Brief regering : Fiche: Wijziging richtlijn erkenning beroepskwalificaties binnenvaart
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3076
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 april 2021
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 7 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Verordening oprichting Gemeenschappelijke Ondernemingen onder Horizon Europe
(Kamerstuk 22 112, nr. 3069)
Fiche: Besluit Europees Partnerschap voor Metrologie (Kamerstuk 22 112, nr. 3070)
Fiche: Herschikking Verordening Roaming (Kamerstuk 22 112, nr. 3071)
Fiche: Mededeling actieplan synergie en civiele, defensie- en ruimtevaartindustrieën
(Kamerstuk 22 112, nr. 3072)
Fiche: Mededeling Evaluatie handelsbeleid – Een open, duurzaam en assertief handelsbeleid
(Kamerstuk 22 112, nr. 3073)
Fiche: Mededeling EU Klimaatadaptatiestrategie (Kamerstuk 22 112, nr. 3075)
Fiche: Wijziging richtlijn erkenning beroepskwalificaties binnenvaart
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok
Fiche: Wijziging richtlijn erkenning beroepskwalificaties binnenvaart
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van
Richtlijn (EU) 2017/2397 wat betreft de overgangsmaatregelen voor de erkenning van
certificaten van derde landen
b) Datum ontvangst Commissiedocument
februari 2021
c) Nr. Commissiedocument
COM (2021) 71
d) EUR-Lex
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:52021PC00…
e) Nr. impact assessment Commissie
Niet opgesteld
f) Behandelingstraject Raad
Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie (Vervoer)
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat
h) Rechtsbasis
Artikel 91, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de EU, (VWEU)
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
j) Rol Europees Parlement
Medebeslissing
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
Onderhavig voorstel heeft betrekking op een wijziging van richtlijn (EU) 2017/2397
inzake de erkenning van beroepskwalificaties in de binnenvaart, waarin de voorwaarden
en procedures worden vastgesteld voor de certificering van de kwalificaties van werknemers
in de binnenvaart. Richtlijn (EU) 2017/2397 dient uiterlijk op 17 januari 2022 in
de nationale wetgeving van de lidstaten te zijn geïmplementeerd.
Richtlijn (EU) 2017/2397 voorziet in overgangsmaatregelen met betrekking tot kwalificatiecertificaten,
dienstboekjes en logboeken die zijn afgegeven in de lidstaten vóór 18 januari 2022.
Over het algemeen wordt deze overgangstermijn in de richtlijn vastgesteld op 10 jaar.
Na deze overgangstermijn dienen alle kwalificatiecertificaten te voldoen aan de eisen
van de richtlijn.
De richtlijn voorziet echter onvoldoende in een overgangsmaatregel voor certificaten
van derde landen, die nu door de lidstaten worden erkend. Documenten van derde landen
worden na 17 januari 2022 pas in de Unie erkend, wanneer de Commissie overeenkomstig
de richtlijn een uitvoeringshandeling heeft vastgesteld, waarbij de door dat derde
land afgegeven documenten in de Unie worden erkend. De Commissie acht het onwaarschijnlijk
dat de procedure, die hiervoor benodigd is, voor 17 januari 2022 volledig is afgerond.
Dit zou betekenen dat houders van de door dat derde land afgegeven documenten na 17 januari
2022 niet op de binnenwateren van de Unie mogen varen.
Middels het onderhavige voorstel pleit de Commissie ervoor dat lidstaten voor hun
grondgebied documenten van derde landen mogen blijven erkennen die vóór 18 januari
2023 zijn afgegeven op basis van nationale eisen, ook als deze afwijken van de richtlijn.
De erkenning is beperkt tot de binnenwateren op het grondgebied van de desbetreffende
lidstaat en is van toepassing tot uiterlijk 17 januari 2032, dus gelijk aan de overgangstermijn
voor certificaten van de EU-lidstaten.
b) Impact assessment Commissie
Er is geen impact assessment uitgevoerd.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Nederland heeft op basis van de huidige Binnenvaartwet aangaande de bemanning in de
binnenvaart uitsluitend certificaten erkend van landen die lid zijn van de Europese
Unie of de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR). Dit voorstel, dat betrekking
heeft op de erkenning van certificaten van landen die geen lid zijn van de Europese
Unie of de CCR, heeft dan ook geen gevolgen voor het Nederlands grondgebied.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet staat positief tegenover dit voorstel. In de Europese binnenvaart, met
name als het gaat om scheepvaart op de Donau, beschikt een aanzienlijk deel van de
bemanning over op enigerlei wijze door lidstaten erkende certificaten uit derde landen.
Zonder overgangsmaatregel zouden de bemanningsleden, die beschikken over door lidstaten
erkende certificaten uit derde landen, vanaf 17 januari 2022 niet meer op schepen
op de Europese binnenwateren werkzaam mogen zijn, hetgeen de continuïteit in de binnenvaart
in gevaar zou brengen.
Om de continuïteit in de binnenvaart te waarborgen is het daarom volgens het kabinet
gewenst dat voor deze certificaten een overgangsmaatregel getroffen wordt.
De Commissie geeft aan dat het onwaarschijnlijk is dat vóór 18 januari 2022 de procedure
voor erkenning van certificaten van derde landen zal zijn afgerond. Het kabinet acht
dit ook onwaarschijnlijk en acht het daarom redelijk dat derde landen een jaar extra
de tijd krijgen om certificaten af te geven conform de bestaande nationale eisen.
Zodoende kunnen deze derde landen hun eisen in overeenstemming brengen met die van
de richtlijn, krijgt de Commissie de gelegenheid om de betreffende certificeringssystemen
te beoordelen en kan er een uitvoeringshandeling vast worden gesteld. Voor het kabinet
is het daarbij van belang dat in het voorstel expliciet is vastgelegd dat certificaten
van derde landen na eventuele vaststelling van een uitvoeringshandeling alleen tegen
een EU-kwalificatiecertificaat kunnen worden omgeruild, wanneer aan alle eisen van
Richtlijn 2017/2397 is voldaan.
Het kabinet heeft echter wel vragen bij de reikwijdte van het voorstel. Het is niet
volledig duidelijk of het voorstel zich beperkt tot certificaten die zijn afgegeven
op basis van een formeel juridische overeenkomst tussen landen, die in de wetgeving
van de betreffende lidstaat is vastgelegd. De afspraken met derde landen zijn niet
in alle gevallen door de betreffende lidstaten op deze manier vastgelegd, hetgeen
betekent dat de continuïteit alsnog in gevaar zou kunnen komen. Het kabinet zal voor
meer duidelijkheid pleiten hierover bij de Commissie.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
Vooralsnog lijken er ook bij de andere lidstaten geen bezwaren te bestaan tegen het
voorstel.
De positie van het Europees Parlement is nog onbekend en er is momenteel nog geen
rapporteur aangesteld.
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
Het kabinet beoordeelt de bevoegdheid van de EU positief en kan zich vinden in de
voorgestelde rechtsbasis (art. 91, lid 1 VWEU). Op grond van dit artikel stellen het
Europees Parlement en de Raad, met in achtneming van de bijzondere aspecten van vervoer,
volgens de gewone wetgevingsprocedure de gemeenschappelijke regels vast voor internationaal
vervoer vanuit of naar het grondgebied van een lidstaat of over het grondgebied van
één of meer lidstaten, de voorwaarden waaronder vervoerondernemers worden toegelaten
tot nationaal vervoer in een lidstaat waarin zij niet woonachtig zijn, de maatregelen
die de veiligheid van het vervoer kunnen verbeteren en alle overige dienstige bepalingen.
Dit is tevens de rechtsgrondslag van de richtlijn die met het voorstel wordt gewijzigd.
b) Subsidiariteit
De beoordeling ten aanzien van de subsidiariteit is positief. Het beoogde doel betreft
het in het leven roepen van een overgangsmaatregel voor de erkenning van documenten
van derde landen door lidstaten om de continuïteit in de binnenvaart te waarborgen
en een verstoring van de arbeidsmarkt in de binnenvaart te voorkomen. Gezien het grensoverschrijdende
karakter van het vervoer over de binnenwateren kan deze doelstelling beter door de
Unie worden bereikt. Afzonderlijke lidstaten kunnen de doelstellingen door het transnationale
karakter onvoldoende verwezenlijken. Het beoogde optreden ziet bovendien op een wijziging
van een handeling op EU-niveau. Een wijziging van bestaande EU-regelgeving kan slecht
op EU-niveau plaatsvinden. Gezien bovenstaande is optreden op EU-niveau gerechtvaardigd.
c) Proportionaliteit
Het kabinet beoordeelt de proportionaliteit als positief. Het voorstel is geschikt
om een overgangsmaatregel in het leven te roepen voor de erkenning van documenten
van derde landen door lidstaten om de continuïteit in de binnenvaart te waarborgen
en een verstoring van de arbeidsmarkt in de binnenvaart te voorkomen. Doordat de voortgezette
erkenning van de certificaten uit derde landen alleen bestaat in de lidstaten waar
deze certificaten al erkend waren, gaat het voorgestelde optreden niet verder dan
noodzakelijk. De termijn van geldigheid sluit bovendien aan bij de termijn van overgangsbepalingen
in Richtlijn (EU) 2017/2397. De voorgestelde maatregel en de daaraan gekoppelde termijn
gaan daarom niet verder dan wat nodig is om een redelijke overgangsregeling vast te
stellen.
5. Financiële implicaties, gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten
a) Consequenties EU-begroting
Er zijn geen consequenties voor de EU-begroting. Indien die er toch blijken te zijn
is het kabinet van mening dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen
de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027 en dat deze
moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of decentrale
overheden
Er zijn geen financiële consequenties voor rijksoverheid en/of decentrale overheden.
Indien die er toch blijken te zullen de budgettaire gevolgen voor Nederland worden
ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement, conform de
regels van de budgetdiscipline.
c) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger
Er zijn geen financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger.
d) Gevolgen voor regeldruk/administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden,
bedrijfsleven en burger
Er zijn geen gevolgen voor regeldruk/administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale
overheden, bedrijfsleven en burger.
e) Gevolgen voor concurrentiekracht
Er zijn geen gevolgen voor de concurrentiekracht.
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
(inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
Omdat Nederland op dit moment geen kwalificaties van derde landen erkent zijn er geen
juridische implicaties.
b) Gedelegeerde handeling en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
N.v.t.
c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum
inwerkingtreding (bij verordening en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen om de implementatietermijn
van de overkoepelende richtlijn op uiterlijk op 17 januari 2022 te behalen. Zoals
benoemd is het kabinet het eens met het oordeel van de Commissie, namelijk dat het
onwaarschijnlijk is dat vóór 18 januari 2022 de procedure voor erkenning van certificaten
van derde landen zal zijn afgerond. Het kabinet acht de implementatietermijn voor
derde landen, die op grond van het onderhavige voorstel een jaar extra de tijd krijgen
om certificaten af te geven conform de bestaande nationale eisen, dan ook geschikt.
d) Wenselijkheid evaluatie-horizonbepaling
N.v.t.
e) Constitutionele toets
N.v.t.
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
Omdat Nederland op dit moment geen kwalificaties van derde landen erkent zijn er geen
implicaties voor uitvoering en/of handhaving.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Het kabinet ziet geen implicaties voor ontwikkelingslanden naar aanleiding van het
voorgestelde besluit.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken