Brief regering : Geannoteerde agenda van de OJCS-Raad (onderwijs en cultuur/AV) van 17 en 18 mei 2021
21 501-34 Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport
Nr. 359
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 april 2021
Hierbij zend ik u, mede namens de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en
Media, de geannoteerde agenda van de Onderwijs-, Jeugd-, Cultuur- en Sportraad (OJCS-Raad)
van 17 en 18 mei 2021 voor wat betreft de onderdelen onderwijs en cultuur/audiovisueel
(AV).
Op dit moment staat een fysieke OJCS-Raad in Brussel gepland. Indien in mei wordt
besloten om – vanwege de beperkende maatregelen in verband met COVID-19 – deze Raad
te vervangen door informele videoconferenties van ministers, worden de Raadsconclusies
schriftelijk vastgesteld in het Comité van Permanente Vertegenwoordigers (Coreper).
Het onderwijsdeel zal plaatsvinden op 17 mei en het cultuur/AV-deel zal plaatsvinden
op 18 mei. Tijdens het onderwijsdeel staat een beleidsdebat gepland over de transformatieagenda
voor het hoger onderwijs en tijdens het cultuur/AV-deel staat een beleidsdebat gepland
over de toegang tot financiering voor de bescherming van erfgoed.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven
INFORMATIE T.A.V. OJCS-RAAD 17-18 mei 2020
Onderwijs
Voor het onderwijsdeel staan de volgende stukken ter vaststelling geagendeerd:
– Raadsconclusies over kansengelijkheid en inclusie in het onderwijs
– Raadsconclusies over het Europese Universiteiten-initiatief
Tijdens het beleidsdebat zal het gaan over:
– Transformatieagenda hoger onderwijs
Concept-Raadsconclusies over kansengelijkheid en inclusie in het onderwijs
Inhoud
Deze Raadsconclusies hebben als thema kansengelijkheid en inclusie in het onderwijs.
De boodschappen uit de informele videoconferentie van 22 januari 2021 zijn gebruikt
als input bij het opstellen van de concept-Raadsconclusies (Kamerstuk 21 501-34, nr. 354).
In de concept-tekst – waarover op dit moment nog onderhandeld wordt – is onder andere
aandacht voor het bestrijden van de gevolgen van de COVID-19-crisis, het tegengaan
van vroegtijdig schoolverlaten, het verkleinen van de digitale kloof in het onderwijs
en het ondersteunen van leraren bij het geven van onderwijs aan klassen met grote
taalkundige en culturele diversiteit. Daarnaast worden het belang van welzijn, leven
lang leren en ouderbetrokkenheid benadrukt.
Inzet Nederland
Nederland staat in het algemeen positief tegenover de concept-Raadsconclusies. Kansengelijkheid
en inclusie zijn ook in Nederland belangrijke onderwerpen. Het kabinet verwelkomt
dat de Europese Unie hier oog voor heeft.
Wel heeft Nederland ingezet op het integraler maken van de tekst. Aanvankelijk was
in de Raadsconclusies voornamelijk aandacht voor het primair en voortgezet onderwijs.
Na interventies van Nederland en andere lidstaten is in de concepttekst meer aandacht
geschonken aan het mbo, ho en leven lang leren. Een ander belangrijk punt betreft
het in de tekst opnemen van digitale vaardigheden als basisvaardigheden. Daarnaast
heeft Nederland aangegeven dat in de concepttekst meer aandacht geschonken zou moeten
worden aan genderidentiteit en seksuele oriëntatie. Deze suggesties zijn aanvankelijk
overgenomen in de concepttekst, maar later hebben enkele lidstaten bezwaar gemaakt
tegen de teksten op het laatstgenoemde punt. Zie hierover meer bij het punt «Indicatie
krachtenveld».
Indicatie krachtenveld
Lidstaten staan in het algemeen positief tegenover de Raadsconclusies. Net als Nederland
gaven enkele lidstaten tijdens de onderhandelingen aan dat de tekst integraler kon
zijn; hier heeft het voorzitterschap gehoor aan gegeven. Daarnaast vroegen lidstaten
om meer aandacht voor hoogbegaafde kinderen en voor stakeholders rondom de school
heen, zoals maatschappelijk werkers en de lokale overheid.
Enkele lidstaten maakten bezwaar tegen de aanscherping van de tekst op het gebied
van genderidentiteit en seksuele oriëntatie, die mede op verzoek van Nederland was
gerealiseerd. Op het moment van schrijven is dit onderdeel van de tekst nog in onderhandeling.
Het kabinet zal zich er voor blijven inzetten dat de toegevoegde teksten over het
belang van genderidentiteit en seksuele oriëntatie in het kader van kansengelijkheid
in de Raadsconclusies blijven staan.
Raadsconclusies over het Europese Universiteiten-initiatief
Inhoud
De concept-Raadsconclusies over het Europese Universiteiten-initiatief – waarover
op dit moment nog onderhandeld wordt – geven weer hoe de lidstaten de toekomst van
het initiatief voor zich zien. In de concept-Raadsconclusies worden onder andere het
belang van kansengelijkheid en inclusie, de digitale en groene transities en de arbeidsmarkt
van de toekomst als drijvers achter het initiatief aangemerkt.
Daarnaast wordt aangegeven dat de verbinding tussen onderwijs, onderzoek en innovatie
binnen de Europese universiteiten van belang is, dat de successen van het initiatief
met niet-deelnemende instellingen gedeeld zouden moeten worden en dat het initiatief
aandacht moet hebben voor de positie en ontwikkeling van docenten en wetenschappers
die verbonden zijn aan de instellingen.
Inzet Nederland
Nederland staat in het algemeen positief tegenover de concept-Raadsconclusies. Wel
heeft Nederland aangegeven dat de status «Europese universiteit» geen doel op zich
is en dat de behoefte aan innovaties waarop via het initiatief wordt ingezet voorop
staat. In dat kader is het van belang om te waken voor de creatie van een elitaire
status voor een selecte groep ho-instellingen en is het van belang dat de voortgang
die geboekt wordt via het initiatief ook ten goede komt aan niet-deelnemende instellingen.
Daarnaast heeft Nederland aangegeven dat bij het idee van een «Europees diploma»,
zoals voorgesteld in het Commissievoorstel over de Europese Onderwijsruimte 2025,
goed aangegeven moet worden wat het nut en de noodzaak daarvan is voordat men overgaat
tot een eventuele uitwerking van het idee.
Bovendien heeft Nederland aangegeven dat bij de evaluatie van het Europese Universiteiten-initiatief
die wordt aangekondigd in de concept-Raadsconclusies niet alleen aandacht moet zijn
voor de operationele aspecten van het initiatief, maar ook de impact die het al dan
niet heeft gehad op de samenleving en het veld.
Tenslotte heeft het voorzitterschap suggesties van Nederland overgenomen die het belang
van de verbinding tussen onderwijs, onderzoek en innovatie binnen het initiatief verder
expliciteren en het belang van gebalanceerde mobiliteit benadrukken.
Indicatie krachtenveld
De meeste lidstaten staan in het algemeen positief tegenover de concept-Raadsconclusies.
De meeste lidstaten waren het met Nederland eens dat ervoor gewaakt moet worden dat
het initiatief een elitair project wordt en dat het nut en de noodzaak van een «Europees
diploma» duidelijk moet worden voordat men doorgaat met een eventuele uitwerking.
Daarnaast gaven lidstaten aan dat in de verdere uitwerking van het initiatief aandacht
moet blijven voor de nationale bevoegdheden op het gebied van bijvoorbeeld accreditatie.
Bovendien benadrukten lidstaten dat in de tekst een balans moet worden gevonden tussen
inclusie en excellentie, en dat het belang van kansengelijkheid (met name op het gebied
van genderidentiteit en sociaaleconomische achtergrond) verder geëxpliciteerd moet
worden in de tekst.
Beleidsdebat transformatieagenda hoger onderwijs
Inhoud
Het Portugese voorzitterschap heeft aangekondigd een beleidsdebat te agenderen over
de transformatieagenda hoger onderwijs. In de Commissiemededeling over de Europese
Onderwijsruimte 2025 is aangekondigd dat de Commissie eind 2021 een voorstel doet
voor de transformatieagenda hoger onderwijs dat gericht is op connectiviteit, inclusie,
de digitale en groene transitie, en innovatie in het hoger onderwijs. Uw Kamer is
hierover ook geïnformeerd in de Staat van de Unie 20211.
Het gaat om een nieuw beleidskader dat grensoverschrijdende samenwerking zonder obstakels
in het hoger onderwijs mogelijk moet maken.2 De agenda moet de hogeronderwijsdimensie van de Europese Onderwijsruimte en de Europese
Onderzoeksruimte samenbrengen.3
Het Europese Universiteiten-initiatief zal een belangrijk onderdeel worden van de
agenda. Als input voor het Commissievoorstel zal de Raad over mogelijke elementen
voor de transformatieagenda spreken. Op het moment van schrijven van de Geannoteerde
Agenda heeft het voorzitterschap nog geen discussiestuk gepubliceerd met richtinggevende
vragen.
Inzet Nederland
Het kabinet onderschrijft de toegevoegde waarde van en sterke inzet op grensoverschrijdende
samenwerking en leermobiliteit in het hoger onderwijs in de EU. Nederland steunt ook
de sterke inzet op inclusie, onderzoek en innovatie en de bijdrage aan de digitale
en groene transitie. Het kabinet staat positief tegenover de inzet op meer grensoverschrijdende
samenwerking in het hoger onderwijs, de automatische erkenning van diploma’s en een
potentieel toekomstig gebruik van microcredentials
4. Daarbij zijn ook vraagstukken zoals de aansluiting op de (regionale) arbeidsmarkt,
flexibilisering en digitalisering van het onderwijs met aandacht voor het behoud van
publieke waarden aan de orde.
Ook zal Nederland aangeven dat naast universiteiten voldoende aandacht moet zijn voor
het gehele spectrum van het hogeronderwijsveld, waaronder hogescholen. Nederland zal
ook pleiten voor meer inclusieve mobiliteit. Dat kan door de toename van diversiteit
in deelnemers, diversiteit in de periode van het buitenlandverblijf en diversiteit
in bestemmingen te bevorderen, waarmee brain drain en de tegenhanger van teveel concentratie op bepaalde plekken voorkomen kunnen worden.
Verder zet Nederland zich in voor een sterkere link tussen onderwijs en onderzoek
en voor erkenning en waardering van onderzoekers die niet alleen gebaseerd is op aantallen
wetenschappelijke publicaties, maar bijvoorbeeld ook op het geven van (excellent)
onderwijs en de begeleiding van studenten.
Indicatie krachtenveld
De lidstaten zijn over het algemeen positief over de aangekondigde transformatieagenda
hoger onderwijs. Wel waren er vragen over de verhouding tussen de Europese universiteiten
allianties als «testbeds» voor de bovengenoemde beoogde doelen en de verbreding naar
het hoger onderwijsveld als geheel.
Daarbij benadrukten lidstaten dat het gaat om álle hoger onderwijsinstellingen (dus
niet alleen universiteiten). De digitale transitie werd door de lidstaten onderschreven,
waarbij wel werd aangegeven dat de huidige situatie ook de grenzen laat zien; idealiter
wordt ingezet op mengvormen van digitaal en fysiek onderwijs, met aandacht voor de
professionalisering van docenten bij digitaal onderwijs.
Ten slotte gaf een aantal lidstaten een gewenste prioritering aan, waarbij met name
studentenwelzijn, kwaliteitsbewaking en microcredentialing werden genoemd.
Cultuur/audiovisueel (AV)
Voor het cultuur/AV-deel staan de volgende stukken ter vaststelling op de agenda:
– Raadsconclusies over het herstel, de veerkracht en de duurzaamheid van de culturele
en creatieve sectoren
– Raadsconclusies over het actieplan ter ondersteuning van het herstel en transformatie
van de mediasector
Tijdens het beleidsdebat zal het gaan over:
– De toegang tot financiering voor de bescherming van erfgoed
Raadsconclusies over het herstel, de veerkracht en de duurzaamheid van de culturele
en creatieve sectoren
Inhoud
De Raadsconclusies zijn opgesteld in het licht van voorgaande discussies in de OJCS-Raad
over de gevolgen van de COVID-19-crisis op de culturele en creatieve sectoren (CCS)
en de groene en digitale transformatie. De Raadsconclusies onderstrepen het belang
van de CCS, ook als bron van nieuwe oplossingen om huidige en toekomstige uitdagingen
beter het hoofd te bieden. In de Raadsconclusies worden de lidstaten en de Europese
Commissie opgeroepen tot het verbeteren van de toegang tot beschikbare financiering,
het verbeteren van de veerkracht van CCS professionals en het versterken van mobiliteit
en samenwerking. Verder wordt een oproep gedaan om de digitale en groene transitie
te versnellen, kennis en voorbereiding op toekomstige uitdagingen te verbeteren en
rekening te houden met culturele en lokale gemeenschappen.
Inzet Nederland
Nederland verwelkomt de Raadsconclusies over het herstel, de veerkracht en de duurzaamheid
van de CCS. Het Nederlandse beleid onderkent het belang van de culturele en creatieve
sector ten zeerste en hoe deze sector is geraakt door de crisis. Ze streeft naar herstel
van de sector, behoud van werkgelegenheid gedurende de COVID-19-crisis, en de aanvullende
steunmaatregelen voor de CCS die zijn gericht op het toegankelijk maken en houden
van de financiering, op verbetering van de veerkracht, het bieden van een stimulans
voor professionele ontwikkeling en op transitie en herstel als de beperkingen van
de COVID-19-crisis worden opgeheven.
De voorstellen voor het versnellen van de digitale transitie sluiten aan op het Nederlandse
beleid waarin ingezet wordt op de digitale kennisontwikkeling van instellingen en
onderzoek gedaan wordt naar artistieke digitale innovaties en hybride praktijken binnen
een zogenaamd Fieldlab digitalisering, zoals ook voorgesteld door de Raad voor Cultuur.
Nederland heeft tijdens de onderhandelingen het belang benadrukt van een EU-platform
met makkelijk toegankelijke informatie over alle verschillende EU-financiering die
beschikbaar is voor de CCS.
Indicatie krachtenveld
Er is brede overeenstemming over deze Raadsconclusies. Naar verwachting zullen ze
unaniem worden vastgesteld.
Raadconclusies over het actieplan ter ondersteuning van het herstel en transformatie
van de mediasector
Deze concept-Raadsconclusies – waarover op dit moment nog onderhandeld wordt – verwelkomen
het EU-actieplan media in het digitale decennium5 en de mededeling Europees Democratie Actieplan6. Meer specifiek worden een aantal acties uit het actieplan media nader benoemd: het
voorstel voor Media Invest, het nieuws initiatief en het voorstel voor een Europese
ruimte voor mediagegevens en het ontwikkelen van een «gereedschapskist» op het gebied
van mediawijsheid.
Lidstaten worden opgeroepen om gebruik te maken van de herstel en garantie faciliteit
in het kader van de digitale transformatie en groene transitie van de mediasector,
informatie en goede praktijken te delen met name met betrekking tot de productie en
promotie van Europese content, effectieve maatregelen voor een groene transitie en
sociale inclusie en het ondersteunen van Europese coproducties.
De Europese Commissie wordt, onder meer, opgeroepen om een visie uiteen te zetten
hoe het kan bijdragen aan de digitale transformatie, het herstel, internationaal leiderschap
in 2030 en groene transitie te promoten. En om de coherentie, toegankelijkheid en
synergie tussen verschillende EU programma’s te versterken.
Inzet Nederland
Nederland kan deze concept-Raadsconclusies steunen. Ze bevestigen het belang van het
media actieplan en geven op enkele punten meer invulling aan hoe de acties die worden
aangekondigd in het media actieplan moeten worden uitgevoerd.
Tijdens de onderhandelingen heeft Nederland aangestuurd op het concreter maken van
de Raadsconclusies door meer focus aan te brengen. Zo zijn er een aantal acties uitgelicht
die het meest belangrijk zijn, bijvoorbeeld het Media Invest initiatief. Verder zijn
de Raadsconclusies in lijn met het BNC-fiche over het EU-actieplan media in het digitale
decennium7.
Indicatie krachtenveld
Er is brede overeenstemming over deze concept-Raadsconclusies. Naar verwachting zullen
ze unaniem worden vastgesteld.
Beleidsdebat over de toegang tot financiering voor de bescherming van erfgoed
Inhoud
In Europa heeft de toegang tot financiering voor de bescherming van erfgoed al langer
de aandacht. Gezien de druk op publieke middelen, ook al voor de COVID-19-crisis,
is daarbij ook nadrukkelijk aandacht voor andere financieringsbronnen of mechanismen.
In een workshop, voorzien in het werkplan cultuur 2019–2022, is informatie over alternatieve
of aanvullende middelen voor erfgoed uitgewisseld in januari van dit jaar. De Commissie
heeft goede voorbeelden verzameld en bij elkaar gebracht in een achtergrond document
dat online gezet zal worden, zodat daar breed gebruik van gemaakt kan worden. Gesproken
werd over het belang van economisch duurzaam beheer van erfgoed door financiering
met een combinatie van publieke en private middelen, met daarbij ook aandacht voor
mogelijkheden op het lokale, regionale, nationale en EU-niveau.
Het Portugees voorzitterschap heeft een discussiepaper ter voorbereiding op het beleidsdebat
opgesteld. Daarin wordt teruggeblikt op de workshop, waar is benadrukt dat cultureel
erfgoed een publiek goed is, met zowel een intrinsieke waarde voor de samenleving,
evenals een sociale en economische waarde. Conclusies zijn dat het onderwerp van aanvullende
middelen nadere aandacht behoeft en dat naast overheidssubsidie, erfgoed ook kan profiteren
van private investeringen of van andere bronnen als bijdragen van betrokkenen, betrokkenheid
van gemeenschappen, filantropie en loterijen. Werkwijzen kunnen verder ontwikkeld
worden om dit te stimuleren. Hierbij kan aandacht zijn voor de ecologische voetafdruk,
de relatie tussen erfgoed en klimaatverandering, hoe erfgoed een rol kan spelen bij
duurzame ontwikkeling en het welzijn van zowel individuen als gemeenschappen. Door
crowdfunding kunnen grotere groepen worden betrokken. Ook werd gesproken over de wenselijkheid
van harmonisatie van belastingwetgeving en wetgeving op het gebied van giften. Het
uiteindelijke doel is het verbeteren van de bescherming van het erfgoed.
Het Portugees voorzitterschap stelt voor om op twee onderwerpen nader in te gaan:
wat kan op het Europese niveau gedaan worden om de variatie in financieringsbronnen
en -werkwijzen voor de bescherming van het culturele erfgoed te bevorderen, naast
publieke financiering? En is het zinvol om een Europees Agentschap voor Cultureel
Erfgoed te ontwikkelen om samenwerking tussen de EU en haar lidstaten te bevorderen?
Inzet Nederland
Nederland zal in reactie op de vragen die het voorzitterschap voorstelt het belang
van variatie in financiering van het cultureel erfgoed onderstrepen. Naast publieke
middelen is de financiering uit andere bronnen onontbeerlijk. Het achtergronddocument
dat gemaakt is door de Commissie met voorbeelden uit de EU landen is een goede catalogus
om op nationaal niveau te leren van ervaringen uit andere landen en die eventueel
naar de nationale situatie te vertalen.
Voor Nederland is het op het Europees niveau uitwisselen van ervaringen belangrijk,
zoals nu gedaan is via een workshop en het achtergrond document. Aangezien situaties
in landen verschillend zijn, vraagt dit om maatwerk.
Waar het een idee betreft de samenwerking op het gebied van erfgoed te versterken
in Europa, mogelijk door het ontwikkelen van een Europees Agentschap voor Cultureel
erfgoed, zal Nederland benadrukken dat zij de samenwerking tussen de EU en de lidstaten
belangrijk vindt. We kunnen veel van elkaar leren en de samenwerking komt het beheer
en behoud van erfgoed ten goede. In Europa wordt binnen diverse formele en informele
netwerken al goed samengewerkt, zowel op het niveau van overheden als op het niveau
van experts en niet gouvernementele organisaties. Voorbeelden hiervan zijn de samenwerking
binnen het werkplan cultuur van de EU, via de Raad van Europa, en de nationale erfgoeddiensten
via het European Heritage Heads Forum. Op kennis- en wetenschappelijk gebied is er
via het Joint Programming Initiative (JPI) voor erfgoed en de European Research Infrastructure
for Heritage Science (E-rihs) brede en goede samenwerking. Sterke netwerken van specialisten
bestaan op het gebied van musea, archeologie en monumenten, of meer overkoepelend
over erfgoed en crisis via het Blue Shield netwerk. Ook zijn er belangrijke ngo’s
als Europa Nostra en Future for Religious Heritage. Nederland stelt voor dat we in
de EU inzetten op de bestaande netwerken en verbanden in Europa in plaats van het
oprichten van een nieuw Europees instituut.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.