Brief regering : Stand van zaken beleidsuitwerking rivierbed Maasvallei
27 625 Waterbeleid
Nr. 528
BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 maart 2021
In de kamerbrief van 18 juni 2020 over de «beleidsuitwerking rivierbed Maasvallei»1 heb ik aangekondigd dat in Thorn-Wessem en de Lob van Gennep een aangepast regime
van begrensde gebiedsontwikkelruimte gaat gelden op het moment dat de status rivierbed
vervalt. Ik ben verheugd te kunnen melden dat met betrokken Maaspartners, verenigd
in de Stuurgroep Deltaprogramma Maas (SDM), en de direct betrokken gemeenten, overeenstemming
is bereikt over de nadere uitwerking hiervan. Met deze brief informeer ik u over de
bestuurlijke afspraken die Rijk en regio hierover hebben gemaakt.
Ik vind het belangrijk dat met deze bestuurlijke afspraken over de begrensde gebiedsontwikkelruimte
ook in deze gebieden duidelijkheid en perspectief voor bewoners en bedrijven ontstaat.
Er zijn afspraken gemaakt over de randvoorwaarden voor ruimtelijke ontwikkelingen
waarbij de waterbergende functie van de gebieden en daarmee de werking van het Maassysteem
wordt geborgd. Zoals in eerdergenoemde brief is aangegeven, vervalt de individuele
vergunningsplicht op grond van de Waterwet en wordt deze vervangen door randvoorwaarden
aan het omgevingsplan. Gebleken is dat binnen deze randvoorwaarden er voldoende ruimte
is om de bestaande ambities voor ontwikkeling in de gebieden, zoals deze nu in beeld
zijn bij de gemeenten, te verwezenlijken. Ook is afgesproken dat we als gezamenlijke
overheden de ruimtelijke ontwikkelingen periodiek volgen en de vinger aan de pols
houden. Om de afspraken goed te borgen zullen deze, na zorgvuldige juridische uitwerking,
deels worden opgenomen in een instructieregel in het Besluit kwaliteit leefomgeving
(Bkl) onder de Omgevingswet en deels in een bestuursovereenkomst.
Hieronder zal ik de beleidsuitwerking en het vervolgproces verder toelichten.
Nadere toelichting beleidsuitwerking
De gebieden Thorn-Wessem en de Lob van Gennep zijn van oudsher van bijzonder belang
voor de werking van het Maassysteem. Deze gebieden zorgen in geval van een overstroming
van nature voor waterberging en kunnen daarmee benedenstrooms voor een waterstandsdaling
zorgen in extreme situaties. Ik acht een goede borging hiervan, nu en in de toekomst,
van belang, mede gelet op mijn systeemverantwoordelijkheid voor de waterveiligheid
langs de hele Maas. Tegelijkertijd geldt voor deze gebieden eenzelfde bescherming
tegen overstromingen als voor de rest van Nederland. Gelet op bovenstaande is het
wenselijk dat randvoorwaarden worden gesteld aan de gebiedsontwikkeling. Met de begrensde
gebiedsonwikkelruimte streef ik naar een balans tussen het behouden van de ruimte
voor waterberging en het bieden van ontwikkelingsmogelijkheden in deze gebieden.
Om de werking van de gebieden met een waterbergende functie nu en in de toekomst zeker
te stellen, is afgesproken de volgende punten te borgen:
1. Het behoud van waterbergend volume gezien het beoogde waterstandsverlagend effect
benedenstrooms;
2. Het niet te laat maar ook niet te vroeg instromen van de gebieden oftewel het instromen
van de gebieden bij relevante Maasafvoeren. Dit wordt bepaald door de hoogte en sterkte
van de dijk om het gebied en door de veiligheidsnormering van stroomafwaarts gelegen
dijktrajecten. Hierbij zijn twee factoren van belang: (i) het schadepotentieel in
het gebied, dat mede wordt bepaald door de omvang en aard van de bebouwing, en (ii)
de aanwezigheid van vitale en kwetsbare functies.
Deltares2 is gevraagd om op basis van de uitgangspunten in het Rivierkundig Beoordelingskader3 en de uitgangspunten die ten grondslag liggen aan de nieuwe waterveiligheidsnormen,
de gebiedsontwikkelruimte technisch te onderbouwen.
Uit de studie is gebleken dat van bovenstaande twee factoren behoud van waterbergend
volume bepalend is. Daarom is afgesproken in de instructieregel Bkl een volumegrens
op te nemen. Verder is uit de studie van Deltares gebleken dat op basis van de bovenstaande
uitgangspunten het uit waterveiligheidsoogpunt verantwoord is om tot 1% van het bergend
volume van het gebied te benutten voor bebouwing. De huidige ambities van de gemeenten
passen hier ruim binnen. Ten aanzien van het schadepotentieel en vitale en kwetsbare
functies is afgesproken om deze te monitoren en te bespreken tijdens periodieke overlegmomenten
met de betrokken partijen.
Met het vastleggen van deze volumebegrenzing in de instructieregel Bkl geeft het Rijk
aan waar omgevingsplannen in de betrokken gebieden aan moeten voldoen. Door middel
van een instructieregel kan het Rijk sturing houden op ruimtelijke ontwikkelingen
in deze gebieden. De instructieregel zal er in voorzien dat gemeenten bij het vaststellen
van omgevingsplannen de 1%-volumegrens voor nieuwe ontwikkelingen in de betrokken
gebieden in acht moeten nemen.
In een bestuursovereenkomst leggen de betrokken bestuurlijke partijen afspraken vast
over zaken die zich niet lenen voor de instructieregel, zoals periodiek overleg, monitoring
schadepotentieel, toetsing en evaluatie. Door periodiek overleg tussen Rijk en regionale
partijen wordt de gezamenlijke verantwoordelijkheid onderstreept. Ook wordt continuïteit
gebracht in het gesprek over het belang van een goede werking van het Maassysteem
en de ruimtelijke ontwikkeling in de betreffende gebieden waarvoor een begrensde gebiedsontwikkelruimte
geldt.
Zoals aangekondigd in de brief van 18 juni 2020, werken Rijk en regio aan een ruimtelijke
visie op het hele Maasdal. In deze visie zal aandacht worden besteed aan klimaatbestendig
bouwen. Klimaatbestendig bouwen is een mogelijke oplossingsrichting voor nieuw te
realiseren assets4 voor vitale en kwetsbare5 functies.
Nadere uitwerking van de afspraken vindt u in bijlage 16.
Vervolgproces
In de komende periode zal de juridische uitwerking in de instructieregel Bkl inclusief
de nadere regels in de Omgevingsregeling en een bestuursovereenkomst plaatsvinden.
De beleidsuitwerking is tot stand gekomen door een intensieve en constructieve samenwerking
met de betrokken regionale partijen, zowel ambtelijk als bestuurlijk. De samenwerking
van de afgelopen periode wordt voortgezet in het vervolgtraject. De Stuurgroep Deltaprogramma
Maas zal hierbij worden betrokken.
Tot slot
Met deze bestuurlijke afspraken is, als vervolg op het besluit over de rivierbedstatus
in de Maasvallei, een belangrijke volgende stap gezet voor de gebieden met een waterbergende
functie. Door dit nieuwe regime kan voor het Rijk de werking van het Maassysteem langjarig
worden gegarandeerd en ontstaat tegelijkertijd voor de regio meer ruimte voor ontwikkeling
dan in de huidige situatie onder de Beleidsregels grote rivieren (Bgr). Hiermee wil
ik mede bijdragen aan het stimuleren van een evenwichtige ontwikkeling in de Maasvallei
die de waterveiligheidsopgave in balans brengt met de economie en leefbaarheid in
het gebied.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat