Brief regering : Kabinetsreactie inzake het rapport van de Evaluatiecommissie Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Wiv) 2017
34 588 Regels met betrekking tot de inlichtingen- en veiligheidsdiensten alsmede wijziging van enkele wetten (Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 20..)
Nr. 89 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES EN VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 maart 2021
Inleiding
In het regeerakkoord «Vertrouwen in de toekomst» (Bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34) van het kabinet Rutte III is afgesproken dat de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten
2017 (Wiv 2017) uiterlijk twee jaar na inwerkingtreding wordt geëvalueerd door een
onafhankelijke commissie. Het kabinet heeft hiervoor de Evaluatiecommissie Wet op
de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 (hierna: ECW of commissie) ingesteld.
Deze commissie, onder voorzitterschap van mevrouw drs. R.V.M. Jones-Bos, is op 1 mei
2020 met haar werkzaamheden begonnen. Op 20 januari 2021 heeft de commissie haar evaluatierapport
aan het kabinet uitgebracht. Het rapport is diezelfde dag aan beide kamers der Staten-Generaal
aangeboden (Kamerstuk 34 588, nr. 88). Het rapport is geheel openbaar. Met deze brief doen wij u de reactie van het kabinet
toekomen.
Het kabinet is de commissie erkentelijk voor de wijze waarop de commissie aan haar
onderzoeksopdracht invulling heeft gegeven. Het doel van de door de commissie uitgevoerde
evaluatie was te onderzoeken of de wet datgene heeft gebracht wat de wetgever daarmee
voor ogen had, of de wet in de praktijk een werkbaar instrument is gebleken voor de
taakuitvoering van de diensten en welke knelpunten en aandachtspunten er zijn in de
toepassingspraktijk van de wet. In aanvulling op deze algemeen geformuleerde opdracht
is aan de commissie gevraagd om aan een aantal specifieke onderwerpen aandacht te
besteden, waaronder de (technische) bevoegdheden van de diensten tot gegevensverwerving
en -verwerking en de daaraan verbonden waarborgen. Voorts wat de effecten van de wet
zijn op het Nederlandse vestigingsklimaat.
Het rapport van de commissie is uitgebracht in een periode waarin het kabinet demissionair
is. Ondanks de demissionaire status van het kabinet is ervoor gekozen om een volwaardige
reactie op het rapport te geven, omdat de door de commissie in haar rapport aangesneden
problematiek alsmede de gepresenteerde oplossingsrichtingen vergen dat daaraan met
voortvarendheid opvolging wordt gegeven.
Appreciatie
De hoofdconclusie van het rapport is dat de Wiv 2017 voor een belangrijk deel heeft
gebracht wat was beoogd, maar op punten tekortschiet. In het rapport geeft de commissie
een scherpe analyse van de door haar onderzochte problematiek, trekt daar duidelijke
(deel)conclusies uit en presenteert 57 aanbevelingen. De aanbevelingen zien deels
op aanpassing van de wet, deels op verduidelijking van de toepassing van bestaande
bepalingen en deels zijn ze van andere aard. Hierbij heeft de ECW terecht zowel oog
voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer als voor de operationele praktijk
van de diensten.
De commissie merkt terecht op dat het hier gaat om een omvangrijke, maar ook complexe
wet. Complex niet alleen voor de personen en instanties die deze moeten uitvoeren,
maar zeker ook voor de burger is het, zoals de commissie stelt, een weinig toegankelijke
en moeilijk te begrijpen wet. Het kabinet erkent dat de wet op onderdelen moet worden
verduidelijkt. Juist een wet die het in bepaalde gevallen mogelijk maakt in het belang
van de nationale veiligheid in te grijpen in de persoonlijke levenssfeer van mensen
moet zo veel mogelijk helderheid bieden over onder welke omstandigheden dit kan en
moet inzichtelijk maken welke waarborgen daarvoor gelden.
Het kabinet omarmt de analyse, conclusies en aanbevelingen van de commissie. Het kabinet
maakt hierbij de kanttekening dat verschillende aanbevelingen hun vertaling dienen
te krijgen in onder meer concrete wetteksten, die moeten worden toegepast in een operationeel-technische
praktijk. De ervaring leert dat dan vaak pas de precieze gevolgen voor het systeem
van de wet en voor de toepassingspraktijk blijken. Bij de uitwerking van de aanbevelingen
zal dan ook doorlopend aandacht zijn voor de uitvoerbaarheid ervan en de impact ervan
op het werk van de diensten.
Toelichting
De commissie stelt dat de AIVD en de MIVD geen essentiële bevoegdheden missen en de
waarborgen op het werk zijn versterkt. De introductie van de Toetsingscommissie Inzet
Bevoegdheden (TIB) heeft geleid tot een betere kwaliteit van de toestemmingsaanvragen
voor de inzet van bijzondere bevoegdheden. De Commissie van Toezicht betreffende de
Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) heeft met haar toezicht bijgedragen aan
het op orde brengen van het systeem dat de diensten in staat stelt zorgvuldig met
gegevens om te gaan. Wij verwelkomen deze conclusies van de ECW, want hieruit blijkt
dat de Wiv 2017 een verbetering heeft gebracht voor de bescherming van de persoonlijke
levenssfeer van burgers. Met de ECW hopen wij dat hiermee tegemoet kan worden gekomen
aan de zorgen die bestonden over de nieuwe wetgeving.
Tegelijk concludeert de ECW dat de wet onvoldoende aansluit op de technologische complexiteit
en de dynamiek van de operationele praktijk van de diensten. Ook is de wet op punten
onduidelijk en ontbreekt een uniforme regeling voor de omgang met bulkdata en een
voldoende uitgewerkte normering van de internationale samenwerking tussen diensten.
Dit heeft geleid tot knelpunten in de uitvoering en een aantal patstellingen met de
toezichthouders. De diensten hebben bij de ECW aangegeven dat zij een klein maar wezenlijk
deel van de onderzoeken nu niet kunnen uitvoeren. In de afgelopen periode hebben wij
de Tweede Kamer, in het openbaar of via de Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten,
herhaaldelijk geïnformeerd over de verschillen van opvatting over de uitleg van de
wet.1 Wij hebben daarbij steeds gepoogd om met de toezichthouders tot een oplossing te
komen, maar met de ECW constateren wij dat dit ons niet altijd is gelukt. Wij onderstrepen,
net als de ECW, het belang van een constructieve dialoog tussen de diensten en de
toezichthouders.
De commissie besteedt in haar rapport ook uitvoerig aandacht aan de Europese privacyregels
en de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.2 Bij het opstellen van de Wiv 2017 is nadrukkelijk aandacht besteed aan de eisen die
uit het EVRM en de jurisprudentie van het EHRM voortvloeien. We stellen vast dat de
commissie van oordeel is dat het Nederlandse toezicht weliswaar kan worden verbeterd,
maar aan de thans geldende Europese maatstaven – EVRM en EU-recht – voldoet.
Wij constateren dat de ECW heldere aanbevelingen en voorstellen doet om de waarborgen
te herschikken op een wijze die meer recht doet aan de slagkracht en wendbaarheid
die noodzakelijk is voor onderzoek naar met name digitale dreiging vanuit het buitenland
zonder daarbij concessies te doen op het gebied van de bescherming van de persoonlijke
levenssfeer. De aanbeveling om te komen tot een heldere scheiding tussen toetsing
vooraf door de TIB en toezicht tijdens de inzet van bevoegdheden en achteraf door
de CTIVD draagt bij aan de effectiviteit van het toezicht en doet recht aan het dynamische
karakter van het werk van de diensten. De voorstellen inzake het beslechten van geschillen
kunnen helpen om patstellingen te voorkomen.
De aanbevelingen inzake bulkdata, GDA en internationale samenwerking betekenen een
ingrijpende wijziging van het systeem. Ook de precieze vormgeving van de voorstellen
inzake geschilbeslechting door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
behoeft nadere doordenking. De nadere uitwerking moet vanzelfsprekend worden besproken
met alle betrokken partijen.
Vervolg
Het kabinet zal op ambtelijk niveau met de voorbereiding van een ontwerpwetsvoorstel
tot wijziging van de Wiv 2017 laten aanvangen, waarbij de aanbevelingen van de commissie
als uitgangspunt worden genomen. In het voorjaar wordt naar verwachting ook het rapport
van de Algemene Rekenkamer uitgebracht over de impact van de Wiv 2017 op de operationele
slagkracht van de diensten en ook de bevindingen daarin zullen we bij het wetstraject
betrekken. Al naar gelang de uitkomsten van het overleg met uw Kamer over het kabinetsstandpunt
dan wel hetgeen in het kader van de kabinetsformatie ter zake wordt besloten, kunnen in het op te stellen
ontwerpwetsvoorstel te allen tijde de nodige aanpassingen worden aangebracht.
Mede namens de Minister-President, Minister van Algemene Zaken en de Minister van
Justitie en Veiligheid,
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren
De Minister van Defensie, A.Th.B. Bijleveld-Schouten
Indieners
-
Indiener
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Medeindiener
A.Th.B. Bijleveld-Schouten, minister van Defensie