Brief regering : Verslag van de Eurogroep en Ecofinraad van 15 en 16 maart 2021
21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken
Nr. 1748 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 maart 2021
Hierbij zend ik u het verslag van de videoconferenties van de Eurogroep en Ecofinraad
van 15 en 16 maart 2021.
Tevens vindt u, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
als bijlage een overzicht van goedgekeurde Nederlandse COVID-19 staatssteunmaatregelen1. Dit ter beantwoording van vragen van de VVD-fractie t.a.v. staatssteunprocedures,
gesteld in het Schriftelijk Overleg voor deze Eurogroep en Ecofinraad. In reactie
op deze vragen was reeds aangegeven dat de beantwoording, na afstemming met het Ministerie
van Economische Zaken en Klimaat, zou worden meegenomen in het verslag van de Eurogroep
en Ecofinraad (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1747).
De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra
Verslag Eurogroep en Ecofinraad 15 en 16 maart 2021
Eurogroep
Sectorale impact en structurele veranderingen in de eurozone door COVID-19
De Eurogroep heeft gesproken over het effect van COVID-19 op verschillende sectoren
en structurele veranderingen. De Europese Commissie schetste een aantal gevolgen van
COVID-19 op korte en lange termijn voor verschillende sectoren, op basis van een door
de Europese Commissie opgestelde notitie.2 Zo zijn volgens de Europese Commissie voornamelijk sectoren met contactberoepen zoals
de horeca en de toeristische sector hard getroffen door de maatregelen om de verspreiding
van het virus te beperken. Op lange termijn zal COVID-19 ook invloed hebben op digitalisering,
de groene transitie en wereldwijde productieketens.
Verschillende lidstaten gaven aan dat het nuttig zou zijn om meer informatie te hebben
over de impact van de COVID-19-crisis op verschillende sectoren in verschillende Europese
landen, met als doel om van elkaar te leren. Sommige lidstaten noemden dat sectoren
die hard getroffen zijn waarschijnlijk ook de meeste tijd nodig hebben om te herstellen.
Daarbij bestaat het risico op asymmetrisch herstel, waarbij sommige sectoren sneller
en beter zullen herstellen dan andere. Meerdere lidstaten onderstreepten in dit kader
dat het van belang is de economische steunmaatregelen niet te snel worden afgebouwd
en dat het goed zou zijn om te kijken hoe algemene steunmaatregelen kunnen worden
omgevormd tot specifieke maatregelen. Verder werd aandacht gevraagd voor digitalisering
en de groene transitie waar ook een deel van de steunmaatregelen (zoals met de Europese
herstelplannen) op gericht is.
Stand van zaken ondersteunende maatregelen in de eurozone
In de Eurogroep is stilgestaan bij de maatregelen die zijn genomen in reactie op de
COVID-19-crisis. Zo zijn op Europees niveau maatregelen genomen om eraan bij te dragen
dat alle lidstaten in staat zijn om hun gezondheidszorg en economie te ondersteunen
en om het herstel na de crisis te bespoedigen. Onder andere is besloten tot het instellen
van het pandemic crisis support van het ESM3, het SURE-instrument van de EU (European instrument for temporary support to mitigate unemployment risks in an emergency)4, een pan-Europees garantiefonds bij de Europese Investeringsbank (EIB)5 en het herstelinstrument NextGenerationEU (NGEU), inclusief de Recovery and Resilience Facility (RRF).6
De Europese Commissie gaf een korte toelichting op haar mededeling van 3 maart jl.
waarin onder andere de omvang van de budgettaire steun van lidstaten in de eurozone
in kaart is gebracht.7 Het gaat daarbij zowel om steun in de vorm van discretionaire maatregelen als om
de inzet van automatische stabilisatoren. In de eurozone is er volgens de Europese
Commissie in 2020 in totaal ter grootte van ca. 8 procent van het bbp aan budgettaire
steun gegeven. Ongeveer de helft daarvan was in 2020 te danken aan automatische stabilisatoren.
De verschillen tussen de omvang van de totale steun in percentage van het bbp van
lidstaten zijn daarbij beperkt. Daarnaast besloeg volgens de Europese Commissie in
2020 de liquiditeitssteun 19,2 procent van het bbp in de eurozone. Dit betrof vooral
afgegeven publieke garanties, maar ook uitgestelde belastinginkomsten.
Verschillende lidstaten onderstreepten in de Eurogroep het belang dat lidstaten hun
economieën voldoende ondersteunen om de gevolgen van de crisis te mitigeren en economische
groei en werkgelegenheid te bevorderen. Daarbij werd het belang onderstreept van zowel
de nationale als de Europese steunmaatregelen, met name de Recovery and Resilience Facility (RRF). Daarnaast gaven diverse lidstaten aan dat het belangrijk is dat lidstaten
structurele hervormingen implementeren die bijdragen aan economische groei en de veerkracht
van de economie. De RRF, die vereist dat lidstaten plannen opstellen voor zowel structurele
hervormingen als investeringen, kan hiervoor een stimulans bieden.
Op basis van de bespreking heeft de Eurogroep een verklaring uitgebracht.8 Daarin wordt onder andere aangegeven dat gezien de COVID-19-crisis de steunmaatregelen
niet te snel dienen te worden afgebouwd en dat het begrotingsbeleid van lidstaten
het economisch herstel in 2021 en 2022 moet blijven ondersteunen. Tegelijkertijd onderstreept
de verklaring dat de stimulerende maatregelen die lidstaten nemen tijdelijk moeten
zijn en dat de schuldhoudbaarheid op de middellange termijn in acht dient te worden
genomen.
Negende enhanced surveillance-rapport Griekenland
De Eurogroep heeft stilgestaan bij het Negende enhanced surveillance-rapport over Griekenland.9 Elk kwartaal wordt, op basis van een enhanced surveillance -toezichtrapport de balans opgemaakt t.a.v. onder andere de macro-economische ontwikkelingen,
overheidsfinanciën, arbeidsmarktbeleid, openbaar bestuur en het rechtssysteem in Griekenland.
Daarnaast wordt elk halfjaar door de Eurogroep beoordeeld of Griekenland aan de afgesproken
hervormingen heeft voldaan. Indien dat het geval is kunnen de lidstaten besluiten
of de schuldmaatregelen, zoals afgesproken in juni 201810, worden geactiveerd. Tijdens deze Eurogroep lag dergelijke besluitvorming niet voor.
Dit rapport was korter dan gewoonlijk vanwege de focus van de Europese Commissie op
het concept herstelplan (Recovery and Resilience Plan; RRP) van Griekenland voor de Europese Recovery and Resilience Facility (RRF).
De instellingen (Europese Commissie, ECB, IMF en ESM) en Griekenland hebben tijdens
de Eurogroep een korte toelichting gegeven op het rapport. Het rapport signaleert
dat er op een deel van de prioriteiten voortgang wordt geboekt, maar ook dat er bij
andere hervormingen vertragingen zijn opgelopen en dat het momentum voor hervormingen
afneemt. De COVID-19-crisis is de hoofdoorzaak voor de vertragingen. De overheid heeft
wel specifieke routekaarten opgesteld met het doel om goede voortgang te boeken voor
het volgende rapport in mei (onder andere ten aanzien van hervormingen in de financiële
sector, operationalisering van de Project Preparation Facility en de Strategic Projects Pipeline, het terugbrengen van niet presterende leningen (NPLs) en de aanname van de gemoderniseerde
Arbeidswet). Het verwachte overheidstekort voor 2021 wordt nu op 3,9% bbp geraamd,
tegenover een raming van het tekort van 3,4% bbp bij de laatste herfstraming van de
Europese Commissie. Positieve elementen zijn de cash-buffer die eind 2020 op € 31
miljard stond (voldoende voor 2 jaar rente- en aflossingsverplichtingen) en het feit
dat de toegang tot de kapitaalmarkt goed is; de laatste 10-jaarsobligatie werd tegen
een effectieve rente van 0,81% in de markt gezet.
Wisselkoersontwikkelingen
De Europese Commissie heeft tijdens de Eurogroep een toelichting gegeven over de ontwikkelingen
op het gebied van de wisselkoers van de euro. De Eurogroep spreekt elk halfjaar over
wisselkoersontwikkelingen. De bespreking in de Eurogroep dient ter voorbereiding van
internationale bijeenkomsten, zoals in dit geval de vergadering van de Wereldbank
en het IMF van 5 t/m 11 april 2021, waar tevens over wisselkoersontwikkeling van de
euro en andere valuta kan worden gesproken.11
In effectieve reële termen was de euro stabiel in december 2020 ten opzichte van augustus
2020 en de euro lag 3% boven haar lange termijn gemiddelde sinds 1999. De euro versterkte
ten opzichte van de Amerikaanse dollar, waar een depreciatie ten opzichte van de Chinese
renminbi, opkomende markt valuta’s en valuta’s van grondstoffen exporterende landen
tegenover stond. In vergelijking met februari 2020 is de euro in januari 2021 bijna
12% sterker dan de Amerikaanse dollar. De ontwikkelingen van de valuta’s zullen sterk
beïnvloed worden door het toekomstige verloop van de crisis. Daarnaast kunnen beleidsmaatregelen
van de nieuwe Amerikaanse regering van invloed zijn. Vooral de verwachtte aanzienlijke
Amerikaanse schulduitgifte om crisismaatregelen mee te financieren, kan een opwaarts
effect hebben op het rendement van Amerikaanse staatsobligaties, waardoor de Amerikaanse
dollar kan gaan stijgen. Handelsspanningen met China kunnen echter een tegenovergesteld
effect hebben.
Eurogroep in inclusieve samenstelling
Voorbereiding van de Eurotop in maart
De Eurogroep heeft in inclusieve samenstelling gesproken over de internationale rol
van de euro, ter voorbereiding van de Eurotop op 26 maart. Tijdens de Eurogroep van
15 februari jl. is reeds gesproken over dit onderwerp.12
Recent heeft de Europese Commissie aandacht besteed aan de internationale rol van
de euro als onderdeel van de mededeling over het bevorderen van een open, sterk en
veerkrachtig Europees economisch en financieel systeem. De Kamer is hierover geïnformeerd
in een BNC-fiche.13 In de mededeling werd vooral ingegaan op flankerende maatregelen die bijdragen aan
het vergroten van de internationale rol van de euro, zoals het bevorderen van het
gebruik van de euro in internationale grondstoffenmarkten en financiële markten en
het verder versterken van de kapitaalmarktunie en de bankenunie. Daarnaast werd verwezen
naar de mogelijke uitgifte van groene obligaties en de mogelijke introductie van een
digitale euro.
Onder lidstaten wordt het belang van een grotere internationale rol van de euro breed
gedeeld. Verschillende lidstaten gaven aan dat het voordelen op kan leveren in termen
van lagere transactie- en financieringskosten en een lagere gevoeligheid voor buitenlandse
wisselkoersschokken. Daarbij noemden enkele lidstaten dat gezonde nationale economieën
met name belangrijk zijn voor het vertrouwen in de euro en daarmee een belangrijke
voorwaarde voor een grotere internationale rol van de euro. Ook werd in deze context
het belang benadrukt van stappen ten aanzien van de bankenunie en kapitaalmarktunie.
Verder gaven meerdere lidstaten aan dat het goed is om te blijven werken aan een digitale
euro. Naar aanleiding van de bespreking heeft de voorzitter van de Eurogroep een brief
gestuurd aan de voorzitter van de Europese Raad als input voor de discussie op de
Eurotop van 26 maart 2021.14
Ecofinraad
Stand van zaken financiële diensten dossiers
Het voorzitterschap van de Raad en de Europese Commissie hebben de Ecofinraad geïnformeerd
over wetgevingsvoorstellen op het terrein van financiële diensten.15
Raadsconclusies strategie voor retailbetalingen in de EU
In de Ecofinraad was brede steun voor de Raadsconclusies16 ten aanzien van de strategie voor retailbetalingen in de Europese Unie, die in september
2020 door de Europese Commissie is gepubliceerd.17 De Raadsconclusies zijn op 22 maart jl. formeel goedgekeurd.18
De strategie beoogt voorwaarden te scheppen om de ontwikkeling van instant payments19 en Europese betaaloplossingen mogelijk te maken, een hoog niveau van consumentenbescherming
en veiligheid van betaaloplossingen te bieden en de Europese afhankelijkheid van grote
wereldwijde (niet-Europese) spelers op dit gebied te verminderen. De strategie is
onderdeel van de mededeling betreffende het Digital Finance Package van de Europese Commissie. Dit pakket bevat maatregelen ten aanzien van de kansen
en risico’s van digitalisering in de financiële sector.20
In de Raadsconclusies geeft de Raad aan dat zij het eens is met de vier door de Commissie
geïdentificeerde hoofdpijlers die nauw met elkaar verweven zijn, namelijk: 1) toenemende
digitale betaaloplossingen, waaronder instant payments, met een pan-Europees bereik; 2) een innovatieve en competitieve markt voor het retailbetalingsverkeer;
3) efficiënte en interoperabele betaalsystemen en andere ondersteunende infrastructuur
en 4) efficiënte internationale betalingen. Als prioriteiten worden daarbij aangemerkt:
het bevorderen van instant payments, toekomstbestendige wetgeving met het oog op digitalisering en het bevorderen van
een innovatief, open, weerbaar, veilig en inclusief ecosysteem voor betalingen. Daarbij
wordt de focus op consumentenbescherming benadrukt voor het behalen van de doelstellingen
in de strategie. Ook wordt bijvoorbeeld de evaluatie van PSD2 verwelkomd, waarbij
onder meer aandacht wordt gevraagd voor het adresseren van privacy-gerelateerde risico’s.
