Brief regering : Besluit inzet AstraZeneca-vaccin na advies Gezondheidsraad
25 295 Infectieziektenbestrijding
Nr. 1104
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 april 2021
Op 2 april jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over mijn besluit om uit voorzorg het
AstraZeneca-vaccin alleen nog in te zetten bij mensen van 60 jaar en ouder (Kamerstuk
25 295, nr. 1099). Aanleiding hiervoor was het bericht van Bijwerkingencentrum Lareb van diezelfde
dag, waaruit bleek dat er in Nederland op dat moment vijf meldingen waren van uitgebreide
trombose met een laag aantal bloedplaatjes na vaccinatie met het AstraZeneca-vaccin.
Ik heb in mijn brief van 2 april jl. aangegeven dat ik het belangrijk vind dat deze
meldingen goed worden onderzocht. Het Europees Geneesmiddelenagentschap (EMA) heeft
hier gisteren een uitspraak over gedaan, en vandaag heeft de Gezondheidsraad (GR)
een advies uitgebracht. Op basis van het GR-advies en de bevindingen van het EMA,
die ik hieronder verder zal toelichten, heb ik besloten het vaccin van AstraZeneca
in te blijven zetten voor mensen van 60 jaar en ouder. Mensen onder de 60 jaar zullen
gevaccineerd worden met een ander vaccin. De groep mensen die al een eerste vaccinatie
met het AstraZeneca-vaccin heeft ontvangen, kan conform de adviezen van het EMA en
de GR, ook een tweede keer met het AstraZeneca vaccin worden gevaccineerd. In deze
brief licht ik toe wat mijn besluit betekent voor de verdere stappen van de vaccinatieoperatie.
Oordeel EMA en CBG
Het EMA beoordeelt op Europees niveau de veiligheid, werkzaamheid en kwaliteit van
de COVID-19 vaccins met het oog op toelating tot de Europese markt. Namens Nederland
speelt het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) hierbij een belangrijke
rol. Het EMA en het CBG hebben gisteren, op 7 april jl., aangegeven dat – op basis
van de nu beschikbare gegevens – een waarschijnlijk verband wordt gezien tussen het
AstraZeneca-vaccin en de zeldzame combinatie van stolselvorming en een laag aantal
bloedplaatjes. Deze zeer zeldzame aandoening wordt daarom opgenomen als bijwerking
in de bijsluiter.
Het EMA deed uitgebreid onderzoek naar 86 geregistreerde gevallen van dit ziektebeeld
die tot 22 maart jl. na vaccinatie met het AstraZeneca-vaccin werden gerapporteerd.
De meldingen doen zich over het algemeen binnen twee weken na de eerste prik voor.
De meeste meldingen betreffen vrouwen onder de 60 jaar, maar er zijn ook meldingen
gerapporteerd bij mannen. Die worden nog verder onderzocht, samen met de nieuwe meldingen
die bij het EMA binnenkomen. Tot en met 4 april gaat het in ieder geval om 222 gerapporteerde
meldingen, op een totaal van circa 34 miljoen mensen die met het AstraZeneca-vaccin
zijn gevaccineerd in de EU en het Verenigd Koninkrijk.
Op basis van de nu beschikbare informatie benoemen het EMA en het CBG dat de voordelen
van het vaccin bij het voorkomen van ernstige ziekte of sterfte als gevolg van COVID-19
op populatieniveau opwegen tegen de zeer geringe kans op bijwerkingen. Het EMA geeft
geen adviezen over de toepassing van vaccins binnen specifieke doelgroepen. In Nederland
adviseert de Gezondheidsraad over de inzet van vaccins.
Advies Gezondheidsraad
Ik vind het belangrijk dat de bevindingen van het EMA ook in de Nederlandse context
worden geplaatst. Eerder deze week heb ik de Gezondheidsraad daarom gevraagd om, op
basis van nadere berichtgeving van het EMA en de meest recente data die beschikbaar
is, met spoed te adviseren over de verdere inzet van het AstraZeneca-vaccin. Ik heb
de Gezondheidsraad gevraagd om hierbij ook trombosespecialisten en specialisten op
het gebied van medicijnbijwerkingen te betrekken. In Nederland zijn tot en met vandaag
8 gevallen van deze bijwerking gemeld bij vrouwen tussen 23 en 65 jaar bij 400.000
toegediende vaccins. Een vrouw is overleden.
Vandaag heeft de Gezondheidsraad mij het advies doen toekomen. De Gezondheidsraad
adviseert het AstraZeneca-vaccin in te blijven zetten bij mensen van 60 jaar en ouder,
en mensen onder de 60 jaar een ander vaccin aan te bieden. Net als het EMA en het
CBG, constateert de Gezondheidsraad dat het risico op gezondheidsschade als gevolg
van COVID-19 bij 60-plussers vele malen groter is dan het risico op deze zeer zeldzame
bijwerking. Daarnaast worden de bijwerkingen tot op heden vooral gezien bij mensen
onder de 60 jaar. De Gezondheidsraad geeft aan dat de precieze leeftijdsrisico’s op
de bijwerking nog niet bekend zijn, maar dat voor mensen jonger dan 60 jaar het risico
op sterfte door COVID-19 in dezelfde ordegrootte of zelfs kleiner is dan het risico
op sterfte door de bijwerking. Daarmee wijzigt de verhouding tussen voor- en nadelen
van de inzet van het vaccin van AstraZeneca voor mensen jonger dan 60 jaar. Volgens
de Gezondheidsraad speelt ook mee dat in Nederland alternatieve vaccins tegen COVID-19
beschikbaar zijn.
Mensen die al een eerste prik met het AstraZeneca-vaccin hebben gehad, kunnen wel
hun tweede dosis vaccin toegediend krijgen benadrukt de Gezondheidsraad. Er zijn wereldwijd
tot op heden geen gevallen van deze zeldzame bijwerkingen gemeld na de tweede vaccinatie
met het AstraZeneca-vaccin.
De Gezondheidsraad zal, zoals bij alle toegelaten vaccins, relevante ontwikkelingen
volgen en opnieuw adviseren indien daar aanleiding voor is. Ik neem de adviezen van
de Gezondheidsraad over en licht hieronder toe wat dit betekent voor de verdere uitvoering
van de vaccinatieoperatie.
Besluit en impact vaccinatieoperatie
Het advies van de Gezondheidsraad heeft geen impact op de volgorde die we hanteren
in de vaccinatiestrategie. Het besluit om als eerst de meest kwetsbare doelgroepen
te vaccineren, zoals de 60-plussers en de mensen uit medische risicogroepen, blijft
gehandhaafd. Omdat het overgrote deel van de mensen dat nu met het AstraZeneca-vaccin
gevaccineerd wordt boven de 60 jaar is, zal het besluit om dit vaccin alleen nog in
deze groep in te zetten geen grote impact hebben op de vaccinatieplanning. De kwetsbare
groepen zullen, zoals eerder gecommuniceerd, in de tweede helft van mei allemaal een
eerste vaccinatie hebben gehad.
Het advies van de Gezondheidsraad geeft wel aanleiding tot enkele aanpassingen in
de operatie, met name in de manier waarop de nu beschikbare vaccins worden ingezet
en verdeeld. Staande afspraken voor de eerste prik met het AstraZeneca-vaccin worden
afgezegd voor iedereen onder de 60 jaar (geboren in 1961 of later), dus ook voor de
hoogrisicogroepen onder de 60 jaar die bij de huisarts worden gevaccineerd (mensen
met het syndroom van Down, mensen met een BMI hoger dan 40 en de niet mobiele groep
met neurologische aandoeningen). Mensen die een afspraak voor een eerste prik hadden
staan zullen hierover worden bericht. Het is de bedoeling dat zij zo snel mogelijk
een ander vaccin krijgen aangeboden. Mensen onder de 60 jaar die een eerste vaccinatie
met AstraZeneca hebben gehad, kunnen hun tweede vaccinatie conform het advies van
de Gezondheidsraad gewoon met het vaccin van AstraZeneca krijgen.
Voor een aantal andere groepen betekent het advies van de Gezondheidsraad dat zij
met een ander vaccin geprikt zullen worden. Komende week wordt per groep bezien hoe
we deze aanpassing kunnen doorvoeren. Het gaat om daarbij de volgende groepen:
– De huisartsen vaccineren nu ook mensen uit de hoogrisicogroepen, namelijk de mensen
met het syndroom van Down, morbide obesitas (BMI>40), en de niet mobiele mensen met
neurologische aandoeningen met aangetaste ademhaling, zoals ALS en Duchenne.
– Een grote groep zorgmedewerkers en zorgverleners in de langdurige zorg heeft de afgelopen
weken de mogelijkheid gehad om een afspraak te maken bij de GGD.
– Afgelopen weken zijn ook de ziekenhuizen beleverd met 39.500 vaccins voor het zorgpersoneel
in de directe COVID-19 zorg. Ziekenhuizen hebben een deel van deze vaccins al toegediend.
Waar dat nog niet gebeurd is, wordt met de ziekenhuizen bezien hoeveel vaccins nog
nodig zijn voor deze groep jonger dan 60 jaar.
– De intramurale ggz is bezig met vaccineren van medewerkers en cliënten. Voor mensen
jonger dan 60 jaar zal een ander vaccin worden ingezet.
– Het RIVM brengt in kaart wat het advies van de Gezondheidsraad betekent voor de planning
van de andere groepen. Uiteindelijke realisatie is afhankelijk van de leveringen van
de fabrikanten.
Tot slot
Samen met de uitvoerende partijen wordt ervoor gezorgd dat de vaccinatieoperatie zo
snel mogelijk voor alle groepen wordt voortgezet. Het blijft mijn streven om begin
juli aan iedereen die dat wil een eerste vaccin aan te bieden. Tot aan de zomer worden
grote leveringen van bijvoorbeeld Janssen en BioNTech/Pfizer verwacht, en de uitvoerende
partijen zijn goed voorbereid op het zo snel mogelijk vaccineren van zoveel mogelijk
mensen. Zoals ik eerder heb aangegeven is het verdere verloop van de vaccinatieoperatie
afhankelijk van de daadwerkelijke leveringen. GGD’en, huisartsen en ziekenhuizen staan
klaar om 2,5 miljoen prikken per week te zetten.
Morgen brengt de Gezondheidsraad een advies uit over de mogelijkheid het toegepaste
interval tussen de eerste en tweede vaccinatie met de vaccins van BioNTech/Pfizer
en Moderna te verlengen. In dat advies zal de Gezondheidsraad ook aandacht besteden
aan mijn vraag rondom de mogelijkheden ook personen jonger dan 18 jaar te vaccineren.
In mijn stand van zakenbrief van 13 april as. zal ik verder op deze adviezen ingaan.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge
Indieners
-
Indiener
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport