Brief regering : Herhaalmeting woonwagenstandplaatsen
35 570 VII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2021
32 847
Integrale visie op de woningmarkt
Nr. 99
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 mei 2021
Met deze brief bied ik u de Herhaalmeting Woonwagenstandplaatsen in Nederland aan1 en ga ik in op de conclusies van het rapport. Ik geef aan wat ik de komende jaren
doe om verdere invulling te geven aan het Beleidskader Woonwagen- en Standplaatsen dat ik in 2018 naar Uw Kamer heb gestuurd.2 Ik betrek hierbij de brief van de Nationale ombudsman van 5 maart jl. waarin hij
zijn zorgen uit over de waarborging van de mensenrechten en de realisatie van nieuwe
standplaatsen.3 De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft een afschrift ontvangen van deze
aan mij gerichte brief. In de procedurevergadering van 15 april 2021 heeft de commissie
besloten een afschrift van mijn antwoord op deze brief te ontvangen. Omdat ik in maart
nog niet over de herhaalmeting beschikte, heb ik destijds geen antwoordbrief geschreven.
Wel is er vanuit mijn ministerie contact geweest met het bureau van de Nationale ombudsman.
Ik zal voorliggende brief in afschrift naar de Nationale ombudsman sturen, U kunt
deze brief dus tevens als mijn antwoord op zijn brief van 5 maart jl. beschouwen.
In deze brief geef ik ten slotte aan hoe ik invulling geef aan de motie van het lid
Öztürk.4
Drie jaar geleden heb ik samen met de VNG, Aedes en vertegenwoordigers van de woonwagengemeenschap
het Beleidskader Woonwagen- en Standplaatsenbeleid ontwikkeld. Doel van dit beleidskader is om de culturele identiteit en woonwensen
van Roma, Sinti en woonwagenbewoners op een goede manier in het woonbeleid te integreren.
Uit de eerste Herhaalmeting Woonwagenstandplaatsen in Nederland blijkt dat, ondanks dat gemeenten stappen hebben gezet om tot nieuw beleid te komen,
het beleidskader nog niet heeft geleid tot meer standplaatsen. Dat is een teleurstellende
uitkomst, zeker voor de mensen die vaak al lang op de toewijzing van een standplaats
wachten. Ik ga gemeenten stimuleren om de komende tijd stappen te zetten in het realiseren
van meer standplaatsen. In de volgende herhaalmeting verwacht ik te kunnen melden
dat meer Roma, Sinti en woonwagenbewoners een passende plek hebben gevonden.
Ontwikkeling van het aantal standplaatsen en het gemeentelijk beleid
De herhaalmeting laat zien hoe het aantal standplaatsen zich heeft ontwikkeld in de
periode 2018–2020. Ook geeft zij aan hoe het gemeentelijk beleid zich heeft ontwikkeld
en welke knelpunten gemeenten ervaren. De conclusies zijn als volgt:
Het aantal standplaatsen is vrijwel gelijk gebleven, een toename wordt wel verwacht
Op basis van de ingezonden vragenlijsten en gegevens van het Kadaster concluderen
de onderzoekers dat het aantal standplaatsen in de afgelopen twee jaar vrijwel gelijk
is gebleven. Zij stellen vast dat er op dit moment in Nederland in totaal 8.854 standplaatsen
zijn, verdeeld over 1.151 woonwagenlocaties. Het totaal inclusief «bijzondere situaties»,
zoals tijdelijke standplaatsen of stenen woningen op standplaatsen, ligt op 9.297
standplaatsen. De regionale spreiding van standplaatsen is groot: in absolute zin
is het aantal standplaatsen het grootste in de provincies Noord-Brabant, Zuid-Holland
en Noord-Holland en het laagste in Flevoland. In relatieve zin, ten opzichte van het
aantal woningen, is het aantal standplaatsen het grootste in Limburg en het laagste
in Friesland en Groningen. Van de 223 gemeenten die de vragenlijst hebben ingevuld,
gaven ruim 50 gemeenten aan concrete plannen te hebben om de komende jaren nieuwe
standplaatsen te realiseren. De onderzoekers stellen dat gemeenten van plan zijn de
komende twee jaar bijna 150 nieuwe standplaatsen aan de voorraad toe te voegen.
Steeds meer gemeenten ontwikkelen en implementeren woonwagen- en standplaatsenbeleid
Het beleidskader reikt gemeenten de kaders aan waarmee zij het lokale woonwagenbeleid
binnen het mensenrechtelijke kader kunnen ontwikkelen. Van gemeenten wordt verwacht
dat zij beleid voor woonwagens en standplaatsen vaststellen als onderdeel van het
volkshuisvestingsbeleid. Uit het onderzoek blijkt dat ten minste 73 gemeenten dit
sinds 2018 ook daadwerkelijk hebben gedaan, dat is 34% van de responderende gemeenten.
Hoeveel gemeenten al vóór 2018 beleid hebben ontwikkeld is niet bekend. Maar het is
volgens de onderzoekers wel duidelijk dat er nog veel gemeenten zijn die dit moeten
gaan doen. Sinds 2018 hebben tenminste 105 gemeenten onderzoek gedaan naar de behoefte
aan woonwagenstandplaatsen.
Gemeenten vinden de realisatie van meer standplaatsen ingewikkeld, ondersteuning is
gewenst
Door veel gemeenten is aangegeven dat zij moeite hebben met de ontwikkeling en implementatie
van woonwagenbeleid. Een belangrijke reden die zij aangeven is de onrendabele top.
Dit houdt in dat de kosten voor de ontwikkeling en exploitatie niet binnen de afschrijvingstermijn
kunnen worden terugverdiend. Ook is er een tekort aan locaties waar nieuwe woonwagenstandplaatsen
kunnen komen. Een aantal gemeenten geeft aan dat zij geen eigen grond (meer) in bezit
heeft of dat deze schaars is. In sommige gemeenten wordt ook een moeizaam contact
met bewoners genoemd. Dit alles maakt dat het realiseren van nieuwe standplaatsen
door gemeenten als een ingewikkeld traject wordt gezien. De meerderheid van de gemeenten
geeft aan dat ze ondersteuning vanuit het Rijk en VNG goed kunnen gebruiken. Het delen
van goede voorbeelden wordt daarbij het meeste genoemd.
Teleurstelling bij vertegenwoordigers van woonwagenbewoners
De onderzoeksresultaten zijn voorgelegd aan vertegenwoordigers van bewoners. Zij herkennen
het beeld dat wordt geschetst en geven aan het te betreuren dat er in de afgelopen
twee jaar weinig nieuwe standplaatsen zijn gerealiseerd. Zij waarderen dat er in een
aantal gemeenten concrete plannen zijn voor uitbreiding, maar stellen wel dat plannen
niet voldoende zijn, het gaat om de daadwerkelijke groei van standplaatsen. Zij stellen
dat sinds de intrekking van de Woonwagenwet in 1999 het aantal standplaatsen gelijk
is gebleven of zelfs afgenomen. Dit maakt dat volgens hen de opgave extra groot en
vraagt om een versnelde groei. Zij wijzen daarbij ook op de mensenrechten en het eerdergenoemde
beleidskader.
De opgave voor de komende jaren
De constatering dat de opzet en implementatie van woonwagen- en standplaatsenbeleid,
mede door de specifieke kenmerken, door gemeenten als ingewikkeld wordt ervaren is
niet nieuw. Ook bij de totstandkoming van het beleidskader kwam dat naar voren. De
toegenomen woningnood maakt de benodigde grond voor het realiseren van nieuwe standplaatsen
alleen maar schaarser. Een aantal, maar zeker nog niet alle, gemeenten hebben de afgelopen
jaren hun woonwagen- en standplaatsenbeleid geïntensiveerd. Met de Nationale ombudsman
ben ik van mening dat beleidsvorming niet moet leiden tot een papieren werkelijkheid,
maar moet resulteren in nieuwe standplaatsen. Het beleidskader heeft tot een nieuwe
impuls geleid. Nog steeds krijgt mijn ministerie vragen van gemeenten over de wijze
waarop zij hun beleid kunnen herformuleren. Omdat het om een relatief kleine doelgroep
gaat en het woonwagen- en standplaatsenbeleid om specialistische kennis vraagt, hebben
veel gemeenten behoefte aan zowel kennis als goede voorbeelden. Ik zie dat verschillende
gemeenten nagaan hoe zij de opgave in regionaal verband kunnen oppakken. Een goed
voorbeeld zijn de regio´s Noordoost-Brabant en Hart van Brabant waar onder regie van
de provincie gewerkt wordt aan regionaal beleid. Dergelijke voorbeelden zal ik de
komende periode verder onder de aandacht brengen.
Ondersteuning vanuit het Rijk
Ik blijf op verschillende manieren de ontwikkeling van nieuwe standplaatsen stimuleren
en ondersteunen.
Programma voor gemeenten
Uit de enquête en uit contacten met gemeenten van zowel de VNG als mijn ministerie
blijkt dat gemeenten vooral behoefte hebben aan goede voorbeelden van bijvoorbeeld
een behoefteonderzoek, de toewijzing van standplaatsen of een regionale aanpak. Ik
zal een ondersteuningsprogramma opzetten dat deze voorbeelden verzamelt en verspreidt.
Bij de opzet van dit programma werk ik nauw samen met de VNG. Ook zal ik het programma
bespreken met vertegenwoordigers van de woonwagenbewoners.
Onderzoek naar de kosten van standplaatsen en woonwagens
Om tot een goed standplaatsenbeleid te komen zijn objectieve gegevens belangrijk.
Dit geldt zeker als het gaat om financiën. Gemeenten maken afwegingen en leggen deze
uit aan hun burgers. Mijn indruk is dat er verschillende beelden van de kosten van
een standplaats en een woonwagen bestaan. Dit kan ertoe leiden dat deze ofwel te hoog
dan wel te laag worden ingeschat. Dit kan het gesprek vertroebelen. Daarom laat ik
een onderzoek uitvoeren naar de kosten van een standplaats, de woonwagen en de beheerskosten.
Dit kan gemeenten helpen bij de formulering van hun (ruimtelijk) woonwagenbeleid.
Bovendien kan een objectieve kostenindicatie bijdragen aan het gesprek tussen gemeenten,
woningcorporaties en bewoners.
Middelen voor standplaatsen
In november 2020 heb ik uw Kamer geïnformeerd over € 50 mln. die ik voor 2021 heb
vrijgemaakt voor het versneld realiseren van huisvesting voor een aantal groepen op
de woningmarkt.5 Een van deze groepen zijn woonwagenbewoners. De regeling zal zo worden uitgewerkt
dat het voor alle gemeenten mogelijk wordt aanvragen te doen voor bijdragen waarmee
financiële belemmeringen in de projectrealisatie kunnen worden weggenomen. De middelen
kunnen worden gebruikt voor de realisatie van nieuwe standplaatsen.
Overleg met gemeenten
De eerdergenoemde motie Öztürk verzoekt de regering om in overleg te gaan met gemeenten
teneinde voldoende standplaatsen te regelen. Vanuit het ministerie is geregeld overleg
met de VNG over het standplaatsenbeleid. Met medefinanciering vanuit BZK heeft de
VNG de Wegwijzer gemeentelijk woonwagen- en standplaatsenbeleid ontwikkeld en zal zij enkele bijeenkomsten organiseren. Ik stuur de herhaalmeting
naar gemeenten en wijs hen op de ondersteuning die ik hen zal bieden om tot de realisatie
van nieuwe standplaatsen te komen. Via bovengenoemde acties geef ik invulling aan
de motie Öztürk.
Tot slot
Gemeenten, woonwagenbewoners, woningcorporaties en het Rijk hebben de afgelopen jaren
stappen gezet. Ik blijf gemeenten stimuleren om de komende tijd stappen te zetten
in het realiseren van meer standplaatsen. Ik blijf daarbij met alle betrokken partijen
in contact en ondersteun waar nodig, zodat er op lokaal niveau de juiste en passende
keuzes gemaakt kunnen worden.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties