Brief regering : Geannoteerde Agenda voor de JBZ-Raad van 11-12 maart 2021
32 317 JBZ-Raad
Nr. 678
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN VOOR RECHTSBESCHERMING EN DE
STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 maart 2021
Hierbij bieden wij u, mede namens de Minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties,
de geannoteerde agenda aan van de bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse
Zaken op 11 en 12 maart 2021 via videoconferentie.
De Minister van Justitie en Veiligheid, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid zijn voornemens deel te nemen aan
deze Raad.
Als bijlage bij de geannoteerde agenda treft u een geactualiseerd voortgangsoverzicht
aan van de JBZ-dossiers voor het eerste kwartaal van 20211.
In deze aanbiedingsbrief wordt uw Kamer tevens geïnformeerd over ontwikkelingen aangaande
de verordeningen Terrorist Content Online, het Europees civiele beschermingsmechanisme
en de EU Fondsen op het terrein van migratie en veiligheid (BMVI, AMF, ISF). Tot slot
wordt tegemoet gekomen aan het verzoek tot een overzicht van rechtstitels voor gegevensuitwisseling
door Europol.
Verordening Terrorist Content Online
Graag maakt de Minister van Justitie en Veiligheid gebruik van deze gelegenheid om,
in navolging van eerdere berichtgeving in de geannoteerde agenda van de JBZ-Raad van
14 december2, melding te maken van een ontwikkeling in relatie tot het voorstel van de verordening
inzake het tegengaan van de verspreiding van terroristische online-inhoud (TCO-verordening).
Er is een voorlopig akkoord bereikt tussen de Raad, het Europees Parlement en de Commissie
tijdens de triloog op 10 december 2020. Op 16 december 2020 is de geconsolideerde
tekst door het comité van permanente vertegenwoordigers aangenomen. De EP-Commissie
burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken van het Europees Parlement (LIBE
Commissie) heeft ingestemd op 11 januari 2021.
De overeenkomst wordt naar verwachting aangenomen via schriftelijke procedure parallel
aan deze informele Raad, vervolgens zal er nog plenair in het Europees Parlement gestemd
worden. Het voorliggende compromisvoorstel sluit goed aan bij de Nederlandse inzet
tijdens de onderhandelingen. De TCO-verordening gaat van kracht 20 dagen na publicatie.
Zodra de TCO-verordening is gepubliceerd hebben de EU-lidstaten 12 maanden om deze
TCO-verordening te implementeren.
Europees civiele beschermingsmechanisme
Tevens informeert de Minister van Justitie en Veiligheid uw Kamer dat op 17 februari
jl. het comité van permanente vertegenwoordigers unaniem heeft ingestemd met de compromistekst
voor het Commissievoorstel van 2 juni 2020 aangaande aanpassingen aan het Europees
civiele beschermingsmechanisme3. Over deze tekst werd op 8 februari jl. met het Europees Parlement een voorlopig
akkoord bereikt. Uw Kamer is schriftelijk geïnformeerd over het Commissievoorstel
en het standpunt van het kabinet in dezen (3 juli4, 28 september5 8 oktober6 en 22 januari 20217). De compromistekst zal vervolgens aan een juridische en linguïstische toets worden
onderworpen alvorens het voor een definitief akkoord zal worden voorgelegd. Nederland
zal ook ten aanzien van deze toets inzetten op het optimaal overnemen van de Raadspositie.
EU Fondsen op het terrein van migratie en veiligheid (BMVI, AMF, ISF)
Op 24 februari jl. heeft het comité van permanente vertegenwoordigers de teksten van
de Commissievoorstellen voor verordeningen voor het Asiel en Migratie Fonds (AMF),
het Instrument voor Grensbeheer en Visumbeleid als onderdeel van het Geïntegreerd
Grensbeheerfonds (BMVI) en het Fonds voor Interne Veiligheid (ISF), als onderdeel
van de meerjarige begroting van de Europese Unie voor 2021–2027, bekrachtigd zoals
deze zijn onderhandeld met het EP.
De voorstellen voor de drie EU Fondsen op het terrein van migratie en veiligheid worden
vanwege hun onderlinge samenhang als pakket behandeld. Ze omvatten 9,8 miljard voor
AMF, 5,2 miljard voor BMVI en 1,9 miljard voor ISF (in lopende prijzen). Voor BMVI
is de allocatie verhoogd met 1 miljard in prijzen 2018. NB: het Geïntegreerd Grensbeheerfonds
bestaat uit twee instrumenten: het instrument voor financiële ondersteuning voor grensbeheer
en visumbeleid (BMVI); en een instrument voor financiële ondersteuning voor middelen
voor de Douane.
Het BMVI en het AMF vallen onder het onderdeel Migratie en Grensmanagement (hoofdstuk
4) van het door de Europese Commissie voorgestelde MFK 2021–2027 en het ISF valt onder
het onderdeel Veiligheid en Defensie (hoofdstuk 5). Deze voorstellen werden uitgebracht
op 13 juni 2018 en zijn toegelicht in de BNC-fiches die uw Kamer heeft ontvangen8. In december 2020 is voor alle drie de voorstellen een voorlopig akkoord bereikt
met het EP, wel moest toen nog technisch werk verricht worden met betrekking tot de
overwegingen en de annexen. Dit is in februari afgerond en de meerderheid van de lidstaten,
waaronder Nederland, heeft aangegeven in te kunnen stemmen met de compromisteksten.