Zoals ook in het BNC-fiche ten aanzien van deze strategie is aangegeven, beoogt het
kabinetsbeleid een veilig, betrouwbaar, efficiënt en toegankelijk betalingsverkeer
te waarborgen.21 Daarbij beoogt het beleid bij te dragen aan innovatie in de sector, waarbij consumentenbescherming
en het waarborgen van privacy prioriteit heeft. Het kabinet heeft gegevensbeschermingsrisico’s
bij datadeling benadrukt in het kader van de evaluatie van PSD2 en eventuele toekomstige
voorstellen ten aanzien van open finance en zal hiervoor aandacht blijven vragen bij de nadere stappen die gezet worden naar
aanleiding van deze strategie.22 De inhoud van de Raadsconclusies sluiten aan bij het standpunt van het kabinet zoals
beschreven in het BNC-fiche.
De aanpak van de uitdagingen op het gebied van belastingen die voortvloeien uit de
digitalisering van de economie
Tijdens de Ecofinraad is gesproken over de voortgang van de discussie over de digitale
economie in de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en
welke consequenties dat kan hebben voor de verdere eventuele vervolgstappen in de
Europese Unie. De discussie over de digitale economie omvat grofweg twee belangrijke
onderdelen:
• Pijler 1: een gemeenschappelijke aanpak voor het aanpassen van de regels over belastbare
aanwezigheid en winsttoerekening in de winstbelasting. Onder voorwaarden kunnen landen
belasting heffen over (meer) winst van bedrijven die in het land actief zijn, ook
als zij daar niet fysiek aanwezig zijn.
• Pijler 2: maatregelen om te waarborgen dat internationaal opererende ondernemingen
altijd ten minste een minimumniveau aan winstbelasting betalen.
Deze discussies over beide pijlers worden nog volop gevoerd in de OESO. In oktober
2020 heeft de OESO blauwdrukken gepubliceerd welke vervolgens publiekelijk zijn geconsulteerd.
De opmerkingen die zijn binnen gekomen worden meegenomen in de verdere discussies.
De OESO streeft ernaar om medio 2021 tot een overeenkomst te komen.
Veel lidstaten spraken steun uit voor een internationale overeenkomst voor, die hopelijk
deze zomer in OESO verband wordt bereikt. Een lidstaat liet weten pijler 2 niet te
kunnen steunen, omdat pijler 2 een vergaande beperking van de soevereiniteit zou inhouden.
Gezien de complexiteit en de verbondenheid van de wereldwijde economie heeft een wereldwijde
oplossing de voorkeur. Ook Nederland heeft aangegeven het OESO project te steunen.
Over een Europees voorstel zijn de meningen verdeeld. Sommige lidstaten steunen een
Europees voorstel door de Europese Commissie, in het geval een internationale oplossing
op zich laat wachten. Daarbij laten enkele lidstaten weten dat een Europees voorstel
zoveel mogelijk in lijn moet zijn met een eventuele toekomstige internationale oplossing.
Andere lidstaten zijn kritisch op een Europees voorstel dat vooruitloopt op een internationale
overeenkomst.
Economisch herstel in de Europese Unie
In de Ecofinraad is gesproken over de economische situatie in de Europese Unie als
gevolg van de COVID-19-pandemie. Sinds het uitbreken van de COVID-19-crisis is hier
meermaals over gesproken. Volgens de winterraming van de Europese Commissie van 11 februari
jl.23 zal de economie in de EU weer groeien in 2021 en 2022 (met respectievelijk 3,7% en
3,9%), na een sterke daling van 6,3% in 2020. Daarbij gaf de Europese Commissie aan
dat er door de COVID-19-pandemie een grote mate van onzekerheid is over hoe de economie
zich de komende jaren zal ontwikkelingen.
Daarnaast heeft de Europese Commissie een toelichting gegeven op haar mededeling van
3 maart jl. over het verdere proces ten aanzien van de algemene ontsnappingsclausule
van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) en het in mei verwachte lentepakket van het
Europees Semester.24 De voorzitter van de Eurogroep gaf in dit verband een toelichting op de Eurogroepverklaring
die een dag eerder was gepubliceerd.
De Europese Commissie gaf ook een stand van zaken met betrekking tot de faciliteit
voor veerkracht en herstel (Recovery and Resilience Facility, RRF) en benadrukte, conform de Nederlandse inzet, o.a. het belang van voldoende hervormingen
en goede mijlpalen en doelen in de plannen.25 De meeste lidstaten zijn momenteel in gesprek met de Europese Commissie over de inhoud
van hun herstelplannen. Verschillende lidstaten gaven een korte toelichting over de
status van hun herstelplan en een indicatie van de voorgenomen investeringen en hervormingen.
De RRF is officieel in werking getreden op 19 februari jl. en lidstaten kunnen sindsdien
hun conceptherstelplan formeel indienen bij de Europese Commissie.
Internationale vergaderingen – Terugkoppeling G20-vergadering van Ministers van Financiën
en Presidenten van Centrale Banken op 26 februari 2021
Het Portugese voorzitterschap en de Europese Commissie hebben een terugkoppeling gegeven
over de eerste G20-vergadering van Ministers van Financiën en Presidenten van Centrale
Banken onder het Italiaanse Voorzitterschap, die op 26 februari jl. plaatsvond. Nederland
is door Italië uitgenodigd om als gastland deel te nemen aan de G20.
Tijdens de bijeenkomst is gesproken over de stand van de mondiale economie en de gezamenlijke
uitdaging voor een duurzaam en inclusief economisch herstel na de COVID-19-crisis.
Daarnaast is stilgestaan bij de momenteel passende beleidsrespons en mogelijkheden
om met name kwetsbare landen te ondersteunen. Vervolgens hebben landen het belang
benadrukt van het bereiken van een akkoord over belastingheffing in een digitaliserende
economie. Tot slot is van gedachten gewisseld over zaken aangaande de financiële sector,
zoals de vergroening van de financiële sector.
Internationale vergaderingen – Voorbereiding G20-vergadering van Ministers van Financiën
en Presidenten van Centrale Banken en de voorjaarsvergadering van het IMF april 2021
In de Ecofinraad is stilgestaan bij de G20-vergadering van Ministers van Financiën
en Presidenten van Centrale Banken op 7 april a.s. en over de voorjaarsvergadering
van het IMF op 8 april a.s.
Vanwege de COVID-19-crisis wordt de voorjaarsvergadering van het IMF, net als de vergadering
van de G20, virtueel gehouden. Naar verwachting zal op de G20-vergadering worden gesproken
over de herstelfase van de COVID-19-crisis en hoe gecoördineerd beleid van de G20-landen
daar een rol in kan spelen. Daarnaast zal een discussie over de mogelijkheden om kwetsbare
landen te helpen een belangrijk onderwerp zijn tijdens de vergadering. Hierbij kan
gedacht worden aan een eventuele verlenging van het in 2020 overeengekomen Debt Service Suspension Initiative (DSSI) en een versterking van het mondiale financiële vangnet door een generieke
allocatie van speciale trekkingsrechten (Special Drawing Rights) door het IMF. De Kamer wordt zoals gebruikelijk separaat geïnformeerd over de inzet
van Nederland voor de voorjaarsvergadering van het IMF middels de geannoteerde agenda.
De EU-inzet voor de G20-vergadering zal worden afgestemd door middel van een EU Terms of Reference (EU ToR). De EU-inzet voor het IMFC zal worden uitgedrukt in de EU IMFC-verklaring
(IMFC statement). Aangezien de volgende Ecofinraad pas na de G20-vergadering en het IMFC plaatsvindt,
heeft het voorzitterschap aangegeven dat deze ToR ambtelijk (via het Economisch en
Financieel Commité; EFC) zal worden goedgekeurd.
Indieners
-
Indiener
W.B. Hoekstra, minister van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.