Brief regering : Beleidsreactie Staat van het Onderwijs 2021
35 570 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 202
Nr. 215
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP EN VOOR BASIS- EN VOORTGEZET
ONDERWIJS EN MEDIA
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 april 2021
Inleiding
Ieder jaar rapporteert de Inspectie van het Onderwijs (hierna: de inspectie) in de
Staat van het Onderwijs op de ontwikkelingen in ons onderwijsstelsel. Hierbij bieden
wij u de Staat van het Onderwijs 2021 (hierna: de Staat) aan1.
De afgelopen jaren hebben de onderwijssectoren hard gewerkt aan het realiseren van
goed onderwijs voor iedere leerling en student. Wij hebben onder andere veel geïnvesteerd
in de aanpak van het lerarentekort en de verbeteraanpak passend onderwijs is in uitvoering.
Wij werken samen met het mbo aan versterking van de kwaliteit en met de strategische
agenda Hoger Onderwijs zetten wij ook stappen naar kwalitatief goed onderwijs. De
uitdagingen waar wij gezamenlijk met het veld aan werken zijn complex en vragen om
continue aandacht.
De gegevens in de Staat zijn mede gebaseerd op onderzoeken van voor de pandemie. Het
rapport bevat kritische punten. In deze tijd voelt dat misschien niet terecht. Wij
zien net als de inspectie dat er veel inspanningen geleverd worden door iedereen in
het onderwijs en hebben veel waardering voor de flexibiliteit, inzet en het doorzettingsvermogen
dat het onderwijs toont in de coronacrisis. De inspectie laat in de Staat zien dat
kwaliteit van onderwijs, verbetering van de basisvaardigheden, zicht op de ontwikkeling
en kansengelijkheid relevante thema’s zijn en blijven. De coronacrisis versterkt dit
beeld. Er liggen stevige opgaves en een bredere agenda voor de toekomst. Verbetering
kost tijd. Dit vergt de komende jaren veel inzet van de sector en de overheid.
Het kabinet ziet de noodzaak voor ondersteuning en heeft daarom het Nationaal Programma
Onderwijs (hierna: NP Onderwijs) opgesteld.2 Wij investeren fors in een samenhangend pakket van maatregelen om te zorgen dat het
onderwijs de stappen naar herstel kan zetten en dat studenten daar waar nodig worden
gecompenseerd. Naast middelen voor het wegwerken van leervertragingen en bevorderen
van stageplekken maakt het kabinet ook middelen vrij ter ondersteuning en verlichting
van de werkdruk van de onderwijsteams en (jonge) onderzoekers.
Dit stelt scholen en instellingen in staat extra (ondersteunende) medewerkers aan
te stellen om werkzaamheden als gevolg van Covid-19 op te vangen evenals de gevolgen
van lesuitval door ziekte. Het betreft naast leraren en docenten ook bijvoorbeeld
onderwijsassistenten, instructeurs, mentoren en psychologen. Wij zetten in op monitoring
voor het zicht op herstel en gebruik van bewezen effectieve interventies door de scholen.
De problemen kunnen we alleen samen aanpakken, ieder vanuit zijn eigen rol en verantwoordelijkheden.
De crisis heeft veel teweeggebracht, zowel positief als negatief. Er wordt veel geleerd
over de organisatie van onderwijs op afstand en het gebruik van digitale middelen.
Het is een gezamenlijke opgave om deze leerervaringen uit de crisis te gebruiken voor
verdere structurele verbeteringen.
De investering van ongeveer acht en een half miljard euro biedt mogelijkheden voor
herstel en perspectief voor het onderwijs. Naast het inhalen van de leervertragingen
willen wij daarbij een impuls geven aan een kwaliteitsslag in het onderwijs en het
verder aanpakken van de kansengelijkheid.
Met deze brief bieden wij u ook het rapport differentiëren in het mbo aan3 en geven wij een reactie op de peilings-onderzoeken schrijf- en rekenvaardigheid.4
,
5 Wij geven hiermee invulling aan de toezegging bij de aanbieding van het rapport TIMSS
om verder in te gaan op basisvaardigheden.6
1. Kwaliteit van onderwijs
De inspectie geeft in de Staat aan dat er zorgen zijn over de prestaties op de basisvaardigheden
en over het onderwijs op laagpresterende scholen en instellingen. Daarnaast zorgt
het wegvallen van ijkpunten in 2020, maar ook het ontbreken van wettelijke vereisten
of concrete normen voor minder beschikbare informatie op stelselniveau. Hierdoor dreigt
de overheid het zicht op de kwaliteit van het onderwijs te verliezen, volgens de inspectie.
De kwaliteit van het onderwijs staat al lang prominent op de agenda. De uitdagingen
zijn groot en verbeteringen kosten tijd. De basisvaardigheden lezen, schrijven en
rekenen zijn belangrijk. Kwaliteit van onderwijs gaat daarnaast ook over het ontwikkelen
van andere vaardigheden, naast cognitieve prestaties.
Maatregelen kwaliteitsverbetering
Wij hebben in het po geïnvesteerd met de werkdrukmiddelen om de werkdruk te verminderen.7 Met de verbeteraanpak passend onderwijs werken wij aan nog beter onderwijs voor ieder
kind. Daarin zetten wij in op regionale samenwerking, door onder andere de rollen
en verantwoordelijkheden van samenwerkingsverbanden en schoolbesturen aan te scherpen.
De toename van pabo-studenten en zij-instromers biedt hoop voor het verminderen van
het lerarentekort. Het mbo zet goede stappen op het gebied van verbetering van de
kwaliteitszorg. De toegankelijkheid in het ho is vergroot en er is meer aandacht voor
studentsucces in plaats van voor rendement.
Veel scholen en opleidingen voldoen aan de eisen voor kwaliteit en spannen zich dagelijks
in om kwalitatief goed onderwijs te kunnen geven, maar er zijn scholen en enkele opleidingen
die langdurig op of onder het minimumniveau blijven presteren. Dit is een punt van
zorg. In het funderend onderwijs zijn de programma’s Goed worden/Goed blijven en Leren
Verbeteren uitgebreid, zodat meer risicoscholen een beroep kunnen doen op ondersteuning
via deze programma’s.
Het overgrote deel van opleidingen in het mbo voldoet aan de kwaliteitseisen. Instellingen
leveren grote inspanningen om kwalitatief goed onderwijs te geven aan studenten in
het mbo. Zo had in 2018 van de door de inspectie onderzochte opleidingen achtenzeventig
procent een voldoende of goed op het gebied van kwaliteitsborging, tegenover slechts
zevenentwintig procent in 2012.
De inspectie geeft aan dat er een aantal besturen is met tenminste één opleiding die
langdurig onder niveau presteert. Hier maken wij ons zorgen over. De eerste verantwoordelijkheid
om deze te verbeteren ligt bij besturen, die hiervoor onder andere samenwerken in
het Kwaliteitsnetwerk mbo. Samen met de sector werken wij aan een goede doorzetting
van de verbetering van de kwaliteitszorg.8 Dit doen wij door nadere duiding te gaan geven aan de wettelijke eisen van kwaliteitszorg,
het vergroten van het leren binnen en tussen mbo-scholen en via het onderwijstoezicht,
met het doel dat zowel besturen als teams continu werken aan het verbeteren van de
kwaliteit.
Zicht op kwaliteit belangrijk
De overheid heeft de aanhoudende zorg voor de kwaliteit van het onderwijs op stelselniveau.
Hiervoor heeft zij instrumenten nodig om zicht en toezicht te kunnen houden op de
ontwikkelingen. Scholen en instellingen zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk.
Zij zijn het beste in staat om zicht te houden op de ontwikkeling van hun leerlingen
en studenten. Voor een beter zicht op stelselniveau gaat de inspectie in de onderbouw
van het vo peilingsonderzoeken houden, analoog aan de peilingsonderzoeken in het po.9
Hoger onderwijs: toewerken naar instellingsaccreditatie
Instellingen in het ho beschikken over solide stelsels van interne kwaliteitszorg
en sterke checks and balances.10 In de komende jaren wordt de horizontale verantwoording verder versterkt, onder andere
met extra middelen voor de opleidingscommissies. Daarmee anticiperen wij op de invoering
van instellingsaccreditatie. In dat kader denken wij met het onderwijsveld ook na
over instrumenten voor een landelijk beeld van de kwaliteit van het hoger onderwijs
in brede zin.11
Borging van basisvaardigheden: kerncurriculum in het funderend onderwijs
In de Staat laat de inspectie zien dat de prestaties op basisvaardigheden onder de
eigen ambities blijven. In internationaal opzicht presteert ons onderwijs op sommige
gebieden minder goed dan in eerdere jaren, soms zelfs onder het internationaal gemiddelde.
In het kader van gelijke kansen voor leerlingen baart vooral de groeiende ongelijkheid
in prestaties ons zorgen. De urgentie is versterkt door de sluiting van de scholen
tijdens de coronacrisis. Wij werken al langer aan de bijstelling van het formele curriculum
voor het funderend onderwijs. Daarmee willen wij onder andere de samenhang en doorlopende
leerlijnen tussen de leergebieden en onderwijsniveaus versterken en kwaliteitsverbeteringen
op de basisvaardigheden borgen. De examenprogramma’s voor Nederlands en Wiskunde in
het vo worden vernieuwd. Ook zijn wij voornemens om de kerndoelen bij te stellen voor
het po en de onderbouw van het vo. Hierover blijven wij in gesprek met uw Kamer.
Het referentiekader voor taal en rekenen wordt geëvalueerd, om beter zicht te krijgen
op de doorwerking in de schoolpraktijk en om knelpunten te signaleren. Het referentiekader
is ingevoerd in 2010 vanwege de groeiende maatschappelijke kritiek op de beheersing
van de basisvaardigheden. Ook wordt bezien of herijking van de referentieniveaus noodzakelijk
is. Deze herijking is onlosmakelijk verbonden aan de bijstelling van de kerndoelen
en eindtermen.
Rekenen en Nederlands in het mbo
De rekeneisen, zoals geformuleerd in het Besluit referentieniveaus Nederlandse taal
en rekenen, zijn recentelijk al herijkt voor het mbo. Hiermee zijn de rekeneisen passender
gemaakt voor de verschillende niveaus en sluiten zij beter aan bij de beroepscontext
en de belevingswereld van de mbo-studenten. Inwerkingtreding is beoogd per 1 augustus
2022, waarbij ook de hoogte van het resultaat voor rekenen mee gaat tellen voor het
kunnen behalen van het diploma. De verwachting is dat daarmee de motivatie en inzet
van studenten en docenten voor rekenen omhoog gaat. Voor Nederlands geldt dat de inhoud
van de referentiekaders en het functioneren in de praktijk de komende tijd ook tegen
het licht wordt gehouden.
Sociaal- emotionele ontwikkeling en persoonlijke ontwikkeling onder druk
De coronacrisis heeft negatieve gevolgen voor de sociale ontwikkeling van kinderen,
jongeren en jong volwassenen (SCP12, UU13). Ook de inspectie geeft aan dat de signalen over het welbevinden van jongeren steeds
ernstiger worden. Uit onderzoek van de inspectie blijkt dat het medicijngebruik van
studenten sterk stijgt. Om dit goed in het oog te houden, laten wij momenteel door
het RIVM een meting doen naar de mentale gezondheid van studenten. Het Trimbos en
de GGD GHOR NL voeren een onderzoek uit naar het alcohol- en middelengebruik. Na de
zomer ontvangen wij de resultaten van het nu lopende onderzoek en bepalen naar aanleiding
hiervan welk vervolg we geven. Wij laten dit onderzoek elke twee jaar opnieuw uitvoeren.
Aandacht voor lerarentekort
De komende jaren blijft het lerarentekort een groot punt van zorg, geeft ook de inspectie
aan. Er is voldoende, goed opgeleid onderwijspersoneel nodig, dat de ruimte krijgt
om hun vak uit te oefenen. De aanpak van de tekorten tot nu toe heeft effect, vooral
in het po. Het aantal zij-instromers is sterk toegenomen, net als het aantal studenten
op de pabo. Het is echter nog niet genoeg. De ramingen voor komende jaren wijzen uit
dat de tekorten in het po en voor tekortvakken in het vo toenemen. Als vervolg op
de aanbevelingen van Van Vroonhoven om de aanpak van de tekorten te versnellen en
intensiveren, hebben de sectororganisaties een voorstel uitgewerkt. Met de sector-
en vakorganisaties hebben wij afgesproken om gezamenlijk verder te gaan met de uitwerking.
Hierin vormt regionale samenwerking, tussen schoolbesturen en met de lerarenopleidingen
een essentieel onderdeel. De onderwijsarbeidsmarkt is in hoge mate regionaal georiënteerd
en iedere regio heeft zijn specifieke context en aandachtspunten. Landelijk beleid
is daardoor minder effectief.
2. Kansengelijkheid blijvend punt van aandacht
In de Staat 2020 gaf de inspectie aan dat de kansenongelijkheid voor het eerst op
een aantal punten niet toegenomen leek te zijn. Dit gaf hoop dat we op de goede weg
zijn. Dit jaar moeten echter alle zeilen worden bijgezet. Door de pandemie is de kansenongelijkheid
eerder groter dan kleiner geworden, staat in de Staat 2021. Met het NP Onderwijs zorgen
wij ervoor dat leerlingen en studenten zo min mogelijk de gevolgen dragen van de coronacrisis
en gelijke kansen krijgen. Dit blijft een belangrijk aandachtspunt voor het onderwijs.
Maatregelen in uitvoering
Er wordt onverkort uitvoering gegeven aan de ingezette structurele maatregelen om
kansengelijkheid te bevorderen in het onderwijs. Jaarlijks stellen wij middelen beschikbaar
voor het (gemeentelijke) onderwijsachterstandenbeleid in de voorschoolse educatie
en het po en de leerplusmiddelen in het vo. Ook zijn er specifieke subsidies voor
scholen om kansengelijkheid te bevorderen, zoals de doorstroomprogramma’s po-vo en
het vrij roosteren van leraren.
De Gelijke Kansen Alliantie ondersteunt gemeenten bij hun aanpak om kansengelijkheid
te bevorderen. Hier is veel inzet en betrokkenheid te zien. Wij breiden de GKA structureel
uit van 50 naar 100 gemeenten. Hierdoor kunnen nog meer partijen gebruik maken van
de beschikbare kennis. Het Kennispunt Gelijke Kansen, Diversiteit en Inclusie, uitgevoerd
door de MBO-Raad, ondersteunt mbo-scholen bij het bevorderen van gelijke kansen op
een stage of eerste baan voor mbo-studenten met een migratieachtergrond en/of lage
sociaaleconomische status.
Overgangen in het onderwijs zijn belangrijk voor leerlingen en studenten
Overgangen zijn voor leerlingen en studenten een kwetsbaar moment. In de Staat wordt
aangegeven dat voor de verschillende cohorten nog niet duidelijk is wat de lange termijn
gevolgen zijn. Wij nemen een aantal maatregelen om de overgang naar ander onderwijs
niet belemmerend te laten zijn voor de verdere ontwikkeling in de (school)loopbaan.
Door het wegvallen van de eindtoets zijn veel leerlingen afgelopen schooljaar met
niet passend advies (onderadvisering) van de basisschool naar het vo gegaan, laat
de inspectie zien. Om alle leerlingen goede kansen te bieden hebben wij onder andere
de stimuleringsregeling brede brugklassen in uitvoering en faciliteren wij een capaciteitentoets
in het voortgezet onderwijs. De inspectie wijst al langer in de Staat op de ongelijke
adviezen in het po. Deze maatregelen bieden mogelijkheden om structureel betere kansen
voor leerlingen te bieden bij de overgang van po naar vo.
Het aantal geslaagden in het vo was in 2020 hoog en er zijn dit schooljaar veel meer
studenten begonnen aan een vervolgopleiding. Wij monitoren de voortgang in de onderwijsloopbaan
van deze studenten nauwkeurig.
Er zijn studenten voorwaardelijk doorgestroomd van het mbo naar het ho en binnen het
ho zelf. Daarnaast is het bindend studieadvies (bsa) voor eerstejaars uitgesteld.14 Het uitstel van het bsa lijkt te hebben bijgedragen aan minder uitval en switch onder
eerstejaarsstudenten. Positief is dat de uitval en switch onder studenten met een
niet-westerse migratieachtergrond van de tweede generatie daarbij sterker is afgenomen
dan de uitval onder andere groepen studenten. De studenten die met een uitgesteld
bsa te maken hebben gekregen, zijn op dit moment bezig met hun tweede studiejaar.
Wij zijn voornemens de studieloopbaan van alle cohorten die met «corona» te maken
hebben goed te volgen. Op dit moment wordt de opzet van deze monitoring verder uitgewerkt.
Wij zullen komend jaar de voorwaardelijke toelating in mbo en ho voortzetten.
3. Samenwerking noodzakelijk voor duurzaam herstel en ontwikkeling van het onderwijs
Binnen het onderwijs is veel kennis en expertise. Wij vinden het van belang dat het
hele onderwijsveld gebruik maakt van elkaars kennis en kunde, ieder vanuit zijn eigen
rol en expertise. Wij werken gefaseerd aan de versterking van de kennisinfrastructuur
in het onderwijs, zoals beschreven in de beleidsreactie op de verkenning Omwille van
goed onderwijs.15
Het is van groot belang dat alle partijen en geledingen in het onderwijs samenwerken
aan het ontwikkelen, gebruiken en verspreiden van kennis om de effecten van de crisis
te herstellen. Besturen, scholen en instellingen hebben hier hun verantwoordelijkheid
in. Zij werken dagelijks met de leerlingen en studenten en weten dus waar de onderwijsbehoeftes
liggen. Werken aan herstel alleen is niet genoeg. Het is essentieel om over de concurrentie
heen te stappen en samen te werken om een duurzame verbetering van de kwaliteit van
het onderwijs te krijgen, waarin er voor iedere leerling en student kansen en mogelijkheden
zijn.
Tot slot
Het herstel van het onderwijs heeft nu prioriteit. Wij hebben veel respect voor de
grote inzet van iedereen in het onderwijs om goed onderwijs te blijven geven. De ervaringen
uit de crisis kunnen we gebruiken om gezamenlijk stappen te zetten richting duurzame
verbetering van het onderwijs.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
A. Slob
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.