Hierbij hebben verschillende lidstaten verklaringen bij onderdelen van de verschillende
verordeningen verklaringen afgelegd. De EP-Commissie burgerlijke vrijheden, justitie
en binnenlandse zaken (LIBE) zal tijdens de volgende vergadering stemmen over de tekst.
Na ontvangst van de brief van het EP over deze stemming, zal de verordening via de
«early second reading procedure»9 worden afgedaan.
Overzicht rechtstitels informatie-uitwisseling Europol
Tijdens het Schriftelijk Overleg in aanloop naar de informele de JBZ-Raad van 28-29 januari
(Kamerstuk 32 317, nr. 670), hebben de leden van de GroenLinks-fractie verzocht om een overzicht van de rechtstitels
die Europol kan gebruiken om informatie bij private partijen op te vragen, hoe daarbij
wordt omgegaan met wettelijke verplichtingen voor gegevensverwerking zoals doelbinding
en hoe ervoor gezorgd wordt dat dit in overeenstemming is met de Algemene verordening
gegevensbescherming (AVG). Hierbij gaat de Minister van Justitie en Veiligheid terug
in dit verzoek.
Europol kan op twee manieren informatie opvragen bij private partijen:
– Artikel 26 lid 6a geeft Europol de bevoegdheid om lidstaten te verzoeken om persoonsgegevens
op te vragen bij private partijen die gevestigd zijn of een juridische vertegenwoordiger
hebben op hun grondgebied. Het doel van het opvragen van de informatie is om deze
met Europol te delen, onder de voorwaarde dat de persoonsgegevens beperkt blijven
tot wat Europol nodig heeft om de betrokken nationale eenheden te identificeren.
– Artikel 26a lid 5 geeft Europol eveneens de bevoegdheid om lidstaten te verzoeken
persoonsgegevens op te vragen bij private partijen, in dit geval met als doel om deze
te delen met Europol op voorwaarde dat dat de persoonsgegevens beperkt zijn tot wat
noodzakelijk is voor Europol om de verspreiding van online content met betrekking
tot terrorisme of gewelddadig extremisme te voorkomen.
Hiernaast is er nog een derde bepaling, artikel 26 lid 5 sub d. Europol mag volgens
deze bepaling persoonsgegevens verstrekken aan een private partij als dat strikt noodzakelijk
is om aan te geven dat de informatie die het ontvangen heeft van die private partij
onvoldoende is om de betrokken nationale eenheid te identificeren. Dit mag Europol
alleen doen in reactie op de ontvangst van informatie die op initiatief van een private
partij verstrekt is, zoals bepaald in lid 2 van artikel 26. Europol mag daarbij aangeven
welke informatie ontbreekt. De ontbrekende informatie moet beperkt zijn tot wat Europol
nodig heeft om de betrokken nationale eenheden te identificeren. Dit is dus een soort
direct verzoek om informatie.
Op de organisaties die bij deze verzoeken en verstrekkingen betrokken zijn, zijn verschillende
regimes voor gegevensbescherming van toepassing. In onderstaand schema is aangegeven
welk regime op welke organisatie van toepassing is. Deze regimes zijn gelijkwaardig
wat betreft het niveau van gegevensbescherming.
Verstrekking door
Verstrekking aan
Toepasselijk regime
Europol
lidstaten of private partijen
Europolverordening. Door de herziening van de Europolverordening zal daarnaast ook
Verordening 2018/1725 over de verwerking van persoons-gegevens door instellingen,
organen en instanties van de Unie op Europol van toepassing worden.
lidstaten
Europol of private partijen
Richtlijn 2016/680 over de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten
t.b.v. o.a. opsporing en vervolging van strafbare feiten (de «Politierichtlijn»);
in Nederland de Wet politiegegevens en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens.
private partijen
lidstaten of Europol
AVG
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
A. Broekers-Knol
Geannoteerde agenda van de bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken,
11–12 maart 2021
I. Justitie, Grondrechten en Burgerschap
1. E-evidence
a. Verordening betreffende het Europees bevel tot verstrekking en het Europees bevel
tot bewaring van elektronisch bewijsmateriaal in strafzaken
b. Richtlijn juridische vertegenwoordigers voor verzameling van bewijs in strafprocedures
= Onderdeel van de toelichting lopende wetgevingstrajecten
Het voorzitterschap heeft ervoor gekozen de JBZ-Raad niet separaat, maar bij de bespreking
van de lopende wetgevingstrajecten te informeren over de laatste stand van zaken met
betrekking tot de triloog ten aanzien van de Verordening betreffende het Europees
bevel tot verstrekking en het Europees bevel tot bewaring van elektronisch bewijsmateriaal
in strafzaken en de Richtlijn juridische vertegenwoordigers voor verzameling van bewijs
in strafprocedures (het E-evidence pakket). Het kabinet wenst een voortvarend triloog
ten behoeve van een effectief E-evidence instrument met een efficiënt notificatiemechanisme,
waardoor het belang van de staat en fundamentele rechten kunnen worden beschermd.
Op dit moment is nog geen onderliggend document beschikbaar.
