Brief regering : Verkenning naar het voorkomen van verbranding van recyclebare materialen
29 696 Structurele duurzame economische groei
30 872 Landelijk afvalbeheerplan
Nr. 17 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 april 2021
Hierbij bied ik u een rapport aan met een verkenning naar het voorkomen van verbranding
van recyclebare materialen in 20301. In de reactie op de transitieagenda’s voor een circulaire economie (Kamerstukken
32 852 en 33 043, nr. 59) heeft het kabinet in 2018 aangekondigd een verkenning te zullen uitvoeren naar de
mogelijkheid om het verbranden van alle recyclebare afval vanaf 2030 te verbieden.
Het voorliggende rapport is hier het resultaat van. Met deze brief informeer ik u
over de inhoud van het rapport, hoe dit door het afvalverwerkend bedrijfsleven is
ontvangen en wat mijn reactie op het rapport is.
Inhoud van het rapport
Het rapport geeft een uiteenzetting van de mate waarin recyclebare materialen nog
worden verbrand en hoe met verschillende maatregelen gezorgd kan worden dat deze materialen
gerecycled kunnen worden. Ook geeft het rapport antwoord op de vraag of het mogelijk
is om verbranding van recyclebare materialen te verbieden.
Uit het rapport komt naar voren dat in 2018 circa 5.800 kiloton Nederlands afval werd
verbrand, en dat hiertussen nog materialen te vinden waren die gesorteerd en gerecycled
hadden kunnen worden. Het gaat hier bijvoorbeeld om kunststof, papier, textiel, glas,
metalen en bioafval. Om deze materialen te kunnen recyclen moeten deze, afhankelijk
van het type, aan de bron worden gescheiden of later in de afvalketen gescheiden en
gesorteerd worden uit bijvoorbeeld huishoudelijk restafval, gemengd bedrijfsafval
en sorteerresidu. Het rapport concludeert dat een verbod op het verbranden van recyclebare
materialen alleen uitvoerbaar is indien maatregelen worden genomen om te voorkomen
dat deze materialen ongescheiden bij afvalverbrandingsinstallaties worden aangeleverd.
Afval is namelijk alleen recyclebaar wanneer dit, tegen redelijke kosten, in de afvalinzameling-
en verwerkingsketen gescheiden en gesorteerd wordt op zodanige wijze dat het geschikt
is als recyclaat in nieuwe materialen en producten.
Om dit te bewerkstelligen worden werkwijzen uiteengezet voor verschillende schakels
in de afvalinzameling- en verwerkingsketen, zijnde ontdoeners (huishoudens en bedrijven),
inzamelaars, scheidings- en sorteerbedrijven en verwerkers. Een groot deel heeft betrekking
op het laten plaatsvinden van monitoring en terugkoppeling door bedrijven over de
kwaliteit van afvalstromen op de verschillende punten in de keten. Op basis hiervan
zou bijvoorbeeld betere bronscheiding gestimuleerd kunnen worden van materialen die
niet geschikt zijn voor nascheiding, zoals bioafval. Daarnaast gaat het onder meer
om het optimaliseren van inzamelroutes en -logistiek, het stellen van minimumeisen
voor sorteer- en nascheidingsinstallaties en controle op de aanwezigheid van recyclebare
materialen in afvalstromen voordat deze verbrand worden. Volgens het rapport zou bij
het doorvoeren van de uiteengezette werkwijzen de hoeveelheid te verbranden restafval
met de huidige stand van de techniek tussen de 1.900 en 2.500 kiloton kunnen afnemen.
Om dit potentieel verder te vergroten geeft het rapport aanvullende aanbevelingen,
waaronder om de ontwikkeling van chemische recycling te faciliteren en om nieuwe recyclingtoepassingen
voor onder meer nagescheiden papier te stimuleren. Over de ontwikkeling van chemische
recycling heb ik u met een aparte brief geïnformeerd (Kamerstukken 29 696 en 30 872, nr. 16). Nieuwe afzetmarkten voor nagescheiden papier zal ik dit jaar nader laten verkennen.
Reacties van het afvalverwerkend bedrijfsleven
Op de resultaten van de verkenning is gereageerd door verschillende branchevertegenwoordigingen
voor afvalinzameling en verwerking2. Deze reacties zijn toegevoegd als bijlage bij de verkenning. Door deze partijen
wordt onder meer aandacht gevraagd voor de uitvoerbaarheid en lasten als gevolg van
de uiteengezette maatregelen. Een gemene deler in de reacties is dat de branchepartijen
benadrukken dat naast de inzet op het gescheiden houden van recyclebare materialen
in de keten, ook gewerkt moet worden aan het zodanig ontwerpen van producten dat deze
in de afvalfase goed recyclebaar zijn en het creëren van afzetmarkten voor secundaire
grondstoffen, bijvoorbeeld via verplichte toepassing van recyclaat. Ook in het rapport
worden deze aanbevelingen gedaan.
Beleidsreactie
In het Rijksbrede programma Nederland Circulair 2050 is in 2016 de basis gelegd voor
een circulaire economie. Hierin zijn de doelen verankerd voor 2030 en 2050. Voor 2030
betreft dit een halvering van het gebruik van abiotische grondstoffen, voor 2050 een
volledig circulaire economie. Voor het realiseren van deze doelstellingen is hoogwaardige
recycling van materiaalstromen essentieel. Een belangrijke voorwaarde daarvoor is
dat het scheiden van gemengde afvalstromen optimaal verloopt zodat de hieruit voortkomende
materiaalstromen een hoge kwaliteit hebben.
In het rapport wordt een verkenning uitgevoerd naar het voorkomen van verbranding
van recyclebare materialen in 2030. Het rapport komt met een breed scala aan aanbevelingen
gericht op verschillende punten in de keten. Een deel van de aanbevelingen uit het
rapport sluit aan bij mijn huidige beleidsinzet. Zo zijn, om tot betere afvalscheiding
te komen, in de tweede wijziging van LAP3 duidelijker eisen gesteld aan het bronscheiden
van afval door bedrijven. De kwaliteit van afvalstromen is een speerpunt in het uitvoeringsprogramma
VANG huishoudelijk afval 2021–2025 en het programma VANG-buitenshuis dat gericht is
op bedrijven. Uitgangspunt in beide programma’s is dat zoveel mogelijk voorkomen wordt
dat recyclebaar afval in het restafval terecht komt en wordt verbrand. Door deze inzet
mag worden verwacht dat de hoeveelheid recyclebaar materiaal die nog wordt verbrand
gaat dalen en dat daarmee verbranding geleidelijk kan worden afgebouwd, richting een
volledig circulaire economie in 2050.
Er is echter meer nodig. Enerzijds moeten producten zo worden ontworpen dat zij ook
recyclebaar zijn. Anderzijds moet er een markt zijn voor recyclaat. Mede op aandringen
van Nederland heeft de Europese Commissie een beleidsinitiatief voor duurzame producten
aangekondigd, dat eraan bij moet dragen dat producten op de Europese markt passen
in een circulaire economie. Dit betekent dat ze zodanig ontworpen moeten zijn dat
ze goed kunnen worden hergebruikt, gerepareerd en gerecycled. Ook moeten ze zoveel
mogelijk geproduceerd worden met recyclaat. Nederland zal inzetten op een ambitieuze
uitwerking van dit initiatief, dat vanaf eind 2021 wordt verwacht. Daarnaast wordt
op nationaal niveau circulair ontwerpen door bedrijven gestimuleerd. Via het programma
CIRCO worden bedrijven in staat gesteld de eigen producten en diensten te verduurzamen
door circulair ontwerp zelf concreet toe te passen. Ook wordt voor recyclaat uitgewerkt
wat haalbare percentages zijn voor verschillende productgroepen en worden stappenplannen
opgesteld om daadwerkelijke toepassing van recyclaat te bewerkstelligen.
Het is dus noodzakelijk dat in de gehele keten maatregelen worden genomen, waarbij
alle schakels zich gezamenlijk inspannen om te voorkomen dat recyclebare materialen
verloren gaan. Het rapport bevestigt deze noodzaak om in te zetten op een breed pakket
van maatregelen en zet mogelijke maatregelen en eisen uiteen die betrekking hebben
op de gehele keten voor recycling van (grof) huishoudelijk afval, bedrijfsafval en
bouw-en-sloop afval.
Een verbrandingsverbod voor recyclebare materialen past binnen het kader van een circulaire
economie. Daarin verdient immers recycling de voorkeur en mag dat ook worden gevraagd
als de mogelijkheden daartoe naar redelijkheid en billijkheid aanwezig zijn. Een verbrandingsverbod
kan in een ketengericht maatregelen-pakket een sluitstuk zijn. Dit jaar verken ik
nader welke van de uiteengezette maatregelen nadere uitwerking verdienen binnen de
bredere beleidsinzet op circulaire economie. De reacties van de sector zal ik hierbij
betrekken. Als eerste stap zal ik in overleg met de sector kijken naar bouw-en-sloop
afval, onder meer in het kader van de inzet op betere scheiding op bouwplaatsen.
Een volgend kabinet kan voor de verschillende stromen een besluit nemen welk pakket
aan maatregelen passend is, waaronder een verbrandingsverbod.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat