («de gewijzigde vierde anti-witwasrichtlijn»). Hierbij informeer ik uw Kamer, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid
en de Minister voor Rechtsbescherming, conform uw verzoek.
De gewijzigde vierde anti-witwasrichtlijn
Deze richtlijn heeft tot doel het voorkomen van het gebruik van het financiële stelsel
voor het witwassen van geld en terrorismefinanciering. De implementatie van de gewijzigde
vierde anti-witwasrichtlijn heeft hoofdzakelijk plaatsgevonden door middel van de
Implementatiewet wijziging vierde anti-witwasrichtlijn en het Implementatiebesluit wijziging vierde anti-witwasrichtlijn, die op 21 mei 2020 in werking zijn getreden. Daarnaast vindt de implementatie van
de artikelen 30, 31 en 32bis van deze richtlijn plaats via aparte implementatiewetten
met bijbehorende implementatiebesluiten. Deze regelgeving is ook in werking getreden,
met uitzondering van het wetsvoorstel dat beoogt artikel 31 te implementeren.
Artikel 30 van de gewijzigde vierde anti-witwasrichtlijn is geïmplementeerd met de
Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van vennootschappen en andere
juridische entiteiten en het Implementatiebesluit registratie uiteindelijk belanghebbenden van vennootschappen
en andere juridische entiteiten. Deze implementatieregelgeving strekt tot implementatie van de verplichting tot het
bijhouden en centraal registeren van informatie over de uiteindelijk belanghebbenden
(ultimate beneficial owners, afgekort UBO’s) van in Nederland opgerichte vennootschappen en andere juridische
entiteiten, en is deels op 8 juli 2020 en deels op 27 september 2020 in werking getreden.
Dit UBO-register maakt onderdeel uit van het handelsregister van de Kamer van Koophandel.
Artikel 32bis van de gewijzigde vierde anti-witwasrichtlijn is geïmplementeerd met
de Wet
verwijzingsportaal
bankgegevens en het Besluit verwijzingsportaal bankgegevens. Deze implementatieregelgeving is op 10 september 2020 in werking getreden. Hiermee
is een aansluitplicht op het verwijzingsportaal bankgegevens tot stand gebracht voor
banken en andere betaaldienstverleners die IBAN-rekeningen of kluizen aanbieden. De
aansluiting op het verwijzingsportaal bankgegevens vindt plaats door middel van een
systeemkoppeling tussen het verwijzingsportaal en banken, waardoor aangesloten overheidsdiensten
geautomatiseerd identificerende gegevens kunnen vorderen of opvragen bij de aangesloten
banken en andere betaaldienstverleners. Zo kunnen opsporingsambtenaren in het kader
van een strafrechtelijk onderzoek via het portaal gegevens vorderen van houders van
IBAN-rekeningen.
Het wetsvoorstel Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van trusts en soortgelijke
juridische constructies (Kamerstuk
35 819
) is op 23 april jl. ingediend bij uw Kamer. Dit wetsvoorstel strekt tot implementatie
van de in artikel 31 van de gewijzigde vierde anti-witwasrichtlijn opgenomen verplichting
tot het bijhouden en centraal registreren van informatie over de UBO’s van trusts en soortgelijke juridische constructies. De implementatietermijn voor dit onderdeel
van de gewijzigde vierde anti-witwasrichtlijn is daarmee helaas niet gehaald; die
termijn verliep op 10 maart 2020. Dit houdt onder meer verband met het feit dat het
Nederlands recht geen trusts kent en slechts in beperkte mate soortgelijke juridische
constructies (fondsen voor gemene rekening). Ook kent Nederland momenteel geen register
waarin algemene informatie over de onder dit wetsvoorstel vallende juridische constructies
wordt opgenomen, zoals dat wel het geval was bij de totstandbrenging van het UBO-register
voor vennootschappen en andere juridische entiteiten. Er is mede om die redenen niet
direct een voor de hand liggend register waarin dit UBO-register voor trusts en soortgelijke
juridische constructies kan worden opgenomen. Het in gereedheid brengen van diverse
uitvoeringsaspecten op het gebied van ICT, beheer en handhaving heeft helaas de nodige
tijd gekost, maar inmiddels zijn belangrijke voorbereidende stappen gezet. Voorbereidingen
voor de realisatie en het beheer van dit UBO-register zijn gestart door de Kamer van
Koophandel. Ook is inmiddels in het wetsvoorstel uitgewerkt dat de handhaving zal
worden verzorgd door het Bureau Economische Handhaving (BEH) van de Belastingdienst.
Hiermee is gekozen voor partijen die ook betrokken zijn bij het UBO-register voor
vennootschappen en andere juridische entiteiten. Graag verwijs ik voor verdere details
naar de memorie van toelichting bij het ingediende wetsvoorstel.1
BRRD II
De implementatie van BRRD II had op 29 december 2020 in werking moeten treden. Deze
richtlijn, die de richtlijn herstel en afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen
(«BRRD I»)2 wijzigt, vormt samen met de verordening met betrekking tot verliesabsorptie en herkapitalisatiecapaciteit
van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen («SRMR II»)3 die de verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme («SRMR I»)4 wijzigt, het Europeesrechtelijk kader voor afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen,
indien zij falen of dreigen te falen. Dit samenstel van regels draagt daarmee bij
aan het versterken van de bankensector in de Europese Unie en dringt het risico verder
terug dat de belastingbetaler moet bijspringen wanneer banken omvallen. De BRRD II
wordt geïmplementeerd met het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op het financieel
toezicht en de Faillissementswet in verband met de implementatie van de richtlijn
tot wijziging van de richtlijn herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen
(Implementatiewet verliesabsorptie- en herkapitalisatiecapaciteit van banken en beleggingsondernemingen). Op 7 april 2021 is dit implementatievoorstel voor advies aangeboden aan de Raad
van State. Nadat de Raad van State advies heeft uitgebracht, wordt het implementatievoorstel
zo snel mogelijk ingediend bij de Tweede Kamer.
De voorbereiding van het wetsvoorstel heeft langer geduurd dan gebruikelijk omdat
Nederland – net als veel andere lidstaten – voor uitdagingen stond bij de implementatie
van de BRRD II. Allereerst is dit een uiterst complexe, technische en uitgebreide
richtlijn, waarvan de implementatie vele wijzigingen aanbrengt in zowel de Wet op het Financieel toezicht als de Faillissementswet. De complexiteit wordt deels veroorzaakt door de technische inhoud van de richtlijn
zelf, maar ook door de interferentie tussen de BRRD II en de SRMR II, die de reikwijdte
van de richtlijn op onderdelen zeer complex maakt. Uit deze reikwijdte volgt dat voor
niet-significante banken uitsluitend de bepalingen relevant zijn die uit de BRRD II
volgen, maar niet de bepalingen uit de SRMR II die op significante banken van toepassing
zijn.
Daarnaast werd tijdens de implementatie duidelijk dat de BRRD II op punten hiaten
bevat in de aansluiting op de SRMR II. Aan de ene kant zijn er BRRD II-bepalingen
die onbedoeld geen equivalent in de SRMR II hebben, en aan de andere kant zijn er
BRRD II-bepalingen die weliswaar een materieel equivalent in de SRMR II hebben, maar
ten aanzien waarvan de SRMR II onbedoeld nalaat de nationale autoriteiten rechtstreeks
bevoegd te maken tot handhaving van die bepalingen. Na overleg met de Europese Commissie
is besloten deze hiaten nationaal te adresseren in het implementatievoorstel.
Het identificeren van de reikwijdtekwesties en de hiaten tussen de BRRD II en de SRMR
II heeft veel tijd gekost. Bovendien is de implementatiedeadline van anderhalf jaar
voor een zeer complexe richtlijn als deze erg kort.
Tot slot
Uiteraard heeft de voortgang van implementatietrajecten, waaronder de gewijzigde vierde
anti-witwasrichtlijn en de BRRD II, mijn aandacht. Ik streef ernaar om het voorstel
voor de Implementatiewet verliesabsorptie- en herkapitalisatiecapaciteit van banken en beleggingsondernemingen zo spoedig mogelijk bij uw Kamer aanhangig te maken. Ik zal mij inzetten om eventuele
vragen van uw Kamer over deze implementatiewetsvoorstellen zo voortvarend mogelijk
te beantwoorden.
De Minister van Financiën,
W.B. Hoekstra
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Financiën