Op 10 februari jongstleden is de triloog over het E-evidence pakket gestart. De deelnemende
partijen hebben hun standpunten toegelicht en afspraken gemaakt over de organisatie
van de triloog. Daarbij is onder andere afgesproken dat het punt van het regelen van
eisen aan en verplichtingen van dienstenaanbieders in een aparte richtlijn naast de
verordening, vooralsnog niet wordt besproken. Op 24–25 februari is een technisch triloog
gehouden met de volgende onderwerpen: de definitie van serviceproviders, data categorieën,
het vergoeden van kosten van ISP’s en het Europese systeem ter uitwisseling van informatie.
Op moment van schrijven is hierover nog geen terugkoppeling ontvangen. Op 18 maart
zal een tweede politiek triloog plaatsvinden.
Daarnaast informeert het kabinet uw Kamer over de vorderingen ten aanzien van de onderhandelingenvoor
een EU-VS overeenkomst inzake grensoverschrijdende toegang tot elektronisch bewijsmateriaal
voor justitiële samenwerking in strafzaken en voor het tweede aanvullend protocol
bij het Verdrag van Boedapest inzake cybercriminaliteit.
Onderhandelingen voor een EU-VS overeenkomst inzake grensoverschrijdende toegang tot
elektronisch bewijsmateriaal voor justitiële samenwerking in strafzaken
Er worden op dit moment stappen ondernomen om de onderhandelingen voor een EU-VS overeenkomst
inzake grensoverschrijdende toegang tot elektronisch bewijsmateriaal voor justitiële
samenwerking in strafzaken weer op te starten. Zo is er eind maart een Senior Officials
Meeting tussen de EU en VS en zal naar verwachting in juni een Ministeriele EU-VS
vergadering plaatsvinden.
Onderhandelingen voor het tweede aanvullend protocol bij het Verdrag van Boedapest
inzake cybercriminaliteit
Tijdens de laatste onderhandeling in het cybercrimeverdrag comité van de Raad van
Europa in december 2020 is besloten voor enkele openstaande punten de deadline voor
het afronden van een finaal concept voor consultatie te verlengen. Er is de afgelopen
weken enige progressie gemaakt, voornamelijk wat betreft de structuur van het protocol,
op onderdelen van de artikelen over gegevensbescherming, de vertrouwelijkheid van
gedane verzoeken om verstrekken van gegevens en beperkingen op het gebruik van informatie
in de strafvorderlijke procedures. Er zijn nog enkele openstaande punten die met name
zien specifieke onderdelen in het artikel over gegevensbescherming.
Ten behoeve van technische onderhandelingen 22–24 februari is op 11 februari een nieuwe
conceptversie van het protocol onder de partijen verspreid. Op 26 februari wordt aan
het plenaire vergadering van het verdragscomité het onderhandelingsresultaat voorgelegd.
Als dan een versie wordt geaccordeerd, wordt deze voor consultatie verspreid. Ter
voorbereiding hierop heeft de Commissie, die vanwege de EU competentie op dit onderwerp
«eerste onderhandelaar» voor de EU is, een onderhandelingspositie voorgesteld met
daarin enige flexibiliteit om nog een compromis te bereiken. Tegelijkertijd is de
onderhandelingspositie zodanig dat wordt vermeden dat het EU Hof van Justitie – in
de toekomst – het instrument nietig zal verklaren. Het kabinet steunt de door Commissie
voorgestelde onderhandelingspositie. De deadline voor de afronding van onderhandelingen
is eind mei 2021.
2. Dataretentie
= Uitwisseling van standpunten
Naar verwachting zal het Portugees voorzitterschap de JBZ-Raad uitnodigen hun standpunten
te delen over verdere stappen ten aanzien van dataretentie.Het voorzitterschap heeft
reeds aangegeven voorstander te zijn van een verdere verkenning van de uitspraken
van het Europese Hof van Justitie (het Hof) en specifiek te focussen op de onderdelen
waarvoor het Hof ruimte laat: een gerichte bewaarplicht en een bewaarplicht voor gegevens
die nodig zijn voor het bepalen van de «civiele» identiteit van gebruikers.
In haar uitspraak van 201410 verklaarde het Hof de richtlijn gegevensbewaring van 2006 ongeldig. Vervolgens verbood
het Hof in de zaken Tele2 Sverige AB en Watson in 201611 de EU en haar lidstaten om regels vast te stellen die een algemene, ongerichte bewaarplicht
van telecommunicatiegegevens met zich meebrengen. Meest recent heeft het Hof in oktober
202012, in lijn met zijn eerdere Tele2 arrest, geconcludeerd dat het EU recht zich verzet
tegen nationale wetgeving die als preventieve maatregel voorziet in een algemene en
ongerichte bewaring van verkeersgegevens en locatiegegevens.
De lidstaten hebben herhaaldelijk en op verschillende niveaus benadrukt dat de jurisprudentie
van het Hof voor moeilijkheden zorgt ten aanzien van strafrechtelijke onderzoeken
en rechtshandhaving. Zo heeft de JBZ-Raad in december 2018 de Commissie gevraagd om
onderzoek te doen naar de mogelijkheden voor dataretentie binnen de huidige juridische
kaders. In Raadsconclusies van juni 201913 verzocht de JBZ-Raad de Commissie om gericht overleg te plegen met relevante belanghebbenden
en op basis daarvan een vergelijkende studie uit te voeren over de bewaarplicht van
gegevens, waarbij rekening werd gehouden met de verschillende opties, waaronder een
nieuw wetgevingsvoorstel. Het voorzitterschap heeft aangegeven dit onderwerp juist
nu op politiek niveau te willen agenderen, aangezien het belangrijk is dat de Raad
zich kan oriënteren op de beste aanpak voor de volgende stappen.
Het kabinet betreurt de verstrekkende implicaties voor een wettelijke algemene, ongerichte
bewaarplicht van telecommunicatiegegevens, die in de recente uitspraken van het Hof
zijn herbevestigd. Het voorstel van het Portugees voorzitterschap voor een verdere
verkenning is in lijn met de kabinetsinzet en wordt daarom gesteund. Daarbij is het
kabinet er voorstander van om de Commissie om nieuwe EU-wetgeving te verzoeken, rekening
houdend met de jurisprudentie van het Hof, met een bewaarplicht van telecommunicatiegegevens
die zowel de mogelijkheid biedt voor strafrechtelijk onderzoek alsook met voldoende
waarborgen is omkleed.
Veel lidstaten steunen de aanpak van een EU-brede oplossing ten aanzien van dataretentie.
De verwachting is dan ook dat tijdens de JBZ-Raad inderdaad een oproep aan de Commissie
zal worden gedaan om nieuwe EU-regelgeving over dataretentie te initiëren.
3. Fundamentele rechten
a. Conclusies inzake het versterken van de toepassing van het Handvest voor Grondrechten
in de EU
= Uitwisseling van standpunten met de directeur van het Grondrechtenagentschap
Het Portugees voorzitterschap voorziet een gedachtewisseling met de directeur van
het Grondrechtenagentschap tijdens de JBZ-Raad over de Raadsconclusies over de strategie
ter versterking van de toepassing van het Handvest van de Grondrechten in de EU. Deze
zullen worden aangenomen via schriftelijke procedure parallel aan deze informele Raad.
Op 2 december jl. heeft de Commissie deze Strategie gepubliceerd. In reactie daarop
heeft het voorzitterschap een voorstel gedaan voor Raadsconclusies ter versterking
van de toepassing van het Handvest. De concept Raadsconclusies verwelkomen de nieuwe
strategie van de Commissie, doen suggesties hoe lidstaten, EU organen en maatschappelijke
organisaties de toepassing van het Handvest kunnen versterken en verwijzen naar het
belang van grondrechten op tal van terreinen en voor de democratische rechtsstaat
in het algemeen. Zo wordt voorgesteld aandacht te besteden aan vormen van training,
het uitwisselen van goede praktijken en worden lidstaten opgeroepen gehoor te geven
aan andere onderdelen van de Strategie van de Commissie.
Het kabinet onderschrijft de brede en ambitieuze toon van de Raadsconclusies. Daarbij
is – in lijn met de algemene, proactieve inzet van het kabinet op deze thema’s in
EU-verband – het standpunt ingenomen dat in de tekst ook aandacht moet zijn voor de
actuele, zorgwekkende ontwikkelingen rondom gendergelijkheid en de positie en gelijke
rechten van LHBTI-personen. In verschillende Europese lidstaten worden LHBTI-personen
op openlijke wijze en in groeiende mate gediscrimineerd. Voorts is er een steeds beter
georganiseerde weerstand vanuit lidstaten tegen gendergelijkheid en positie en gelijke
rechten van LHBTI-personen. Door deze unieke situatie verdienen deze onderwerpen specifieke
aandacht en Nederland zet zich hiervoor in met brede steun van gelijkgestemde lidstaten.
Ten tijde van schrijven van deze Geannoteerde Agenda is er nog geen overeenstemming
bereikt over de tekst van de Raadsconclusies, dit mede vanwege verzet van een enkele
lidstaat tegen aandacht voor voorgenoemde thema’s.
b. Conclusies inzake het EU-burgerschapsrapport – het versterken van burgers en hun
rechten
= Informatie van het voorzitterschap
Naar verwachting zal het voorzitterschap de JBZ-Raad informeren over de conclusies
die zijn opgesteld inzake het EU-burgerschapsrapport. Deze zullen worden aangenomen
via schriftelijke procedure parallel aan deze informele Raad.
Sinds 2010 brengt de Commissie iedere drie jaar verslag uit over de uitvoering van
de bepalingen inzake het EU-burgerschap en stelt ze nieuwe prioriteiten voor de komende
drie jaar voor. In het Burgerschapsrapport 2020 wordt de balans opgemaakt van de vooruitgang
die sinds het verslag van 2017 is geboekt op het gebied van het EU-burgerschap en
worden er nieuwe prioriteiten en acties voorgesteld om tastbare voordelen tot bij
de EU-burgers te brengen, zodat zij hun burgerschapsrechten in de praktijk kunnen
uitoefenen, met name in een grensoverschrijdende context. Er zijn daarbij vier hoofdthema’s:
ten eerste de democratische participatie versterken, de burgers mondiger maken en
de integratie van burgers in de EU bevorderen; ten tweede het vrije verkeer vergemakkelijken
en het dagelijks leven vereenvoudigen; ten derde het EU-burgerschap beschermen en
bevorderen; en ten vierde EU-burgers in Europa en daarbuiten beschermen, ook in crisistijden
en noodsituaties. Momenteel wordt met betrekking tot het EU Burgerschapsrapport 2020
een kabinetsappreciatie opgesteld middels de reguliere BNC-procedure. Deze zal uw
Kamer binnenkort worden toegestuurd.
Naar aanleiding van het Burgerschapsrapport 2020 zijn Raadsconclusies opgesteld die
betrekking hebben op de vier thema’s. Het kabinet steunt deze conclusies, zij onderstreept
dat democratie, de rechtsstatelijkheid en grondrechten de principes zijn waarop de
EU is gebaseerd. Daarbij neemt het kabinet ook het standpunt in dat in de tekst tevens
aandacht moet zijn voor de actuele, zorgwekkende ontwikkelingen rondom gendergelijkheid
en de positie en rechten van LHBTI-personen – in lijn met de algemene, proactieve
inzet van het kabinet op deze thema’s in EU-verband.
Op moment van schrijven van deze Geannoteerde Agenda is er nog geen overeenstemming
bereikt over de tekst van de Raadsconclusies, dit mede vanwege verzet van een enkele
lidstaat tegen aandacht voor voorgenoemde thema’s.
4. Judiciële training: Conclusies «Stimuleren van training van judiciële professionals»
= Informatie van het voorzitterschap
Naar verwachting zal het voorzitterschap de JBZ-Raad informeren over de Raadsconclusies
ten aanzien van judiciële training, die worden aangenomen via schriftelijke procedure
parallel aan deze informele Raad.
Op 2 december 2020 is een Mededeling van de Europese Commissie verschenen met een
strategie voor de Europese judiciële opleiding voor de jaren 2021–2024. De strategie
vormt het kader voor een reeks acties die de correcte en doeltreffende toepassing
van het EU-recht bevorderen. Het doel is om de judiciële training van rechtsbeoefenaars
op het gebied van het EU-recht te stimuleren en verder te verbeteren door de betrokken
beroepen uit te breiden, nieuwe uitdagingen aan te pakken en nieuwe doelstellingen
voor de jaren 2021–2024 vast te stellen. Daarbij wordt erkent dat aangelegenheden
die verband houden met judiciële training vakoverschrijdend, multidisciplinair en
multidimensionaal zijn en zowel op Europees niveau als op nationaal niveau coördinatie
vereisen. Naar aanleiding van deze strategie zijn de voorliggende conclusies opgesteld.
De raadsconclusies benadrukken dat Europese judiciële training moet bijdragen aan
het opbouwen van eerbiediging van de rechtsstaat en de versterking van de Europese
rechtsstaatcultuur, aangezien de onafhankelijkheid, transparantie, kwaliteit en efficiëntie
van nationale rechtsstelsels de essentie van de rechtsstaat vormen. In de raadsconclusies
worden de lidstaten opgeroepen om de training van juridische professionals te stimuleren,
bijvoorbeeld onder de beroepsgroepen waar de deelname aan permanente opleiding over
het EU-recht lager is zodat zij de doelstellingen van de nieuwe Europese strategie
voor judiciële training zullen bereiken.
Nederland onderschrijft het belang van het opleiden van juridische professionals in
Europees recht. Judiciële training is een van de manieren waarop wederzijds vertrouwen
kan worden versterkt. Op EU-niveau speelt het European Judicial Training Network (EJTN)
een rol. Aangezien alle lidstaten aangesloten zijn bij het EJTN, kan worden aangenomen
dat zij onderlinge kennisuitwisseling en het bevorderen van een EU-rechtscultuur ondersteunen.
Judiciële opleidingen hebben op de politieke agenda van de EU-instellingen prioriteit
gekregen. Het Europees Parlement heeft bovendien verschillende keren aangedrongen
op de versterking van judiciële training in de EU. De verwachting is daarom dat de
voorliggende conclusies op brede steun kunnen rekenen.
5. Europees Openbaar Ministerie (EOM)
= Stand van zaken
Naar verwachting zal de Commissie de laatste stand van zaken met betrekking tot de
voorbereidingen en de datum voor de beoogde start van het EOM toelichten. Op dit moment
is nog geen onderliggend document beschikbaar. Een obstakel voor de feitelijke start
van het EOM is op dit moment nog steeds dat verscheidene lidstaten nog geen voordracht
voor gedelegeerde Europese aanklagers hebben gedaan, daarover in discussie zijn met
de Europese Hoofdaanklager dan wel hun implementatiewetgeving nog niet hebben afgerond.
Het College heeft overigens de twee Nederlandse gedelegeerd Europese aanklagers op
10 februari jl. benoemd.
6. Overige onderwerpen
a. Update over het voorbereidende werk ten behoeve van het Rechtsstaatsrapport
= Informatie van de Commissie
De Commissie zal de JBZ-Raad nadere informatie verstrekken over de voorbereiding van
het tweede rapport inzake de EU-toetsingscyclus voor de rechtsstaat. Hierbij zal de
Commissie naar verwachting onder andere ingaan op de methodologie en indicatoren en
het beoogde tijdspad voor dit rapport. Er wordt geen discussie voorzien. Op dit moment
is nog geen onderliggend document beschikbaar.
Het kabinet heeft zich sterk ingezet voor een periodieke bespreking van rechtsstatelijke
ontwikkelingen in de JBZ-Raad, naast besprekingen in de RAZ, aangezien de Ministers
van Justitie en Binnenlandse zaken vanuit hun bijzondere verantwoordelijkheid een
belangrijke rol te vervullen hebben ten aanzien van de rechtsstaat. Het is dan ook
positief dat dit onderwerp ook nu op de agenda staat.
De rechtsstaat is een van de fundamentele waarden van de EU (vastgelegd in artikel
2 VEU). Het is voor het kabinet van belang en daarmee de inzet om de versterking van
de rechtsstaat te continueren. De EU-toetsingscyclus voor de rechtsstaat biedt hiervoor
nuttige inzichten en instrumenten en is een waardevolle aanvulling en een belangrijke
stap voorwaarts op het instrumentarium om de rechtsstaat te bevorderen en ondersteunen.
Bovendien bieden de rapporten aanknopingspunten om tijdens bilaterale gesprekken de
rechtsstaat onder de aandacht te blijven brengen en eventuele zorgen te bespreken.
Nederland steunt dan ook deze EU-toetsingscyclus voor de rechtsstaat en zal dan ook
actief bijdragen aan de voorbereiding van het tweede rapport.
b. Het bestrijden van illegale content online in de context van het voorstel Digital
Services Act (DSA)
= Informatie van het voorzitterschap
Het Portugees voorzitterschap zal de JBZ-Raad informeren over de justitie en veiligheidsaspecten
van de Digital Services Act (hierna: DSA), waartoe de Commissie op 15 december 2020
een voorstel heeft ingediend. Het betreft een informatiepunt, er is geen discussie
voorzien. Door de specifieke aspecten die in het JBZ-domein vallen ook in de JBZ-Raad
te bespreken, kan de overkoepelende discussie in de Raad Concurrentievermogen (COMPET)
worden ondersteund.
De DSA is bedoeld als herziening van de verouderde E-Commercerichtlijn en moet bijdragen
aan een goede werking van de interne markt voor digitale diensten van tussenpersonen,
en het uiteenzetten van eenduidige regels die leiden tot een veilige, voorspelbare
en betrouwbare online omgeving voor Europese consumenten en eindgebruikers. Ook kan
de DSA ondersteunen dat dienstenaanbieders verantwoordelijkheid nemen om online illegale
inhoud, diensten en activiteiten aan te pakken. Het kabinet vindt het vanuit het oogpunt
van de (digitale) rechtsstaat en mensenrechten belangrijk dat illegale en onrechtmatige
inhoud daadwerkelijk kan worden opgespoord en verwijderd, met voldoende waarborgen
voor burgers en fundamentele rechten. Over het algemeen is de eerste indruk van het
kabinet over het voorstel positief. Wel is het voorstel op onderdelen nog onduidelijk.
Het BNC-fiche met de kabinetsreactie op het voorstel is op 12 februari jl. met uw
Kamer gedeeld14.
c. Initiatieven t.a.v. EU-Noord-Afrika: verbeterde politieke dialoog over Justitie
en Binnenlandse Zaken
= presentatie van het voorzitterschap
Naar verwachting zal het Portugees voorzitterschap een presentatie geven over het
initiatief voor een nieuwe politieke dialoog van de EU met Noord Afrikaanse landen
op het brede terrein van Justitie en Binnenlandse Zaken. Alhoewel de inhoud van de
presentatie vooralsnog niet bekend is, is de verwachting dat deze samenhangt met de
voorziene uitwisseling op vrijdag 12 maart inzake hetzelfde onderwerp. Er wordt bij
deze presentatie geen discussie voorzien.
Het doel van het Portugees voorzitterschap is om eenzelfde dialoog te ontwikkelen
met de Noord-Afrikaanse landen als de reeds bestaande JBZ-dialogen met onder andere
de Westelijke Balkan. Naar verluid ziet deze dialoog op een aantal specifieke thema’s,
waaronder migratie, civiele bescherming, cybersecurity, justitiële en politiële samenwerking
en rechtsstatelijkheid. Deze dialoog zal waarschijnlijk in het verlengde liggen van
de hernieuwing van het Zuidelijk Nabuurschap (ZN). Onderdeel daarvan is het plan om
de politieke dialoog met de ZN-landen te versterken. De kabinetsappreciatie van de
op 9 februari jl. verschenen mededeling over een Hernieuwd partnerschap met het Zuidelijk
Nabuurschap ging uw Kamer reeds toe in de Geannoteerde Agenda Raad Buitenlandse Zaken
22 februari 202115.
Het kabinet verwelkomt dit initiatief, kan zich vinden in de voorgestelde thematiek
en kijkt uit naar nadere toelichting van het voorzitterschap over de opzet, invulling
en organisatie van de dialoog.
d. Uitlevering van rechters aan de Russische Federatie
= Informatie van Litouwen
De verwachting is dat Litouwen, zoals reeds via meerdere kanalen gedaan, aandacht
zal vragen voor procedures die het Russische onderzoekscomité (een federale recherche)
is gestart tegen drie Litouwse rechters in reactie op de zogenaamde «13 januari-zaak».
Volgens Litouwen zou Rusland om politieke redenen om uitlevering vragen en misbruik
maken van Interpol door deze personen internationaal te signaleren. Het betreft een
informatiepunt. Er wordt geen discussie voorzien.
In Nederland is de informatie over de betreffende signaleringen gedeeld met bureau
Interpol van het Landelijk internationaal rechtshulp centrum (LIRC) van politie/OM
zodat deze niet in de nationale database zullen worden overgenomen bij binnenkomst.
e. De mogelijkheid van het gebruik van de RRF-gelden voor digitalisering
= Informatie van de Commissie
Tijdens de informele JBZ-Raad van 28-29 januari jl. (Kamerstuk 32 317, nr. 677) is gesproken over de digitalisering van het rechtsbestel. Door meerdere lidstaten
is toen aangegeven dat het wenselijk en noodzakelijk is dat de er financiële middelen
beschikbaar zijn om nationale digitaliseringsprojecten te ondersteunen. De verwachting
is dat de Commissie bij dit agendapunt de JBZ-Raad hierover nader zal informeren.
Het betreft een informatiepunt. Er wordt geen discussie voorzien.
f. Adequaatheidsbesluiten over de uitwisseling van persoonsgegevens met het VK
= informatie van de Commissie
Naar verwachting zal de Commissie de JBZ-Raad informeren over de publicatie op vrijdag
19 februari jl. van de concept adequaatheidsbesluiten voor de doorgifte van persoonsgegevens
aan het VK. Het betreft besluiten in het kader van zowel de Algemene Verordening Gegevensbescherming
(AVG) als de Richtlijn 2016/680 inzake de bescherming van persoonsgegevens in het
politie- en justitiedomein. Met deze publicatie is de procedure voor vaststelling
van de adequaatheidsbesluiten gestart. Een opinie van het Europees Comité voor gegevensbescherming
(European Data Protection Board) en instemming van de lidstaten in het artikel 93-comité
zijn vereist alvorens de adequaatheidsbesluiten kunnen worden vastgesteld. Ingevolge
de overbruggingsmaatregel waarin de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de
EU en het VK voorziet, dienen de adequaatheidsbesluiten uiterlijk eind juni te zijn
vastgesteld. Met deze (tijdige) start van de vaststellingsprocedure lijkt deze termijn
vooralsnog haalbaar. Het betreft een informatiepunt. Er wordt geen discussie voorzien.
II. Binnenlandse Zaken, Asiel en Migratie
1. Richtlijn veerkracht van kritieke entiteiten
= Beleidsdebat
De verwachting is dat het Portugees voorzitterschap bij dit agendapunt een eerste
uitwisseling over de CER-richtlijn op politiek niveau voorziet.
Op 16 december jl. heeft de Commissie een voorstel aangaande de veerkracht van kritieke
entiteiten gepubliceerd, gericht op de bescherming van de vitale infrastructuur. Doel
van de voorgestelde richtlijn is het waarborgen van de levering van essentiële diensten,
door de weerbaarheid van aanbieders van deze diensten te versterken. Het BNC-fiche
met de kabinetsreactie op het voorstel CER-richtlijn is op 12 februari jl. met uw
Kamer gedeeld.16
Weerbare vitale infrastructuur is volgens het kabinet een belangrijke factor voor
de nationale veiligheid. Het veranderende dreigingsbeeld, technologische ontwikkelingen
en ketenafhankelijkheden maken dat blijvende aandacht voor de bescherming van vitale
processen noodzakelijk is. Vanwege de grensoverschrijdende verbondenheid van processen
en activiteiten van vitale aanbieders is inzet niet alleen op nationaal niveau, maar
ook op Europees niveau nodig. Het kabinet verwelkomt daarom het voorstel van een gemeenschappelijk
Europees kader voor de bescherming van vitale infrastructuur, vanuit de verwachting
dat bepaalde risico’s zoals ongewenste strategische afhankelijkheden en cascade effecten
zonder een Europees kader minder goed te mitigeren zijn. Belangrijk aandachtspunt
voor het kabinet is dat de richtlijn geen plannen bevat die strijdig zijn met de verdragsrechtelijke
bepalingen over de bevoegdheid van lidstaten op het gebied van nationale veiligheid.
Daarnaast vindt het kabinet het behoud van de nationale bevoegdheid om te besluiten
welke processen en aanbieders als vitaal worden geïdentificeerd en welke maatregelen
genomen dienen te worden om deze processen te beschermen essentieel, omdat dit de
bescherming van de nationale veiligheid betreft.
Omdat veel lidstaten nog geen positie hebben ingenomen, is er nog geen duidelijk beeld
van het krachtenveld. De inschatting is dat lidstaten een positieve houding zullen
hebben ten aanzien van een gemeenschappelijk kader voor de bescherming van vitale
infrastructuur. Daarnaast is de verwachting dat, in lijn met de Nederlandse inzet,
andere lidstaten zullen benadrukken dat nationale bevoegdheden op het terrein van
nationale veiligheid gewaarborgd moeten blijven en dat binnen het gemeenschappelijk
kader voldoende ruimte moet blijven om maatregelen te nemen die aansluiten bij de
nationale context.
2. Pact op Asiel en Migratie
= Stand van zaken en weg vooruit
Het Portugese voorzitterschap zal naar verwachting tijdens dit openbare deel van de
vergadering de stand van zaken met betrekking tot de voorstellen ten aanzien van asiel
en migratie toelichten en de weg vooruit schetsen. Het gesprek zal een vervolg zijn
op de eerdere discussies over deze voorstellen. Er worden op dit moment geen discussiestukken
verwacht.
Voor het krachtenveld verwijst het kabinet kortheidshalve naar het verslag van de
informele JBZ-raad van 28-29 januari jl.17. Dit krachtenveld is onveranderd. In algemene zin bestaat er brede overeenstemming
over het belang van meer inzet op de externe dimensie waarbij alle instrumenten ingezet
kunnen worden om de brede migratiesamenwerking met partnerlanden te versterken. Ten
aanzien van het beheer van de buitengrenzen en de inrichting van solidariteit lopen
de posities nog steeds uiteen.
De inbreng van het kabinet zal zijn gebaseerd op de standpunten zoals verwoord in
de BNC-fiches.18 Daarbij houdt het kabinet uiteraard rekening met het behandelvoorbehoud dat uw Kamer
bij enkele voorstellen heeft geplaatst.
3. Asiel en Migratiebeleid – communicatie over versterking samenwerking op terugkeer
= Uitwisseling van standpunten
In navolging van de bespreking tijdens de vorige JBZ-Raad19 zal een verdere discussie plaatsvinden over de wijze waarop de migratiesamenwerking
met derde landen op basis van partnerschappen verder vorm kan worden gegeven. De voor
migratie verantwoordelijke bewindspersonen zullen worden uitgenodigd hun visie te
geven op de Mededeling en het vertrouwelijke rapport van de Commissie inzake het verbeteren
van de samenwerking op terugkeer in het kader van art.25 bis van de Visumcode.20 De kabinetsappreciatie van de Mededeling en het rapport wordt op korte termijn met
uw Kamer gedeeld.21 Ook zal naar verwachting worden gesproken over de gezamenlijke bijeenkomst met de
Ministers van Buitenlandse Zaken, de zogenoemde Jumbo-Raad (RBZ-JBZ). Deze is voorzien
op 15 maart a.s. Hierover wordt uw Kamer separaat middels geannoteerde agenda geïnformeerd.
4. Versterking EU/Noord-Afrika samenwerking
= Uitwisseling van standpunten
Het Portugees voorzitterschap is voornemens om op basis van een nog te verschijnen
paper een uitwisseling van gedachten te faciliteren over het starten van een politieke
dialoog met Noord Afrikaanse landen op het brede terrein van Justitie en Binnenlandse
Zaken. Het doel van het Portugees voorzitterschap is om eenzelfde dialoog te ontwikkelen
met de Noord-Afrikaanse landen als de reeds bestaande JBZ-dialogen met de Verenigde
Staten, het Oostelijk Partnerschap en de Westelijke Balkan.
Het Portugees voorzitterschap wijst op het in de afgelopen jaren toegenomen belang
van de Noord-Afrikaanse landen voor de EU ten aanzien van stabiliteit en veiligheid.
Dit initiatief lijkt dan ook in het verlengde te liggen van de hernieuwing van het
Zuidelijk Nabuurschap (ZN). De kabinetsappreciatie van de op 9 februari jl. verschenen
gezamenlijke mededeling over een Hernieuwd partnerschap met het Zuidelijk Nabuurschap
ging uw Kamer reeds toe in de Geannoteerde Agenda Raad Buitenlandse Zaken 22 februari
202122. Naar verwachting wil het Portugees voorzitterschap deze dialoog organiseren rondom
een aantal specifieke inhoudelijke thema’s, waaronder migratie, civiele bescherming,
cybersecurity, judiciële en politiële samenwerking en rechtsstatelijkheid. Het kabinet
verwelkomt dit initiatief, kan zich vinden in de voorgestelde thematiek en kijkt uit
naar nadere toelichting van het voorzitterschap over de opzet, invulling en organisatie
van de dialoog.
Vanwege de nabijheid tot de EU is samenwerking met Noord-Afrikaanse landen ten aanzien
van verschillende JBZ-dossiers, waaronder justitie, rechtshandhaving en migratie voor
het kabinet van belang. De migratiesamenwerking vindt mede plaats in het licht van
de aanhoudende migratiedruk op de centraal-mediterrane route. Betere samenwerking
op basis van brede partnerschappen met belangrijke herkomst-, opvang- en transitlanden
is van groot belang om de opvang van vluchtelingen te verbeteren, mensensmokkel en
-handel tegen te gaan, grondoorzaken van migratie aan te pakken, legale migratieroutes
te bevorderen, meer grip te krijgen op irreguliere migratie naar de EU, en terugkeer
naar herkomstlanden te bevorderen. Een EU-Noord Afrika dialoog kan hierbij nuttig
zijn. De voorgestelde dialoog kan eveneens een goed kader bieden voor justitiële en
politiële samenwerking, wat van belang is voor de preventie van en strijd tegen ernstige
grensoverschrijdende en georganiseerde misdaad. Voor het kabinet is wat betreft versterkte
grensoverschrijdende coördinatie en (politie-)samenwerking van belang om eerst de
operationele behoeften in de EU-lidstaten in kaart te brengen, alvorens hierover in
gesprek te gaan met de Noord-Afrikaanse landen. Verder vindt het kabinet het vanuit
het oogpunt van de (digitale) rechtsstaat en veiligheid belangrijk dat thema’s zoals
cybersecurity en rechtsstatelijkheid ook goed worden geadresseerd. Daarbij blijft
het kabinet oog houden voor de vereiste (EU) standaarden inzake de bescherming van
fundamentele rechten en principes van rechtsstatelijkheid.
5. Overige onderwerpen
a. Schengen evaluatie Kroatië
= Informatie van het voorzitterschap en de Commissie
Naar verwachting zullen het Voorzitterschap en de Commissie de stand van zaken betreffende
het Schengenevaluatieproces van Kroatië toelichten. Er wordt geen discussie voorzien.
Voor het kabinet is het van belang dat een lidstaat aan alle voorwaarden voor Schengentoetreding
voldoet en dat het volledige proces van het Schengenevaluatiemechanisme wordt gevolgd,
voordat toetreding aan de orde is.
b. Uitlevering van rechters aan de Russische Federatie
= Informatie van Litouwen
Zie hierboven.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.