Brief regering : Kabinetsreactie op de moties over examens voortgezet speciaal onderwijs
35 570 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2021
Nr. 208
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 maart 2021
Recent heeft uw Kamer twee moties aanvaard ten aanzien van de examinering van twee
specifieke groepen examenkandidaten.1 Deze moties raken de deelcertificaatkandidaten van het staatsexamen uit het voortgezet
speciaal onderwijs (hierna: vso) en deelcertificaatkandidaten van het voortgezet algemeen
volwassenenonderwijs (hierna: vavo). Er wordt gevraagd om extra herkansingsmogelijkheden
en een duimregeling voor kandidaten die opgaan voor een deelcertificaat. Middels deze
brief informeer ik u over de uitvoering van deze twee moties.
Zoals uw Kamer bekend heb ik voor dit jaar een aantal aanpassingen gedaan aan het
centraal examen, na overleg de vertegenwoordigers van leerlingen, leraren en schoolbestuurders.
Gelet op de noodzakelijke beperkingen waarmee het onderwijs vanwege de pandemie te
maken heeft gehad, willen we daarmee leerlingen tegemoetkomen en tegelijkertijd de
mogelijkheid bieden om een volwaardig examen af te leggen. Er zijn dit jaar twee herkansingsmogelijkheden
en de mogelijkheid om op het resultaat van één vak een duim te leggen, mits je erdoor
kunt slagen en het geen kernvak betreft. Ook is er ruimte voor spreiding en extra
ondersteuning.
We hebben bij het nemen van de maatregelen als één van de uitgangspunten gehanteerd
dat alle examenkandidaten dezelfde mogelijkheden moeten krijgen om dit jaar hun diploma
te halen, of ze dat nu via het staatsexamen, het vavo of via het regulier onderwijs
examen doen. Om dat mogelijk te maken vragen we van het College voor Toetsing en Examens
(hierna: CvTE) een enorme inspanning, mede gelet op de organisatiekracht die nodig
is voor het organiseren van extra herkansingen bij het staatsexamen. Zoals uw Kamer
weet heeft het CvTE daarbij in februari aan mij ook formeel de waarschuwing afgegeven
tegen de grenzen van haar uitvoeringscapaciteit aan te lopen. Deze beperking is ook
de reden voor mij geweest om in plaats van een derde herkansingsmogelijkheid tot een
duimregeling te besluiten, zoals ik uw Kamer per brief van 12 februari jongstleden
heb laten weten.2 Voor alle kandidaten in het vso en vavo die deelcertificaten halen en dit jaar daarmee
een diploma halen gelden de extra herkansingsmogelijkheid en de duimregeling.
Zoals met uw Kamer besproken, stuit de wens om een extra herkansingsmogelijkheid te
bieden aan alle kandidaten die deelcertificaten halen op de grenzen van de uitvoering
door het CvTE. Naar aanleiding van de discussie daarover in uw Kamer heeft het CvTE
mij nogmaals een brief gestuurd waarin zij dit toelicht. In bijgaande brief benadrukt
het CvTE dat het verzoek om herkansingen voor deelcertificaatkandidaten te bieden
onuitvoerbaar is3. Er is geen capaciteit beschikbaar om de hiervoor benodigde duizenden extra afnames
te realiseren. Ook ontbreekt de tijd die daarvoor nodig zou zijn. Ik heb met uw Kamer
reeds gedeeld dat ik het onverantwoord vind om in te gaan tegen het duidelijke signaal
dat het CvTE al langere tijd afgeeft namens de gehele examenketen waar ook DUO en
Cito onderdeel van uitmaken. Onze uitvoeringsorganisaties zijn van groot belang voor
een gedegen uitvoering van het beleid. Signalen over de onuitvoerbaarheid van maatregelen
dienen serieus te worden genomen om te voorkomen dat er zich fouten kunnen voordoen
of genomen maatregelen toch niet uitgevoerd kunnen worden. De afweging of een maatregel
uitvoerbaar is, is geen politieke keuze (zoals in het debat werd gesuggereerd), maar
dient getoetst te worden door de uitvoeringsorganisatie.
Naar aanleiding van de hierboven beschreven discussie heeft uw Kamer een motie over
herkansingen voor deelcertificaatkandidaten aanvaard die om een oplossing vraagt in
«de aankomende twee jaar». Ik ben met uw Kamer van mening dat in het aankomende schooljaar
opnieuw een weging van de situatie van alle leerlingen noodzakelijk is en op basis
van die analyse een besluit moet worden genomen over eventuele aanpassingen in de
examenregeling. De impact van het coronavirus op het onderwijs in schooljaar 2020–2021
is groot. Ook volgend schooljaar zal de impact nog voelbaar zijn. Dit is een belangrijke
reden geweest voor het kabinet om via het Nationaal Programma Onderwijs de komende
tweeënhalf jaar fors te investeren om negatieve effecten voor alle groepen leerlingen
te beperken. Voor leerlingen en kandidaten die volgend jaar opgaan voor het examen
is integrale besluitvorming nodig over de examenregeling van volgend jaar. Mocht opnieuw
tot aanpassingen besloten worden, dan is opnieuw een weging nodig van alle belangen
binnen de grenzen van de uitvoering. Ik wil mijn ambtsopvolger daarbij de ruimte bieden
een integrale afweging van de belangen van alle examenkandidaten te kunnen maken op
basis van de dan beschikbare feitelijke informatie. Daarbij zou een optie kunnen zijn
om diplomakandidaten volgend jaar (waarvan een deel ook de deelcertificaatkandidaten
van dit jaar zijn, waar uw Kamer aandacht voor vraagt) dezelfde mogelijkheden te bieden
als diplomakandidaten in het huidige examenjaar. Dit zou dan om zowel de duimregeling
als de extra herkansingsmogelijkheden kunnen gaan, conform de door uw Kamer aanvaardde
moties.
Ik heb, zoals eerder in de brief over het staatsexamen vo4 toegelicht, het CvTE gevraagd om van de totale groep deelcertificaatkandidaten in
kaart te brengen waarom zij deelnemen aan het staatsexamen. Dit betreft bijvoorbeeld
kandidaten die ten behoeve van de doorstroom naar een vervolgopleiding een certificaat
nodig hebben. Vervolgens kan, conform de motie van het lid Westerveld c.s. over herkansingsmogelijkheden
voor certificaten in het vso5, worden bezien of het haalbaar is om aan specifieke subgroepen van deelcertificaatkandidaten
een herkansingsmogelijkheid te bieden. Zoals ik mijn brief heb toegezegd zal ik uw
Kamer na de zomer over informeren over deze inventarisatie. Op basis van de omstandigheden
van volgend jaar kan vervolgens een integrale afweging worden gemaakt over eventuele
maatregelen.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
A. Slob
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.